EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.1.2019
COM(2019) 31 final
2019/0021(NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst
(Voor de EER relevante tekst)
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER (gehecht aan het voorstel voor een besluit van de Raad) beoogt de wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en van bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst, door Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij erin op te nemen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Met het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname van deze wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese economische ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De wetgeving die in de EER-overeenkomst moet worden opgenomen, is gebaseerd op de artikelen 114, 337, en 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.
De Commissie dient in samenwerking met de EDEO de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.
De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.
•Evenredigheid
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.
•Keuze van het instrument
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Daartoe neemt het besluiten in de gevallen waarin de EER-overeenkomst voorziet.
3.EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Niet van toepassing
•Effectbeoordeling
Niet van toepassing
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname in de EER-overeenkomst van Richtlijn (EU) 2015/1535.
5.OVERIGE ELEMENTEN
De voornaamste aanpassingen waarom door de EVA is verzocht
Motivering en voorgestelde oplossing:
Definitie van "technische specificatie", artikel 1, lid 1, onder c), aanpassing a)
De aanpassing garandeert dat de zin "landbouwproducten als bedoeld in (...) artikel 38, lid 1, (...) VWEU" niet van toepassing is als deel van de definitie van "technische specificatie", aangezien artikel 38, lid 1, VWEU, van toepassing is op het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU, die beide instrumenten zijn die buiten de werkingssfeer van de EER-overeenkomst vallen. Een identieke aanpassing is reeds van toepassing in het kader van de EER-overeenkomst.
Verzoeken om aanvullende informatie, artikel 5, lid 1, aanpassing c)
Er is een aanpassing ingevoegd om te garanderen dat er voldoende uitwisseling is van informatie tussen de EU-pijler en de EVA-pijler. Er zij op gewezen dat een vergelijkbare aanpassing reeds van toepassing is in het kader van de EER-overeenkomst.
Indienen van opmerkingen, artikel 5, lid 2, aanpassing d)
De aanpassing verduidelijkt hoe opmerkingen bij een ontwerp van een technisch voorschrift worden uitgewisseld tussen de EU-pijler en de EVA-pijler. Er zij op gewezen dat een identieke aanpassing reeds van toepassing is in het kader van de EER-overeenkomst.
Gemotiveerde meningen, artikel 6, leden 1, 2 en 7, aanpassing e)
Duidelijkheidshalve bepaalt deze aanpassing dat gemotiveerde meningen alleen kunnen worden gegeven binnen de EVA-pijler, zij kunnen dus niet door een EVA-staat aan een EU-lidstaat worden voorgelegd of omgekeerd.
Niet-toepassing van artikel 6, leden 3 tot en met 6, aanpassing f)
In artikel 6, leden 3 tot en met 6, wordt een uitgebreide wachttermijn bepaald voor situaties waarin EU-instellingen wetgeving overwegen op een gebied waarvoor op nationaal niveau een ontwerp voor een technisch voorschrift voorligt. Deze bepalingen vallen buiten de reikwijdte van de EER-overeenkomst.
2019/0021 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst
(Voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 114, 337 en 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.
(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kunnen onder meer bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.
(3)Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.
(4)Bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(5)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage XI (Elektronische communicatie, audiovisuele diensten en informatiemaatschappij) bij de EER-overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter