EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019BP1425

Resolutie (EU) 2019/1425 van het Europees Parlement van 26 maart 2019 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

PB L 249 van 27.9.2019, p. 112–116 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2019/1425/oj

27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 249/112


RESOLUTIE (EU) 2019/1425 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 26 maart 2019

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0109/2019),

1.   

is verheugd over het feit dat het totale foutenpercentage in rubriek 5 van het MFK (Administratie), met inbegrip van de begroting van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), volgens de Rekenkamer relatief laag blijft, naar schatting 0,5 % in 2017;

2.   

merkt op dat de Rekenkamer geen materiële foutenniveaus heeft vastgesteld in het jaarlijks activiteitenverslag van de EDEO;

3.   

merkt eveneens op dat de Rekenkamer, in tegenstelling tot voorafgaande jaren, van enkele voor de EDEO specifieke problemen verslag heeft gemaakt;

4.   

stelt met tevredenheid vast dat grotendeels uitvoering is gegeven aan de eerdere aanbevelingen in verband met de verbetering van het monitoringsysteem voor de tijdige actualisering van de persoonlijke situatie en gegevens van personeelsleden, met mogelijke gevolgen voor de berekening van gezinstoelagen; is evenwel van mening dat de aandacht gevestigd moet blijven op controles van de consistentie in verband met het beheer van gezinstoelagen;

5.   

is verheugd over de inspanningen van de EDEO om de aanbestedingsprocedures in delegaties te verbeteren, met inbegrip van de invoering van het beheersinstrument voor openbare aanbestedingen, de invoering van een aanbestedingsplan voor kleine en middelgrote opdrachten en de ontwikkeling van modellen voor aanbestedingsstukken en opleidingen; is van mening dat de voormalige tekortkomingen zoals vastgesteld bij openbare aanbestedingen en het beheer van veiligheidsdiensten nog altijd constante aandacht en toezicht verdienen;

6.   

verzoekt de EDEO het Parlement op de hoogte te houden van de resultaten die zijn behaald door middel van bovengenoemde inspanningen ter verbetering van de aanbestedingsprocedures in delegaties, met name het beheersinstrument voor openbare aanbestedingen (Public Procurement Management Tool, PPMT) en de eProcurement- en de eTendering-procedure;

7.   

merkt op dat de oorzaken van de fouten die bij controles vooraf bij zowel vastleggingen als betalingen zijn vastgesteld van dezelfde aard zijn, namelijk het ontbreken van bewijsstukken, net als in voorafgaande jaren; merkt op dat de controle achteraf van de EDEO voor het eerst de uitgaven van het einde van het jaar (november-december 2016) omvatte;

8.   

is verheugd over het feit dat de gemeenschappelijke overheadkosten in verband met alle delegatiekantoren (huur, veiligheid, schoonmaak en andere overheadkosten), met inbegrip van delegaties van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), in 2017 in hun geheel uit de EDEO-begrotingsonderdelen zijn gefinancierd voor het tweede achtereenvolgende jaar;

9.   

stelt vast dat de overdrachten van kredieten in 2017 zijn toegenomen en 85 911 000 EUR bedroegen (tegenover 77 450 000 EUR in 2016); brengt in herinnering dat overdrachten naar het volgende jaar bij wijze van uitzondering en onder strenge voorwaarden mogen worden uitgevoerd;

10.   

merkt op dat de totale begroting van de EDEO voor 2017 660 miljoen EUR bedroeg, hetgeen neerkomt op een stijging met 3,75 % in vergelijking met 2016;

11.   

merkt op dat ook een bijdrage van 54,9 miljoen EUR werd ontvangen van het EOF en de trustfondsen en dat bijkomende overdrachten en kredieten die beschikbaar werden als gevolg van vrijmakingen, het totaal brachten op 59,7 miljoen EUR (inclusief bestemmingsontvangsten van het begrotingsjaar); merkt op dat eind 2017 het uitvoeringspercentage voor de vastleggingen 52,6 miljoen EUR bedroeg (88,1 %) en voor de betalingen 46,5 miljoen EUR (78,0 %); merkt op dat de EOF-kredieten die niet zijn vastgelegd, worden overgedragen naar het volgende begrotingsjaar als externe bestemmingsontvangsten en dat er geen kredieten verloren gaan;

12.   

merkt op dat de begroting van het hoofdkwartier 236,7 miljoen EUR bedroeg, waarvan 153,8 miljoen EUR (of 64,6 %) bestemd was voor de uitbetaling van lonen en andere vergoedingen voor statutair en extern personeel, 32,2 miljoen EUR (of 14 %) voor gebouwen en daarmee samenhangende kosten en 33 miljoen EUR (of 14 %) voor IT-computersystemen, uitrusting en meubels;

13.   

eist dat het onroerendgoedbeleid van de EDEO bij het jaarlijks activiteitenverslag wordt gevoegd, met name gezien het feit dat het belangrijk is dat de kosten ervan voldoende gerationaliseerd worden en niet buitensporig zijn; dringt er bij de EDEO op aan de kwijtingsautoriteit de lijst te verstrekken van de onroerendgoedcontracten die in 2017 zijn gesloten, met inbegrip van gedetailleerde contractgegevens, het land waar de contracten zijn gesloten en de duur ervan, zoals in haar jaarlijks activiteitenverslag voor 2011; verzoekt de EDEO dezelfde informatie over onroerendgoedcontracten te verstrekken in haar jaarlijks activiteitenverslag voor 2018;

14.   

merkt op dat de begroting van de delegaties, die 423,3 miljoen EUR bedroeg, opgesplitst werd in 116,1 miljoen EUR (of 27,4 %) voor de vergoeding van statutair personeel, 165,6 miljoen EUR (of 39,1 %) voor gebouwen en daarmee samenhangende kosten, 68,5 miljoen EUR (of 16,2 %) voor extern personeel en externe dienstverlening, 27,9 miljoen EUR (of 6,6 %) voor andere personeelskosten en 45 miljoen EUR (of 10,6 %) voor andere administratieve uitgaven; merkt eveneens op dat 196,4 miljoen EUR (tegenover 185,6 miljoen EUR in 2016 en 204,7 miljoen EUR in 2015) van de Commissie is ontvangen ter dekking van de administratieve kosten van personeelsleden van de Commissie die in de delegaties van de Unie werken en dat dit bedrag is opgesplitst tussen rubriek V van de Commissiebegroting (49,6 miljoen EUR), de administratieve begrotingsonderdelen van operationele programma's (91,8 miljoen EUR), en het EOF en trustfondsen (55 miljoen EUR) (tegenover 45,4 miljoen in 2016); merkt op dat in 2017 de trustfondsen voor het eerst aan deze administratieve kosten hebben bijgedragen;

15.   

merkt op dat het aantal begrotingslijnen dat wordt gebruikt voor de financiering van de operaties in verband met het personeel van de Commissie in de delegaties (34 verschillende lijnen in diverse rubrieken van de begroting van de Commissie, plus de EOF-middelen) de complexiteit van het begrotingsbeheer vergroot; herinnert eraan dat dit onderwerp behandeld is in zijn resolutie van 18 april 2018 (1) inzake het kwijtingsverslag 2016 en neemt kennis van de complexiteit van de vereenvoudiging bestaande uit het verminderen van het aantal begrotingslijnen; moedigt de EDEO daarom aan te blijven samenwerken met de Commissie om de begrotingslijnen waar mogelijk te vereenvoudigen teneinde de complexiteit van het begrotingsbeheer te verminderen;

16.   

merkt op dat de delegatiehoofden in 2017 een betrouwbaarheidsverklaring hebben afgegeven; stelt vast dat alle delegatiehoofden, met uitzondering van het hoofd van de delegatie in Syrië, een verklaring zonder voorbehoud hebben afgegeven; merkt op dat de delegatie in Syrië momenteel geëvacueerd is en dat zij een actieplan heeft opgesteld om de problemen doordat zij actief is in een oorlogsgebied, te verlichten; merkt op dat het voorbehoud wordt beschouwd als niet-wezenlijk wat betreft de bedragen voor de EDEO-begroting als geheel;

17.   

merkt op dat de uitvoering van de definitieve EDEO-begroting van 660 miljoen EUR voor 2017 aan het einde van het jaar overeenkwam met 99,7 % (zoals in 2016) aan vastleggingskredieten en 86,7 % (87,5 % in 2016) aan betalingskredieten;

18.   

merkt op dat de waarde van alle overschrijvingen binnen de administratieve begroting van de EDEO 14,4 miljoen EUR bedroeg, waarvan het grootste bedrag betrekking had op een voorafgaande overeenkomst met betrekking tot de veiligheid in Afghanistan; merkt ook op dat de overschrijvingen de begroting van het hoofdkwartier van de EDEO met 5,1 miljoen EUR hebben verlaagd en de begroting van de delegatie met een overeenkomstig bedrag hebben verhoogd;

19.   

merkt op dat 1,3 % van de begrotingsverhoging in 2017 is besteed aan veiligheidsinvesteringen in het kader van de tenuitvoerlegging van het veiligheidspakket, waaronder de versterking van het netwerk van regionaal veiligheidspersoneel en de aankoop van gepantserde voertuigen in overeenstemming met de zorgplicht en de plicht om de veiligheid ter plaatse te waarborgen van de EDEO, de strategie voor cyberveiligheid en voortdurende veiligheidsopleidingen voor personeelsleden in reactie op mogelijke dreigingen en crisissituaties in de delegaties en het hoofdkwartier; is verheugd over de verbeteringen die tot nu toe zijn bewerkstelligd, maar moedigt de EDEO in het bijzonder aan om de verschillende nog altijd bestaande uitdagingen aan te pakken, zoals de noodzaak om de IT-veiligheidsinstrumenten te herzien; verzoekt de EDEO bovendien om samen met de lidstaten een gemeenschappelijke aanpak te ontwikkelen en de onderlinge verbondenheid met veiligheidssystemen van andere instellingen en de lidstaten te verbeteren;

20.   

is verheugd over de invoering van een mechanisme voor jaarlijkse evaluatie om de EDEO-middelen en de effectieve inzet ervan te analyseren met het oog op toekomstige personeelsherschikkingen door nieuwe operationele of politieke prioriteiten of andere bijkomende uitdagingen;

21.   

merkt op dat de jaarlijkse zelfbeoordeling van het interne controlesysteem voor het jaar 2017 de EDEO-leiding redelijke zekerheid gaf over het niveau waarop aan de meeste interne controles werd voldaan; merkt echter op dat de drie volgende internecontrolenormen “toewijzing en mobiliteit van het personeel”, “bedrijfscontinuïteit” en “documentenbeheer” de zwakste onderdelen van het interne controlesysteem van de EDEO blijven; merkt met bezorgdheid op dat de “bedrijfscontinuïteit” al verschillende jaren problematisch is, wat betreft zowel naleving als doeltreffendheid, en bij delegaties van bijzonder belang is;

22.   

is verheugd over het feit dat in steeds minder delegaties de maximumoppervlakte van 35m2 per persoon wordt overschreden, van 83 in 2016 tot 73 in 2017, hetgeen laat zien dat de aanbeveling van de Rekenkamer van 2016 wordt nageleefd; is verheugd over de invoering van het instrument voor vastgoedbeheer IMMOGEST en de verwerving van interne en externe expertise ter ondersteuning van het gebouwenbeheer, in het bijzonder in verband met delegaties; verzoekt de EDEO de aanbevelingen die de Rekenkamer heeft geformuleerd in haar speciaal verslag over het wereldwijde gebouwenbeheer van de EDEO (2) te blijven uitvoeren, mits dit mogelijk, redelijk en efficiënt met betrekking tot de begroting van de Unie is, en het Parlement van de verbeteringen op de hoogte te houden;

23.   

is verheugd over het feit dat de EDEO 7 nieuwe colocatieprojecten met 6 verschillende lidstaten heeft ingesteld en neemt kennis van de toenemende belangstelling voor colocatieregelingen gezien de 14 nieuwe gezamenlijke overeenkomsten, die niet alleen tussen de EDEO en de lidstaten, maar ook met Frontex en het EASO zijn gesloten; merkt op dat colocatieregelingen hebben bijgedragen tot de vermindering van de gemiddelde oppervlakte van gebouwen met als doel deze dichter in de buurt te brengen van de voorgeschreven 35m2 per persoon; is van mening dat colocaties kostenefficiënt zijn en is verheugd over het feit dat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan de gezamenlijke vertegenwoordiging van de Unie en haar lidstaten tegenover derde landen; verzoekt de EDEO om, als onderdeel van het toezicht op de kosten, dergelijke memoranda van overeenstemming naar andere Unie-organen uit te breiden, zoals de GVDB-missies; verzoekt de EDEO een doeltreffend beheersinstrument voor de terugvordering van kosten in geval van colocaties in te voeren;

24.   

neemt kennis van de voorkeur van de EDEO om gebouwen voor zijn delegaties te kopen in plaats van te huren; verzoekt de EDEO om op de hoogte te worden gehouden van een uitgebreide analyse van alle Unie-delegaties om te bepalen in welke landen het kosteneffectiever zou zijn als de delegaties kantoorgebouwen of ambtswoningen zouden kopen in plaats van huren; merkt op dat het aandeel aangekochte gebouwen in 2017 18 % bedroeg;

25.   

herinnert aan het belang van resultaatgerichte ondersteuning aan delegaties op alle gebieden en verzoekt de EDEO verslag te doen van de ervaring van het regionaal centrum Europa en zijn beoordeling van de mogelijkheden om dit kader naar andere geografische gebieden uit te breiden; is verheugd over de toegenomen inspanningen om delegaties te ondersteunen, in het bijzonder door middel van de nieuwe afdeling voor horizontale coördinatie, die bijdraagt tot de versterking van de algehele mate van betrouwbaarheid voor door delegaties uitgevoerde taken, in het bijzonder in verband met openbare aanbestedingen van grote waarde;

26.   

acht het van wezenlijk belang dat delegatiehoofden regelmatig, vóór hun stationering, tijdens ad-hocseminars of de jaarlijkse ambassadeursconferentie, worden herinnerd aan hun wezenlijke rol bij de consolidering van de EDEO-verantwoordingsketen en hun algehele verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht voor het beheer van administratieve uitgaven en portfolio's van projecten, bovenop hun politieke taken; is van mening dat werkervaring bij een instelling van de Unie als een pre moet worden beschouwd bij de aanwerving van delegatiehoofden;

27.   

is verheugd over de nieuwe benadering voor inspecties die in 2017 is ingevoerd, die veelbelovend is wat betreft de verlening van ondersteuning aan de leiding van delegaties evenals de bevordering van sterkere samenhang en de vereenvoudiging van het werk van delegaties;

28.   

erkent de complexiteit van het beheer en de toewijzing van personele middelen vanwege het feit dat de EDEO uit drie “bronnen” aanwerft en vanwege het beheer van het personeelsbestand in de delegaties; merkt bovendien op dat de EDEO zijn personeelsbestand in de periode 2013-2017 met 5 % heeft teruggebracht, in overeenstemming met de interinstitutionele overeenkomst, hetgeen neerkomt op een vermindering met 16 posten voor 2017 in het hoofdkantoor en een algehele vermindering met 84 posten over de afgelopen vijf jaar; vreest dat een verhoging van de gemiddelde werklast en onderbezetting nadelige effecten zouden kunnen hebben op de gezondheid en levenskwaliteit van personeelsleden, evenals op de organisatorische ontwikkeling van de instelling op de lange termijn;

29.   

stelt met tevredenheid vast dat er in het totale aantal bezette posten vrijwel een evenwicht tussen mannen en vrouwen werd bereikt, met een vertegenwoordiging van vrouwen van 49,6 %; betreurt evenwel dat het aantal vrouwen in leidinggevende functies onvoldoende is gebleven, voor zowel afdelingshoofden als delegatiehoofden, met 57 van de 219 posten (26 %) of slechts 18 % van de hogere managementposten (9 van de 50 posten) die door vrouwen werden bekleed; benadrukt dat ook sprake was van een dergelijke onbalans bij administrateurs, van wie 33 % vrouw was, en bij gedetacheerde nationale deskundigen, van wie 23 % vrouw was;

30.   

verzoekt de EDEO om in samenwerking met de diplomatieke diensten van de lidstaten het evenwicht tussen mannen en vrouwen in hogere en middenmanagementfuncties zo veel mogelijk te blijven verbeteren; merkt op dat slechts 18,28 % van de sollicitanten voor managementfuncties in de laatste roulementsprocedure vrouw was; merkt op dat voor de overige door de EDEO gepubliceerde posten het percentage vrouwen onder de sollicitanten eveneens is afgenomen, van 39 % in 2016 tot 31,7 % in 2017;

31.   

is van mening dat op dit gebied vooruitgang moet worden geboekt en verzoekt de EDEO dan ook om de redenen voor deze onbalans op het spoor te komen en te analyseren, en om vervolgens mogelijk zijn voorwaarden en aanwervingsbeleid te verfijnen om alle geslachten in gelijke mate voor managementfuncties aan te trekken; moedigt de EDEO aan om samen te werken met nationale universiteiten die colleges aanbieden ter voorbereiding op een loopbaan als diplomaat teneinde de Europese diplomatieke dienst in een vroeg stadium te promoten;

32.   

verzoekt om de oprichting van een instituut voor de opleiding van toekomstige Europese diplomaten en stelt voor dat de betrokken autoriteiten de mogelijkheid onderzoeken om gebruik te maken van de faciliteiten van het Europees Parlement in Straatsburg om dit diplomatiek instituut te huisvesten;

33.   

is verheugd over de oprichting van de taskforce “Loopbaanontwikkeling” en de taskforce “Gender en gelijke kansen”, evenals over de aanneming van het “Kader voor onderwijs en ontwikkeling” (LEAD), de oprichting van het netwerk “Vrouwen binnen de EDEO” en de invoering van het programma voor mentorschap door vrouwelijke managers, als belangrijke stappen om tot gelijke kansen binnen de EDEO te komen; neemt kennis van het stappenplan voor de uitvoering hiervan dat is aangenomen na de publicatie van de definitieve verslagen van de twee taskforces en verzoekt op de hoogte te worden gehouden van de vooruitgang bij de uitvoering;

34.   

merkt op dat eind 2017 32,83 % van de personeelsleden uit de AD-groep bij de EDEO uit de lidstaten afkomstig was, in overeenstemming met de personeelsformule zoals vastgelegd in het Besluit van de Raad tot oprichting van de EDEO, volgens welke een derde van de personeelsleden uit de lidstaten en de rest van de instellingen van de Unie moet komen;

35.   

merkt op dat de diplomaten van de lidstaten 32,83 % van alle personeelsleden uit de AD-groep bij de EDEO uitmaakten (307 personen), in vergelijking met 33,8 % in 2014; benadrukt dat het aantal diplomaten van de lidstaten die aan het hoofd van een delegatie staan is afgenomen van 46 % tot 43,8 % van het totale aantal; neemt kennis van de lichte toename van het aantal vrouwelijke hoofden van delegaties tot 21,9 %; merkt op dat slechts 10 van de 60 delegatiehoofden afkomstig uit de lidstaten reeds een functie in Brussel had vervuld;

36.   

herhaalt dat het geografisch evenwicht nauwlettend in de gaten moet worden gehouden, in het bijzonder in geval van ondervertegenwoordiging, om te zorgen voor een evenredige vertegenwoordiging van elke lidstaat in het personeelsbestand; merkt op dat van de acht gevallen waarin het aandeel van personeelsleden onder het aandeel van de bevolking van het land in kwestie ten opzichte van de totale bevolking van de Unie lag, het in vijf gevallen om lidstaten ging die in 2004 tot de Unie zijn toegetreden;

37.   

merkt op dat het aantal gedetacheerde nationale deskundigen van de lidstaten in 2017 licht is toegenomen tot een totaal van 449 (387 in het hoofdkantoor en 62 in delegaties); merkt op dat 55 % van deze personeelscategorie in Brussel (214 personeelsleden) door de nationale overheden werd betaald; erkent de behoefte aan gedetacheerde nationale deskundigen op verschillende specifieke gebieden met betrekking tot defensie en veiligheid, evenals strategische communicatie; verzoekt de EDEO evenwel om, in het kader van zijn strategie voor gedetacheerde nationale deskundigen of door middel van het onlangs ingestelde mechanisme voor jaarlijkse evaluatie, te voorzien in een nauwkeuriger inschatting van zijn toekomstige behoeften en de hiermee verbonden vereiste vaardigheden, om de voorspelbaarheid te verhogen, mogelijke belangenconflicten beter te beheren, een gestage toename van deze contracten te voorkomen en de interne expertise te versterken; is van mening dat het aantal gedetacheerde nationale deskundigen een bepaald aandeel van het totale personeelsbestand van de EDEO niet moet overschrijden om een sterke en duurzame teamspirit te behouden en verzoekt de EDEO om een dergelijke grens vast te stellen;

38.   

is verheugd over de uitvoering van betaalde stages bij delegaties en meent dat hiermee een positief gevolg is gegeven aan de kwijtingsresolutie betreffende de EDEO over 2016; merkt op dat de EDEO stages zal blijven aanbieden in het kader van verschillende regelingen zoals de regelingen voor verplichte stages voor studenten of ambtenaren in opleiding als onderdeel van hun verplichte opleiding; merkt op dat de gemiddelde financiële externe steun 885 EUR bedroeg voor stagiairs op grond van verschillende regelingen, hetgeen aanzienlijk minder is dan de maandelijkse toelage van 1 200 EUR op grond van de EDEO-regeling; verzoekt de EDEO een toereikende toelage voor alle EDEO-stagiairs te waarborgen, om ervoor te zorgen dat het werk van stagiairs voldoende wordt beloond en te voorkomen dat discriminatie op economische gronden toeneemt;

39.   

neemt kennis van het overleg tussen de diensten van de EDEO en de diensten van de Commissie en het overleg met de vakverenigingen om de kaderregels te moderniseren en te verbeteren en de daarmee verband houdende socialezekerheidsregelingen voor plaatselijke functionarissen; verzoekt de EDEO te zorgen voor een toereikende ziektekostenverzekering voor na de pensionering, in het bijzonder in geval van invaliditeit, door middel van het herzieningsproces; dringt er bij de EDEO sterk op aan ervoor te zorgen dat de vastgestelde hervormingsmaatregelen in 2018 in werking treden en de betrokkenheid van het lokale personeel en hun deskundigheid te verbeteren;

40.   

neemt met bezorgdheid kennis van het feit dat in 2017 171 bemiddelingszaken zijn geregistreerd (wat overeenkomt met een toename met 16 % sinds 2016), waarvan 60 % op delegaties betrekking had en dat 32 van deze gevallen aan het einde van het jaar nog niet waren afgerond; merkt eveneens met bezorgdheid op dat in het tevredenheidsonderzoek onder personeelsleden slechts 10,2 % van het personeel het oneens was met en 6,21 % het licht oneens was met de stelling “Ik heb nooit te maken gehad met intimidatie bij de EDEO”; erkent echter dat de voortdurende toename van het aantal gemelde gevallen voort lijkt te komen uit een grotere bereidheid om dergelijke gevallen ter sprake te brengen en niet uit een toename van het aantal conflicten op de werkvloer; onderstreept dat een cultuur van nultolerantie ten aanzien van intimidatie moet worden bevorderd en dat naar behoren gevolg moet worden gegeven aan gemelde gevallen;

41.   

looft de uitbreiding van het netwerk van vertrouwenspersonen tot 13 opgeleide vrijwillige vertrouwenspersonen in 2017; is bezorgd over het feit dat slechts vijf van de dertien vertrouwenspersonen in 140 delegaties gevestigd waren; verzoekt de EDEO om de aanwezigheid van vertrouwenspersonen in delegaties te blijven verhogen en om het bewustzijn van intimidatie en psychosociale risico's en van de manieren om deze te beperken en hierop te reageren te blijven vergroten;

42.   

merkt op dat de EDEO in 2017 zijn administratieve regeling met OLAF heeft herzien en zijn samenwerking op het gebied van aan fraude gerelateerde zaken heeft versterkt met de directoraten-generaal werkzaam op het gebied van externe betrekkingen, zoals de FPI, DG NEAR en DG DEVCO; merkt op dat er bij OLAF drie onderzoeken lopen met betrekking tot mogelijke belangenconflicten bij de EDEO en verzoekt op de hoogte te worden gehouden van de vooruitgang in deze onderzoeken;

43.   

is verheugd over de publicatie van gegevens met betrekking tot de kosten van missies van de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die nu volledig toegankelijk zijn op haar pagina van de Commissiewebsite en elke twee maanden worden bijgewerkt, overeenkomstig de herziene gedragscode die op 31 januari 2018 is aangenomen;

44.   

merkt op dat in 2017 1,1 miljoen EUR aan de EDEO was toegewezen voor de ontwikkeling van zijn actie “strategische communicatie plus” om desinformatie te bestrijden en te communiceren over de positieve impact van Unie-beleid; onderstreept ook hoe belangrijk het is om burgers over het werk van de EDEO in te lichten en verzoekt de EDEO om in zijn komende jaarlijkse activiteitenverslag meer informatie te verschaffen over zijn activiteiten in dit verband;

45.   

is van mening dat de EDEO een cruciale rol speelt bij de internationale samenwerking op het gebied van vrede, veiligheid en menselijke ontwikkeling; benadrukt daarom het belang van een verstandig gebruik van de schaarse beschikbare middelen en van een voortdurende verbetering van de consistentie en samenhang van het externe en interne optreden van de Unie, alsook de noodzaak om te streven naar gemeenschappelijke standpunten en gecoördineerde reacties, zodat de Unie in deze rol efficiënt kan optreden; onderstreept het belang van openbare diplomatie en strategische communicatie als integraal onderdeel van de externe betrekkingen van de Unie, niet alleen als instrument om haar waarden en belangen over te brengen en de zichtbaarheid van de Unie te vergroten, maar ook als instrument om buitenlandse invloed in de Westelijke Balkan en onze buurlanden en strategische propaganda tegen de Unie en haar lidstaten tegen te gaan; benadrukt de voortdurende en toenemende noodzaak om desinformatie aan het licht te brengen en inhoudelijke analyses te stimuleren om anti-Uniepropaganda tegen te gaan; is ervan overtuigd dat de Unie meer inspanningen moet leveren om doeltreffende strategieën voor openbare diplomatie te ontwikkelen; roept de EDEO op inspanningen te blijven verrichten om zijn aanpak te moderniseren en te investeren in nieuwe vaardigheden en capaciteiten; acht het werk van de strategische communicatietaskforce van de EDEO noodzakelijk en waardevol en dringt erop aan dat de EDEO van de nodige financiële en personele middelen wordt voorzien;

46.   

constateert dat de EDEO een beoordeling heeft uitgevoerd van de impact van het besluit van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie op de personele middelen (d.w.z. 122 Britse nationale werknemers) en van de operationele aanpassing die nodig is in het hoofdkantoor en bij de delegaties; is ingenomen met het voornemen van de EDEO om per geval te besluiten over de verlenging van contracten van Britse tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten; verzoekt de EDEO om onverwijld een samenhangende strategie te ontwikkelen om de betrokkenen zekerheid te bieden;

47.   

merkt op dat de aanvankelijke beoordeling van de administratieve uitgaven van 6,7 miljoen EUR voor personeels- en infrastructuuruitgaven voor een periode van negen maanden betrekking had op de oprichting van een delegatie in Londen gezien het feit dat het Verenigd Koninkrijk een derde land zal worden;

48.   

verzoekt de EDEO een verslag over de follow-up van de kwijting voor 2017 in te dienen in overeenstemming met artikel 262 van het Financieel Reglement ter voorbereiding op de kwijtingsprocedure voor het begrotingsjaar 2018.


(1)  PB L 248 van 3.10.2018, blz. 128.

(2)  Rekenkamer: Speciaal verslag nr. 7/2016: Het wereldwijde gebouwenbeheer van de Europese Dienst voor extern optreden.


Top