Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE0463

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Investeringsplan voor een duurzaam Europa — Investeringsplan voor de Europese Green Deal (COM(2020) 21 final)

    EESC 2020/00463

    PB C 311 van 18.9.2020, p. 63–70 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.9.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 311/63


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Investeringsplan voor een duurzaam Europa — Investeringsplan voor de Europese Green Deal

    (COM(2020) 21 final)

    (2020/C 311/09)

    Rapporteur:

    Carlos TRIAS PINTÓ

    Corapporteur:

    Petr ZAHRADNÍK

    Raadpleging

    Europese Commissie, 6.2.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    13.5.2020

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    10.6.2020

    Zitting nr.

    552

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    220/1/8

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Europa geeft momenteel de allerhoogste prioriteit aan de coronaviruspandemie en tracht het hoofd te bieden aan veel onzekerheid. Dit kan leiden tot ingrijpende wijzigingen in de EU-begrotingsrichtsnoeren en budgettaire toewijzingen. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) beveelt ten zeerste aan om het volgende meerjarig financieel kader (MFK) te versterken en het uitgavenplafond tijdelijk op te trekken tot 2 %. Dat zou de benodigde begrotingsmiddelen opleveren en de basis kunnen verschaffen voor de uitgifte van gemeenschapsobligaties als onderdeel van een krachtig herstelplan.

    1.2.

    Het EESC is ingenomen met de recente overeenstemming in de Eurogroep (1) om 540 miljard EUR ter beschikking te stellen voor steun aan werknemers, ondernemingen en lidstaten en om meer flexibiliteit toe te staan in de EU-regels betreffende het Europese begrotingspact.

    1.3.

    De Raad van de EU zou vóór het zomerreces een akkoord moeten bereiken over het herstelfonds (2) en het MFK, overeenkomstig het voorstel van de Europese Commissie van 27 mei, om het pad te effenen voor het economisch herstel van Europa en om de groene en digitale transities in het kader van de Europese Green Deal te bevorderen.

    1.4.

    Ook is het EESC verheugd over de snelle, gecoördineerde en solidaire respons van alle betrokken EU-instellingen (3).

    1.5.

    De uitbraak van het coronavirus zal verregaande negatieve gevolgen hebben voor de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en de doelstellingen van de Europese Green Deal. Daarom dringt het EESC erop aan om deze acute dreiging zo snel mogelijk het hoofd te bieden en onze herstelmaatregelen onverwijld op de SDG’s en de Green Deal te richten.

    1.6.

    Behalve tijdelijke solidariteitsmaatregelen pleit het EESC voor reactivering van de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) en de onmiddellijke toepassing van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) met verhoging van de middelen ervan in het MFK 2021-2027.

    1.7.

    Er is een nieuw groen en sociaal pact nodig om burgers in al hun verscheidenheid samen te brengen met nationale, regionale en lokale overheden, sociale partners, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. Dit vergt nauwe samenwerking met de instellingen en adviesorganen van de EU.

    1.8.

    Het investeringsplan voor een duurzaam Europa is de eerste uitgebreide beleidsmaatregel om te voldoen aan de ambitieuze doelstellingen van koolstofneutraliteit tegen 2050 overeenkomstig de Green Deal van de EU.

    1.9.

    Hoewel het EESC ingenomen is met de ambities van de Green Deal, betreurt het wel dat de in het volgende MFK toegewezen begrotingsmiddelen geen weerslag vormen van die ambities: deze bedragen namelijk aanzienlijk minder dan de door het Europees Parlement en het EESC gevraagde 1,3 % van het bni van de lidstaten, waarmee ervoor moet worden gezorgd dat elke specifieke maatregel volledig kan worden uitgevoerd zonder andere maatregelen te hoeven opofferen.

    1.10.

    Het EESC heeft ook zijn twijfels over de doelmatigheid van klimaatmainstreaming binnen alle EU-programma’s en roept de lidstaten op om samen met maatschappelijke organisaties aan te dringen op klimaatbestendige EU-uitgaven. Belangrijke stappen waar milieu- en burgerrechtengroeperingen bij kunnen worden betrokken, zijn onder meer de nationale energie- en klimaatplannen (NECP’s) en de nationale hervormingsprogramma’s (NHP’s).

    1.11.

    Het EESC is verheugd over het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, maar betreurt de duidelijke ontoereikendheid van de begrotingsmiddelen van het fonds voor een rechtvaardige transitie (7,5 miljard EUR om financiering ter waarde van 100 miljard EUR te verwezenlijken). Dit zal moeten worden ondervangen door overdrachten uit het EFRO/ESF+ en cofinanciering van de lidstaten, alsook door een naar wat wordt gehoopt grote private financiering en via de leningsfaciliteit voor de publieke sector bij de EIB.

    1.12.

    Succes is in dit geval afhankelijk van allianties (duurzameontwikkelingsdoelstelling (SDG) 17 van de VN, “Partnerschap om de doelen te bereiken”) tussen de private en publieke sector met betrekking tot financiering en gedeelde verantwoordelijkheid, zoals ook blijkt uit de enorme groei van de markt van groene obligaties.

    1.13.

    Het EESC sluit zich aan bij de alomvattende aanpak en is tevens verheugd over de stimuleringsmaatregelen voor publieke en private investeringen en financiering, met name voor groene overheidsopdrachten, en de verwachte steun door versoepeling van de regels voor staatssteun.

    1.14.

    Verder ondersteunt het EESC de verbetering van de budgettaire governance van de EU met het oog op duurzaamheidsrisico’s, waarbij lessen worden getrokken uit de screening van goede praktijken voor groene budgettering en begrotingsplannen. Daarnaast is een passende fiscale behandeling van crowdfunders en donoren vereist om het stimuleringsbeleid te completeren.

    1.15.

    Ook is de voltooiing van de Europese economische en monetaire unie vereist (hervorming van het ESM-verdrag (Europees stabiliteitsmechanisme), gekoppeld aan het BICC en het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS)) om een efficiënte en integrale kapitaalmarkten- en bankenunie te ontwikkelen, die alle lidstaten omvat en is toegespitst op verdere harmonisatie.

    1.16.

    Het EESC vraagt om het proces van het Europees Semester in het kader van de Green Deal te verbeteren door de SDG’s centraal te stellen binnen de EU-beleidsvorming, en pleit voor een uitgebreidere EU-taxonomie die ook een sociale dimensie heeft.

    1.17.

    Het EESC is van oordeel dat de publieke en de private sector dezelfde normen moeten hanteren, niet alleen in de zin van taxonomie maar ook wat betreft de openbaarmaking van niet-financiële informatie. Het verwelkomt de komende herziening van de richtlijn betreffende de openbaarmaking van niet-financiële informatie (NFI-richtlijn), welke voldoende ingrijpend zou moeten zijn om ondernemingen aan te moedigen inzicht te krijgen in hun werkelijke impact. Een en ander zou gepaard moeten gaan met de invoering van gestandaardiseerde sociale en milieuclausules in overheidsopdrachten.

    1.18.

    Het EESC pleit voor grondiger en beter gebruik van openbare statistische informatie en versterking van de rol van Eurostat en publieke registers, teneinde deugdelijke gegevens met betrekking tot duurzaamheidsprestaties te kunnen verschaffen.

    1.19.

    Het EESC benadrukt het belang om alle potentiële gebruikers te voorzien van nauwkeurige, gemakkelijk toegankelijke informatie, zodat advisering op maat en technische ondersteuning beter worden gefaciliteerd. Niemand mag aan zijn of haar lot worden overgelaten!

    1.20.

    De juiste vaardigheden voor groene banen zijn een voorwaarde om de transitie naar een groenere en rechtvaardige economie te verwezenlijken. Het EESC pleit voor duidelijke strategieën voor de prognose van vaardigheden en voor beroepsonderwijs met bijbehorende stappenplannen om de beroepsbevolking klaar te maken en te houden voor de toekomstige behoeften in alle sectoren.

    1.21.

    Het EESC stelt voor dat de lidstaten de programma’s voor financiële educatie verbeteren door daar ook duurzame financiering in op te nemen, en dat ze overheden op alle niveaus aanmoedigen om fiscale stimulansen voor bedrijven en particulieren in te voeren die aanzetten tot investeringen in groene initiatieven met sociale impact.

    2.   Context

    2.1.

    Het investeringsplan voor de Europese Green Deal, ook bekend als het investeringsplan voor een duurzaam Europa, is de eerste concrete beleidsreactie op de zeer ambitieuze doelstellingen voor koolstofneutraliteit, zoals gedefinieerd in de Europese Green Deal. Als zodanig vormt het de investeringspijler van de Europese Green Deal, met een verwachte toewijzing aan extra investeringen van 260 miljard EUR per jaar tegen 2030, hetgeen alleen al neerkomt op ongeveer 1,5 % van het bbp van 2018 aan jaarlijkse aanvullende investeringen in energie, vervoer en de daarmee verband houdende infrastructuur tussen 2020 en 2030.

    2.2.

    Om dit plan te laten slagen, is het cruciaal dat er privaat kapitaal bij wordt betrokken. In feite is het idee erachter een nieuw soort sociaal contract tussen de private en de publieke sector om projecten van groot belang die tegemoet komen aan het publieke belang te financieren.

    2.3.

    Het MFK 2021-2027 bevat een algemene doelstelling van 25 % klimaatmainstreaming binnen alle EU-programma’s. Op weg naar een daadwerkelijke en grondige uitvoering van de Europese Green Deal, waarbij de enorme globale klimaatuitdaging wordt aangegaan met ambitieus beleid en een hoge mate van technische efficiëntie, mag de dynamiek niet verloren gaan. De Europese Green Deal kan worden gezien als de ruggengraat van het toekomstige economisch model van de EU en kan het begin zijn van een fundamentele verandering en een keerpunt vormen. De deal kan ook een symbool worden voor gemeenschappelijke Europese meerwaarde en mondiaal leiderschap van de EU.

    2.4.

    Financiële middelen en passende investeringen moeten bijeen worden gebracht en gecoördineerd met de lidstaten, hun regio’s en steden, en moeten ook een internationale dimensie kennen. Hiertoe omvat het stappenplan voor de Green Deal belangrijke acties op het gebied van klimaat, energie, mobiliteit, een industriële strategie voor een schone en circulaire economie, landbouwbeleid, biodiversiteit en digitalisering. Op deze manier wordt duurzaamheid gemainstreamd via een investeringsplan voor de Europese Green Deal en een vernieuwde strategie voor duurzame investeringen. Dit is een fundamenteel aspect, gericht op het mobiliseren van 1 biljoen EUR aan private en publieke duurzame investeringen in de periode tot 2030, mét oog voor de verwachte sociale consequenties.

    2.5.

    Middels het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, met inbegrip van een Fonds voor een rechtvaardige transitie (4) dat bovenop het voorstel van de Commissie voor het volgende MFK komt, wordt ernaar gestreefd om gedurende de periode 2021-2027 in totaal 100 miljard EUR aan investeringen te mobiliseren. De ambitie daarvan is bij te dragen aan het verzachten van de sociaaleconomische, werkgelegenheids- en milieugevolgen op regionaal niveau van de transitie naar een klimaatneutrale Unie.

    2.6.

    Ook het Innovatiefonds en het Moderniseringsfonds zijn gericht op de transitie van de EU naar klimaatneutraliteit. Deze fondsen zullen aanvullend worden gefinancierd met een deel van de opbrengsten uit de koolstofemissierechten (ten minste 25 miljard EUR in de komende tien jaar). Het Moderniseringsfonds echter zal slechts betrekking hebben op tien lidstaten.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    Door de coronaviruspandemie bevindt Europa zich momenteel in een gezondheidscrisis en een economische noodsituatie. Beide vereisen voor zolang als nodig een gecoördineerde respons van alle Europese instellingen.

    3.2.

    Het EESC is tevreden over de aanzienlijke middelen die ter beschikking worden gesteld voor de aanpak van de gezondheidscrisis en de economische noodsituatie, waarmee de lidstaten worden geholpen om hun investeringen te verstevigen, de liquiditeit van ondernemingen te waarborgen (5), werkgelegenheid te behouden en werklozen te beschermen. Deze belangrijke stappen zouden moeten worden gevolgd door de goedkeuring van het Europese herverzekeringsstelsel voor werkloosheid.

    3.3.

    De 20 miljoen bedrijven in Europa zijn van cruciaal belang om op dit vlak succes te sorteren, maar de schaal van de gemobiliseerde investeringen moet evenredig zijn met de schaal van de uitdagingen. Het is in dit opzicht van het allergrootste belang dat de lidstaten en de EU-instellingen bereid zijn om hun uiteenlopende opvattingen te overstijgen.

    3.4.

    Ondertussen moet de EU-financiering zodanig worden gestructureerd dat dubbele uitgaven en overlapping worden vermeden, overeenkomstig de voorstellen van de Commissie (6).

    3.5.

    Het EESC betwijfelt of met het Commissievoorstel voor het MFK 2021-2027 daadwerkelijk kan worden voldaan aan de vereisten van het investeringsplan voor de Europese Green Deal. Gelet op het feit dat wordt gesteld dat een bedrag van 2,6 biljoen EUR aan “extra investeringen” tegen 2030 nodig is, staat het in het plan nagestreefde bedrag van 1 biljoen EUR ver af van de beoogde doelstelling. Het gebrek aan nauwkeurigheid van sommige van de geplande mechanismen en programma’s maakt het moeilijk om de werkelijke reikwijdte ervan in te schatten.

    3.6.

    Het EESC beveelt aan dat er meer details worden gegeven over het financiële kader van het investeringsplan voor een duurzaam Europa. De drie voornaamste pijlers van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie zijn bijvoorbeeld alle drie afhankelijk van zeer ambitieuze randvoorwaarden, namelijk het Fonds voor een rechtvaardige transitie zelf en het verwachte hefboomeffect van het EIB-instrument voor de publieke sector.

    3.7.

    Het EESC vraagt om een specifiekere beschrijving van de speciale regeling inzake de Green Deal die voor het InvestEU-programma wordt voorgesteld.

    3.8.

    Het EESC stelt de formulering van aanvullende voorwaarden en de voorgestelde vereenvoudigingen met het oog op robuustere private investeringen, met name voor groene obligaties, zeer op prijs. Uit empirisch onderzoek blijkt dat obligaties de laatste jaren echt groen aan het worden zijn. Het gebruik van groene obligaties draagt bij aan de reputatie van de emittent (bewustzijn van klimaatvraagstukken en inzet voor duurzaamheid). Groene obligaties zijn populair geworden onder een breed scala aan investeerders — binnenlandse, internationale en investeerders die belang hechten aan ecologische, sociale en governancecriteria (ESG-criteria). Daarnaast geven grote investeringsbanken blijk van interesse om meer groene obligaties uit te geven en dragen zij er op deze wijze toe bij dat het groene denken wordt verbreed.

    3.9.

    Het EESC verwelkomt de versoepeling van de staatssteunregels voor investeringen die bijdragen aan de doelstellingen van de Green Deal, en pleit ervoor kleine en middelgrote ondernemingen meer ruimte te geven om zich om te vormen tot circulaire ondernemingen. Tijdens het herstel na de coronaviruscrisis zou de EU ook moeten nadenken over een “sociale en groene gulden regel” als tijdelijk instrument, op grond waarvan de begrotingsregels niet zouden gelden voor investeringen waarmee rechtstreeks wordt beoogd de impact van de klimaatverandering te verkleinen en de sociale ongelijkheid en armoede te verminderen (hetgeen sinds de financiële crisis in het algemeen niet is gebeurd). Zo’n regel zou helpen om de broodnodige investeringen te stimuleren tijdens het economisch herstel na de COVID-19-crisis en tegelijkertijd om zowel de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken als de sociale samenhang in de EU te vergroten.

    3.10.

    Van het vaste voornemen van de Commissie om groene financiering en investeringen na te streven en tegelijk te zorgen voor een rechtvaardige transitie voor de betrokken sectoren en regio’s, zouden alle soorten ondernemingen moeten kunnen profiteren. Zij zouden moeten worden aangemoedigd mee te werken aan gemeenschapsinitiatieven zoals coöperaties voor duurzame energie, en lokale overheden zouden de daardoor geboden kansen moeten aangrijpen.

    3.11.

    De milieuambitie in het stappenplan voor de Europese Green Deal om de externe partners van de EU tot actie aan te zetten door te zorgen voor vergelijkbaarheid van acties, zou de vorm moeten aannemen van een coalitie van landen voor het klimaat, die overeenkomstig de aanbevelingen van Nobelprijswinnaars Tirole (2017) en Nordhaus (2018) landen classificeert op grond van de broeikasgassen die zij uitstoten. Uiteindelijk moet zo de Wereldhandelsorganisatie (WTO) worden overtuigd een koolstofheffing in te voeren. Er zou een “koolstofbodemprijs”-mechanisme kunnen worden ingevoerd via het emissiehandelssysteem van de EU of de energiebelastingrichtlijn, die in het kader van de Europese Green Deal wordt herzien.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.   Zorgen voor een doeltreffende begroting

    4.1.1.

    Om de COVID-19-pandemie in te dammen, staat het EESC achter alle voorgestelde maatregelen voor het verstrekken van liquiditeitssteun aan sectoren en ondernemingen via de garantie-instrumenten van de EIB, waarmee ook de omvorming van de EIB tot de klimaatbank van de EU kan worden bevorderd.

    4.1.2.

    Een van de belangrijkste lessen die kunnen worden getrokken uit de door de coronaviruspandemie veroorzaakte uitzonderlijke menselijke en economische crisis, is dat er behoefte bestaat aan een sterkere Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF), zodat met adequate publieke investeringen op de specifieke uitdagingen van elk land kan worden gereageerd. Verder zijn er maatregelen nodig die lidstaten helpen om hun fiscale stelsels en stimuleringsmaatregelen (7) beter in te zetten voor het aanjagen van hun economie.

    4.1.3.

    Het EESC wijst er tevens op dat de beoogde hervorming van het ESM-verdrag hand in hand moet gaan met de ontwikkeling van het BICC en het EDIS. Er zijn reeds aanzienlijke inspanningen verricht voor risicovermindering in de bankensector (vermindering van niet-presterende leningen, minimumvereisten voor eigen middelen en de opbouw van in aanmerking komende passiva, insolventieregelingen enz.).

    4.1.4.

    Het EESC is het zeer eens met de rol van de EIB als de klimaatbank van de Unie en het belang van samenwerking met andere financiële instellingen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het nodig te zorgen voor voldoende liquiditeit voor alle banken die potentieel kunnen worden betrokken bij activiteiten in het kader van de Green Deal.

    4.2.   Optimalisering van de prestaties van beoogde instrumenten en middelen die het proces van het Europees Semester een nieuwe richting geven door de SDG’s centraal te stellen binnen de beleidsvoering en acties van de EU

    4.2.1.

    Er is behoefte aan een gezonde en ambitieuzere taxonomie van duurzame activiteiten, óók van de sociale aspecten ervan, en het creëren van synergieën en overlappingen met de vooruitgang die wordt geboekt door de Verenigde Naties, door de SDG’s adequaat in het Europees Semester te integreren. Besluiten over de wijze waarop de herstelfondsen van de EU kunnen worden besteed, moeten worden genomen op basis van een EU-brede taxonomie voor groene financiering die gericht is op het belonen van investeringen in schone technologie.

    4.2.2.

    Het EESC pleit voor grondiger en beter gebruik van openbare statistische informatie en versterking van de rol van Eurostat bij het verschaffen van deugdelijke gegevens met betrekking tot duurzaamheidsprestaties. De koppeling met de SDG-prestatie-indicatoren van de VN en de bepalingen van de EIB moet worden verbeterd.

    4.2.3.

    Technologische oplossingen zijn nodig om gedetailleerde gegevens van verschillende aard te verkrijgen (m.i.v. geospatiale locatie) en om landen beter met elkaar te kunnen vergelijken. Tegelijkertijd zou een herziening van de NFI-richtlijn (2014/95/EU) kunnen bijdragen aan de publicatie van gestandaardiseerde, hoogwaardige informatie die vollediger, relevanter en vergelijkbaarder is dankzij het gebruik van een geharmoniseerde methode (8). Daarbij kan rekening worden gehouden met de aanbevelingen van de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie (TCFD).

    4.2.3.1.

    Niet-financiële informatie zou beschikbaar moeten zijn voor kleine en middelgrote ondernemingen, om zo technische ondersteuning te bieden bij het verzamelen van eenvoudig verkrijgbare kerngegevens (als input voor KPI’s (9)).

    4.2.4.

    Een dynamische taxonomie van duurzame activiteiten: marktpraktijken die aan krachtige effectindicatoren zijn gekoppeld, moeten worden gewaardeerd en geïntegreerd. Het EESC benadrukt het belang van markttests bij de selectie van geschikte projecten (10).

    4.2.4.1.

    Het EESC onderstreept dat waar mogelijk gebruik moet worden gemaakt van exactere methoden om scoresystemen te ontwikkelen op basis van betrouwbare informatie die door ondernemingen wordt verstrekt om te voldoen aan alle financiële productnormen (keurmerken, groene obligaties en duurzaamheidsbenchmarks) uit het actieplan “duurzame groei financieren”.

    4.2.4.2.

    Er is feedback nodig over de herziening van de effectberekeningen door verschillende redactiegroepen van de Verenigde Naties (met name met betrekking tot koolstofbelasting en de handel in koolstofemissie, een kernaspect voor betrouwbare en duurzame benchmarks).

    4.2.5.

    Het EESC verwelkomt het op effect beoordeelde plan om de doelstellingen voor vermindering van de broeikasgasemissies van de EU tegen 2030 op te schroeven. Volgens planning moeten deze doelstellingen in de zomer van 2020 worden gepubliceerd, samen met een analyse van de investeringsbehoeften. Het dringt er echter op aan om de impact die verband houdt met de vooruitgang die wordt geboekt met de uitvoering van de VN-agenda 2030 en de Europese pijler van sociale rechten, nader te specificeren.

    4.2.6.

    Auditinstellingen en andere toezichthoudende publieke instanties, zoals de Europese Rekenkamer, moeten ook een rol krijgen bij de monitoring van de sociale impact van voornoemde reductiedoelstellingen.

    4.2.7.

    Het EESC wijst op het potentieel van big data en kunstmatige intelligentie om de bestemming van investeringen en de voorkeuren van investeerders zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. Ook oplossingen op basis van machinaal leren moeten worden geanalyseerd om investeringsstromen te leiden naar specifieke sectoren of activiteiten waar belang wordt gehecht aan ESG-criteria.

    4.3.   Technische ondersteuning

    4.3.1.

    De reeds verrichte capaciteitsopbouw door de Commissie en de Europese investeringsadvieshub vormt een goede basis voor het creëren van een reservoir aan duurzame projecten. Dat neemt niet weg dat er ook robuustere methoden moeten worden toegepast om financiële stromen echt te kunnen verleggen in de richting van de groene economie.

    4.3.2.

    Het EESC is het ermee eens dat er één contactpunt moet worden ingesteld om de toegang tot financiering via zowel publieke als private projectpromotoren en financiële tussenpersonen te vergemakkelijken. In het geval van kleine en middelgrote ondernemingen is het EESC voorstander van structurele samenwerking met hun representatieve organisaties.

    4.4.   Financiële educatie (hand in hand met technische ondersteuning)

    4.4.1.

    Europese burgers hechten er steeds meer, en soms al vanaf zeer jonge leeftijd, belang aan dat hun spaartegoeden en investeringen worden benut voor de verwezenlijking van sociale en milieudoelstellingen. Financiële geletterdheid (een dieper begrip van hoe de financiële wereld in elkaar zit) kan van belang zijn om burgers mondiger te maken en hen gedegen inzicht te geven in vraagstukken rond duurzame financiering, waaronder het definiëren van de juiste rol van financiering in de samenleving.

    4.4.2.

    Dit is van belang voor alle technische instanties en maatschappelijke organisaties die betrokken zijn bij de Green Deal.

    4.5.   Duurzaamheidsvaardigheden voor ondernemingen

    4.5.1.

    Het EESC benadrukt dat voor de invoering en verspreiding van schone technologieën vaardigheden vereist zijn op het vlak van technische toepassing, aanpassing en onderhoud. Vaardigheden zijn eveneens cruciaal voor economieën, ondernemingen, werknemers en ondernemers om zich snel te kunnen aanpassen aan veranderingen die het gevolg zijn van milieubeleid of klimaatverandering. De juiste vaardigheden voor groene banen zijn een voorwaarde om de transitie naar een groenere economie te verwezenlijken.

    4.5.2.

    Het EESC wijst erop dat het van het allergrootste belang is dat werknemers op de hoogte worden gehouden van de nieuwe vaardigheden die vereist zijn in de groene economie, zodat zij zich kunnen aanpassen aan de veranderende banen en functievereisten. Er moet een duidelijke strategie inzake de prognose van vaardigheden komen evenals een vaardighedenstappenplan om de beroepsbevolking klaar te maken en te houden voor de toekomstige industriële behoeften. Investeringen in onderwijs en opleiding en versterking van de cultuur van een leven lang leren moeten derhalve het fundament van een rechtvaardige regionale transitie vormen.

    4.6.   Maatschappelijk verantwoorde overheidsopdrachten

    4.6.1.

    Maatschappelijk verantwoorde overheidsopdrachten en de bevordering van verantwoorde praktijken via dienstverleners vormen de basis voor de ecologische transitie op het niveau van overheden en de bestrijding van corruptie.

    4.6.2.

    Het EESC staat achter de bindende groene minimumcriteria of -doelstellingen voor overheidsopdrachten in sectorale initiatieven, EU-financiering en productspecifieke wetgeving, die worden vastgesteld aan de hand van milieu-indicatoren in het licht van de vooruitgang die met de EU-taxonomie wordt geboekt. In dit verband zijn meer alomvattende, transparante en gestroomlijnde milieukeurinformatiesystemen nodig, waaruit blijkt of aan strikte duurzaamheidsdoelstellingen wordt voldaan.

    4.7.   Mechanisme voor een rechtvaardige transitie

    4.7.1.

    Het EESC verwelkomt het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, dat in specifieke sectoren en regio’s groot potentieel heeft om de groene transitie te bevorderen. Het merkt op dat het mechanisme niet beperkt moet blijven tot financiering van processen voor het koolstofarm maken van de economie en parallel met de ad-hocstabilisatiemechanismen moet worden uitgevoerd. Dit moet ten goede komen aan andere sectoren en regio’s die last hebben van een nadelige economische situatie en behoefte hebben aan structurele hervormingen.

    4.7.2.

    Het mechanisme vormt een evenwichtige combinatie van subsidies en financiële instrumenten, programma’s in centraal of gedeeld beheer, verschillende soorten financieringsbronnen en competenties en verantwoordelijkheden op diverse niveaus (EU, nationaal, regionaal en gemeentelijk). Deze originele mix vereist derhalve een nieuw niveau van governance en beheer.

    4.7.3.

    Het mechanisme zou in de betrokken regio’s moeten leiden tot nieuwe hoogwaardige banen. Het EESC wijst erop dat tekortschietende vaardigheden reeds door de IAO worden erkend als belangrijk knelpunt in een aantal sectoren, zoals duurzame energie, energie- en hulpbronnenefficiëntie, energierenovatie van gebouwen, energieneutrale bouw, milieudiensten en productie.

    4.7.4.

    Het EESC pleit voor sterke samenhang tussen het voor 2021 beoogde actieplan voor de sociale economie en het investeringsplan voor de Europese Green Deal, zodat investeringen in de sociale economie onderdeel worden van de uitvoering van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie.

    4.7.5.

    Het mechanisme moet rekening houden met de eerdere inspanningen op het vlak van het koolstofarm maken van de economie die door de lidstaten en hun regio’s sinds 1990 zijn geleverd (11), zodat deze ook gebruik kunnen maken van de fondsen en geen sancties krijgen opgelegd omdat ze al eerder soortgelijke actie hebben ondernomen. Hiertoe moet Eurostat de publicatie van zijn regionale convergentie- en divergentie-indicatoren verbeteren (waaronder die m.b.t. bevolkingsafname en vergrijzing), zodat de gebieden in kwestie er ook van kunnen profiteren.

    4.8.   Mondiale inspanning door internationale samenwerking

    4.8.1.

    Het EESC is ingenomen met de recente oprichting van het internationaal platform inzake duurzame financiering (12), dat privaat kapitaal opschaalt naar ecologisch duurzame financiering op mondiaal niveau. Dit forum zou ook moeten worden gebruikt om de internationale goedkeuring van het emissiehandelssysteem een impuls te geven.

    4.8.2.

    Het EESC wil tot slot opmerken dat er ook milieu- en klimaatinvesteringen ter ondersteuning van acties buiten de EU nodig zijn, met name in het kader van de strategie voor Afrika.

    4.8.3.

    In het kader van de mondiale respons op het coronavirus staat het EESC volledig achter de wereldwijde donormarathon, een mondiale inspanning om geld in te zamelen voor diagnostiek, behandelingen en vaccins voor het coronavirus.

    Brussel, 10 juni 2020.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/04/09/report-on-the-comprehensive-economic-policy-response-to-the-covid-19-pandemic/

    (2)  Next Generation EU ter waarde van 750 miljard EUR.

    (3)  Met name: de voorstellen van de Europese Commissie om de huidige begroting op een alomvattende, toegankelijke en flexibele manier optimaal te benutten, d.w.z. het Solidariteitsfonds van de EU, het Investeringsinitiatief Coronavirusrespons (pakketten I & II), en het opnieuw in werking stellen van het instrument voor noodhulp (ESI), de tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD); het pandemie-noodaankoopprogramma (PEPP) van de Europese Centrale Bank, met uitbreiding van de beleenbare activa en verlichting van zekerheden; de rol van de toezichthoudende autoriteiten bij de tijdige behandeling van gereguleerde financiële vereisten; het initiatief van de Europese Investeringsbank (EIB) om een pan-Europees garantiefonds op te richten dat zich in de eerste plaats richt op kleine en middelgrote ondernemingen; het crisisresponsinitiatief van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).

    (4)  COM(2020) 22 final.

    (5)  Aanpassing van de prudentiële voorschriften voor het bankwezen om kredietinstellingen maximaal de capaciteit te geven krediet te verlenen en verliezen te absorberen zonder dat dit ten koste gaat van hun veerkracht.

    (6)  EESC-advies van 19 september 2018 over het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106).

    (7)  Om positieve externe effecten te bewerkstelligen.

    (8)  EESC-advies van 17 oktober 2018 over de mededeling van de Commissie — Actieplan: duurzame groei financieren (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 73).

    (9)  Kernprestatie-indicatoren.

    (10)  EESC-advies van 17 oktober 2018 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het InvestEU-programma (PB C 62 van 15.2.2019, blz. 131).

    (11)  Provincies die zijn getroffen door de stopzetting van hun mijnbouwactiviteiten in de zin van Besluit 2010/787/EU van de Raad.

    (12)  Het internationaal platform inzake duurzame financiering werd gelanceerd op 18 oktober 2019 door de overheden van Argentinië, Canada, Chili, China, India, Kenia, Marokko en de Europese Unie, die bijna de helft van de mondiale broeikasgassen vertegenwoordigen.


    Top