Scegli le funzioni sperimentali da provare

Questo documento è un estratto del sito web EUR-Lex.

Documento 52019IE1110

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Europese pijler van sociale rechten — Evaluatie van de start van de tenuitvoerlegging en aanbevelingen voor de toekomst (initiatiefadvies)

    EESC 2019/01110

    PB C 14 van 15.1.2020, pagg. 1–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 14/1


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Europese pijler van sociale rechten — Evaluatie van de start van de tenuitvoerlegging en aanbevelingen voor de toekomst

    (initiatiefadvies)

    (2020/C 14/01)

    Rapporteur: Bernd SCHLÜTER

    Corapporteur: Cinzia DEL RIO

    Besluit van de voltallige vergadering

    24.1/2019

    Rechtsgrondslag

    Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde

    Initiatiefadvies

    Bevoegde afdeling

    Afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    10.9.2019

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    25.9.2019

    Zitting nr.

    546

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    117/44/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC is van mening dat de Europese Unie alleen een realistische toekomst heeft als een gezonde economische basis gecombineerd wordt met een sterke sociale dimensie (1). Daarom pleit het al geruime tijd voor opwaartse convergentie en een doeltreffender sociaal beleid op EU-niveau en in de lidstaten (2). Het Europees sociaal model moet ook worden versterkt en geactualiseerd als internationale referentie. Met de effectieve tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) van 2017 wordt opnieuw bevestigd dat men zich gezamenlijk inzet voor het Europees sociaal model in het kader van een nieuwe sociaal inclusieve strategie.

    1.2.

    Bij het nemen van maatregelen om de EPSR ten uitvoer te leggen, zowel via beleidsprogramma's als via wetgevingsinitiatieven op EU- en nationaal niveau, moeten de doelstellingen en beginselen van de Verdragen, de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU-instellingen en de lidstaten en, in voorkomend geval, het verslechteringsverbod, op evenwichtige wijze in acht worden genomen.

    1.3.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene gemeenschappelijke normen moeten worden vastgesteld waarin de specifieke nationale omstandigheden en sociale stelsels in aanmerking worden genomen en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule, aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan (3).

    1.4.

    Er wordt momenteel aan de EPSR gewerkt via wetgevings- en niet-wetgevingshandelingen, specifieke financiering en wijzigingen in het Europees Semester, waarmee moet worden beoogd om opwaartse convergentie aan te zwengelen en sociale minimumnormen vast te stellen om een gelijk speelveld tot stand te brengen.

    1.5.

    Belangrijk is dat er basisnormen voor betrouwbare en doeltreffende socialebeschermingsstelsels (4) en essentiële diensten van algemeen belang opgesteld en goedgekeurd worden die op gezette tijden door onafhankelijke beoordelaars worden geëvalueerd.

    1.6.

    De Commissie en het Europees Parlement zouden mechanismen moeten voorstellen om alle representatieve sociale belanghebbenden, inclusief sociale partners en maatschappelijke organisaties, op alle relevante niveaus naar behoren bij de implementatie van de EPSR (5) te betrekken. Daarbij zou vooral aandacht moeten worden besteed aan de uiteenlopende rollen en de versterking van collectieve onderhandelingen op nationaal niveau, die kunnen vooruitlopen op wetgeving op specifieke gebieden van de arbeidsmarkt of daarvoor een alternatief kunnen vormen.

    1.7.

    Om werk te kunnen maken van de EPSR, zijn er heel wat begrotingsmiddelen en investeringen op EU- en lidstaatniveau nodig, in de vorm van de nodige financiering binnen het MFK, door toepassing van de “gulden regel” voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen, via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), die duidelijker gericht kunnen worden op de EPSR, alsook middels een adequaat belastingbeleid (6).

    1.8.

    Het Europees Semester en de nationale hervormingsprogramma's — die ook van toepassing zijn op de landen die niet tot de eurozone behoren — alsook het sociaal scorebord vormen een essentieel instrument voor de implementatie en monitoring van de pijler (7).

    1.9.

    Een nieuw Europees Semester moet sociale doelstellingen realiseren in het kader van toezicht op sociale onevenwichtigheden en er moeten nieuwe, meetbare indicatoren worden ingevoerd, samen met gerichte landspecifieke aanbevelingen op sociaal gebied.

    1.10.

    Regelmatig toezicht op de implementatie van de EPSR, met een verplichte raadpleging van de sociale belanghebbenden, moet worden bevorderd; het EESC stelt voor om een EU-forum voor sociaal beleid op te richten, dat gekoppeld is aan het Europees Semester.

    1.11.

    Het EESC heeft reeds aangedrongen op een duidelijk en gecoördineerd stappenplan waarin de prioriteiten voor de implementatie van de pijler worden vastgesteld, en op handhaving van bestaande sociale rechten en normen. Er moet prioriteit worden gegeven aan de fundamentele behoeften en rechten van met name kwetsbare groepen, aan verschillen in kansen, inkomen en welvaart binnen en tussen de lidstaten, aan inclusiemaatregelen en aan passende voorwaarden voor openbare en non-profitdiensten en sociale ondernemingen.

    1.12.

    Dit advies bevat algemene richtsnoeren, een algemene evaluatie van de eerste stappen alsook aanbevelingen voor de belangrijkste instrumenten. Het geeft aan in hoeverre de goedgekeurde maatregelen en beschikbare instrumenten in de EU tot dusverre hebben geleid tot vooruitgang op de drie belangrijkste gebieden van de EPSR — gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming en inclusie — en welke volgende stappen gezet zouden kunnen worden.

    2.   Context en uitvoeringsrichtsnoeren

    2.1.

    De EPSR werd in november 2017 tijdens de sociale top voor eerlijke banen en groei in Göteborg afgekondigd. De EPSR is gebaseerd op de horizontale beginselen van de Europese Verdragen, waarin de grondrechten van de burgers verankerd zijn. De handhaving van die rechten blijft de verantwoordelijkheid van alle betrokken actoren. In de artikelen 9 en 151 van het VWEU wordt ingegaan op de doelstellingen van het Europees sociaal model, die in het kader van een nieuwe sociaal inclusieve strategie aan de ontwikkelingen in de arbeidswereld en in onze samenlevingen moeten worden aangepast.

    2.2.

    De EU en de lidstaten hebben stapsgewijs beleidsmaatregelen ingevoerd om voor hun burgers steeds betere werk- en leefomstandigheden te scheppen aan de hand van een Europees sociaal model dat een instrument is voor het concurrentievermogen van de economie van de EU, waarbij zij erkennen dat zij er nog altijd naar streven om dit model in de EU te implementeren en te actualiseren. Er bestaan grote verschillen tussen en binnen de lidstaten, tussen sociale groepen en socialezekerheidsstelsels. Veel landen staan voor uitdagingen en sommige EU-landen beschikken over meer inclusieve sociale stelsels, terwijl andere er niet in slagen om aan fundamentele behoeften te voldoen. Aan de hand van de EPSR zouden de lidstaten en het EU-niveau moderne oplossingen moeten verschaffen voor problemen waar Europese burgers momenteel mee te maken hebben, en een gelijk speelveld moeten garanderen voor duurzame ondernemingen die de mondiale concurrentie het hoofd moeten bieden. De EPSR is een politieke verbintenis die de EU-instellingen, lidstaten, sociale partners, maatschappelijke organisaties en alle andere relevante belanghebbenden, elk met hun eigen bevoegdheden, zouden moeten aangaan, in een geest van wederzijds respect en in het rechtstreekse belang van alle burgers.

    2.3.

    In de verklaring over de toekomst van werk die de Internationale Arbeidsconferentie (IAO) onlangs ter gelegenheid van haar honderdjarige bestaan heeft uitgebracht, worden een aantal belangrijke actielijnen geschetst en maatregelen uiteengezet om het arbeidsrecht te moderniseren en uitsluiting te voorkomen. Ook worden hierin een reeks investeringen in menselijke vermogens, in de arbeidsinstituties en in fatsoenlijk en duurzaam werk besproken waarmee er voor bedrijven een optimaal klimaat zou worden gecreëerd om te floreren en waarmee de werk- en levensomstandigheden van de burgers zouden worden verbeterd, met inachtneming van de nationale context en de specifieke rol van de sociale partners.

    2.4.

    In de Agenda 2030 van de VN worden 17 doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) geformuleerd. De EU heeft zich ertoe verbonden om die tegen 2030 te realiseren en de implementatie van de EPSR zal hieraan bijdragen.

    2.4.1.

    Het EESC is van mening dat Europa alleen een realistische toekomst heeft als een gezonde economische basis gecombineerd wordt met een sterke sociale dimensie. Ook is het ervan overtuigd dat de EU een nieuwe consensus nodig heeft over een duurzame economische en sociale strategie, zodat zij haar verbintenis kan nakomen om via evenwichtige economische groei en sociale vooruitgang te streven naar meer welzijn voor haar burgers (8).

    2.4.2

    In de Verklaring van Sibiu van 9 mei 2019 (9) hebben de EU-lidstaten afgesproken dat ze resultaten zullen neerzetten daar waar dat het hardst nodig is, dat Europa belangrijk zal blijven voor belangrijke kwesties en dat het altijd billijkheid zal vooropstellen.

    2.5.

    Op EU-niveau wordt de EPSR tot dusver geïmplementeerd aan de hand van:

    a)

    wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen, met de nadruk op handhaving en beoordeling van het bestaande sociale acquis dat, waar nodig, moet worden geactualiseerd;

    b)

    specifieke financiering;

    c)

    enkele initiële wijzigingen in het Europees Semester.

    2.6.   Wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen op nationaal en EU-niveau

    2.6.1.

    Open, dynamische en mobiele arbeidsmarkten zijn nodig om nieuwe en meer diverse loopbaantrajecten en een soepele overgang tussen banen, sectoren en arbeidssituaties te ondersteunen. Actie is geboden om de discrepanties tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt weg te werken. De onderwijs- en opleidingsstelsels moeten beter worden afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt. Bij hervormingen moet worden gekeken naar positieve maatregelen om actief ouder worden van de beroepsbevolking te stimuleren, pensioenstelsels duurzaam en toereikend te maken en migranten in de beroepsbevolking te integreren.

    2.6.2.

    Bij het nemen van maatregelen om de pijler ten uitvoer te leggen zullen de EU en haar lidstaten gebruikmaken van alle beleidsinstrumenten die zij noodzakelijk achten om hun gemeenschappelijke doelstellingen, met inbegrip van beleidsprogramma's en wetgevingsmaatregelen, te verwezenlijken. Aan de hand van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel en de in de Verdragen vastgelegde bindende waarden, doelstellingen en beginselen zal worden bepaald op welk niveau deze maatregelen getroffen moeten worden. Daarbij moet prioriteit uitgaan naar het niveau dat de belanghebbenden de grootste toegevoegde waarde oplevert en dat de EPSR daadwerkelijk helpt uit te voeren. De bevoegdheidsverdeling en, in voorkomend geval, het verslechteringsverbod dienen in acht te worden genomen.

    2.6.3.

    In het kader van de participatiedemocratie en betere regelgeving zullen de EU en de lidstaten de sociale partners op voorhand raadplegen, overeenkomstig de artikelen 153-155. Indien de sociale partners tijdens een dergelijke raadpleging blijk geven van hun voornemen om binnen een sociale dialoog autonoom op te treden, zullen de EU en de lidstaten zich niet op het betrokken beleidsterrein begeven voor zover de sociale partners in staat zijn de doelstellingen van de betrokken maatregelen te realiseren.

    2.6.4.

    Bij de uitvoering van de EPSR moet rekening worden gehouden met de taken en participatie van andere relevante belanghebbenden, zoals verleners van openbare sociale diensten, verenigingen van verleners van sociale diensten en huisvestingsmaatschappijen zonder winstoogmerk, openbare verzekeringsinstellingen, ondernemingen in de sociale economie, welzijns- en jongerenorganisaties, afnemers van sociale diensten en vertegenwoordigers van kwetsbare groepen.

    2.6.5.

    Lidstaten, EU-instellingen, sociale partners en maatschappelijke organisaties moeten de uitvoering van de EPSR en de doeltreffendheid van bestaande maatregelen in het oog houden. De EU-instellingen moeten de lidstaten en de sociale belanghebbenden op nationaal niveau bij de uitvoering van de EPSR ondersteunen.

    2.6.6.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene en duidelijke gemeenschappelijke normen moeten worden vastgesteld waarin de specifieke nationale omstandigheden in aanmerking worden genomen, ruimte is voor aanpassingen aan de verscheidenheid van sociale stelsels en de rol van belanghebbenden, en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Bovendien moet daarbij sprake zijn van een Europese meerwaarde (10). Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule (artikel 9 VWEU), aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan.

    2.6.7.

    Met de uitvoering van de EPSR wordt beoogd om opwaartse convergentie aan te zwengelen, de sociale en arbeidsvoorwaarden voor Europese werknemers en burgers te verbeteren, effectieve en betrouwbare socialezekerheidsstelsels (11) alsook moderne, wetenschappelijk onderbouwde, op kwaliteit beoordeelde sociale en gezondheidsdiensten, met name openbare en non-profitdiensten, op te zetten en deze te verbeteren, minimumnormen vast te stellen om sociale dumping te bestrijden en tegelijkertijd een gelijk speelveld tot stand te brengen voor goed presterende economieën, werkgelegenheid en duurzame ondernemingen, waarbij het vertrouwen van de burgers in de EU moet worden vergroot. Strategieën op het gebied van het sociaal beleid moeten ook betrekking hebben op de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en eerlijke marktvoorwaarden voor deze bedrijven. Het is belangrijk om basisnormen vast te stellen en goed te keuren voor diensten van algemeen belang, zoals huisvesting, watervoorziening en sociale diensten. Deze normen moeten regelmatig worden geëvalueerd, ook door onafhankelijke beoordelaars (onderzoeksinstituten, academische instellingen enz.), die financieel kunnen worden ondersteund en wier verslagen openbaar worden gemaakt. De aandacht moet prioritair uitgaan naar het vervullen van de basisbehoeften van kwetsbare groepen en naar gevaarlijke verschillen in kansen, inkomens en welvaart tussen en binnen de lidstaten.

    2.6.8.

    Er zou vooral aandacht moeten worden besteed aan de uiteenlopende rol van collectieve onderhandelingen op nationaal niveau en aan collectieve overeenkomsten, die kunnen vooruitlopen op wetgeving of daarvoor een alternatief kunnen vormen, door specifieke gebieden van de arbeidsmarkt en van arbeidsverhoudingen te reguleren. De sociale partners kunnen dus een rol spelen in het implementatieproces door te bewijzen dat zij hetzelfde rechtsgevolg kunnen bereiken. In sommige lidstaten zijn procedures voor collectieve onderhandeling niet gestructureerd en betreffen collectieve onderhandelingen slechts een zeer beperkt terrein, zodat er nog steeds verschillen bestaan in de toekenning van de sociale rechten die in de EPSR zijn verankerd. In die gevallen is wetgeving geboden.

    2.6.9.

    In de vierpartijenverklaring “Een nieuwe start voor de sociale dialoog” wordt de ontwikkeling van doeltreffende collectieve onderhandelingen aangemoedigd. Dat de sociale partners zich samen willen inzetten voor implementatie van de EPSR blijkt uit het gezamenlijke werkprogramma van de Europese sociale partners voor 2019-2021, dat ook op nationaal niveau zal worden uitgevoerd en daarmee zal bijdragen aan het nationale hervormingsproces. Het werkprogramma voor 2019-2021 bevat specifieke voorstellen ten aanzien van onderwerpen in verband met de uitvoering van de EPSR, zoals onderhandelingen over een autonome kaderovereenkomst inzake digitalisering, inclusief mogelijkheden en modaliteiten ten aanzien van “online” of “offline” zijn alsook de verbetering van de prestaties van arbeidsmarkten en sociale stelsels, en de ontwikkeling van vaardigheden (12).

    2.6.10.

    De rol van het maatschappelijk middenveld moet meer erkenning krijgen en worden versterkt. Er moet meer worden ingezet op de burgerdialoog, zodat met name jonge mensen (13) en mensen in kwetsbare situaties of slachtoffers van discriminatie het gevoel krijgen dat zij kunnen meewerken aan de uitwerking, uitvoering en herziening van het beleid (14). Het EESC heeft onlangs in een aantal EU-lidstaten de aanzet gegeven tot een nationaal debat over de vraag hoe het maatschappelijk middenveld meer inspraak in het Europees Semester kan krijgen (15).

    2.6.11.

    De Commissie heeft praktische maatregelen getroffen om de EPSR op Europees niveau in praktijk te brengen en heeft onlangs een geactualiseerde factsheet gepubliceerd waarin de tot dusver goedgekeurde wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven worden vermeld (16). Het EESC heeft reeds aangedrongen op een duidelijk en gecoördineerd stappenplan (17) waarin de prioriteiten voor de implementatie van de pijler worden vastgesteld.

    2.6.12.

    De maatregelen ter uitvoering van de EPSR moeten berusten op een wetenschappelijke analyse van de huidige wetgeving en praktijken van de lidstaten en de EU op sociaal en gezondheidsgebied. Bovendien moeten de sociale belanghebbenden erbij worden betrokken. Het EESC stelt voor om een EU-forum voor sociaal beleid op te richten: de EU heeft behoefte aan een vast forum voor communicatie, goede praktijken, evaluatie, seminars met deskundigen, sociale programma's, naleving van de regels van de EU en de lidstaten, en projecten ter hervorming van het beleid van de lidstaten en de EU. Betere handhaving van bestaande sociale rechten blijft noodzakelijk. Commissie en lidstaten moeten ervoor zorgen dat de EU-regels beter worden nageleefd. Het nieuwe forum moet nauw verbonden zijn met het EESC en het Europees Semester.

    2.6.13.

    Bij niet-wetgevingsmaatregelen, die kunnen worden ingezet als aanvullende instrumenten om de EPSR doeltreffend ten uitvoer te kunnen leggen, kan gedacht worden aan zachte-wetgevingsinstrumenten, zoals wederzijdse erkenning van goed presterende systemen, gemeenschappelijke incentives, de open coördinatiemethode, wederzijds leren, peerreviews, media-activiteiten van lidstaten en ontmoedigingsprogramma's (18). Het EESC is ingenomen met initiatieven om het maatschappelijk middenveld en stakeholders tot actie aan te sporen, zoals Stand Up for the Social Pillar (19). Zulke initiatieven zouden financieel kunnen worden gesteund.

    2.7.   Financieel beleid en een samenhangend en doelgericht gebruik van de EU-fondsen

    2.7.1.

    Wil de EPSR naar behoren ten uitvoer gelegd kunnen worden, dan moeten op zowel Europees als nationaal niveau begrotingsmiddelen worden uitgetrokken en investeringen worden gedaan. Uitgaande van een samenhangende totaalaanpak zou de implementatie van de EPSR moeten worden ingebed in het economische, financiële en begrotingsbeleid en in de toekomstige strategie van de EU. Het streven naar een hogere productiviteit en kleinere inkomensverschillen via onderwijs, empowerment en sociale inclusie speelt hierbij een belangrijke rol (20). De tenuitvoerlegging van de EPSR zou een van de leidende beginselen moeten zijn voor de vaststelling van het volgende meerjarig financieel kader (MFK) van de EU. Dit vereist een coherent gebruik van financiële middelen en het aanwenden van de EPSR als kompas voor de operationele programma's en als instrument om de impact te bepalen van de Europese structuur- en investeringsfondsen, het ESF+ en het InvestEU-fonds en alle andere relevante EU-begrotingsonderdelen. In de criteria om voor de EU-fondsen in aanmerking te komen, zou op passende en constructieve wijze naar de rechten en beginselen van de EPSR moeten worden verwezen, rekening houdend met de nationale omstandigheden en de bijdragen van alle sociale belanghebbenden. Het is niet de bedoeling dat de openbare financiering van moderne, hoogwaardige en toegankelijke socialezekerheidsstelsels door en binnen de lidstaten door EU-fondsen wordt overgenomen.

    2.7.2.

    Tijdens de onderhandelingen over het volgende MFK zou ernaar gestreefd moeten worden voldoende financiële middelen te garanderen voor het sociale en werkgelegenheidsbeleid. De begrotings- en schuldenregels van de EU (21) moeten dusdanig worden herzien dat de grondrechten en de doelstellingen van de Verdragen en de EPSR gerespecteerd worden. Er dient sprake te zijn van een adequaat evenwicht tussen een goed presterende economie, schuldbeheersing en sociale doelstellingen. Het EESC heeft er al diverse keren op gewezen (22) dat een stijging van de overheidsinvesteringen in de lidstaten ook kan worden gestimuleerd via een “gulden regel” voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen, waardoor het mogelijk wordt om flexibeler om te springen met de begrotingsregels. Te denken valt aan gezamenlijke doelstellingen zoals een hoger inkomensniveau, duurzame groei, een grotere sociale samenhang en voorkoming van uitsluiting. Om overheidsinvesteringen te bevorderen kan met name ook gebruik worden gemaakt van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), die duidelijker gericht kunnen worden op de doelstellingen die in de EPSR worden beklemtoond (23). Dankzij een adequaat belastingbeleid, dat er o.a. ook op gericht is om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning doeltreffend aan te pakken, zou het mogelijk moeten worden om extra middelen vrij te maken om bij te dragen aan de financiering van de EPSR (24).

    2.8.   Het Europees Semester

    2.8.1.

    De EPSR is van invloed op de Europese economische governance. De EPSR is reeds ingebed in de essentiële documenten van het Europees Semester en was in 2018 het onderwerp van landspecifieke aanbevelingen. Het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid (JER) van 2019 (25) kreeg in het Europees Semester een prominente rol, samen met de jaarlijkse groeianalyse.

    2.8.2.

    Het EESC beschouwt het Europees Semester en de nationale hervormingsprogramma's — die ook van toepassing zijn op de landen die niet tot de eurozone behoren — als een essentieel instrument voor de implementatie en monitoring van de pijler (26). Een referentiekader, benchmarks en gecoördineerde beleidsuitwisselingen ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten, EU-instellingen en sociale partners om het sociaal en werkgelegenheidsbeleid te verbeteren kunnen nodig zijn om vooruitgang te boeken.

    Het sociale scorebord zou de vooruitgang bij de uitvoering van de EPSR in het JER en de landenverslagen regelmatig moeten monitoren. Het moet worden geïntegreerd met de reeds bestaande werkgelegenheidsprestatiemonitor en de prestatiemonitor sociale bescherming, die door de lidstaten zijn ontwikkeld. Het kan worden verbeterd aangezien de benchmarkingtechniek (gebaseerd op het verschil met EU-gemiddelden) mogelijk een al te optimistisch beeld van de sociale prestaties van de lidstaten geeft. De 14 indicatoren van het scorebord en de subindicatoren ervan (35 in totaal) zouden in overleg met de sociale partners en maatschappelijke organisaties voortdurend tegen het licht moeten worden gehouden om het scorebord aan te passen aan de beleidsdoelstellingen en de evoluerende sociaaleconomische omstandigheden in Europa.

    2.8.3.

    Om een adequaat tegenwicht te bieden aan de dominante positie van macro-economische en begrotingsvereisten, moet een nieuw Europees Semester zorgen voor de verwezenlijking van sociale doelstellingen in het kader van het toezicht op sociale onevenwichtigheden. Het sociale scorebord zou op alle rechten en beginselen van de pijler gericht moeten zijn en deze moeten monitoren. Ook zou het betere en nieuwe meetbare indicatoren moeten omvatten. Bij deze indicatoren kan naast statistieken ook gedacht worden aan reële toegang tot op kwaliteit gebaseerde sociale voorzieningen, afdwingbare sociale rechten, de maatschappelijke en arbeidsmarktintegratie van migranten, het bereik van collectieve onderhandelingen, deelname van sociale belanghebbenden aan het Europees Semester, en toegang tot leerlingplaatsen en kwaliteitsvol hoger onderwijs. De Commissie zou de uitvoering van de nationale hervormingsplannen moeten monitoren in nauwe samenwerking met de sociale partners en relevante maatschappelijke organisaties, en daarbij sociale landspecifieke aanbevelingen moeten stimuleren. Het aantal aanbevelingen en de structuur daarvan zou passend moeten zijn. Ook zou in de aanbevelingen moeten worden aangegeven in hoeverre er werk is gemaakt van de prioriteiten uit het stappenplan.

    2.8.4.

    De betrokkenheid van de sociale partners zou in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU moeten worden versterkt, zodat ze overeenkomstig de nationale praktijken worden geraadpleegd over de opzet en uitvoering van het economische, sociale en werkgelegenheidsbeleid. De sociale partners moeten tijdig en op zinvolle wijze een rol kunnen spelen, teneinde de betrokkenheid bij het beleid te verbeteren en zo de succesvolle uitvoering van het beleid te vergemakkelijken op een manier die de belangen van werknemers en werkgevers met elkaar in evenwicht brengt. Samenwerking tussen de sociale partners kan als aanjager fungeren voor een succesvol, duurzaam en inclusief beleid op het gebied van economie, werkgelegenheid en sociale inclusie (27). Raadpleging van de sociale partners zou verplicht moeten zijn (28).

    2.8.5.

    De deelname van maatschappelijke organisaties, verenigingen van dienstverleners en openbare verzekeringsinstellingen is ook nuttig gebleken voor de ontwikkeling van beleid waarmee de EPSR via het Europees Semester gestalte wordt gegeven.

    2.8.6.

    Bij de aansturing van de uitgaven van de EU-begroting speelt het Europees Semester een toenemende rol, maar dit mag niet ten koste gaan van huidige of toekomstige bepalingen die zorgen voor transparantie, openheid en verantwoording in de planning en besteding van de EU-begroting.

    2.8.7.

    Goed opgezette benchmarks kunnen fungeren als kompas voor de noodzakelijke nationale hervormingen die bedoeld zijn om de arbeidsmarkten en sociale stelsels beter te laten functioneren. In dat verband moeten duidelijke prioriteiten worden gesteld, waarbij de focus ligt op die factoren die positief zullen uitpakken op het concurrentievermogen en de werkgelegenheid alsook op de duurzaamheid, doeltreffendheid, inclusiviteit en efficiëntie van de sociale stelsels. De Raad, Commissie, lidstaten en sociale partners zouden daarbij de handen ineen moeten slaan. Zo ook zouden de nationale sociale partners door de nationale regeringen volledig bij de implementatie van de beginselen en rechten van de pijler moeten worden betrokken.

    3.   Implementatie: stand van zaken en mogelijke volgende stappen

    3.1.

    Op basis van de context en de richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging en onder verwijzing naar de paragrafen 2.6.1, 2.6.2 en 2.6.3 betreffende de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU-instellingen en de lidstaten en de betrokkenheid van alle belanghebbenden, worden in dit hoofdstuk enkele prioriteiten vastgesteld die de komende maanden moeten worden aangepakt. Het gaat hier dus niet om een opsomming van alle maatregelen die nodig zijn om de pijler ten uitvoer te leggen.

    3.2.   Gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt

    3.2.1.

    In 2019 is een richtlijn over het evenwicht tussen werk en privéleven goedgekeurd, die gezinnen, met name vrouwen en kinderen, tastbare voordelen zou moeten opleveren omdat er een minimumnorm wordt ingevoerd voor ouders en verzorgers. Overeenkomstig artikel 153 VWEU moet voor de nationale sociale partners bij de snelle omzetting van deze richtlijn via collectieve overeenkomsten een belangrijke rol zijn weggelegd, want het is zaak om het EU-recht aan te passen aan de daadwerkelijke behoeften van het land, met inachtneming van overeenkomsten of wetgeving waarmee reeds aan de normen van de richtlijn wordt voldaan.

    3.2.2.

    Bij de implementatie van de richtlijn over het evenwicht tussen werk en privéleven zou de aandacht in het bijzonder moeten uitgaan naar werkbare en billijke oplossingen voor een passende vergoeding van werknemers die ouderschapsverlof nemen, alsmede naar flexibele arbeidsvoorwaarden en naar een mogelijke herziening van de Barcelona-doelstellingen. Met het oog op de ondersteuning van gezinnen zou ook gedacht moeten worden aan betaalbare kinderopvang en andere zorgdiensten.

    3.2.3.

    Het EESC heeft gepleit voor een geïntegreerde strategie op het gebied van gendergelijkheid (29). In het licht van de gezamenlijke verklaring van de Europese ministers over gendergelijkheid (30) pleit het EESC ervoor de loonkloof tussen mannen en vrouwen te dichten (31). Met name moet naar de behoeften van kmo's worden gekeken om te voorkomen dat zij met al te grote administratieve lasten worden opgezadeld.

    3.2.4.

    Het blijft van cruciaal belang te erkennen dat de implicaties van loonverschillen voor de toekomstige pensioenen van vrouwen, pensioenkloven en hun hogere armoederisico in overweging moeten worden genomen en moeten worden aangepakt.

    3.2.5.

    Het EESC onderstreept eens te meer dat de arbeidsmarktparticipatie en de kwaliteit van werk op een hoger niveau gebracht kunnen worden door meer in actief arbeidsmarktbeleid te investeren en door gemeenschappelijke normen voor goed werkende openbare diensten voor arbeidsvoorziening vast te stellen (32). Dit geldt ook voor non-profitdiensten voor arbeidsvoorziening, teneinde de overgang van de ene baan naar de andere sneller te laten verlopen, de aanwending van verworven vaardigheden te garanderen, meer en diverse loopbanen te ondersteunen en te evolueren naar stabiele arbeidsovereenkomsten (33). De bestrijding van langdurige werkloosheid, de integratie van migranten op de arbeidsmarkt en de herintegratie van mensen die zich ontmoedigd voelen is een ander belangrijk beleidsterrein waarop dringend doelgerichte maatregelen nodig zijn, waarbij valt te denken aan het recht van werknemers op ondersteuning bij opleiding, herscholing en het zoeken naar een baan.

    3.2.6.

    Het garanderen van een recht op een leven lang leren voor iedereen zou op de EU-agenda moeten staan (34). De nationale onderwijs-, opleidings- en leerlingstelsels moeten verder worden ontwikkeld, waarbij de nadruk moet liggen op de STEM-gebieden (wetenschap, technologie, techniek en wiskunde) en ontwikkeling van duale systemen die zullen leiden tot een betere afstemming op de behoeften van de arbeidsmarkt.

    3.3.   Billijke arbeidsvoorwaarden

    3.3.1.

    Op korte termijn zou de aandacht vooral moeten gaan naar de monitoring van de uitvoering van de herziene detacheringsrichtlijn, waarin het beginsel van gelijke behandeling wordt bevestigd, en de richtlijn betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, waarin minimumrechten voor alle arbeidsverhoudingen worden vastgesteld, samen met de oprichting van een Europese arbeidsautoriteit die ten doel heeft om het EU-acquis beter te handhaven en arbeidsinspecties efficiënter te maken.

    3.3.2.

    Het EESC beveelt aan om de betrokkenheid van werknemers bij bedrijven te versterken, vooral met het oog op het verhogen van de productiviteit en het in goede banen leiden van de invoering van nieuwe technologieën alsook met het oog op de gevolgen voor de organisatie van werk en de vaardigheden van werknemers. In dit verband kijkt het EESC uit naar de resultaten van de onderhandelingen tussen de Europese sociale partners over de kaderovereenkomst inzake digitalisering.

    3.3.3.

    Het EESC is er voorstander van dat er in het kader van de sociale dialoog op het gepaste nationale en Europese niveau adequate maatregelen met betrekking tot “rechtvaardige transities” worden uitgewerkt, waarbij maatregelen en acties worden ingevoerd om veranderingen in goede banen te leiden en te zorgen voor minimumbescherming bij reorganisaties of collectief ontslag naar aanleiding van transities die voortvloeien uit ontwikkelingen op het gebied van technologie, demografie, mondialisering, klimaatverandering en circulaire economie, en waarbij ook plaats wordt ingeruimd voor het recht op collectieve onderhandelingen om te anticiperen op veranderingen en om de betrokken werknemers te ondersteunen (evolutie van de richtlijn collectief òntslag (35)). Het EESC kijkt er eveneens naar uit dat de medewetgevers het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering goedkeuren.

    3.3.4.

    De betrokkenheid van werknemers bij het bestuur van ondernemingen, als onderdeel van hun recht op informatie en raadpleging, zou moeten worden aangepast aan het nieuwe rechtskader inzake niet-financiële informatie (36) en in het licht van de noodzaak om bij de vereisten qua verantwoordingsplicht van ondernemingen de nodige zorgvuldigheid te betrachten.

    3.3.5.

    Het EESC is van mening dat het nuttig is benchmarks vast te stellen die kunnen helpen beoordelen in hoeverre lage lonen toereikend zijn om armoede bij loontrekkers te voorkomen. Ook kan het in dit verband zinvol zijn om de analyse en uitwisseling van goede praktijken te bevorderen met behulp van de beschikbare procedures voor wederzijds leren en door de invoering van gemeenschappelijke normen om transparante en voorspelbare minimumlonen vast te stellen, voor zover minimumnormen bestaan en voor zover de sociale partners dat willen.

    3.3.6.

    Mede gezien het belang dat in de verklaring van de IAO aan gezondheid en veiligheid wordt gehecht beveelt het EESC aan maatregelen te treffen die ervoor zorgen dat werknemers kunnen profiteren van de beste technologieën om de gezondheid en veiligheid op het werk te verbeteren en ongevallen te voorkomen, met inachtneming van de mogelijke gevolgen hiervan voor de privacy en het controleren van prestaties.

    3.3.7.

    Alle lidstaten zouden dezelfde kans moeten hebben op doeltreffende stelsels voor collectieve onderhandelingen. Waar nodig zouden wettelijke en operationele kaders moeten worden vastgesteld of verbeterd om vrije, autonome en doeltreffende collectieve onderhandelingen te voeren. Ter ondersteuning van deze wettelijke en operationele kaders zouden er in het ESF+ voldoende middelen voor capaciteitsopbouw ten behoeve van de sociale partners moeten worden uitgetrokken en zou de sociale dialoog en de participatie van de sociale partners, met name in het Europees Semester, moeten worden bevorderd.

    3.4.   Sociale bescherming en inclusie

    3.4.1.

    De EPSR voorziet in maatregelen die sociale bescherming waarborgen voor iedereen die in de EU woont. Het sociaal beleid op het niveau van de EU en de lidstaten heeft bijgedragen tot de verbetering van het Europees sociaal model, dat moet worden geactualiseerd op basis van de doelstellingen van de EPSR. Er moet worden gezorgd voor een evenwicht tussen individuele verantwoordelijkheid — van werknemers en ondernemingen middels sociale premies — en solidariteit om de nieuwe uitdagingen als gevolg van de globalisering, digitalisering, klimaatverandering en arbeidsmobiliteit het hoofd te kunnen bieden.

    3.4.2.

    Van bijzonder belang zijn de beginselen en rechten in verband met de fundamentele behoeften en gelijke kansen van kwetsbare groepen die in hoofdstuk 3 van de EPSR aan de orde komen, zoals kansarme kinderen en jongeren en mensen met onvoldoende middelen. Een doeltreffende agenda voor personen met een handicap is een essentiële doelstelling van het EESC (37). De grondrechten en fundamentele beginselen worden niet in alle lidstaten toegepast. Een toereikend minimuminkomen (14) in combinatie met actieve ondersteuning bij het vinden van werk (4), een passend inkomen voor ouderen (15), toegang tot onderwijs en opleiding (1), huisvesting en ondersteuning voor daklozen (19) zijn niet overal in de EU gegarandeerd. Betrouwbare en efficiënte voorzieningen en diensten zijn evenmin in de gehele EU gewaarborgd.

    3.4.3.

    Het potentieel voor innovatie door middel van nieuwe technologieën en digitalisering moet worden gebruikt voor openbare diensten en de sociale economie, met inachtneming van de rechten van de burgers (38). Tegelijkertijd moet er iets worden gedaan aan de sociale en culturele uitdagingen die mogelijk worden opgeworpen door commerciële digitale platforms (39) en aan de scheve concurrentieverhoudingen, om kmo's weer een eerlijke uitgangspositie te geven en het lokale welzijn en de sociale integratie in achterstandsgebieden te bevorderen.

    3.4.4.

    In sommige lidstaten worden op solidariteit gebaseerde uitkeringen en voorzieningen niet aan iedereen ter beschikking gesteld en kunnen deze niet langs gerechtelijke weg worden opgeëist. De landenverslagen wijzen niet alleen op goede praktijken en vooruitgang, maar ook op slecht gecoördineerde en geïntegreerde sociale beleidsmaatregelen, ontoereikende stelsels, een hoog armoederisico, geen actieve inclusie, aanzienlijke regionale verschillen, en een gebrek aan investeringen in en toegang tot gezondheidszorg en andere diensten van algemeen belang. Voor overheidsinstanties en erkende verleners van non-profitdiensten zouden passende omstandigheden moeten worden gecreëerd zodat de verlening van hoogwaardige openbare diensten gewaarborgd kan worden.

    3.4.5.

    Het EESC is ingenomen met de aanbeveling van de Raad met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen, waarin lacunes in de toegang tot sociale bescherming worden aangepakt waarmee mensen in banen zonder standaardarbeidsovereenkomsten of in een arbeidsvorm als zelfstandige worden geconfronteerd. Dit moet worden gecombineerd met nadere maatregelen om de aanbeveling ten uitvoer te leggen, zoals een beoordeling aan de hand van het in de aanbeveling overeengekomen toezichtkader en op basis van door de lidstaten ingediende actieplannen en bijdragen van de sociale partners en maatschappelijke organisaties.

    3.4.6.

    Ook moet dringend worden gestreefd naar het verbeteren van de capaciteit van lidstaten om sociale overdrachten te activeren teneinde te voldoen aan de basisbehoeften van mensen vanaf hun geboorte tot op hun oude dag. Dit houdt in dat:

    een Europese kaderrichtlijn inzake een minimuminkomen wordt aangenomen om armoede in te dijken en een inclusieve arbeidsmarkt te bevorderen (40);

    de mogelijkheid wordt onderzocht om gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering in de lidstaten vast te stellen (41);

    de toegankelijkheid van sociale en politieke functies voor personen met een handicap wordt gewaarborgd;

    de formulering “kostprijs van de vergrijzing” wordt herzien en wordt omgezet in het concept “waardig ouder worden” dat de toereikendheid van pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg centraal stelt in de economische governance zonder voorbij te gaan aan de houdbaarheid van de pensioenstelsels;

    specifieke programma's worden vastgesteld voor sociale huisvesting en de toegang tot huisvesting ten gunste van gezinnen met een laag inkomen;

    wordt geïnvesteerd in kinderopvangfaciliteiten die rechtstreeks in het belang zijn van kinderen en kansarme jongeren; het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie en het Europees Parlement om een kindergarantie in te voeren;

    ervoor wordt gezorgd dat iedereen toegang heeft tot goed onderwijs en dat de jongerengarantie wordt uitgebreid.

    3.4.7.

    Het EESC zou graag zien dat de EU-medewetgevers de onderhandelingen over de herziening van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels hervatten en dat de lidstaten de implementatie van de Europese toegankelijkheidswet versnellen.

    3.4.8.

    De rol van sociale diensten, ondernemingen in de sociale economie en non-profitorganisaties zou moeten worden bevorderd met doelgerichte maatregelen en gerichte financiering.

    3.5.   Transversale maatregelen

    3.5.1.

    Door de EPSR zouden de kenmerken en vereisten van betere regelgeving op EU- en nationaal niveau opnieuw gestalte moeten krijgen, zodat alle criteria, met inbegrip van de kosten-batenanalyse, een volledige weergave vormen van de economische, sociale en milieu-impact op de gebieden die onder de regelgeving vallen, alsook van de gevolgen voor kmo's.

    3.5.2.

    Specifieke middelen, met inbegrip van specifieke begrotingsonderdelen, zouden beschikbaar moeten worden gesteld aan de lokale overheden, de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties ter aanmoediging en ondersteuning van de initiatieven die zij moeten ontplooien (conferenties, studies, training, voorlichting, uitwisseling van deskundigen enz.) om werk te maken van de EPSR.

    Brussel, 25 september 2019.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 1.2 en 2.2.

    (2)  Bv. in de adviezen PB C 13 van 15.1.2016, blz. 40; PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, en PB C 440 van 6.12.2018, blz. 135.

    (3)  Artikel 9 VWEU.

    (4)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 40.

    (5)  Zoals opgesomd in par. 2.6.3.

    (6)  PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.5 en 1.6.

    (7)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10, par. 6.3.1.

    (8)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 2.2.

    (9)  https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2019/05/09/the-sibiu-declaration

    (10)  PB C 440 van 6.12.2018, blz. 28, par. 3.3.

    (11)  PB C 13 van 15.1.2016, blz. 40.

    (12)  Europese sociale dialoog, werkprogramma 2019-2021.

    (13)  Tijdens diverse nationale debatten, onder meer in Slovenië, is erop gehamerd dat jonge mensen moeten worden betrokken bij de dialoog.

    (14)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10.

    (15)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10.

    (16)  https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/european_pillar_one_year_on.pdf

    (17)  PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 1.3.

    (18)  Dit verwijst naar het instrumentarium voor betere regelgeving met aanvullende of alternatieve maatregelen voor harde wetgeving.

    (19)  https://www.etuc.org/en/pressrelease/stand-social-pillar-alliance-social-economy-enterprises-trade-unions-and-civil-society

    (20)  PB C 271 van 19.9.2013, blz. 91, par. 2.3.

    (21)  PB C 177 van 18.5.2016, blz. 35.

    (22)  PB C 227 van 28.6.2018, blz. 1, par. 1.8 en 3.6; PB C 327 van 12.11.2013, blz. 11; PB C 227 van 28.6.2018, blz. 95, par. 1.4; PB C 226 van 16.7.2014, blz. 21; PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 3.14, en PB C 190 van 5.6.2019, blz. 24, par. 1.8.

    (23)  PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.5.

    (24)  PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.6.

    (25)  https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-6167-2019-INIT/nl/pdf

    (26)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10, par. 6.3.1.

    (27)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, par. 3.3.2.

    (28)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 32, par. 3.3.5.

    (29)  PB C 240 van 16.7.2019, blz. 3, par. 1.3.

    (30)  Gezamenlijke verklaring over “Gendergelijkheid als een prioriteit van de Europese Unie, vandaag en in de toekomst” ondertekend op de informele bijeenkomst van ministers voor gendergelijkheid op 12 oktober 2018 in Wenen.

    (31)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 26, par. 3.1.1 en 3.1.3.

    (32)  Het EESC heeft een apart advies over de openbare diensten voor arbeidsvoorziening uitgebracht, PB C 353 van 18.10.2019, blz. 46.

    (33)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 46.

    (34)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 8, par. 4.10.

    (35)  Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16).

    (36)  Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 1).

    (37)  SOC/616 — Vormgeving van de EU-agenda voor de rechten van gehandicapten 2020-2030 (in behandeling).

    (38)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 1.

    (39)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 17.

    (40)  PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1.

    (41)  Het EESC werkt aan een advies SOC/583 over gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering (in behandeling).


    BIJLAGE

    De volgende wijzigingsvoorstellen zijn tijdens de behandeling van het advies verworpen, hoewel er meer dan een kwart van de stemmen voor werd uitgebracht (art. 59, lid 3, rvo):

    Paragraaf 2.3

    Als volgt wijzigen:

    2.3.

    In de verklaring over de toekomst van werk die de Internationale Arbeidsconferentie (ILC) onlangs ter gelegenheid van het 100-jarige bestaan van de IAO heeft uitgebracht, worden een aantal belangrijke actielijnen geschetst voor de IAO. In deze verklaring roept de ILC alle leden ook op om, rekening houdend met de nationale omstandigheden, individueel en collectief alles in het werk te stellen om via tripartiet overleg en sociale dialoog en met de steun van de IAO haar mensgerichte benadering van de toekomst van werk verder te ontwikkelen. In de verklaring komen kwesties aan de orde als de versterking van en maatregelen uiteengezet om het arbeidsrecht te moderniseren en uitsluiting te voorkomen. Ook worden hierin een reeks investeringen in menselijke vermogens en , in de arbeidsinstituties en de bevordering van aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen, in fatsoenlijk en duurzaam werk besproken waarmee er voor bedrijven een optimaal klimaat zou worden gecreëerd om te floreren en waarmee de werk- en levensomstandigheden van de burgers zouden worden verbeterd, met inachtneming van de nationale context en de specifieke rol van de sociale partners.

    Motivering

    De voorgestelde wijzigingen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de tekst van deze paragraaf strookt met de inhoud van de verklaring ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de IAO. Zie verder, in het kader van dit advies, de algemene verklaring over de wijze waarop de leden van de IAO — zowel individueel als collectief — moeten werken om hun benadering van de toekomst van het werk te ondersteunen.

    Stemuitslag

    Voor

    56

    Tegen

    121

    Onthoudingen

    3

    Paragraaf 2.5

    Als volgt wijzigen:

    2.5.

    Op EU-niveau wordt de EPSR tot dusver geïmplementeerd aan de hand van:

    a)

    wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen, met de nadruk op handhaving en beoordeling van het bestaande sociale acquis dat, waar nodig, moet worden geactualiseerd;

    b)

    specifieke financiering;

    c)

    enkele initiële wijzigingen in het Europees Semester.

    Motivering

    Deze paragraaf gaat over het soort maatregelen dat tot dusver op EU-niveau is genomen om de EPSR ten uitvoer leggen. Het is dus niet logisch om over de actualisering van het bestaande acquis te spreken.

    Stemuitslag

    Voor

    56

    Tegen

    124

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 2.6

    Als volgt wijzigen:

    2.6.

    Algemene opmerkingen over Wetgevings- en niet-wetgevingsmaatregelen op nationaal en EU-niveau

    Motivering

    Voorgesteld wordt het kopje boven deze paragraaf te wijzigen, zodat het de inhoud van de toe te voegen nieuwe paragrafen beter weergeeft.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    126

    Onthoudingen

    8

    Eerste nieuwe paragraaf vóór de huidige paragraaf 2.6.1

    Een eerste nieuwe paragraaf toevoegen vóór de huidige paragraaf 2.6.1:

    Het uitgangspunt voor implementatie — algemene aanpak

    Motivering

    Voorgesteld wordt het kopje boven deze paragraaf te wijzigen, zodat het de inhoud van de toe te voegen nieuwe paragrafen beter weergeeft.

    Stemuitslag

    Voor

    55

    Tegen

    119

    Onthoudingen

    5

    Nieuwe paragraaf na paragraaf 2.6.1

    Na paragraaf 2.6.1 een nieuwe paragraaf toevoegen:

    Uitgangspunt moet zijn dat kwesties die geen duidelijke transnationale dimensie hebben op het gebied van het arbeidsrecht, beter op nationaal niveau worden aangepakt. EU-wetgeving die gebaseerd is op een uniform model en geen rekening houdt met de verschillen in aard en omvang van bedrijven, sectoren of tradities en stelsels in de lidstaten, moet worden vermeden. Dergelijke wetgeving doet ook afbreuk aan de mogelijkheid voor vakbonden en werkgeversorganisaties om op maat gesneden overeenkomsten te sluiten voor verschillende sectoren, wat met name belangrijk is in landen waar de sociale partners een grote mate van vrijheid hebben om afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, al dan niet ter aanvulling van de nationale wetgeving.

    Motivering

    Zal mondeling worden toegelicht.

    Stemuitslag

    Voor

    51

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    6

    Paragraaf 2.6.4

    Als volgt wijzigen:

    2.6.4.

    Lidstaten, en EU-instellingen, sociale partners en maatschappelijke organisaties moeten de uitvoering van de EPSR en de doeltreffendheid van bestaande maatregelen in het oog houden in het kader van het Europees Semester en ervoor zorgen dat de sociale partners en het maatschappelijk middenveld hierbij worden betrokken. De EU-instellingen moeten de lidstaten en de sociale belanghebbenden op nationaal niveau bij de uitvoering van de EPSR ondersteunen.

    Motivering

    Weerspiegeling van het feit dat de EU en de lidstaten bij het toezicht op de implementatie van de EPSR een andere rol hebben dan de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.

    Stemuitslag

    Voor

    54

    Tegen

    120

    Onthoudingen

    1

    Paragraaf 2.6.5

    Schrappen:

    2.6.5.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene en duidelijke gemeenschappelijke normen moeten worden vastgesteld waarin de specifieke nationale omstandigheden in aanmerking worden genomen, ruimte is voor aanpassingen aan de verscheidenheid van sociale stelsels en de rol van belanghebbenden, en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Bovendien moet daarbij sprake zijn van een Europese meerwaarde (1). Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule (artikel 9 VWEU), aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan.

    Motivering

    Zal mondeling worden toegelicht.

    Stemuitslag

    Voor

    48

    Tegen

    123

    Onthoudingen

    5

    Paragraaf 2.6.5

    Als volgt wijzigen:

    2.6.5.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene en duidelijke gemeenschappelijke normen moeten worden vastgesteld dat gericht is op haalbare normen waarin de specifieke nationale omstandigheden in aanmerking worden genomen, ruimte is voor aanpassingen aan de verscheidenheid van sociale stelsels en de rol van belanghebbenden, en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Bovendien moet daarbij sprake zijn van een Europese meerwaarde (2). Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule (artikel 9 VWEU), aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan.

    Motivering

    Als beoogd wordt om de diversiteit van de lidstaten op het gebied van sociale stelsels te eerbiedigen, kan men niet vragen om het vaststellen van algemene of gemeenschappelijke normen.

    Stemuitslag

    Voor

    48

    Tegen

    120

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 2.6.6

    Als volgt wijzigen:

    2.6.6.

    Met de uitvoering van de EPSR wordt beoogd om opwaartse convergentie qua resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied aan te zwengelen, de sociale en arbeidsvoorwaarden voor Europese werknemers en burgers te verbeteren en aan te passen, effectieve, duurzame en betrouwbare socialezekerheidsstelsels (3) alsook moderne, wetenschappelijk onderbouwde, op kwaliteit beoordeelde sociale en gezondheidsdiensten, met name openbare en non-profitdiensten, op te zetten en deze te verbeteren, te streven naar fatsoenlijke arbeidsomstandigheden minimumnormen vast te stellen om sociale dumping te bestrijden en tegelijkertijd een gelijk speelveld tot stand te brengen voor goed presterende economieën, werkgelegenheid en duurzame ondernemingen, alsook waarbij het vertrouwen van de burgers in de EU moet worden vergrootte vergroten. Strategieën op het gebied van het sociaal beleid moeten ook betrekking hebben op de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en eerlijke marktvoorwaarden voor deze bedrijven. Het is belangrijk om basisnormen vast te stellen en goed te keuren voor diensten van algemeen belang, zoals huisvesting, watervoorziening en sociale diensten. Deze normen moeten regelmatig worden geëvalueerd, ook door onafhankelijke beoordelaars (onderzoeksinstituten, academische instellingen, enz.), die financieel kunnen worden ondersteund en wier verslagen openbaar worden gemaakt. De aandacht moet prioritair uitgaan naar het vervullen van de basisbehoeften van burgers en kwetsbare groepen en naar gevaarlijke verschillen in kansen, inkomens en welvaart tussen en binnen de lidstaten. Alle lidstaten moeten sociale integratie op basis van gelijke kansen en fatsoenlijke levensomstandigheden bevorderen.

    Motivering

    De uitvoering van de EPSR moet leiden tot opwaartse convergentie qua resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied, aangezien het de resultaten zijn die bepalen of de beleidskeuzes succesvol zijn geweest. Zoals aangegeven in punt 12 van de preambule van de EPSR, is de Europese pijler van sociale rechten “bedoeld om bij huidige en toekomstige uitdagingen (…) als leidraad te fungeren voor de doelmatige verwezenlijking van resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied (…)”. In de tekst moet ook melding worden gemaakt van de aanpassing van de sociale en arbeidsomstandigheden (en niet alleen de verbetering daarvan), aangezien dergelijke aanpassingen noodzakelijk kunnen zijn als gevolg van veranderingen in de samenleving en in het beroepsleven. Socialezekerheidsstelsels moeten betrouwbaar en doeltreffend zijn, maar ook houdbaar.

    De EPSR beoogt geen minimumnormen vast te stellen om sociale dumping te bestrijden, dus dit deel moet worden geschrapt.

    De lijst van kwesties die met prioriteit moeten worden behandeld, mag geen kwesties omvatten die niet onder de beginselen van de EPSR vallen (bijv. verschillen in welvaart en inkomen binnen of tussen de lidstaten).

    Stemuitslag

    Voor

    53

    Tegen

    115

    Onthoudingen

    3

    Paragraaf 2.6.7

    Als volgt wijzigen:

    2.6.7.

    Er zou vooral aandacht moeten worden besteed aan de uiteenlopende rol van collectieve onderhandelingen op nationaal niveau en aan collectieve overeenkomsten, die kunnen vooruitlopen op wetgeving of daarvoor een alternatief kunnen vormen, door specifieke gebieden van de arbeidsmarkt en van arbeidsverhoudingen te reguleren. De sociale partners kunnen dus een rol spelen in het implementatieproces door te bewijzen dat zij hetzelfde rechtsgevolg kunnen bereiken. In sommige lidstaten zijn procedures voor collectieve onderhandeling niet gestructureerd en betreffen collectieve onderhandelingen slechts een zeer beperkt terrein, zodat er nog steeds verschillen bestaan in de toekenning van de sociale rechten die in de EPSR zijn verankerd. In die gevallen is wetgeving geboden. Het EESC moedigt de lidstaten dan ook aan om de capaciteit van de nationale sociale partners te versterken.

    Motivering

    Wij stellen voor het einde van de tweede zin te schrappen, omdat helemaal niet duidelijk is wat wordt bedoeld met “hetzelfde rechtsgevolg bereiken”. De nationale stelsels verschillen voor wat betreft de rol van collectieve onderhandelingen en wetgeving bij de regulering van de arbeidsmarkt, het niveau waarop de onderhandelingen worden gevoerd (intersectoraal, sectoraal, per bedrijf of werkplek, per regio of per beroepsgroep) en de wijze waarop de onderhandelingen op verschillende niveaus zich tot elkaar verhouden (bron: Eurofound).

    Stemuitslag

    Voor

    59

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 2.6.8

    Als volgt wijzigen:

    2.6.8.

    In de vierpartijenverklaring “Een nieuwe start voor de sociale dialoog” wordt de ontwikkeling van doeltreffende collectieve onderhandelingen aangemoedigd. Dat de sociale partners zich samen willen inzetten voor implementatie van de EPSR blijkt uit het gezamenlijke werkprogramma van de Europese sociale partners voor 2019-2021, dat ook op nationaal niveau zal worden uitgevoerd en daarmee zal bijdragen aan het nationale hervormingsproces. Het werkprogramma voor 2019-2021 omvat de volgende zes prioriteiten: digitalisering; betere prestaties van de arbeidsmarkten en de sociale stelsels; vaardigheden; aanpak van psychosociale aspecten en risico's op het werk; capaciteitsopbouw voor een sterkere sociale dialoog; de circulaire economie bevat specifieke voorstellen ten aanzien van onderwerpen in verband met de uitvoering van de EPSR, zoals onderhandelingen over een autonome kaderovereenkomst inzake digitalisering, inclusief mogelijkheden en modaliteiten ten aanzien van “online” of “offline” zijn alsook de verbetering van de prestaties van arbeidsmarkten en sociale stelsels, en de ontwikkeling van vaardigheden (4).

    Motivering

    Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de tekst van het advies de termen hanteert die ook in het werkprogramma van de Europese sociale partners worden gebruikt. (Zo worden “online” en “offline” in het werkprogramma gebruikt in de context van het voornemen van de sociale partners om een gezamenlijk studieseminar te organiseren waarop de verschillende ervaringen verkend zullen worden).

    Stemuitslag

    Voor

    53

    Tegen

    115

    Onthoudingen

    6

    Paragraaf 2.6.10

    Als volgt wijzigen:

    2.6.10.

    De Commissie heeft praktische maatregelen getroffen om de EPSR op Europees niveau in praktijk te brengen en heeft onlangs een geactualiseerde factsheet gepubliceerd waarin de tot dusver goedgekeurde wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven worden vermeld (5). Het EESC heeft er al eerder op gewezen dat een duidelijk stappenplan voor de uitvoering van de EPSR convergentie kan helpen bevorderen en de doelstellingen ervan kan helpen verwezenlijken . heeft reeds aangedrongen op een duidelijk en gecoördineerd stappenplan waarin de prioriteiten voor de implementatie van de pijler worden vastgesteld. (6).

    Motivering

    Voorgesteld wordt om de exacte bewoordingen van advies SOC/564 over te nemen.

    Stemuitslag

    Voor

    50

    Tegen

    113

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 2.6.11

    Als volgt wijzigen:

    2.6.11.

    De maatregelen ter uitvoering van de EPSR moeten berusten op een wetenschappelijke analyse van de huidige wetgeving en praktijken van de lidstaten en de EU op sociaal en gezondheidsgebied. Bovendien moeten de sociale belanghebbenden erbij worden betrokken. Het EESC kan een faciliterende rol vervullen. Het EESC stelt voor om een EU-forum voor sociaal beleid op te richten: dDe EU heeft behoefte aan een vast forum voor moet communicatie, uitwisseling van goede praktijken, evaluatie, seminars met deskundigen, sociale programma's, naleving van de regels van de EU en de lidstaten, en projecten ter hervorming van het beleid van de lidstaten en de EU bevorderen. Betere handhaving van bestaande sociale rechten blijft noodzakelijk. Commissie en lidstaten moeten ervoor zorgen dat de EU-regels beter worden nageleefd. Het nieuwe forum moet nauw verbonden zijn met het EESC en het Europees Semester.

    Motivering

    Het is niet duidelijk wat met de verwijzing naar de oprichting van “een EU-forum voor sociaal beleid” wordt bedoeld. Het is onnodig om nieuwe instrumenten/platforms te creëren en dit voorstel moet dan ook worden geschrapt. Belangrijk is wel dat belanghebbenden betrokken worden bij de implementatie van de EPSR en dat ze hierover worden geraadpleegd.

    Stemuitslag

    Voor

    52

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    3

    Paragraaf 2.7.2

    Als volgt wijzigen:

    2.7.2.

    Tijdens de onderhandelingen over het volgende MFK zou ernaar gestreefd moeten worden voldoende financiële middelen te garanderen voor het sociale en werkgelegenheidsbeleid. De begrotings- en schuldenregels van de EU (7) moeten dusdanig worden herzien dat de grondrechten en de doelstellingen van de Verdragen en de EPSR gerespecteerd worden. Er dient sprake te zijn van een adequaat evenwicht tussen een goed presterende economie, schuldbeheersing en sociale doelstellingen. Het EESC heeft er al diverse keren eerder (8) op gewezen dat de financiering van de tenuitvoerlegging van de sociale pijler ook sterk zal afhangen van de middelen die op nationaal niveau beschikbaar zijn. In de komende jaren zal financiering uit overheidsbegrotingen niet alleen nodig zijn voor investeringen, maar ook voor de exploitatiekosten van activiteiten. De ruimte hiervoor wordt wellicht ingeperkt door de EU-begrotings- en schuldenregels (9). Zoals het EESC al meermaals heeft benadrukt (10), dient te worden overwogen hoe de in dit verband toegestane flexibiliteit vergroot kan worden, bijvoorbeeld door middel van een “gulden regel” die ruimte biedt voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen om de doelstellingen van de sociale pijler te verwezenlijken, en dan met name door inkomensniveaus te verhogen, de sociale samenhang te versterken, ervoor te zorgen dat kwetsbare groepen volledig in de samenleving worden geïntegreerd en duurzame economische groei te genereren. een stijging van de overheidsinvesteringen in de lidstaten ook kan worden gestimuleerd via een “gulden regel” voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen, waardoor het mogelijk wordt om flexibeler om te springen met de begrotingsregels. Te denken valt aan gezamenlijke doelstellingen zoals een hoger inkomensniveau, duurzame groei, een grotere sociale samenhang en voorkoming van uitsluiting. Om overheidsinvesteringen te bevorderen kan met name ook gebruik worden gemaakt van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), die duidelijker gericht kunnen worden op de doelstellingen die in de EPSR worden beklemtoond (11). Dankzij een adequaat belastingbeleid, dat er o.a. ook op gericht is om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning doeltreffend aan te pakken, zou het mogelijk moeten worden om extra middelen vrij te maken om bij te dragen aan de financiering van de EPSR. Een efficiënt gebruik van bijkomende middelen vereist dat de uitvoering van de actieprogramma's en routekaarten voor de verwezenlijking van de sociale pijler integraal worden opgenomen in het Europees Semester; dat geldt met name voor de uitwerking van de nationale hervormingsprogramma's en de convergentieprogramma's (12).

    Motivering

    Het is belangrijk om de exacte bewoordingen te gebruiken van het advies waarnaar wordt verwezen om de tekst evenwichtiger te maken, alsook om te verwijzen naar uitspraken in eerdere adviezen over de tenuitvoerlegging van de Europese pijler als onderdeel van het Europees Semester.

    Stemuitslag

    Voor

    55

    Tegen

    112

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 2.8.4

    Als volgt wijzigen:

    2.8.4.

    Om een adequaat tegenwicht te bieden aan de dominante positie van macro-economische en begrotingsvereisten moet Een nieuwe cyclus van het Europees Semester moet zorgen voor de verwezenlijking van sociale doelstellingen in het kader van het uitgebreid toezicht op sociale onevenwichtigheden. Het sociale scorebord zou op alle rechten en beginselen van de pijler gericht moeten zijn en deze moeten monitoren. Ook zou het betere en nieuwe meetbare indicatoren moeten omvatten. Bij deze indicatoren kan naast statistieken ook gedacht worden aan reële toegang tot op kwaliteit gebaseerde sociale voorzieningen, afdwingbare sociale rechten, de maatschappelijke en arbeidsmarktintegratie van migranten, het bereik van collectieve onderhandelingen, deelname van sociale belanghebbenden aan het Europees Semester, en toegang tot leerlingplaatsen en kwaliteitsvol hoger onderwijs. De Commissie zou de uitvoering van de nationale hervormingsplannen moeten monitoren in nauwe samenwerking met de sociale partners en relevante maatschappelijke organisaties, en daarbij sociale landspecifieke aanbevelingen moeten stimuleren. Het aantal aanbevelingen en de structuur daarvan zou passend moeten zijn. Ook zou in de aanbevelingen moeten worden aangegeven in hoeverre er werk is gemaakt van de prioriteiten uit het stappenplan.

    Motivering

    Het is niet nodig te spreken over een “nieuw” Europees Semester, aangezien het Europees Semester al in 2010 is ingevoerd. Voorts is het onnodig te streven naar een “nieuw” Europees Semester, daar alle inspanningen gericht moeten zijn op het waarborgen van de doeltreffende en resultaatgerichte werking van het bestaande Europees Semester. In plaats daarvan zou verwezen moeten worden naar de nieuwe cyclus van het Europees Semester. De EPSR gaat vergezeld van een “sociaal scorebord”, dat trends en prestaties in de verschillende landen van de EU volgt op drie gebieden die verband houden met de beginselen van de pijler. Het scorebord levert input voor het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid en dient om na te gaan welke vorderingen de EU als geheel in de richting van een sociale “triple A” maakt. Daarmee is dus sprake van een uitgebreid toezicht.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    117

    Onthoudingen

    4

    Nieuwe paragraaf vóór de huidige paragraaf 3.1

    Vóór paragraaf 3.1 een nieuwe paragraaf toevoegen:

    Het EESC heeft er in zijn advies dienaangaande (13) al op gewezen dat de pijler een goede gelegenheid kan bieden om aan te tonen dat de EU nog steeds in staat is om, waar nodig, een adequaat antwoord te geven op de uitdagingen waarmee de gewone burger wordt geconfronteerd, met volledige inachtneming van de bevoegdheidsverdeling en het subsidiariteitsbeginsel.

    Motivering

    Zo wordt uiteengezet waarmee rekening moet worden gehouden bij de tenuitvoerlegging van de EPSR en de volgende stappen, nl. dat de EPSR een goede gelegenheid kan zijn om te laten zien dat de EU in staat is om adequaat te reageren wanneer er actie nodig is. Tegelijkertijd wordt benadrukt hoe belangrijk het is dat de bevoegdheidsverdeling en het subsidiariteitsbeginsel volledig in acht worden genomen.

    Stemuitslag

    Voor

    50

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    4

    Eerste nieuwe paragraaf na de huidige paragraaf 3.1

    Na de huidige paragraaf 3.1 een eerste nieuwe paragraaf toevoegen:

    Synergie tussen sociale (beleids)maatregelen van de EU en die van de lidstaten is van essentieel belang. Aangezien het sociaal model van de EU gebaseerd is op verschillende nationale modellen, die behouden moeten blijven, moet de EU de nationale bevoegdheden en de verscheidenheid van de sociale stelsels van de lidstaten, die stoelen op diep gewortelde politieke keuzes en maatschappelijke modellen, in acht nemen. Het scheppen van zo gunstig mogelijke voorwaarden voor de lidstaten en sociale partners en het ondersteunen van hun inspanningen om bepaalde hervormingen door te voeren dient dan ook de belangrijkste taak van de EU te zijn.

    Motivering

    Het is noodzakelijk om ook in de conclusies en aanbevelingen van het advies te wijzen op het belang van synergie tussen de sociale (beleids)maatregelen van de EU en die van de lidstaten. In de preambule van de EPSR staat duidelijk: “Het in de praktijk omzetten van de Europese pijler van sociale rechten is een gedeelde politieke inzet en een gedeelde verantwoordelijkheid. (…).” Bovendien wordt in de preambule uitdrukkelijk verwezen naar het respecteren van de bevoegdheidsverdeling en de inachtneming van de verschillende sociaaleconomische contexten en de verschillen tussen nationale stelsels, waaronder de rol van de sociale partners, en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

    Stemuitslag

    Voor

    45

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 3.2.2

    Als volgt wijzigen:

    3.2.2.

    Bij de implementatie van de richtlijn over het evenwicht tussen werk en privéleven zou de aandacht in het bijzonder moeten uitgaan naar werkbare, betaalbare en billijke oplossingen voor een passende vergoeding van werknemers die ouderschapsverlof nemen, alsmede naar flexibele arbeidsvoorwaarden die zijn afgestemd op de behoeften van de werkplek en naar een mogelijke herziening van de Barcelona-doelstellingen. Met het oog op de ondersteuning van gezinnen zou ook gedacht moeten worden aan betaalbare kinderopvang en andere zorgdiensten.

    Motivering

    De in de lidstaten gekozen oplossingen voor de uitvoering van de richtlijn inzake het evenwicht tussen werk en privéleven met betrekking tot een adequate compensatie van werknemers die gebruikmaken van ouderschapsverlof, moeten ook betaalbaar zijn. Oplossingen in verband met flexibele werkomstandigheden moeten ook rekening houden met de behoeften van de werkplek.

    De Europese Raad heeft de Barcelona-doelstellingen in 2002 vastgesteld; eventuele herziening daarvan is niet gekoppeld aan de uitvoering van de WLB-richtlijn, zodat dit deel moet worden geschrapt.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    109

    Onthoudingen

    5

    Paragraaf 3.2.3

    Als volgt wijzigen:

    3.2.3.

    Het EESC heeft gepleit voor een geïntegreerde strategie op het gebied van gendergelijkheid (14). In het licht van de gezamenlijke verklaring van de Europese ministers over gendergelijkheid (15) pleit het EESC ervoor ongerechtvaardigde loonkloven tussen mannen en vrouwen te dichten (16). Met name moet naar de behoeften van kmo's worden gekeken om te voorkomen dat zij met al te grote administratieve lasten worden opgezadeld.

    Motivering

    Deze toevoeging maakt de tekst nauwkeuriger. De maatregelen ter bestrijding van de loonkloof moeten gericht zijn op het bestrijden van ongerechtvaardigde beloningsverschillen.

    Stemuitslag

    Voor

    45

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    5

    Paragraaf 3.2.5

    Als volgt wijzigen:

    3.2.5.

    Het EESC onderstreept eens te meer dat de arbeidsmarktparticipatie en de kwaliteit van werk op een hoger niveau gebracht kunnen worden door meer in actief arbeidsmarktbeleid te investeren en door gemeenschappelijke normen voor goed werkende openbare diensten voor arbeidsvoorziening vast te stellen (17). Dit geldt ook voor non-profitdiensten voor arbeidsvoorziening, teneinde de overgang van de ene baan naar de andere sneller te laten verlopen, de aanwending van verworven vaardigheden te garanderen, meer en diverse loopbanen te ondersteunen en te evolueren naar duurzame banen stabiele arbeidsovereenkomsten. (18). De bestrijding van langdurige werkloosheid, de integratie van migranten op de arbeidsmarkt en de herintegratie van mensen die zich ontmoedigd voelen is een ander belangrijk beleidsterrein waarop dringend doelgerichte maatregelen nodig zijn, waarbij valt te denken aan het recht van werknemers op ondersteuning voor werknemers bij opleiding, herscholing en het zoeken naar een baan.

    Motivering

    De eerste wijziging volgt de tekst van het geciteerde advies. De dringende gerichte maatregelen kunnen beter op “actieve wijze” worden geformuleerd. Het gaat erom werknemers te ondersteunen die op zoek zijn naar werk, opleiding en herkwalificatie, niet om de formulering ervan als een “recht”.

    Stemuitslag

    Voor

    47

    Tegen

    110

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 3.2.6

    Als volgt wijzigen:

    3.2.6.

    Het garanderen van toegang tot een recht op een leven lang leren voor iedereen zou op de EU-agenda moeten staan (19). De nationale onderwijs-, opleidings- en leerlingstelsels moeten verder worden ontwikkeld, waarbij de nadruk moet liggen op de STEM-gebieden (wetenschap, technologie, techniek en wiskunde) en ontwikkeling van duale systemen die zullen leiden tot een betere afstemming op de behoeften van de arbeidsmarkt.

    Motivering

    We moeten ons richten op het bevorderen van beleid dat ervoor zorgt dat iedereen toegang heeft tot een leven lang leren. Hoewel het geciteerde advies wijst op het belang van levenslang leren en de bevordering van de deelname daaraan, lijkt het niet te vermelden dat het recht op levenslang leren op de agenda van de EU moet staan.

    Stemuitslag

    Voor

    48

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 3.3.1

    Als volgt wijzigen:

    3.3.1.

    Op korte termijn zou de aandacht vooral moeten gaan naar de monitoring van de uitvoering van de herziene detacheringsrichtlijn, die gedetacheerde werknemers tijdens hun detachering, die verband houdt met het verlenen van diensten, beschermt waarin het beginsel van gelijke behandeling wordt bevestigd, en de richtlijn betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden, waarin minimumrechten voor alle arbeidsverhoudingen worden vastgesteld, samen met de oprichting van een Europese arbeidsautoriteit die ten doel heeft om het EU-acquis beter te handhaven en arbeidsinspecties efficiënter te maken.

    Motivering

    De gewijzigde formulering geeft weer wat met de detacheringsrichtlijn wordt beoogd.

    Stemuitslag

    Voor

    43

    Tegen

    118

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 3.3.2

    Als volgt wijzigen:

    3.3.2.

    Het EESC moedigt beveelt aan om de betrokkenheid van werknemers bij bedrijven aan te versterken, vooral met het oog op de overkoepelende doelstelling om het verhogen van de productiviteit te verhogen en het in goede banen leiden van de invoering van nieuwe technologieën te ondersteunen alsook met het oog op de gevolgen voor de organisatie van werk en de vaardigheden van werknemers. In dit verband kijkt het EESC uit naar de resultaten van de onderhandelingen tussen de Europese sociale partners over de kaderovereenkomst inzake digitalisering.

    Motivering

    De voorgestelde wijzigingen hebben tot doel de nadruk te leggen op het belang van de betrokkenheid van de werknemers bij de ondersteuning van de invoering van nieuwe technologieën.

    Stemuitslag

    Voor

    46

    Tegen

    118

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 3.3.3

    Als volgt wijzigen:

    3.3.3.

    Het EESC is er voorstander van dat er in het kader van de sociale dialoog op het gepaste nationale en Europese niveau adequate maatregelen met betrekking tot “rechtvaardige transities” worden uitgewerkt waarbij enerzijds maatregelen en acties worden ingevoerd om veranderingen vlotter te laten verlopen in goede banen te leiden en anderzijds wordt gezorgd te zorgen voor afdoende minimumbescherming bij reorganisaties of collectief ontslag naar aanleiding van transities die voortvloeien uit ontwikkelingen op het gebied van technologie, demografie, mondialisering, klimaatverandering en circulaire economie, en waarbij ook plaats wordt ingeruimd voor het recht opondersteuning van collectieve onderhandelingen, anticipatie van om te anticiperen op veranderingen en verlening van ondersteuning aan om de betrokken werknemers te ondersteunen (evolutie van de richtlijn collectief ontslag (20). Het EESC kijkt er eveneens naar uit dat de medewetgevers het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering goedkeuren.

    Motivering

    De verwijzingen naar “het recht op collectieve onderhandelingen” en de “evolutie van de richtlijn collectief ontslag” moeten worden geschrapt, aangezien in elke EESC-tekst over de tenuitvoerlegging van de EPSR kwesties onder de aandacht moeten worden gebracht waarmee de lidstaten rekening moeten houden bij hun inspanningen om hun arbeidsmarkten en/of socialebeschermingsstelsels te ontwikkelen.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    109

    Onthoudingen

    1

    Paragraaf 3.3.4

    Als volgt wijzigen:

    3.3.4.

    De betrokkenheid van werknemers bij het bestuur van ondernemingen, als onderdeel van hun recht op informatie en raadpleging, zou moeten worden beoordeeld in het licht van aangepast aan het nieuwe rechtskader inzake niet-financiële informatie (21) en in het licht van de noodzaak om bij de vereisten qua verantwoordingsplicht van ondernemingen de nodige zorgvuldigheid te betrachten.

    Motivering

    Wijziging ter wille van een algemenere strekking van de tekst. Het is te vroeg om te spreken van een nieuw rechtskader inzake niet-financiële informatie.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    1

    Paragraaf 3.3.5

    Als volgt wijzigen:

    3.3.5.

    Het EESC is van mening dat het nuttig is benchmarks vast te stellen die kunnen helpen beoordelen in hoeverre lage lonen toereikend zijn om armoede bij loontrekkers te voorkomen. Ook kan het in dit verband zinvol zijn om de analyse en uitwisseling van goede praktijken te bevorderen met behulp van de beschikbare procedures voor wederzijds leren en door de invoering van gemeenschappelijke normen om transparante en voorspelbare minimumlonen vast te stellen, voor zover minimumnormen bestaan en voor zover de sociale partners dat willen.

    Motivering

    De invoering van gemeenschappelijke normen voor de vaststelling van minimumlonen is noch wenselijk noch aanvaardbaar, aangezien lonen een kwestie zijn waarover op nationaal niveau moet worden onderhandeld.

    Stemuitslag

    Voor

    51

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 3.4.6

    Als volgt wijzigen:

    3.4.6.

    Ook moet dringend worden gestreefd naar het verbeteren van de capaciteit van lidstaten om sociale overdrachten te activeren of andere maatregelen te treffen teneinde te voldoen aan de basisbehoeften van mensen vanaf hun geboorte tot op hun oude dag. Dit houdt in dat:

    de inspanningen van de lidstaten ter ontwikkeling en actualisering van regelingen inzake een minimuminkomen een Europese kaderrichtlijn inzake een minimuminkomen wordt aangenomen om armoede in te dijken en een inclusieve arbeidsmarkt te bevorderen ook op Europees niveau ondersteund en versterkt worden (22);

    de mogelijkheid wordt onderzocht om gemeenschappelijke beginselen minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering in de lidstaten te ontwikkelen vast te stellen (23);

    de toegankelijkheid van sociale en politieke functies voor personen met een handicap wordt gewaarborgd;

    de formulering “kostprijs van de vergrijzing” wordt herzien en wordt omgezet in het concept “waardig ouder worden” dat de toereikendheid van pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg centraal stelt in de economische governance zonder voorbij te gaan aan de houdbaarheid van de pensioenstelsels;

    specifieke programma's worden vastgesteld voor sociale huisvesting en de toegang tot huisvesting ten gunste van gezinnen met een laag inkomen;

    wordt geïnvesteerd in kinderopvangfaciliteiten die rechtstreeks in het belang zijn van kinderen en kansarme jongeren; het EESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie en het Europees Parlement om een kindergarantie in te voeren;

    er een echte Europese leerruimte wordt gecreëerd, waarin ervoor wordt gezorgd dat iedereen algemene toegang heeft tot goed onderwijs wordt vergemakkelijkt en dat de jongerengarantie wordt uitgebreid.

    Motivering

    Aangezien de EPSR bedoeld is als richtsnoer voor de lidstaten bij de ontwikkeling van hun sociale stelsels, moet dit centraal staan in het punt over minimuminkomen. Voorts bevat het genoemde advies als bijlage een tegenadvies waarin een ander standpunt wordt ingenomen.

    Aangezien de Commissie nog niet met een concreet voorstel voor een kindergarantie is gekomen, is het voorbarig om hiervoor al steun uit te spreken.

    Tot slot moet ook worden gewezen op de noodzaak een echte Europese leerruimte te creëren.

    Stemuitslag

    Voor

    51

    Tegen

    112

    Onthoudingen

    2

    Paragraaf 1.1

    Als volgt wijzigen:

    1.1.

    Het EESC is van mening dat de Europese Unie alleen een realistische toekomst heeft als een gezonde economische basis gecombineerd wordt met een sterke sociale dimensie (24). Daarom pleit het al geruime tijd voor opwaartse convergentie qua resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied en een doeltreffender sociaal beleid op EU-niveau en in de lidstaten (25). Het Europees sociaal model moet ook worden versterkt en geactualiseerd als internationale referentie. Met de effectieve tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) van 2017 wordt opnieuw bevestigd dat men zich gezamenlijk inzet voor het Europees sociaal model in het kader van een nieuwe sociaal inclusieve strategie.

    Motivering

    Wat relevant is voor de sterke sociale dimensie, is de opwaartse convergentie van de werkgelegenheid en de resultaten op sociaal gebied, aangezien het de resultaten zijn die bepalen of de beleidskeuzes succesvol zijn geweest. Dit wordt ook duidelijk gemaakt in punt 12 van de preambule van de EPSR: “De Europese pijler van sociale rechten is bedoeld om bij huidige en toekomstige uitdagingen (...) als leidraad te fungeren voor de doelmatige verwezenlijking van resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied (...).”

    Stemuitslag

    Voor

    47

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    1

    Paragraaf 1.3

    Schrappen:

    1.3.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene gemeenschappelijke normen moeten worden vastgesteld waarin de specifieke nationale omstandigheden en sociale stelsels in aanmerking worden genomen en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule, aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan (26).

    Motivering

    Zal mondeling worden toegelicht.

    Stemuitslag

    Voor

    48

    Tegen

    123

    Onthoudingen

    5

    Paragraaf 1.3

    Als volgt wijzigen:

    1.3.

    Op bepaalde gebieden van Europese wetgeving zou er een kader met algemene gemeenschappelijke dat gericht is op haalbare normen moeten worden vastgesteld waarin de specifieke nationale omstandigheden en sociale stelsels in aanmerking worden genomen en effectieve, afdwingbare sociale rechten voor burgers op EU- en nationaal niveau worden erkend. Er moet op alle EU-beleidsterreinen, met gebruikmaking van de horizontale clausule, aan de doelstellingen van de EPSR worden voldaan (27).

    Motivering

    Als beoogd wordt om de diversiteit van de lidstaten op het gebied van sociale stelsels te eerbiedigen, kan men niet vragen om het vaststellen van algemene of gemeenschappelijke normen.

    Stemuitslag

    Voor

    48

    Tegen

    120

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 1.4

    Als volgt wijzigen:

    1.4.

    Er wordt momenteel aan de EPSR gewerkt via wetgevings- en niet-wetgevingshandelingen, specifieke financiering en wijzigingen in het Europees Semester, waarmee moet worden beoogd om opwaartse convergentie qua resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied aan te zwengelen en tegelijkertijd tot haalbare sociale minimumnormen vast te stellen komen, zodatom een gelijk speelveld tot stand te brengenwordt gebracht.

    Motivering

    De uitvoering van de EPSR moet leiden tot opwaartse convergentie qua resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied, aangezien het de resultaten zijn die bepalen of de beleidskeuzes succesvol zijn geweest. Dit wordt ook duidelijk gemaakt in punt 12 van de preambule van de EPSR: “De Europese pijler van sociale rechten is bedoeld om bij huidige en toekomstige uitdagingen (…) als leidraad te fungeren voor de doelmatige verwezenlijking van resultaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied (…).”

    Stemuitslag

    Voor

    47

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    1

    Nieuwe paragraaf na de huidige paragraaf 1.4

    Na paragraaf 1.4 een nieuwe paragraaf toevoegen:

    Uitgangspunt moet zijn dat kwesties die geen duidelijke transnationale dimensie hebben, op nationaal niveau worden aangepakt. De EU zou zich in de eerste plaats moeten richten op het bieden van stimulansen, informatie en knowhow om lidstaten en sociale partners in staat te stellen beleidsmaatregelen voor hun structurele uitdagingen op de arbeidsmarkt uit te werken, in te voeren en te evalueren.

    Motivering

    Zal mondeling worden toegelicht.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    113

    Onthoudingen

    3

    Nieuwe paragraaf na de huidige paragraaf 1.4:

    Na paragraaf 1.4 een nieuwe paragraaf toevoegen:

    Synergie tussen sociale (beleids)maatregelen van de EU en die van de lidstaten is van essentieel belang. Aangezien het sociaal model van de EU gebaseerd is op verschillende nationale modellen, die behouden moeten blijven, moet de EU de nationale bevoegdheden en de verscheidenheid van de sociale stelsels van de lidstaten, die stoelen op diep gewortelde politieke keuzes en maatschappelijke modellen, in acht nemen. Het scheppen van zo gunstig mogelijke voorwaarden voor de lidstaten en sociale partners en het ondersteunen van hun inspanningen om bepaalde hervormingen door te voeren dient dan ook de belangrijkste taak van de EU te zijn.

    Motivering

    Het is noodzakelijk om ook in de conclusies en aanbevelingen van het advies te wijzen op het belang van synergie tussen de sociale (beleids)maatregelen van de EU en die van de lidstaten. In de preambule van de EPSR staat duidelijk: “Het in de praktijk omzetten van de Europese pijler van sociale rechten is een gedeelde politieke inzet en een gedeelde verantwoordelijkheid. (…).” Bovendien wordt in de preambule uitdrukkelijk verwezen naar het respecteren van de bevoegdheidsverdeling en de inachtneming van de verschillende sociaaleconomische contexten en de verschillen tussen nationale stelsels, waaronder de rol van de sociale partners, en de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

    Stemuitslag

    Voor

    45

    Tegen

    116

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 1.7

    Als volgt wijzigen:

    1.7.

    Om werk te kunnen maken van de EPSR, zijn er heel wat begrotingsmiddelen en investeringen op EU- en lidstaatniveau nodig, in de vorm van de nodige financiering binnen het MFK, door toepassing van de “gulden regel” voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen, en via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), die duidelijker gericht kunnen worden op de EPSR, alsook middels een adequaat belastingbeleid (28). Zoals het EESC al eerder heeft aangegeven, zal de financiering van de tenuitvoerlegging van de sociale pijler ook sterk afhangen van de middelen die op nationaal niveau beschikbaar zijn. In de komende jaren zal financiering uit overheidsbegrotingen niet alleen nodig zijn voor investeringen, maar ook voor de exploitatiekosten van activiteiten. De ruimte hiervoor wordt wellicht ingeperkt door de EU-begrotings- en schuldenregels. Zoals het EESC al meermaals heeft benadrukt, dient te worden overwogen hoe de in dit verband toegestane flexibiliteit vergroot kan worden, bijvoorbeeld door middel van een “gulden regel” die ruimte biedt voor sociaal georiënteerde overheidsinvesteringen om de doelstellingen van de sociale pijler te verwezenlijken (29).

    Motivering

    Het is belangrijk om de exacte bewoordingen te gebruiken van het advies waarnaar wordt verwezen om de tekst evenwichtiger te maken.

    Stemuitslag

    Voor

    55

    Tegen

    112

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 1.9

    Als volgt wijzigen:

    1.9.

    Een nieuw nieuwe cyclus van het Europees Semester moet sociale doelstellingen realiseren in het kader van het uitgebreid toezicht op sociale onevenwichtigheden dat als onderdeel van het semester wordt uitgevoerd en er moeten nieuwe, meetbare indicatoren worden ingevoerd, samen met gerichte landspecifieke aanbevelingen op sociaal gebied.

    Motivering

    Het is niet nodig om van een “nieuw” Europees Semester te spreken: het Semester bestaat al sinds 2010. We kunnen beter verwijzen naar de nieuwe cyclus van het Europees Semester. Bovendien hoeven we geen “nieuw” Europees Semester na te streven nu alle inspanningen erop gericht moeten zijn om ervoor te zorgen dat het huidige Europese Semester goed en resultaatgericht functioneert. De EPSR gaat vergezeld van een “sociaal scorebord”, waarmee de tendensen en prestaties in de EU-lidstaten op drie gebieden die verband houden met de beginselen van de pijler in kaart worden gebracht. Het scorebord levert input voor het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid en dient om na te gaan welke vorderingen de EU als geheel in de richting van een sociale “triple A” maakt. Daarmee is dus sprake van een uitgebreid toezicht.

    Stemuitslag

    Voor

    49

    Tegen

    117

    Onthoudingen

    4

    Paragraaf 1.10

    Als volgt wijzigen:

    1.10.

    Regelmatig toezicht op de implementatie van de EPSR, met een verplichte regelmatige raadpleging van de sociale belanghebbenden, die door het EESC zou kunnen worden gefaciliteerd, moet worden bevorderd; het EESC stelt voor om een EU-forum voor sociaal beleid op te richten, dat gekoppeld is aan het Europees Semester.

    Motivering

    Onduidelijk is wat er in deze context met het woord “verplicht” wordt bedoeld. Het zou moeten worden vervangen door “regelmatig”. Totaal onduidelijk is de bedoeling van het voorstel om “een EU-forum voor sociaal beleid” op te richten. Het is onnodig om nieuwe instrumenten/platforms te creëren en dit voorstel moet dan ook worden geschrapt. Belangrijk is wel dat belanghebbenden betrokken worden bij de implementatie van de EPSR en dat ze hierover worden geraadpleegd.

    Stemuitslag

    Voor

    52

    Tegen

    114

    Onthoudingen

    3

    Paragraaf 1.11

    Als volgt wijzigen:

    1.11.

    Het EESC heeft er al eerder op gewezen dat een duidelijk stappenplan voor de uitvoering van de EPSR convergentie kan helpen bevorderen en de doelstellingen ervan kan helpen verwezenlijken (30). Het EESC heeft tevens reeds aangedrongen op een duidelijk en gecoördineerd stappenplan waarin de prioriteiten voor de implementatie van de pijler worden vastgesteld, en op handhaving van bestaande sociale rechten en beginselen normen. Er moet prioriteit worden gegeven aan de fundamentele behoeften en rechten van met name kwetsbare groepen, aan verschillen in kansen, inkomen en welvaart binnen en tussen de lidstaten, aan inclusiemaatregelen en aan passende voorwaarden voor openbare en non-profitdiensten en sociale ondernemingen.

    Motivering

    Voorgesteld wordt om de exacte bewoordingen van advies SOC/564 over te nemen. De lijst van kwesties die met prioriteit moeten worden behandeld, mag geen kwesties omvatten die niet onder de beginselen van de EPSR vallen (bijv. verschillen in welvaart en inkomen binnen of tussen de lidstaten).

    Stemuitslag

    Voor

    50

    Tegen

    113

    Onthoudingen

    4


    (1)   PB C 440 van 6.12.2018, blz. 28 , par. 3.3.

    (2)   PB C 440 van 6.12.2018, blz. 28, par. 3.3.

    (3)   PB C 13 van 15.1.2016, blz. 40.

    (4)  Europese sociale dialoog, werkprogramma 2019-2021.

    (5)   https://ec.europa.eu/commission/sites/beta-political/files/european_pillar_one_year_on.pdf

    (6)   PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 8.3 en 1.3.

    (7)   PB C 177 van 18.5.2016, blz. 35.

    (8)   PB C 227 van 28.6.2018, blz. 1 par. 1.8 en 3.6; PB C 327 van 12.11.2013, blz. 11; Jaarlijkse groeianalyse 2018, par. 1.4, nog niet gepubliceerd; PB C 226 van 16.7.2014, blz. 21, en PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 3.14 en PB C 190 van 5.6.2019, blz. 24, par. 1.8.

    (9)   PB C 177 van 18.5.2016, blz. 35.

    (10)   PB C 227 van 28.6.2018, blz. 1, par. 1.6; Het economisch beleid in de eurozone voor 2018, par. 1.8 en 3.6; PB C 327 van 12.11.2013, blz. 11, par. 1.4; PB C 226 van 16.7.2014, blz. 21.

    (11)   PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.5.

    (12)   PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.6.

    (13)   PB C 125 van 21.4.2017, blz. 10.

    (14)   PB C 240 van 16.7.2019, blz. 3, par. 1.3.

    (15)  Gezamenlijke verklaring over „Gendergelijkheid als een prioriteit van de Europese Unie, vandaag en in de toekomst” ondertekend op de informele bijeenkomst van ministers voor gendergelijkheid op 12 oktober 2018 in Wenen.

    (16)   PB C 110 van 22.3.2019, blz. 26, par. 3.1.1 en 3.1.3.

    (17)  Het EESC heeft een apart advies over de openbare diensten voor arbeidsvoorziening uitgebracht, PB C 353 van 18.10.2019, blz. 46 .

    (18)   PB C 353 van 18.10.2019, blz. 46.

    (19)   PB C 237 van 6.7.2018, blz. 8, par. 4.10.

    (20)   Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag.

    (21)  Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen.

    (22)   PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1.

    (23)   Het EESC werkt aan een advies SOC/583 over „Gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering”.

    (24)   PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 1.2 en 2.2.

    (25)  Bv. in de adviezen PB C 13 van 15.1.2016, blz. 40; PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, en PB C 440 van 6.12.2018, blz. 135 .

    (26)   Artikel 9 VWEU.

    (27)  Artikel 9 VWEU.

    (28)   PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 1.5 en 1.6.

    (29)   PB C 262 van 25.7.2018, blz. 1, par. 3.1.4 (en de verwijzingen in deze paragraaf).

    (30)   PB C 81 van 2.3.2018, blz. 145, par. 8.3.


    In alto