Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AE4990

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid in de eurozone (COM(2019) 652 final)

EESC 2019/04990

PB C 120 van 14.4.2020, p. 7–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

14.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 120/7


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid in de eurozone

(COM(2019) 652 final)

(2020/C 120/02)

Rapporteur:

Petr ZAHRADNÍK

Raadpleging

Europese Commissie, 6.2.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

4.2.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering

19.2.2020

Zitting nr.

550

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

129/10/17

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) maakt zich zorgen over de vertraging van de economische groei van de eurozone en over het feit dat de daling van de werkloosheid geleidelijk tot stilstand is gekomen, terwijl de risicofactoren die van invloed zijn op de economische prestaties een steeds grotere rol spelen.

1.2.

Desalniettemin beschouwt het EESC de Europese Green Deal als een essentieel onderdeel van het toekomstige economisch model van zowel de EU als de eurozone. Dit kan het begin zijn van een fundamentele verandering en een keerpunt. Veel zal afhangen van de manier waarop deze verandering wordt aangepakt. Als de Green Deal een succes wordt, kan de EU er in economisch en sociaal opzicht op vooruitgaan; anderzijds kan een mogelijke mislukking de integriteit van de EU als geheel in gevaar brengen.

1.3.

Een belangrijke parameter voor economische ontwikkeling, zowel vanuit traditioneel oogpunt als vanuit het oogpunt van de nieuwe elementen uit de Europese Green Deal, zijn de aanhoudende territoriale verschillen en ongelijkheid binnen de EU, die ondanks de relatief succesvolle convergentie in de afgelopen jaren blijven bestaan.

1.4.

Het EESC onderschrijft het standpunt dat de Europese Green Deal een platform kan bieden voor de bevordering van een gemeenschappelijke Europese meerwaarde, die nodig is om het convergentieproces vooruit te helpen en te versnellen.

1.5.

Ondanks de aanhoudende risico’s, met name in sommige lidstaten, zijn de toestand, de stabiliteit en de werking van de financiële sector in de eurozone wel degelijk verbeterd.

1.6.

Het EESC is ervan overtuigd dat de structurele hervormingen en investeringen in het kader van de uitvoering van de Europese Green Deal een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de economische welvaart van de eurozone, ook in de lidstaten waarvan het groeipotentieel momenteel onder het gemiddelde ligt. Dit kan het convergentieproces binnen de eurozone en de EU als geheel ondersteunen.

1.7.

Het EESC wijst er met klem op dat de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal een forse hoeveelheid financiële middelen vergt, die momenteel nog niet volledig rond is. Het is met name bezorgd over de ontoereikendheid van de financiering die wordt voorgesteld voor het fonds en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie. Om de doelstellingen van de Green Deal te kunnen verwezenlijken is het van essentieel belang om ook andere nationale publieke en private middelen in het proces te betrekken en de juiste voorwaarden te scheppen voor de toewijzing ervan.

1.8.

Het EESC benadrukt dat er in de komende periode nog steeds een voorzichtig offensief begrotingsbeleid moet worden gevoerd, vooral met het oog op de verwachte economische vertraging, waarbij tegelijkertijd moet worden gezorgd voor een evenwichtig samenspel tussen het economisch beleid en de pijlers waarop de EMU berust. Toepassing van de “gouden regel” op overheidsinvesteringen zou deze doelstellingen helpen verwezenlijken.

1.9.

Er zou meer aandacht moeten worden besteed aan de aanpassing van het belastingstelsel aan toekomstige behoeften, zowel vanuit het oogpunt van een vergroening van het consumenten- en producentengedrag als om een eerlijke belastingheffing te waarborgen teneinde de verschillen in inkomen en vermogen niet verder te vergroten, en om belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking te voorkomen.

1.10.

Tegen de achtergrond van de dynamische ontwikkeling van nieuwe soorten financiële platforms wijst het EESC erop dat de ontwikkeling van financiële innovatie gepaard moet gaan met de vaststelling van regels voor het toezicht op en de regulering van de financiële markten. Het is van groot belang dat de stabiliteit van de financiële markten wordt gewaarborgd. In dit verband vestigt het EESC nogmaals de aandacht op de vertraging bij de uitvoering van de resterende dragende elementen die van essentieel belang zijn voor de voltooiing van de financiële unie.

2.   Achtergrond

2.1.

De prestaties van de economie van de eurozone vertragen, de werkloosheid daalt niet meer en ondanks een lichte stijging blijft de inflatie laag en onder het streefcijfer.

2.2.

De vooruitzichten voor 2020 wijzen op een hogere incidentie van risicofactoren en de daaruit voortvloeiende onzekerheden. Deze risico’s kunnen zich de komende jaren vertalen in een langere periode van zwakke groei, lage inflatie, geringe loonstijging en toenemende inkomensongelijkheid, tenzij er een sterke opleving is van de investeringen, met name in sectoren met een hoge productiviteit waar de eurozone en de EU wereldwijd kunnen concurreren.

2.3.

Ondanks de goede omstandigheden op de arbeidsmarkt bleef de reële loongroei in 2018 en 2019 onder de 1 %. Zelfs deze groei is echter zeer ongelijk verdeeld, net als de welvaart. In veel gevallen zijn de loonverschillen juist toegenomen en in sommige landen is het reële loon lager dan tien jaar geleden. Dit draagt bij tot de groei van het fenomeen “werkende armen” (working poor), waarbij zelfs mensen die werken moeite hebben om boven de armoedegrens te komen of het risico lopen op sociale uitsluiting. Reële loongroei en armoedebestrijding zijn belangrijk voor het verhogen van de levensstandaard en de particuliere consumptie, en hebben een positief effect op de productie en de groei.

2.4.

Het grote overschot op de lopende rekening is afgenomen en de kloof tussen lidstaten met een tekort en lidstaten met een overschot werd iets kleiner, hoofdzakelijk als gevolg van de afnemende buitenlandse vraag. Sommige lidstaten hebben echter nog steeds buitensporige overschotten. Maatregelen die erop gericht zijn deze te verminderen — zoals meer investeringen en hogere lonen — zouden de zwakke groei van de eurozone kunnen helpen omkeren.

2.5.

Een fundamenteel nieuw element is de Europese Green Deal, die wordt gezien als een kans voor de lange termijn die reeds op korte termijn een impact kan hebben op duurzame economische groei. Op korte en middellange termijn zal de Green Deal echter enorme financiële kosten met zich meebrengen. De voorgestelde nieuwe instrumenten — het investeringsplan voor een duurzaam Europa en het fonds voor een rechtvaardige transitie (Just Transition Fund) — zullen van groot belang zijn.

2.6.

De economische ontwikkeling van de eurozone blijft ongelijk, zowel wat betreft de omvang van de gevolgen van de voorbije economische crisis als wat betreft de uiteenlopende structurele problemen in de economieën van de lidstaten, waardoor het economisch potentieel van elke lidstaat niet volledig wordt benut. Deze verschillen vertalen zich ook in ernstige sociale gevolgen, met name aanhoudende armoede en sociale uitsluiting. Hoewel er momenteel ongeveer 5 miljoen minder mensen onder deze categorie vallen dan in 2012, vraagt het EESC zich af of er, met de verwachte economische vertraging, geen risico bestaat dat deze situatie zich zal herhalen en of de EU en de lidstaten nu beter voorbereid zijn om deze dreiging het hoofd te bieden.

2.7.

De toestand, de stabiliteit en de werking van de financiële sector in de eurozone zijn sinds de crisis aanzienlijk verbeterd, maar de risico’s blijven bestaan en er zijn nog steeds gebieden die niet volledig gezond zijn, met name in het geval van sommige nationale financiële stelsels.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC merkt op dat de eurozone zich nog steeds in een periode van economische groei bevindt, maar dat deze groei begint af te zwakken. In dit stadium is het van belang te beseffen dat de EMU is gebaseerd op een monetaire en financiële pijler, een economische pijler, een sociale pijler en een politieke pijler. Overeenkomstig eerdere adviezen (1) beveelt het EESC aan het evenwicht en de balans van deze EMU-pijlers te waarborgen; het verwaarlozen of verstoren van dit evenwicht kan gevaarlijke verschillen in de hand werken.

3.2.

Het EESC is van mening dat de Europese Green Deal niettemin kan worden beschouwd als een fundamentele parameter voor de uitvoering van de noodzakelijke structurele hervormingen en de daarmee samenhangende investeringen. De symbiose van de Europese Green Deal en van de structurele hervormingen, met inachtneming van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, kan de voorwaarden voor duurzame economische groei op lange termijn aanzienlijk versterken en kan de negatieve sociale en ecologische effecten en bepaalde andere tekortkomingen van de markt helpen wegnemen.

3.3.

Het EESC is van mening dat deze hervormingen van bijzonder belang zijn voor de lidstaten waarvan het groeipotentieel ver onder het gemiddelde van de eurozone ligt. Stevige investeringen in productieve sectoren zullen hen in staat stellen deze kloof het komende decennium te overbruggen.

3.4.

Zonder adequate en duurzame investeringen loopt de eurozone het risico op een langere periode van lage potentiële groei en productiviteit, lage lonen, toenemende ongelijkheid en onvoorspelbare inflatie.

3.5.

Het EESC merkt op dat de eurozone de komende periode een grotere verantwoordingsplicht en gevoeligheid voor de economische gevolgen van de klimaatverandering aan de dag zal moeten leggen. Het wordt algemeen erkend dat de omvang en intensiteit van de klimaatverandering momenteel een van de belangrijkste wereldwijde systeemrisico’s vormen.

3.6.

Het EESC denkt dat het jaar 2020 zeer waarschijnlijk een keerpunt zal worden, met een verschuiving in het economisch model, waarbij milieucriteria zullen worden geïntegreerd in de marktbeslissingen. Dit zal verstrekkende gevolgen hebben tot lang na 2020. Dit keerpunt is van essentieel belang, niet alleen vanuit het oogpunt van de werking van het economische systeem, maar ook als men kijkt naar de eisen die worden gesteld aan de prestaties van het economisch beleid. Als de governance van deze cruciale fase mislukt, kan het hele project van de EU op losse schroeven komen te staan. Daarom is het van essentieel belang dat hierover overeenstemming wordt bereikt, en wel op verschillende niveaus, bijvoorbeeld tussen de Europese Commissie en de lidstaten, tussen lidstaten die met aanzienlijke territoriale verschillen worden geconfronteerd, tussen de belangen van de verschillende componenten van het maatschappelijk middenveld enz.

3.7.

Het EESC beschouwt de Europese Green Deal en de belangrijkste instrumenten voor de uitvoering ervan, met name het investeringsplan voor duurzame groei en het fonds voor een rechtvaardige transitie, als een kans om te reageren op de ontstane uitdagingen en behoeften; de uitvoering ervan zal een belangrijke test zijn om te kijken of de belangen van de leden van de eurozone en van de EU als geheel op één lijn liggen. In dit verband moeten de lidstaten niet alleen hun eigen behoeften verdedigen, maar ook de behoeften van de andere leden respecteren en een Gemeenschappelijk Standpunt nastreven dat voor iedereen gunstig is. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen voor de afzonderlijke componenten van de samenleving, en moet worden gezorgd voor een eerlijke verdeling van de kosten en baten van het klimaatbeleid tussen en binnen de lidstaten.

3.8.

Gelet op de enorme uitdagingen die voortvloeien uit de Europese Green Deal zullen de gemeenschappelijke middelen die beschikbaar zijn voor de EU-begroting ongetwijfeld volstrekt ontoereikend zijn. Het is dan ook zeker wenselijk om na te denken over een nieuw kader voor de financiering van de gemeenschappelijke strategische behoeften van de EU, waarbij ook nationale publieke en private middelen een rol zullen spelen. Het EESC voegt hieraan toe dat mogelijkheden voor toewijzing van deze middelen niet alleen bestaan op zuiver “groene gebieden”, maar ook op gebieden die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal, zoals de digitale transformatie, de ontwikkeling van netwerkindustrieën of slimme en duurzame vervoersinfrastructuur.

3.9.

Het EESC acht het van essentieel belang dat de investeringsstrategieën van de eurozone en de EU in het nieuwe decennium zorgvuldig worden gecoördineerd en dat de belangen van alle relevante actoren in acht worden genomen. Vanaf 2021 zullen twee nieuwe instrumenten — het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen en het InvestEU-programma (2) — dit doel goed dienen, mits zij worden gecombineerd met traditionele methoden voor het beheer van de middelen van de EU-begroting, zoals het cohesiebeleid.

3.10.

De economische crisis van 2008 heeft het proces van economische convergentie tussen de landen van de eurozone tot stilstand gebracht. Het herstel heeft niet overal plaatsgevonden: er zijn tekenen van herstel in Midden- en Oost-Europa, maar niet in de zuidelijke lidstaten. Tegelijkertijd hebben de meest succesvolle landen in Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa een aantal van de traditionele EU-economieën ingehaald, een proces dat zich de komende tien jaar waarschijnlijk zal voortzetten. De convergentie moet echter verder worden verbeterd aangezien er belangrijke verschillen tussen de lidstaten blijven bestaan. In dit verband pleit het EESC voor een duurzame en inclusieve groei van de EU als geheel om de sociale en economische onevenwichtigheden binnen en tussen de lidstaten te verminderen.

3.11.

Het EESC hamert erop dat de verschillende componenten van het economisch beleid met elkaar in evenwicht moeten zijn. Het is met name van essentieel belang ook gebruik te maken van fiscale beleidsinstrumenten, zoals de ECB de afgelopen jaren heeft gevraagd. De ECB zal waarschijnlijk een op groei gericht, accommoderend monetair beleid blijven voeren dat niet alleen tot doel heeft de inflatie dichter bij de inflatiedoelstelling te brengen, maar ook om gunstige voorwaarden voor groei in stand te houden en tegelijkertijd de financiële stabiliteit te waarborgen. Het EESC beveelt ook aan dat de rol van de ECB als kredietverstrekker in laatste instantie (lender of last resort) wordt geconsolideerd.

3.12.

De verbetering van de begrotingsdiscipline in de afgelopen periode maakt het mogelijk om in de nabije toekomst een voorzichtig offensief begrotingsbeleid te voeren, rekening houdend met de gevolgen van de reële vertraging van de economie in de komende jaren. Er is nu niet alleen veel ruimte voor investeringen, maar ook voor een duidelijke versterking van de implementatie van het structuurbeleid, teneinde het economisch potentieel te vergroten en de resterende onevenwichtigheden en uitingen van marktfalen weg te nemen, terwijl billijke arbeidsomstandigheden en sociale bescherming gewaarborgd moeten zijn. Dit omvat bijvoorbeeld het ondersteunen van de werking van doeltreffende instellingen, een onafhankelijke en efficiënte rechtsspraak, een goed openbaar bestuur, solide structuren om corruptie te bestrijden, doeltreffende belastingstelsels, goede onderwijsstelsels, marktconforme instrumenten voor het bevorderen van ondernemerschap, hoge normen voor het waarborgen van werkloosheidsuitkeringen en een versterking van de mechanismen voor de sociale dialoog, met inbegrip van collectieve onderhandelingen.

3.13.

Het EESC is ervan overtuigd dat er ruimte is om verder na te denken over de relevantie en de duurzaamheid van de bestaande parameters van het belastingstelsel. De eurozone wordt gekenmerkt door een relatief hoge belastingdruk, die bovendien wordt scheefgetrokken naar de belasting op arbeid, terwijl milieubelastingen en onroerendgoedbelasting gemiddeld een zeer klein deel van de totale belastinginkomsten uitmaken. Het EESC stelt dan ook vast dat er vormen van belastingheffing moeten worden ingevoerd die de belastingdruk op arbeid verlichten en de belasting op bijvoorbeeld financiële speculatie verhogen. Het beveelt aan om eerlijke belastingvoorwaarden in te voeren, met name in verband met de nieuwe vormen van de digitale economie, waarbij het kapitaal meer wordt gericht op de winning van waarde (extraction of value) dan op de productie van goederen en de verlening van diensten. In de toekomst zouden groene belastingen een belangrijk instrument kunnen zijn om een milieuvriendelijker gedrag van consumenten en producenten te stimuleren, zonder de voorwaarden voor economische groei significant te beïnvloeden. Tegelijkertijd merkt het EESC op dat wijzigingen in de belastingstelsels de nu al zeer onevenwichtige inkomens- en welvaartsverdeling niet mogen verergeren. Het EESC zou graag zien dat de inspanningen in de strijd tegen belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking (agressieve fiscale planning) worden voortgezet en versterkt, teneinde het belastingstelsel efficiënter te maken. Het EESC is het eens met de Europese Commissie dat er een nauwere coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten moet zijn bij het uitwerken van een belastingbeleid dat bijdraagt tot eerlijke concurrentievoorwaarden op de interne markt. Ook steunt het de Europese Commissie in haar inspanningen en overwegingen om overeenstemming te bereiken over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en een overzicht te krijgen van de winstverdeling tussen de lidstaten. Zoals in het eerdere advies (3) en in de publicatie van het EESC Belastingheffing — de standpunten van het maatschappelijk middenveld staat aangegeven, is het EESC van mening dat het fiscale beleid in het algemeen en de bestrijding van belastingfraude in het bijzonder een prioriteit moeten blijven voor de volgende Europese Commissie. In dit kader is het EESC voorstander van een debat over de geleidelijke verschuiving naar stemming met gekwalificeerde meerderheid (BGM) en de gewone wetgevingsprocedure in belastingzaken. Het EESC erkent dat alle lidstaten te allen tijde over voldoende mogelijkheden moeten beschikken om aan het besluitvormingsproces deel te nemen.

3.14.

Het EESC herhaalt dat de noodzaak om de werking van de interne markt te bevorderen en te verbeteren, en om de voorwaarden voor eerlijke concurrentie en een goed ondernemingsklimaat te creëren en veilig te stellen, van essentieel belang blijft. Dit probleem kan worden aangepakt door middel van de activiteiten en maatregelen in het kader van het Europees Semester.

3.15.

Het EESC is zich er terdege van bewust dat de enorme structurele uitdagingen van de Europese economie onvermijdelijk een sociale impact hebben. Om deze problemen voor eens en altijd op te lossen, is het absoluut noodzakelijk om de voorwaarden te garanderen en te scheppen voor de ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden, systemen om van het ene beroep naar het andere over te stappen en een doeltreffende en adequate sociale bescherming. Het EESC beschouwt de Europese pijler van sociale rechten als een geschikt platform voor dit doel en is het ermee eens dat de inhoud ervan in EU-wetgeving moet worden vertaald.

3.16.

Het EESC wijst op het verschil tussen de snelheid waarmee innovatie in de financiële sector wordt toegepast en het vermogen van de regelgevingssystemen om zich aan te passen qua regels en bescherming. De traditionele kredietsector lijkt te moeten voldoen aan steeds strengere regels, die echter hoge nalevingskosten vergen, terwijl het bedrijfsleven juist meer flexibele en toegankelijke instrumenten nodig heeft. In die zin vormen de bankenunie en de eurozone een belangrijk ecosysteem, maar er moeten wel efficiëntere regelgevingssystemen komen om investeringen op de hele interne markt te stimuleren en de belemmeringen voor de financiële markten en hun activiteiten, die nog grotendeels door nationale grenzen worden beperkt, weg te nemen.

3.17.

Het EESC wijst erop dat zowel de totstandbrenging van een financiële unie (een bankenunie die functioneel geïntegreerd is met een kapitaalmarktenunie) als van een economische en monetaire unie aan het einde van het tweede decennium van de 21e eeuw nog steeds niet voltooid zijn. Het EESC is ingenomen met de geboekte vooruitgang, met name op het gebied van de economische unie, waar het instrument van het Europees Semester en de voortdurende verbetering ervan ongetwijfeld nuttig zijn gebleken. Tegelijkertijd stelt het met bezorgdheid vast dat er op het gebied van de monetaire unie (zowel wat betreft de lidstaten die nog steeds buiten de eurozone vallen, als wat betreft de externe vertegenwoordiging en de governance van de eurozone), de afgelopen maanden geen tastbare vooruitgang is geboekt. Het EESC is ingenomen met het feit dat de veerkracht en robuustheid van de financiële sector van de eurozone is toegenomen en steunt maatregelen om de resterende zwakke punten te verhelpen. Het dringt aan op een snelle tenuitvoerlegging van het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS) en is ingenomen met de aankondiging van de Europese Commissie om het Europese toezicht- en regelgevingskader, met inbegrip van maatregelen tegen het witwassen van geld, te versterken.

3.18.

Om ook de politieke pijler van de EMU te versterken, is het EESC ingenomen met het standpunt van de Europese Commissie over de betrokkenheid van de sociale partners bij de hervormingen die gericht zijn op werkgelegenheid en sociale en economische kwesties. Deze betrokkenheid is van essentieel belang om de eigen verantwoordelijkheid te vergroten en de uitvoering van de hervormingen te ondersteunen. Met name de integratie van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld als geheel is echter cruciaal voor het evenwicht tussen de financiële, economische, sociale en politieke pijlers van de EMU.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.

Het EESC is van mening dat de groene dimensie en de sociale gevolgen daarvan absoluut moeten worden geïntegreerd in het economisch systeem en in het dagelijkse gedrag van economische actoren en beleidsmakers en -uitvoerders.

4.2.

De Europese Green Deal moet ook een sociale dimensie hebben. Hoewel we de uitdaging van de klimaatverandering moeten aanpakken, moeten we ook inclusieve groei bevorderen, het economisch aanpassingsvermogen verbeteren, ongelijkheden verminderen, eerlijke arbeidsvoorwaarden voor alle werknemers tot stand brengen, de onderwijs- en opleidingsstelsels voor werknemers versterken en vraagstukken in verband met armoede en sociale uitsluiting aanpakken. Het EESC is ingenomen met de opname van de Europese pijler van sociale rechten en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling in het Europees Semester. Dit moet echter verder worden geformaliseerd.

4.3.

Het EESC neemt met grote belangstelling kennis van het voorstel om een investeringsplan voor een duurzaam Europa en een fonds voor een rechtvaardige transitie in te voeren, is ingenomen met de vaststelling van hun doelstellingen en verwelkomt de voorgestelde maatregelen, zoals het vergroten van het aandeel van de uitgaven voor klimaat- en milieuactiviteiten uit de EU-begroting. Het voegt er echter aan toe dat een investeringsplan voor een duurzaam Europa niet volstaat. Het investeringsplan zal naar verwachting investeringen ter hoogte van ongeveer 100 miljard EUR per jaar mogelijk maken, terwijl de Europese Commissie schat dat om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU tegen 2030 te realiseren ongeveer 260 miljard EUR per jaar aan extra investeringen nodig is. In dit verband moet met name het fonds voor een rechtvaardige transitie, als kern van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, worden versterkt. Voor een meer gedetailleerde evaluatie wordt verwezen naar de komende EESC-adviezen over deze initiatieven.

4.4.

Het EESC stelt voor om de Europese Green Deal te beschouwen als een platform voor de bevordering van een gemeenschappelijke Europese meerwaarde, gemeenschappelijke behoeften en belangen en gezamenlijke investeringen, die de hele EU en de eurozone en niet alleen bepaalde actoren ten goede zullen komen.

4.5.

Voor een succesvolle uitvoering van de Europese Green Deal is een evenwichtige aanpak in de EU en de eurozone van groot belang. Deze parameter is van essentieel belang om gunstige voorwaarden voor verdere convergentie en macro-economische stabiliteit te waarborgen.

4.6.

Met het oog op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën is het van groot belang dat de nationale begrotingsmechanismen zorgvuldig en procedureel correct functioneren. Dit heeft aan de inkomstenzijde onder meer betrekking op de billijkheid en transparantie van belastingstelsels en de naleving van de belastingwetgeving, en aan de uitgavenzijde op de vaststelling van eerlijke regels op het gebied van overheidsopdrachten of de toepassing van criteria die de efficiëntie en kwaliteit van de overheidsuitgaven bepalen en meten.

4.7.

In het kader van de verbetering van de werking van de interne markt en de koppeling met het Europees Semester door middel van gerichte aandacht in de landspecifieke aanbevelingen, de koppeling met de EU-begroting en een consequente naleving van de uit deze aanbevelingen voortvloeiende verplichtingen, beveelt het EESC aan om de voordelen van deze processen systematisch te evalueren. Hierbij moet worden nagegaan of begrotingscapaciteit tot stand is gebracht, het concurrentievermogen van Europa als geheel is vergroot en de ecologische en sociale duurzaamheid is verbeterd.

4.8.

We moeten ons niet alleen op de overheidsschuld richten maar ook op de bescherming van de openbare rijkdom. Er is een aanzienlijke hoeveelheid middelen nodig, niet alleen om de klimaatverandering aan te pakken. Na een periode waarin de overheidsinvesteringen stagneerden is het van cruciaal belang dat de investeringen in openbare infrastructuur worden gestimuleerd (bijvoorbeeld op het gebied van de digitalisering), niet alleen om de economische groei op korte termijn te ondersteunen maar ook om de productiecapaciteit op de langere termijn veilig te stellen, ten behoeve van onze toekomstige welvaart en het concurrentievermogen. Overeenkomstig de argumenten van de Europese Commissie moet het begrotingsbeleid complementair zijn met de monetaire positie van de ECB. De “gouden regel” voor overheidsinvesteringen zou kunnen leiden tot een grotere toename van de overheidsinvesteringen, mits de begrotingsdiscipline wordt gehandhaafd.

4.9.

Om de flexibiliteit en de veerkracht van de eurozone ten aanzien van economische schokken te vergroten, is het raadzaam een instrument in te voeren dat de lidstaten kan helpen de gevolgen van dergelijke schokken het hoofd te bieden en zich hier beter op voor te bereiden, zodat zij bestand zijn tegen deze schokken. Het EESC is dan ook ingenomen met zowel het voorgestelde begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen (BICC) (4) als de overeenkomst over de grotere rol van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Tegelijkertijd waarschuwt het EESC dat het evenwicht tussen de belangrijkste pijlers waarop de EMU is gebouwd (zie hierboven) dreigt te worden verstoord. Het EESC is er voorstander van om het beheer van de stabilisatie-instrumenten democratischer te maken door een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement en de sociale partners bij de politieke pijler van de EMU, met inachtneming van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.

Brussel, 19 februari 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 106; PB C 353 van 18.10.2019, blz. 32.

(2)  Deze kwesties stonden recent centraal in verschillende adviezen van het EESC: PB C 47 van 11.2.2020, blz. 106; PB C 62 van 15.2.2019, blz. 131; PB C 282 van 20.8.2019, blz. 20.

(3)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 90.

(4)  Zie EESC-advies PB C 47 van 11.2.2020, blz. 106.


BIJLAGE

De volgende paragraaf van het afdelingsadvies werd aangepast om rekening te houden met het door de voltallige vergadering goedgekeurde wijzigingsvoorstel, hoewel meer dan een kwart van de stemmende leden zich uitsprak voor behoud van de tekst in zijn oorspronkelijke vorm (artikel 59, lid 4, van het reglement van orde):

3.13.

Het EESC is ervan overtuigd dat er ruimte is om verder na te denken over de relevantie en de duurzaamheid van de bestaande parameters van het belastingstelsel. De eurozone wordt gekenmerkt door een relatief hoge belastingdruk, die bovendien wordt scheefgetrokken naar de belasting op arbeid, terwijl milieubelastingen en onroerendgoedbelasting gemiddeld een zeer klein deel van de totale belastinginkomsten uitmaken. Het EESC stelt dan ook vast dat er vormen van belastingheffing moeten worden ingevoerd die de belastingdruk op arbeid verlichten en de belasting op bijvoorbeeld financiële speculatie verhogen. Het beveelt aan om eerlijke belastingvoorwaarden in te voeren, met name in verband met de nieuwe vormen van de digitale economie, waarbij het kapitaal meer wordt gericht op de winning van waarde (extraction of value) dan op de productie van goederen en de verlening van diensten. In de toekomst zouden groene belastingen een belangrijk instrument kunnen zijn om een milieuvriendelijker gedrag van consumenten en producenten te stimuleren, zonder de voorwaarden voor economische groei significant te beïnvloeden. Tegelijkertijd merkt het EESC op dat wijzigingen in de belastingstelsels de nu al zeer onevenwichtige inkomens- en welvaartsverdeling niet mogen verergeren. Het EESC zou graag zien dat de inspanningen in de strijd tegen belastingfraude, -ontduiking en -ontwijking (agressieve fiscale planning) worden voortgezet en versterkt, teneinde het belastingstelsel efficiënter te maken. Het EESC is het eens met de Europese Commissie dat er een nauwere coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten moet zijn bij het uitwerken van een belastingbeleid dat bijdraagt tot eerlijke concurrentievoorwaarden op de interne markt. Ook steunt het de Europese Commissie in haar inspanningen en overwegingen om overeenstemming te bereiken over de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en een overzicht te krijgen van de winstverdeling tussen de lidstaten. Het EESC steunt het initiatief van de Commissie met betrekking tot de stemming bij gekwalificeerde meerderheid, maar vindt het belangrijk dat dit geleidelijk wordt ingevoerd en dat er een brede consensus wordt bereikt over de voorwaarden voor de toepassing ervan.

Stemuitslag:

Voor:

80

Tegen:

48

Onthoudingen:

21


Top