Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0472

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid

    COM/2018/472 final

    Brussel,13.6.2018

    COM(2018) 472 final

    2018/0250(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid

    {SWD(2018) 347 final}
    {SWD(2018) 348 final}
    {SEC(2018) 315 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    De laatste jaren zijn de veiligheidsdreigingen in Europa in ernst en diversiteit toegenomen. Zij deden zich voor in de vorm van terroristische aanslagen, nieuwe soorten georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit. Aangezien veiligheid een intrinsiek grensoverschrijdende dimensie heeft, is een krachtige, gecoördineerde respons van de EU noodzakelijk. Europa wordt niet alleen geconfronteerd met interne veiligheidsproblemen, maar ook met complexe externe bedreigingen waaraan de lidstaten niet op eigen kracht het hoofd kunnen bieden. De EU heeft hier snel en uitgebreid op gereageerd en heeft in 2015 haar respons geformuleerd in de veiligheidsagenda. Veiligheid blijft de komende jaren een cruciaal thema voor de EU. In een snel veranderende en onzekere wereld verwachten de Europese burgers dat de Unie en hun nationale regeringen veiligheid bieden.

    De opgaven waarvoor de Unie – met name als gevolg van internationaal terrorisme – staat, kunnen niet door individuele lidstaten alleen, zonder financiële en technische ondersteuning van de EU, worden opgelost. Nu terroristen en andere zware criminelen zich van grenzen niets aantrekken, hebben de lidstaten ten aanzien van hun burgers de plicht om, overeenkomstig de grondrechten van de EU, voor de openbare veiligheid te zorgen, maar de EU kan deze acties ondersteunen. De Verdragen voorzien in dit verband in de noodzaak een hoog niveau van veiligheid te waarborgen door middel van preventiemaatregelen en door coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten en andere bevoegde autoriteiten.

    De gedecentraliseerde agentschappen van de Europese Unie (met name het Agentschap voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD)) spelen een belangrijke operationele, coördinerende en ondersteunende rol bij de uitvoering van de prioriteiten, doelstellingen en activiteiten van de EU op het gebied van veiligheid.

    Het Fonds voor interne veiligheid is opgericht om grensoverschrijdende samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsambtenaren van de lidstaten en andere relevante autoriteiten te vergemakkelijken, met name door de interoperabiliteit van de verschillende EU-informatiesystemen op het gebied van veiligheid mogelijk te maken met het oog op een effectiever en efficiënter grens- en migratiebeheer, door gezamenlijke operationele acties te faciliteren en door steun te verlenen voor opleiding, voor de bouw van essentiële infrastructuur die relevant is voor de veiligheid, voor het opzetten van de verzameling en verwerking van passagiersgegevens conform het desbetreffende EU-acquis en voor de aankoop van de nodige technische apparatuur. Het fonds is gericht op het intensiveren van grensoverschrijdende operationele samenwerking met betrekking tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, en op het ondersteunen van inspanningen om de capaciteiten voor de preventie van deze criminaliteit, met inbegrip van terrorisme, te versterken, met name door middel van nauwere samenwerking tussen de overheid, het maatschappelijk middenveld en particuliere partners uit alle lidstaten.

    In haar mededeling "Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt" 1 stelt de Commissie voor om de EU-financiering voor interne veiligheid met een factor 1,8 te vermenigvuldigen ten opzichte van de huidige periode 2014-2020, teneinde een hoog niveau van veiligheid in de Unie te waarborgen en tegelijkertijd de rol van de gedecentraliseerde agentschappen op dit gebied te versterken. Het onderhavige voorstel heeft echter geen betrekking op de aan de agentschappen toegewezen financiering en betreft uitsluitend het Fonds voor interne veiligheid, dat zal bijdragen aan het waarborgen van een hoog niveau van veiligheid in de Unie. Het budget van het Fonds voor interne veiligheid zal in de periode 2021-2027 2,5 miljard EUR (in lopende prijzen) bedragen.

    Het voorstel beoogt in de eerste plaats te zorgen voor meer flexibiliteit bij het beheer van het toekomstige fonds dan waarin tijdens de huidige programmeringsperiode is voorzien, maar ook voor instrumenten om de financiering toe te spitsen op EU-prioriteiten en acties met een significante toegevoegde waarde voor de Unie. Nieuwe uitdagingen en prioriteiten vereisen nieuwe mechanismen voor de verdeling van middelen over gedeeld, direct en indirect beheer.

    De financiering wordt uitgevoerd via gedeeld beheer door de lidstaten en direct/indirect beheer door de Commissie.

    Als sleutel voor de verdeling van de financiering wordt flexibiliteit gehanteerd: zowel de uitvoeringsvorm als de thema's waarvoor financiële middelen moeten worden toegewezen, worden op flexibele wijze bepaald en tegelijkertijd wordt een kritieke massa van voorafgaande financiering aangehouden voor structurele en omvangrijke meerjarige investeringen, afhankelijk van wat de lidstaten nodig hebben voor de verdere ontwikkeling van hun veiligheidssystemen. Bij de toewijzing van middelen zal ook ten volle in aanmerking worden genomen dat de lidstaten volledig aan het acquis van de Unie moeten voldoen en dat de investeringen moeten worden gericht op de belangrijkste prioriteiten van de EU.

    De toewijzing van de financiële middelen aan de programma's van de lidstaten zal worden gebaseerd op een verdeelsleutel bestaande uit drie criteria 1) het bruto binnenlands product, 2) de omvang van het grondgebied en 3) de bevolking van het land. Als wegingspercentage voor de verschillende criteria wordt voorgesteld: 45 % omgekeerd evenredig met het bruto binnenlands product, 40 % pro rata van de omvang van de bevolking en 15 % pro rata van de omvang van het grondgebied van de lidstaat.

    60 % van het totaalbudget van het fonds gaat naar programma's van de lidstaten. Voorgesteld wordt om aan het begin van de programmeringsperiode 50 % van het totaalbudget ter beschikking van de lidstaten te stellen, met de mogelijkheid het budget periodiek te verhogen. Het is de bedoeling dat het budget tussentijds met 10 % wordt verhoogd (technische aanpassing van de verdeelsleutel overeenkomstig de financiële prestatie – een lidstaat moet voor ten minste 10 % van het initiële bedrag van de betalingskredieten betalingsaanvragen hebben ingediend).

    De resterende 40 % van het totale budget moet worden beheerd via de thematische faciliteit, waaruit periodiek financiering ter beschikking wordt gesteld voor een aantal prioriteiten die zijn vastgelegd in de financieringsbesluiten van de Commissie. Deze faciliteit biedt de mogelijkheid het fonds flexibel te beheren door middelen uit te betalen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie en voor de volgende onderdelen:

    steun voor specifieke acties, door via de nationale programma's van de lidstaten aanvullende financiering beschikbaar te stellen voor gerichte acties met een hoge toegevoegde EU-waarde;

    steun voor acties van de Unie in direct en indirect beheer, en

    noodhulp.

    De programmering van acties in het kader van de thematische faciliteit zou ten uitvoer worden gelegd via jaarlijkse en meerjarige werkprogramma's die bij een uitvoeringsbesluit van de Commissie worden vastgesteld. De faciliteit maakt het mogelijk nieuwe prioriteiten aan te pakken of dringende acties te ondernemen en uit te voeren aan de hand van de uitvoeringsvorm die het meest geschikt is om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken.

    Bij de uitvoering van het instrument is verdere vereenvoudiging geboden, met name door te zorgen voor samenhang met de regels voor het beheer van andere EU-fondsen ("single rule book"), door betere richtsnoeren inzake beheers- en controlesystemen en auditvoorschriften ter beschikking te stellen, en door ervoor te zorgen dat in het kader van de subsidiabiliteitsregels bij gedeeld beheer ten volle gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties. Het is tevens belangrijk om de toegevoegde EU-waarde op de verschillende interventieterreinen te optimaliseren en om een verbeterd kader voor toezicht en evaluatie ten uitvoer te leggen teneinde het op prestaties gebaseerde beheer van het fonds te verbeteren.

    Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021 en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, die door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het Fonds voor interne veiligheid bouwt voort op de investeringen en resultaten van de vorige instrumenten:

    i) het programma "Veiligheid en bescherming van de vrijheden", bestaande uit specifieke programma's "Preventie en bestrijding van criminaliteit" (ISEC) en "Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen" (CIPS), in de periode 20072013,

    ii) het instrument voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (ISF-P), dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 513/2014 2 en deel uitmaakt van het Fonds voor interne veiligheid in de periode 2014-2020, en

    iii)het onderdeel drugsbeleid van het programma Justitie, dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1382/2013 3 in de periode 2014-2020.

    De hierboven genoemde instrumenten dienden ter ondersteuning van het algemene EU-beleid op het gebied van interne veiligheid, bv. inzake politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit (inclusief terrorismebestrijding, versterking van de coördinatie en de samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en Europol), crisisbeheersing (bescherming van mensen en kritieke infrastructuur) en de bestrijding van drugssmokkel.

    De werkzaamheden in het kader van het Fonds voor interne veiligheid moeten consistent zijn met die van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD). Het werk van het fonds zal volledig complementair zijn aan dat van deze agentschappen. In haar mededeling "Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt" 4 stelt de Commissie voor om een bedrag van 1 128 000 000 EUR (in lopende prijzen) toe te wijzen aan agentschappen van de Unie op het gebied van veiligheid. Deze verordening heeft geen betrekking op de financiering voor deze agentschappen. Hun financiering wordt bepaald in het kader van de gewone jaarlijkse begrotingsprocedure.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Veiligheidsdreigingen vereisen, vanwege hun omvang en belang en hun steeds veranderende en transversale karakter, een gecoördineerde respons van de EU en de inzet van alle EU-instrumenten. Veiligheid is een horizontale aangelegenheid en een Fonds voor interne veiligheid zonder synergieën met andere financieringsinstrumenten kan geen doeltreffende EU-respons tot stand brengen. Daarom is veiligheid een thema in meerdere programma's van de Unie. Bij het aanpakken van veiligheidskwesties moet in de eerste plaats worden toegezien op synergie en samenhang met het Fonds voor asiel en migratie en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (bestaande uit het instrument voor grensbeheer en visa, en het instrument voor douanecontroleapparatuur). Bewaking in de vorm van de opsporing van smokkel van illegale goederen, explosieven, precursoren en irreguliere migratie, en veiligheidsonderzoek aan de buitengrenzen is van essentieel belang voor het handhaven van de algemene veiligheid in de EU. Een andere belangrijke synergie met het migratie- en grensbeleid zal tot stand worden gebracht als het Europees Grens- en kustwachtagentschap fors zal worden opgeschaald tot volledig operationele status, met een permanent korps van ca. 10 000 grenswachters 5 .

    Eveneens belangrijk is de zorg voor synergie en samenhang met de fondsen van het cohesiebeleid, met het onderdeel veiligheidsonderzoek in het kader van Horizon Europa, het programma Digitaal Europa, het programma Justitie en het programma Rechten en waarden. Gezien het intrinsieke verband tussen veiligheid en recht op het terrein, zullen er specifieke synergieën zijn tussen het Fonds voor interne veiligheid en het programma Justitie waar het gaat om het bieden van adequate bescherming aan slachtoffers van misdrijven, het financieren van gezamenlijke onderzoeksteams en justitiële opleiding, het waarborgen van interoperabiliteit met het Europees Strafregister Informatiesysteem, het verbeteren van detentieomstandigheden en de samenwerking tussen instanties op het gebied van justitie en veiligheid, onder meer via agentschappen die actief zijn op het gebied van justitie, zoals Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie. Op het gebied van het drugsbeleid zijn er synergieën met het Europees Sociaal Fonds+, en met name het onderdeel gezondheid daarvan. Er zal tevens worden gestreefd naar synergie op het gebied van de beveiliging van infrastructuur en openbare ruimten, cyberveiligheid en de preventie van radicalisering. Het ESF+ kan een belangrijke rol spelen bij de preventie van radicalisering door betere integratie. Voor het EFRO en InvestEU is een belangrijke rol weggelegd bij het verhogen van de veiligheid van investeringen in infrastructuur in de hele Unie. Het probleem van de cyberveiligheid kan worden aangepakt door de beveiliging van de IT-systemen te verbeteren. Omdat deze kwestie net als veiligheid een grens- en sectoroverschrijdend fenomeen is en bovendien een belangrijk onderdeel van het programma Digitaal Europa vormt, moet worden gezorgd voor synergieën met het Fonds voor interne veiligheid.

    Veiligheid in een globale context en acties die de grenzen van de Unie overschrijden, kunnen een aanzienlijke impact hebben op de interne veiligheid van de Unie. Maatregelen in of met betrekking tot derde landen zullen daarom nog steeds met middelen uit het fonds worden ondersteund, maar dienen te worden uitgevoerd in volledige synergie, samenhang en complementariteit met andere acties buiten de Unie die door de externe financieringsinstrumenten van de Unie, waaronder het instrument voor pretoetredingssteun, worden ondersteund. In het bijzonder dient bij de uitvoering van dergelijke acties te worden gestreefd naar volledige samenhang met de beginselen en de algemene doelstellingen van het externe optreden en het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. Met betrekking tot de externe dimensie moet het fonds de samenwerking met derde landen versterken op terreinen die van belang zijn voor de interne veiligheid van de Unie, zoals de bestrijding van terrorisme en radicalisering, de samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten van derde landen in de strijd tegen terrorisme (onder meer via detachering en gezamenlijke onderzoeksteams), zware en georganiseerde criminaliteit en corruptie, mensenhandel en migrantensmokkel. Veiligheid hangt ook nauw samen met defensie en op het gebied van defensie dient de Unie meer verantwoordelijkheid op zich te nemen teneinde haar belangen, waarden en de Europese manier van leven te beschermen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het recht van de EU om op te treden op het gebied van binnenlandse zaken vloeit met name voort uit artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU): "De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit."

    Het optreden van de Unie is gerechtvaardigd op grond van de doelstellingen als vastgelegd in artikel 67 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin de instrumenten voor de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht worden uiteengezet. In artikel 80 VWEU wordt bovendien benadrukt dat aan dit beleid van de Unie en de uitvoering ervan de beginselen ten grondslag moeten liggen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak.

    Deze verordening is gebaseerd op artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2, VWEU, die compatibele rechtsgrondslagen vormen in het licht van de specifieke juridische omstandigheden voor de besluitvorming in het kader van titel V van het VWEU.

    Bij deze verordening wordt financiële steun verleend op basis van door de Unie vastgestelde gemeenschappelijke beleidslijnen (strategieën, programma's en actieplannen), wetgeving, praktische samenwerking en dreigings- en risicobeoordelingen. Bijgevolg dient het programma op grond waarvan momenteel financiële ondersteuning op dit beleidsterrein wordt verleend (ISF-Politie), met ingang van 1 januari 2021 te worden ingetrokken, met inachtneming van een overgangsregeling.

    Voorts heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen 6 (GB-verordening) vastgesteld voor het verbeteren van de coördinatie en het harmoniseren van de uitvoering van de steunverlening in het kader van gedeeld beheer, met als voornaamste doel de beleidsuitvoering te vereenvoudigen. Deze gemeenschappelijke bepalingen zijn van toepassing op het deel van het ISF dat onder gedeeld beheer valt.

    Omdat de verschillende fondsen waarop gedeeld beheer van toepassing is, op complementaire doelstellingen zijn gericht en volgens dezelfde methode worden beheerd, is in Verordening (EU) [GB-verordening] een reeks gemeenschappelijke beginselen vastgesteld, zoals partnerschap. Die verordening omvat tevens de gemeenschappelijke elementen voor de strategische planning en programmering, waaronder bepalingen betreffende de partnerschapsovereenkomst die met elke lidstaat moet worden gesloten, en een gemeenschappelijke aanpak ten aanzien van de prestatiegerichtheid van de fondsen. In dit verband zijn in de genoemde verordening tevens faciliterende voorwaarden en regelingen voor toezicht, verslaglegging en evaluatie opgenomen, alsook gemeenschappelijke bepalingen op het gebied van subsidiabiliteitsregels, financieel beheer en beheers- en controleregelingen.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    De beheersing van veiligheidsdreigingen gaat gepaard met problemen die een lidstaat niet alleen kan oplossen. Op dit gebied ligt er duidelijk een toegevoegde waarde in optreden van de Unie en in het inzetten van de EU-begroting.

    Zware en georganiseerde criminaliteit, terrorisme en andere veiligheidsgerelateerde dreigingen zijn in toenemende mate van grensoverschrijdende aard. Grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen rechtshandhavingsautoriteiten is van wezenlijk belang om deze dreigingen af te wenden en aan te pakken, bijvoorbeeld door middel van de uitwisseling van informatie, gezamenlijke onderzoeken, interoperabele technologieën en gemeenschappelijke dreigings- en risicobeoordelingen. De op grond van deze verordening verleende financiële steun zal helpen bij de totstandbrenging van een Uniekader voor het betonen van solidariteit en een platform voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van het beleid, en zal zodoende bijdragen tot de versterking van de nationale en Europese capaciteiten op deze beleidsterreinen.

    De zorg voor de veiligheid van de EU vergt aanzienlijke middelen en capaciteiten van de lidstaten. Als de operationele samenwerking beter wordt gecoördineerd en de middelen worden gebundeld, kunnen er schaalvoordelen en synergieën tot stand worden gebracht. Dat zorgt op zijn beurt voor een efficiënter gebruik van de overheidsmiddelen, solidariteit, wederzijds vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijk EUbeleid. Dit is vooral relevant op het gebied van de veiligheid, omdat daar financiële steun voor alle vormen van grensoverschrijdende gezamenlijke operaties van wezenlijk belang is voor een betere samenwerking tussen politie, douane, grenswachters en justitie.

    Wat de externe dimensie van binnenlandse zaken betreft, is het duidelijk dat als er op EUniveau maatregelen worden goedgekeurd en middelen worden gebundeld, de EU veel beter in staat zal zijn om andere landen te overtuigen mee te werken aan veiligheidsgerelateerde maatregelen waarbij in de eerste plaats de EU en de lidstaten belang hebben.

    Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het grootste deel van de financiering in gedeeld beheer en in overeenstemming met de institutionele bevoegdheden van de lidstaten zal worden uitgevoerd en duidelijk is dat maatregelen op het toepasselijke niveau dienen te worden genomen en dat het optreden van Unie niet verder mag gaan dan nodig is.

    Evenredigheid

    Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel en valt binnen de werkingssfeer voor optreden op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, als bepaald in titel V van het VWEU. De doelstellingen en financieringsniveaus staan in verhouding tot het doel van het fonds. De met dit voorstel beoogde acties hebben betrekking op de Europese dimensie van de politiële samenwerking.

    Keuze van het instrument

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    In het voorstel is rekening gehouden met de resultaten van evaluaties van de vorige instrumenten voor politiële samenwerking. Het bouwt voort op de ex-post-evaluatie van CIPS en ISEC (de instrumenten in de programmeringsperiode 2007-2013), en de tussentijdse evaluatie van het Fonds voor interne veiligheid, het instrument voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (het fonds in de lopende periode 2014-2020). De toetsing aan de verschillende evaluatiecriteria heeft de onderstaande bevindingen opgeleverd.

    Het politie-instrument (ISFP) is al met al doeltreffend gebleken en heeft bijgedragen tot een hoog niveau van veiligheid in de Europese Unie door grensoverschrijdende, zware en georganiseerde criminaliteit, waaronder terrorisme, te voorkomen en te bestrijden en door de coördinatie en de samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten te versterken. Het instrument heeft ook bijgedragen tot het vermogen van de lidstaten om veiligheidsgerelateerde risico's en crisissen doeltreffend te beheersen en, in mindere mate, om mensen en kritieke infrastructuur te beschermen tegen terroristische aanslagen en andere veiligheidsgerelateerde incidenten. Uit de gegevens blijkt dat het instrument heeft bijgedragen tot het versterken van de samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten en de Europese instanties, en tot het verbeteren van het vermogen van de lidstaten om uitgebreide dreigings- en risicobeoordelingen te ontwikkelen, hoewel er betrekkelijk weinig projecten op nationaal niveau en op het niveau van de Unie zijn gefinancierd met middelen uit dit instrument. Op het gebied van vroegtijdige waarschuwing en samenwerking op het gebied van crisispreventie (bv. het Atlasnetwerk) is steun verleend voor meerdere acties van de Unie.

    Tot dusver heeft het ISF-P echter slechts beperkte vooruitgang geboekt met het versterken van het administratieve en operationele vermogen van de lidstaten om kritieke infrastructuur te beschermen, slachtoffers te beschermen, opleidings- en uitwisselingsprogramma's te ontwikkelen en maatregelen te nemen met derde landen en internationale organisaties, hoewel hierbij moet worden aangetekend dat de meeste projecten met betrekking tot deze operationele doelstellingen nog lopen.

    Met betrekking tot doelmatigheid wees de evaluatie er, binnen de grenzen van de beschikbare gegevens, op dat de resultaten van het instrument zijn bereikt tegen redelijke kosten wat zowel personele als financiële middelen betreft. Sommige lidstaten hebben nationale maatregelen ter bevordering van de doelmatigheid ingevoerd. De meeste lidstaten hebben echter problemen met de EU-richtsnoeren, de gemeenschappelijke indicatoren en de termijnen voor verslaglegging/toezicht. Het gebrek aan doelmatigheid kan worden teruggevoerd op de gepercipieerde administratieve belasting – hoewel vereenvoudigingsmaatregelen zijn genomen om de situatie te verbeteren.

    De invoering van de gemeenschappelijke reeks procedures voor de drie fondsen (het Fonds voor interne veiligheid-Politie, het in het Fonds voor interne veiligheid ingebedde instrument voor grenzen en visa (ISF-BV) en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF)) heeft kennelijk tot vereenvoudiging geleid. De vereenvoudigde kostenoptie heeft, volgens de weinige lidstaten die er gebruik van hebben gemaakt, haar doelmatigheid bewezen als het erop aankomt de administratieve belasting te beperken. Dit alles neemt echter niet weg dat de vereenvoudigingsmaatregelen en de maatregelen ter vermindering van de administratieve belasting hun doelstellingen slechts ten dele hebben bereikt. Hoewel de situatie als gevolg van de vereenvoudiging is verbeterd, zijn er in dit stadium weinig aanwijzingen voor een significante vermindering van de administratieve belasting. Maatregelen voor toezicht, verslaglegging en controle worden nog steeds als omslachtig beschouwd en de lidstaten hebben verzocht om verdere richtsnoeren over de naleving van de EU-voorschriften. De vereisten op het gebied van verslaglegging en de irrelevantie van sommige indicatoren werden genoemd als factoren die de administratieve belasting nog zwaarder maken.

    De oorspronkelijke motivering en doelstellingen van het instrument zijn nog steeds relevant in de nasleep van de migratie- en veiligheidscrisis. Er zijn passende mechanismen ingevoerd om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften in zowel de programmerings- als de uitvoeringsfase. De flexibiliteit die het instrument biedt (mogelijkheid tot overdracht van middelen tussen doelstellingen), was nuttig om in te spelen op de veranderende behoeften, maar zou volgens de lidstaten nog mogen worden uitgebreid door het aantal nationale doelstellingen te reduceren en de minimumtoewijzingsniveaus per doelstelling af te schaffen.

    Men vindt het instrument samenhangend met en de doelstellingen ervan complementair aan die van andere nationale beleidsterreinen. De samenhang en complementariteit met andere financieringsinstrumenten van de EU worden gewaarborgd in de ontwerp-, de programmerings- en de uitvoeringsfase. Er zijn coördinatiemechanismen ingevoerd om de samenhang en de complementariteit in de uitvoeringsfase te waarborgen. Het toezichtcomité en de verantwoordelijke instanties spelen een essentiële rol bij het waarborgen van de samenhang. Ondanks de onderlinge complementariteit van de verschillende uitvoeringswijzen lijkt er ruimte voor verbetering ten aanzien van de EU-agentschappen en op het gebied van interne samenhang, aangezien de begunstigden niet goed op de hoogte blijken te zijn van de acties en projecten binnen het ISF-kader.

    In het algemeen heeft het instrument voor een toegevoegde EU-waarde gezorgd door het verbeteren van de grensoverschrijdende samenwerking, de uitwisseling van kennis en beste praktijken, het vertrouwen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en de toepassing en tenuitvoerlegging van belangrijk EU-beleid (effecten met betrekking tot het proces). Voorts heeft het ertoe bijgedragen dat de acties een ruimer toepassingsgebied bestrijken en er kwalitatief op zijn vooruitgegaan als gevolg van investeringen op terreinen met een lage prioriteit of een hoge specialisatiegraad. De aankoop van geavanceerde apparatuur heeft het vermogen van de nationale instanties om gespecialiseerde interventies met een breder toepassingsgebied uit te voeren, verbeterd. Het instrument heeft ook geleid tot een verbreding van de soorten kennisuitwisseling en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (effecten met betrekking tot het toepassingsgebied). Het heeft bovendien de harmonisatie van onderzoek op EU-niveau op het gebied van criminaliteitspreventie gestimuleerd en investeringen bevorderd, met bijzondere aandacht voor langetermijnmaatregelen op dit gebied. Grote investeringen, met name in IT-systemen, opleiding en gespecialiseerde apparatuur, behoren dankzij het instrument tot de mogelijkheden (effecten met betrekking tot de omvang). Het ontbreken van ISF-P-financiering zou nadelig zijn geweest voor de kwaliteit van de EU-respons op grensoverschrijdende samenwerking en voor het vermogen van de lidstaten om innovatieve oplossingen ten uitvoer te leggen (effecten met betrekking tot de rol).

    De duurzaamheid van het instrument wordt gewaarborgd door de acties die in het kader van het instrument worden ondernomen, af te stemmen op en complementair te maken aan acties die worden ontwikkeld naar aanleiding van nationale prioriteiten of EU-vereisten. In de programmerings- en de tenuitvoerleggingsfase, in het kader van zowel gedeeld als direct beheer, is voorzien in omvattende maatregelen en mechanismen om deze duurzaamheid te waarborgen. Omdat de meeste projecten zich nog in de uitvoeringsfase bevinden, is het echter moeilijk om vast te stellen of de effecten op de doelgroepen en op specifieke gebieden duurzaam zullen zijn.

    Raadpleging van belanghebbenden

    In de periode van 10 januari tot 9 maart 2018 zijn twee specifieke openbare raadplegingen over de EU-financiering op het gebied van migratie en veiligheid gehouden. De respondenten legden over het algemeen sterk de nadruk op de behoefte aan vereenvoudiging van de financieringsinstrumenten op het gebied van binnenlandse zaken, aan grotere flexibiliteit (met name inzake het vermogen om te reageren op migratie en veiligheidsgerelateerde crisissen) en aan meer financiering en ondersteuning op gebieden waar de verdeling van de verantwoordelijkheid (asiel en grensbeheer) en/of de samenwerking tussen de lidstaten en met de agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken een grote rol speelt. Uit de antwoorden blijkt dat deze maatregelen bevorderlijk kunnen zijn voor de doeltreffendheid en de doelmatigheid van instrumenten en voor de toegevoegde EU-waarde. Volgens de belanghebbenden moet de invloed op het beleid op het gebied van binnenlandse zaken in derde landen worden vergroot.

    De bevoegde instanties van de lidstaten werden geraadpleegd in het kader van het AMIF-ISF-comité. De lidstaten hebben zich uitgesproken over de belangrijkste financieringsprioriteiten, problemen, de architectuur van de fondsen en de uitvoeringsvormen. Andere belangrijke belanghebbenden en begunstigden die via direct en indirect beheer financiering uit het AMIF en het ISF ontvangen, zoals internationale organisaties en organisaties uit het maatschappelijk middenveld, werden eveneens geraadpleegd, evenals als de agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken.

    De belanghebbenden waren het erover eens dat, om de toegevoegde EU-waarde te optimaliseren, de EU-financiering een weerspiegeling moet zijn van de op EUniveau vastgestelde prioriteiten en politieke verbintenissen, en de uitvoering van het acquis op het gebied van binnenlandse zaken moet ondersteunen. Zij drongen erop aan dat voldoende financiële middelen ter beschikking zouden worden gesteld om het hoofd te bieden aan bestaande en nieuwe uitdagingen. De agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken moeten eveneens over voldoende financiële middelen kunnen beschikken om hun toenemende activiteiten uit te voeren. Voorts bestond overeenstemming tussen de belanghebbenden over de noodzaak meer flexibiliteit in te bouwen in de structuur van de fondsen. Om met voldoende flexibiliteit op veranderende omstandigheden te kunnen reageren, moeten de meerjarige nationale programma's volgens hen worden gehandhaafd. Niet-gouvernementele organisaties willen ook het directe beheer gehandhaafd zien.

    Getuige de raadplegingen zijn de belangrijkste belanghebbenden het erover eens dat de EU-financiering een breed toepassingsgebied moet hebben – ook voor de externe dimensie – om het effect van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken te versterken, dat de uitvoeringsmechanismen aan vereenvoudiging toe zijn en dat meer flexibiliteit moet worden geboden, met name om op noodsituaties te kunnen reageren.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    De ontwikkeling van de nieuwe financiële instrumenten voor binnenlandse zaken is begonnen in 2016 en voortgezet in 2017 en 2018. In het kader daarvan zijn in 2017 MFK-studies uitgevoerd ter ondersteuning van de effectbeoordeling die in september 2017 van start is gegaan. In deze studies zijn de beschikbare resultaten van zowel evaluaties van de bestaande financiële instrumenten als raadplegingen van de belanghebbenden samengebracht en zijn de problemen, doelstellingen en beleidsopties (en de waarschijnlijke gevolgen) die in de effectbeoordeling zijn onderzocht, onder de loep genomen.

    Effectbeoordeling

    Voor dit voorstel is een effectbeoordeling verricht die betrekking had op het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, bestaande uit het instrument voor grensbeheer en visa en het instrument voor douanecontroleapparatuur. De samenvatting van de effectbeoordeling en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing kunnen worden geraadpleegd op de volgende website: http://ec.europa.eu/transparency/regdoc/?fuseaction=ia .

    In het effectbeoordelingsverslag wordt voor de verschillende beleidsopties aandacht besteed aan de wijze waarop de financiering wordt verleend, de samenhang en de complementariteit met andere EU-financieringsinstrumenten, de externe dimensie van de financiering op het gebied van migratie en veiligheid, flexibiliteit in een stabiele financiële omgeving (inclusief thematische faciliteit), uitvoeringsvormen (gedeeld, direct en indirect beheer), de mogelijkheid om noodhulp te bieden, en het mechanisme voor tussentijdse evaluatie. De voorkeur gaat uit naar een combinatie van opties die is gebaseerd op de resultaten en de aanbevelingen als vastgesteld in de achteraf verrichte evaluatie van de vorige fondsen (programmeringsperiode 2007-2013) en de tussentijdse evaluaties van de bestaande fondsen (programmeringsperiode 2014-2020).

    De effectbeoordeling gaat in op de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste overwegingen en aanbevelingen ter verbetering van het Fonds voor asiel en migratie, het instrument voor grensbeheer en visa (onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en het Fonds voor interne veiligheid, en van de daaruit voortvloeiende wijzigingen van het effectbeoordelingsverslag.

    Belangrijkste overwegingen van de Raad voor regelgevingstoetsing (RRT)

    Wijzigingen effectbeoordelingsverslag

    In het verslag wordt niet toegelicht welke gevolgen de toenemende bevoegdheden van de EU op deze gebieden [binnenlandse zaken] en de uitbreiding van de rol van de agentschappen zullen hebben voor het algemene systeem.

    Voor het Fonds voor asiel en migratie, het instrument voor grensbeheer en visa (onderdeel van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en het Fonds voor interne veiligheid is het verslag gewijzigd om uit te leggen hoe de rol van de respectieve fondsen wordt beïnvloed door de uitbreiding van de EU-bevoegdheid en de grotere rol van de agentschappen (punt 3.2). Vanwege hun essentiële functie bij de uitvoering van het beleid van de Unie op het gebied van migratie en veiligheid, zullen de agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken een belangrijke rol spelen in de programmeringsfase van de nationale programma's; hun toezichtactiviteiten zouden worden meegenomen in de tussentijdse evaluatie. Een ruimer mandaat voor de agentschappen zou niet tot doel hebben om de taken die momenteel door de lidstaten worden vervuld, over te nemen, maar veeleer om acties van de Unie en haar lidstaten op het gebied van migratie, grensbeheer en veiligheid te versterken en te upgraden.

    Verdere overwegingen en aanbevelingen ter verbetering

    Wijzigingen effectbeoordelingsverslag

    (1) Het verslag moet een beeld geven van de belangrijkste veranderingen in de programmastructuur en de prioriteiten ten opzichte van de huidige programmeringsperiode. Daarnaast moet het verslag het bereik van de externe component van het programma, d.w.z. de complementariteit met de externe instrumenten, verduidelijken.

    Het verslag is herzien om de belangrijkste veranderingen in de programmastructuur ten opzichte van de huidige programmeringsperiode weer te geven (punt 3.2) en om het bereik van de externe component en de complementariteit met de externe instrumenten te verduidelijken (punt 3.3). De doelstellingen van de fondsen zijn gebaseerd op het bereik van hun voorgangers en dat werd, in het algemeen, breed genoeg geacht om de uitvoering van de beleidsprioriteiten van de EU te ondersteunen en op die manier een toegevoegde EU-waarde te bieden. De prioriteiten en de acties worden aangepast in het licht van beleidsontwikkelingen en de behoefte aan synergieën met andere EU-fondsen. Interventies in het kader van de externe dimensie zullen worden ontworpen en uitgevoerd in samenhang met het externe optreden en het buitenlands beleid van de EU, met name het externe instrument van de EU.

    (2) Het verslag moet ook uitleggen hoe de rol van de respectieve programma's wordt beïnvloed door de uitbreiding van de EU-bevoegdheden en de grotere rol van de agentschappen. Ontstaat daardoor meer behoefte aan acties op nationaal niveau of aan de delegatie van taken aan de agentschappen, of neemt de prioriteit van bepaalde interventies af?

    Zie de hierboven toegelichte wijzigingen.

    (3) De raad neemt er nota van dat het nieuwe mechanisme voor prestatiereserves bij de opstelling van het verslag nog niet klaar was, maar dringt erop aan dat in de definitieve versie van het verslag actuele en duidelijke informatie wordt verstrekt over het gekozen mechanisme en dat het mechanisme wordt gemotiveerd in het licht van de ervaring met andere EU-fondsen (zoals mondeling toegelicht aan de raad).

    Het verslag is herzien om de informatie over het gekozen mechanisme bij te werken en te verduidelijken, in het licht van de ervaringen met andere EU-fondsen en van ontwikkelingen in het kader van de voorbereiding van de verordening met gemeenschappelijke bepalingen voor gedeeld beheer (punt 4.1.4). De voorkeursoptie bevat geen prestatiereserve, maar wel een minimumniveau van financiële uitvoering voor de toewijzing van aanvullende middelen in het kader van de tussentijdse technische aanpassing. Bij het verstrekken van aanvullende financiële middelen via de thematische faciliteit zou rekening worden gehouden met prestatie-elementen.

    (4) Het verslag moet verduidelijken hoe het nieuwe noodmechanisme zal functioneren binnen het budget van elk van de drie fondsen voor migratie en veiligheid, en dat het gebruik van noodhulp moet worden beperkt als gevolg van de nieuwe flexibiliteit binnen de thematische faciliteit. Het verslag moet uitleggen welk voordeel dit mechanisme biedt ten opzichte van de noodfinanciering in de vorige programmeringsperiode.

    Het verslag is herzien om de werking van het nieuwe noodmechanisme te verduidelijken (punt 4.1.3). Noodhulp die wordt verstrekt via de fondsen, moet complementair zijn aan de Reserve voor noodhulp (op het niveau van de EU-begroting) en moet in duidelijk omschreven situaties worden gebruikt. Als gevolg van de flexibiliteit binnen de thematische faciliteit zal naar verwachting veel minder gebruik worden gemaakt van noodhulp dan in de huidige programmeringsperiode. De noodhulp kan worden uitgevoerd in gedeeld, direct of indirect beheer.

    (5) De toezichtregelingen zijn niet goed ontwikkeld. Het verslag moet verduidelijken hoe het succes van de programma's wordt gedefinieerd en gemeten.

    Het verslag is herzien (punt 5.1) om duidelijk te maken hoe het succes van de programma's wordt gemeten. Dit zal gebeuren op basis van doelstellingen die in het kader van de nationale programma's worden afgesproken tussen de Commissie en de lidstaten. Aan de hand van output- en resultaatindicatoren die zijn opgenomen in de wetgevingsvoorstellen, wordt vervolgens gemeten in hoeverre deze doelstellingen zijn bereikt. De verslagleggingsvereisten voor gedeeld beheer zijn vastgelegd in de GB-verordening.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    De GB-verordening 7 (voor alle beleidsterreinen die onder gedeeld beheer vallen) zal zorgen voor een vereenvoudiging van het fonds omdat de programma's waar mogelijk zullen worden uitgevoerd aan de hand van gemeenschappelijke regels. Bovendien zullen de lidstaten worden aangemoedigd om meer gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties. Om de administratieve belasting te verminderen, zal de auditaanpak worden gestroomlijnd en worden toegespitst op het nemen van risicogebaseerde auditsteekproeven en het toepassen van het "één audit-beginsel".

    Het gebruik van gemeenschappelijke IT-instrumenten in de hele Commissie (beheersysteem voor e-subsidies) zal een verdere vereenvoudiging in het kader van direct beheer met zich meebrengen.

    Grondrechten

    De financiële steun uit de begroting van de Unie is onmisbaar om het ISF uit te voeren en de lidstaten te ondersteunen in hun inspanningen om een hoog niveau van veiligheid in de Unie te waarborgen, met name door volledig in overeenstemming met de grondrechten terrorisme, radicalisering, zware en georganiseerde criminaliteit en cybercriminaliteit te bestrijden en ondersteuning en bescherming te bieden aan slachtoffers van misdrijven. Deze doelstellingen zullen worden nagestreefd met volledige inachtneming van de verbintenissen die de Unie op het gebied van de grondrechten is aangegaan. Tijdens de uitvoering van het fonds zal hierop nauwlettend worden toegezien.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    In het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader is voor het Fonds voor interne veiligheid een bedrag van 2 500 000 000 EUR (in lopende prijzen) opgenomen voor de periode 2021-2027.

    De uitvoering vindt plaats door middel van gedeeld of direct/indirect beheer. De financiële middelen worden als volgt gebruikt: 60 % zal worden toegewezen voor de programma's van de lidstaten die in gedeeld beheer moeten worden uitgevoerd en 40 % wordt toegewezen voor de thematische faciliteit en wordt gebruikt voor specifieke acties op nationaal of transnationaal niveau, acties van de Unie en noodhulp. De middelen voor de thematische faciliteit zullen ook worden gebruikt voor technische bijstand op initiatief van de Commissie.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Het kader voor toezicht en evaluatie, met inbegrip van een aangescherpte methode om investeringen in de relevante EU-fondsen te traceren, zal worden verbeterd om een tijdige levering van de prestaties te bevorderen en om ervoor te zorgen dat de evaluaties doeltreffende input kunnen opleveren voor toekomstige herzieningen van beleidsmaatregelen. Hiertoe zal gebruik worden gemaakt van betere indicatoren, nauwere samenwerking met relevante partners en mechanismen om de prestaties te stimuleren. De Commissie zal een tussentijdse evaluatie en een retrospectieve evaluatie uitvoeren. Deze evaluaties zullen worden verricht overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016, waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor de effectbeoordeling van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de concrete effecten van het fonds worden beoordeeld op basis van indicatoren en streefdoelen en op basis van een gedetailleerde analyse uit het oogpunt van relevantie, doeltreffendheid, doelmatigheid, toegevoegde waarde en samenhang met andere beleidsterreinen van de EU. Voorts zullen de evaluaties putten uit de opgedane ervaring om na te gaan of er lacunes en problemen zijn en of er ruimte is om de acties of de resultaten ervan te verbeteren en de impact ervan te optimaliseren.

    Wat de verslaglegging betreft, wordt van de lidstaten verwacht dat zij verslag over de tenuitvoerlegging van hun programma's uitbrengen overeenkomstig deze verordening en de GB-verordening.

    Artikelsgewijze toelichting

    Hoofdstuk I – Algemene bepalingen: voorwerp, toepassingsgebied en definities. Hierin worden tevens de doelstellingen van de verordening en de reikwijdte van de steun uiteengezet. Het voorgestelde toepassingsgebied van deze artikelen is grotendeels gebaseerd op de huidige verordening voor het Fonds voor interne veiligheid-Politie, en houdt daarnaast rekening met nieuwe beleidsontwikkelingen, zoals de Europese agenda inzake veiligheid, de bestrijding van terrorisme, zware en georganiseerde criminaliteit en cybercriminaliteit, en de nieuwe interoperabiliteitsagenda.

    Hoofdstuk II – Financieel en uitvoeringskader: algemene beginselen voor de steunverlening in het kader van de verordening. Het belang van consistentie en complementariteit met de relevante financieringsinstrumenten van de EU wordt beklemtoond. Voorts wordt ingegaan op de uitvoeringsvormen voor de acties in het kader van de verordening: gedeeld, direct en indirect beheer. De voorgestelde mix van uitvoeringsvormen is gebaseerd op de positieve ervaringen die met deze combinatie zijn opgedaan bij de uitvoering van het huidige financieringsinstrument.

    In het eerste deel van het hoofdstuk wordt het financieel kader vastgesteld. Het voorstel geeft een bedrag aan voor de financiële middelen voor het fonds en beschrijft het gebruik ervan aan de hand van verschillende uitvoeringsregelingen.

    In het tweede, derde en vierde deel wordt het kader beschreven waarbinnen het fonds wordt uitgevoerd, zoals via programma's van de Commissie en de lidstaten. Voorts worden hier de voorwaarden vastgesteld die van toepassing zijn op de acties waarvoor op grond van deze verordening steun wordt verleend, onder meer wat de aanschaf van apparatuur en opleidingsactiviteiten betreft. Verder in dit deel: gedetailleerde regelingen voor de tussentijdse evaluatie van de programma's van de lidstaten en voor de uitvoering van specifieke acties, acties van de Unie, noodhulp, technische bijstand, blendingverrichtingen en operationele steun.

    Het vijfde en laatste deel bevat de nodige bepalingen inzake de jaarlijkse prestatieverslagen van de lidstaten, toezicht en evaluatie.

    Hoofdstuk III – Overgangs- en slotbepalingen: over de delegatie, aan de Commissie, van bevoegdheden om gedelegeerde handelingen vast te stellen, en over de comitéprocedure. De datum van inwerkingtreding van de voorgestelde verordening wordt vastgesteld en er wordt bepaald dat de verordening met ingang van 1 januari 2021 overeenkomstig de Verdragen verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat.

    2018/0250 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, artikel 84 en artikel 87, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 8 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's 9 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Het waarborgen van de interne veiligheid is een bevoegdheid van de lidstaten en is een gezamenlijke taak waaraan de EU-instellingen, de ter zake relevante agentschappen van de Unie en de lidstaten samen een bijdrage dienen te leveren. In de Europese veiligheidsagenda van april 2015 10 hebben de Commissie, de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement gemeenschappelijke prioriteiten voor de periode 2015-2020 vastgesteld, die door de Raad zijn bevestigd in de vernieuwde interneveiligheidsstrategie van juni 2015 11 en door het Europees Parlement in zijn resolutie van juli 2015 12 . Deze gezamenlijke strategie had als doel om voor de periode 2015-2020 het strategisch kader voor de werkzaamheden op het gebied van interne veiligheid op EU-niveau te bepalen en de voornaamste actieprioriteiten vast te stellen om een doeltreffende respons van de Unie op de veiligheidsdreigingen te waarborgen, met name op het gebied van het bestrijden van terrorisme, het voorkomen van radicalisering, het ontwrichten van georganiseerde criminaliteit en de strijd tegen cybercriminaliteit.

    (2)De leiders van 27 lidstaten hebben in de op 25 september 2017 ondertekende Verklaring van Rome hun verbintenis bevestigd een Unie te bouwen die veilig en zeker is, een Unie waar alle burgers zich veilig voelen en zich vrij kunnen bewegen, een Unie waarvan de buitengrenzen beveiligd zijn, een Unie met een efficiënt, verantwoord en duurzaam migratiebeleid met eerbied voor de internationale normen, een Europa dat vastbesloten is het terrorisme en de georganiseerde criminaliteit te bestrijden.

    (3)De Europese Raad heeft op 15 december 2016 gevraagd om te blijven werken aan de interoperabiliteit van informatiesystemen en databanken. De Europese Raad heeft op 23 juni 2017 onderstreept dat de interoperabiliteit tussen databanken moet worden verbeterd, en de Commissie heeft op 12 december 2017 een voorstel aangenomen voor een verordening tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de informatiesystemen van de EU (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie) 13 .

    (4)Het doel van de Unie om een hoog niveau van veiligheid binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te verzekeren op grond van artikel 67, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet onder meer worden bereikt door maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit alsmede door maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere nationale autoriteiten van de lidstaten, onder meer met relevante agentschappen van de Unie en andere relevante organen van de Unie, en met relevante derde landen en internationale organisaties.

    (5)Om dit doel te bereiken moeten op het niveau van de Unie acties worden ondernomen om mensen en goederen te beschermen tegen de steeds grensoverschrijdender wordende dreigingen en om de door de bevoegde instanties van de lidstaten uitgevoerde werkzaamheden te ondersteunen. Onder andere terrorisme, zware en georganiseerde criminaliteit, "rondtrekkende" criminaliteit, drugshandel, corruptie, cybercriminaliteit, mensenhandel en wapenhandel zullen de interne veiligheid van de Unie op de proef blijven stellen.

    (6)De financiering uit de begroting van de Unie dient te worden geconcentreerd op activiteiten waarbij optreden van de Unie voor een meerwaarde kan zorgen ten opzichte van optreden door de lidstaten alleen. Overeenkomstig artikel 84 en artikel 87, lid 2, VWEU moet de financiering dienen voor maatregelen ter stimulering en ondersteuning van het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie en politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met name met betrekking tot de uitwisseling van informatie, betere operationele samenwerking en ondersteuning van inspanningen om de capaciteiten voor het bestrijden en voorkomen van criminaliteit te versterken. De steun uit het fonds mag niet worden gebruikt ter dekking van exploitatiekosten en activiteiten die verband houden met de essentiële taken van de lidstaten op het gebied van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse en de nationale veiligheid, zoals bedoeld in artikel 72 VWEU.

    (7)Om het Schengenacquis te behouden en de werking ervan te versterken, zijn de lidstaten er met ingang van 6 april 2017 toe verplicht om EU-burgers die de buitengrenzen van de EU overschrijden, systematisch te controleren aan de hand van relevante databanken. Voorts heeft de Commissie een aanbeveling tot de lidstaten gericht opdat deze beter gebruik zouden maken van politiecontroles en grensoverschrijdende samenwerking. Solidariteit tussen de lidstaten, duidelijkheid over de taakverdeling, eerbiediging van de grondrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat alsook een sterke nadruk op het mondiale perspectief en op de noodzakelijke samenhang met de externe dimensie van veiligheid moeten de kernbeginselen zijn waardoor de Unie en de lidstaten zich laten leiden bij het ontwikkelen van een echte en doeltreffende veiligheidsunie.

    (8)Om de lidstaten in staat te stellen bij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van een echte en doeltreffende veiligheidsunie die een hoog niveau van interne veiligheid in de gehele Europese Unie moet waarborgen, dient de Unie adequate financiële steun aan de lidstaten te verlenen door een Fonds voor interne veiligheid (hierna "het fonds" genoemd) op te richten en te beheren.

    (9)Het fonds dient te worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, alsook van de internationale verplichtingen van de Unie op het gebied van de grondrechten.

    (10)Op grond van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) moet het fonds ondersteuning bieden aan activiteiten die de bescherming van kinderen tegen geweld, misbruik, uitbuiting en verwaarlozing waarborgen. Het fonds moet ook waarborgen voor en hulp aan kindgetuigen en -slachtoffers ondersteunen, met name aan onbegeleide kinderen of kinderen die anderszins toezicht behoeven.

    (11)In overeenstemming met de gezamenlijke prioriteiten die op het niveau van de Unie zijn vastgesteld om een hoog niveau van veiligheid in de Unie te waarborgen, moet het fonds steun verlenen voor acties die gericht zijn tegen de belangrijkste veiligheidsdreigingen, en in het bijzonder tegen terrorisme en radicalisering, zware en georganiseerde criminaliteit en cybercriminaliteit, en die tot doel hebben bijstand en bescherming te verlenen aan slachtoffers van misdrijven. Met het oog op de totstandbrenging van een echte veiligheidsunie zal het fonds er ook voor zorgen dat de Unie en haar lidstaten goed toegerust zijn om het hoofd te bieden aan veranderende en opkomende dreigingen. Hiertoe moet financiële steun worden verleend om de informatie-uitwisseling, de operationele samenwerking en de nationale en collectieve capaciteiten te verbeteren.

    (12)De financiële steun die binnen het brede kader van het fonds wordt verleend, dient met name ter ondersteuning van de justitiële en politiële samenwerking en preventie op het gebied van zware en georganiseerde criminaliteit, illegale wapenhandel, corruptie, het witwassen van geld, drugshandel, milieucriminaliteit, uitwisseling van en toegang tot informatie, terrorisme, mensenhandel, het uitbuiten van irreguliere immigratie, seksuele uitbuiting van kinderen, de verspreiding van afbeeldingen van kindermisbruik en kinderporno, en cybercriminaliteit. Het fonds moet ook voorzien in ondersteuning voor het beschermen van mensen, openbare ruimten en kritieke infrastructuur tegen veiligheidsgerelateerde incidenten en voor het doeltreffend beheren van veiligheidsgerelateerde risico's en crisissen, onder meer via de ontwikkeling van gemeenschappelijk beleid (strategieën, beleidscycli, programma's en actieplannen), wetgeving en praktische samenwerking.

    (13)Het fonds moet voortbouwen op de resultaten en investeringen van zijn voorgangers (het ISEC-programma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" en het CIPS-programma "Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen" uit de periode 2007-2013, en het instrument voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer – dat voor de periode 2014-2020 is opgericht bij Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad 14 als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid) en moet worden uitgebreid om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen.

    (14)Het effect van financiering door de Unie moet worden gemaximaliseerd door publieke en de private financiële middelen in te zetten, te bundelen en als hefboom te laten fungeren. Het fonds moet het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van niet-gouvernementele organisaties, alsook het bedrijfsleven aanzetten en stimuleren tot een actieve en zinvolle deelname aan en betrokkenheid bij de ontwikkeling en de uitvoering van het veiligheidsbeleid; hierbij kunnen, afhankelijk van de doelstelling van het fonds, in voorkomend geval ook nog andere relevante actoren, agentschappen en andere organen van de Unie, derde landen en internationale organisaties worden betrokken.

    (15)Binnen het brede kader van de drugsbestrijdingsstrategie van de Unie waarin wordt gepleit voor een evenwichtige benadering gebaseerd op een gelijktijdige reductie van vraag en aanbod, moet de financiële steun die in het kader van het fonds wordt verleend, alle acties ondersteunen die zijn gericht op preventie en bestrijding van drugshandel (reductie van vraag en aanbod), en in het bijzonder maatregelen tegen het produceren, vervaardigen, extraheren, verkopen, vervoeren en in- en uitvoeren van illegale drugs, met inbegrip van het bezit en de aanschaf met het oog op drugshandelgerelateerde activiteiten. Wat het drugsbeleid betreft, moet met name preventie aan bod komen in het fonds. Met het oog op verdere synergieën en duidelijkheid in dit verband moeten deze elementen van de doelstellingen op drugsgebied – die in de periode 2014-2020 onder het programma Justitie vielen – in het fonds worden geïntegreerd.

    (16)Om ervoor te zorgen dat het fonds een doeltreffende bijdrage levert aan een hoog niveau van interne veiligheid in de gehele Europese Unie en aan de ontwikkeling van een echte veiligheidsunie, moet het fonds worden gebruikt op een manier die een maximale waarde toevoegt aan het optreden van de lidstaten.

    (17)In het belang van de solidariteit binnen de Unie, en in een geest van gedeelde verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de Unie, moeten lidstaten waar tekortkomingen of risico's worden vastgesteld, met name naar aanleiding van een Schengenevaluatie, de betrokken kwesties adequaat aanpakken door de in hun programma beschikbare middelen te gebruiken om uitvoering te geven aan op grond van Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad 15 vastgestelde aanbevelingen.

    (18)Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de prioriteiten van hun programma's gericht zijn op de specifieke doelstellingen van het fonds, dat de gekozen prioriteiten in overeenstemming zijn met de uitvoeringsmaatregelen als vastgesteld in bijlage II, en dat de verdeling van middelen over de doelstellingen waarborgt dat de algemene beleidsdoelstelling kan worden bereikt.

    (19)Er moet worden gestreefd naar een synergetische, consistente en doelmatige band met andere EU-fondsen, en overlapping tussen de acties moet worden vermeden.

    (20)Er moet worden toegezien op de samenhang en complementariteit van het fonds met andere financieringsprogramma's van de Unie op het gebied van veiligheid. Er wordt met name gestreefd naar synergieën met het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (bestaande uit het bij Verordening (EU) X opgerichte instrument voor grensbeheer en visa en het bij Verordening (EU) X opgerichte instrument voor douanecontroleapparatuur), de andere fondsen van het cohesiebeleid die onder Verordening (EU) X (GB-verordening] vallen, het onderdeel veiligheidsonderzoek van het bij Verordening (EU) X ingestelde programma Horizon Europa, het bij Verordening (EU) X ingestelde programma Rechten en waarden, het bij Verordening (EU) X ingestelde programma Justitie, het bij Verordening (EU) X ingestelde programma Digitaal Europa en het bij Verordening (EU) X ingestelde InvestEU-programma. Er moet met name worden gestreefd naar synergieën op het gebied van de beveiliging van infrastructuur en openbare ruimten, cyberveiligheid en de preventie van radicalisering. Doeltreffende coördinatiemechanismen zijn van essentieel belang om beleidsdoelstellingen met maximale doeltreffendheid te verwezenlijken, schaalvoordelen te benutten en overlapping tussen acties te voorkomen.

    (21)De in het kader van het fonds gesteunde maatregelen in of met betrekking tot derde landen dienen te worden genomen in volledige synergie, samenhang en complementariteit met andere acties buiten de Unie die door de externe financieringsinstrumenten van de Unie worden ondersteund. In het bijzonder dient bij de uitvoering van dergelijke acties te worden gestreefd naar volledige samenhang met de beginselen en de algemene doelstellingen van het externe optreden en het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. Met betrekking tot de externe dimensie moet het fonds de samenwerking met derde landen versterken op terreinen die van belang zijn voor de interne veiligheid van de Unie, zoals de bestrijding van terrorisme en radicalisering, de samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten van derde landen in de strijd tegen terrorisme (onder meer via detachering en gezamenlijke onderzoeksteams), zware en georganiseerde criminaliteit en corruptie, mensenhandel en migrantensmokkel.

    (22)Financiering uit de begroting van de Unie dient te worden geconcentreerd op activiteiten waarbij het optreden van de Unie voor een meerwaarde kan zorgen ten opzichte van acties door de lidstaten alleen. Aangezien veiligheid een intrinsiek grensoverschrijdende dimensie heeft, is een krachtige, gecoördineerde respons van de Unie noodzakelijk. De uit hoofde van deze verordening verleende financiële steun strekt dan ook met name tot het versterken van de nationale en Europese capaciteiten op het gebied van veiligheid.

    (23)Een lidstaat kan worden geacht niet aan het relevante acquis van de Unie te voldoen, ook wat betreft het gebruik van operationele steun uit hoofde van dit fonds, als hij zijn verplichtingen op grond van de Verdragen op het gebied van veiligheid niet is nagekomen, als er een duidelijk risico bestaat dat hij bij het uitvoeren van het acquis inzake veiligheid een waarde van de Unie ernstig schendt of als in een evaluatieverslag in het kader van het Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht tekortkomingen op het betrokken gebied zijn vastgesteld.

    (24)Dit fonds dient de behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging te weerspiegelen, zonder dat daarbij de vereisten op het gebied van voorspelbaarheid uit het oog worden verloren, en dient, met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, ervoor te zorgen dat de middelen eerlijk en transparant worden verdeeld.

    (25)In deze verordening moeten de initiële, voor de lidstaten bestemde bedragen worden vastgesteld, berekend op basis van de criteria in bijlage I.

    (26)Deze initiële bedragen moeten de grondslag vormen voor langetermijninvesteringen van de lidstaten op het gebied van veiligheid. Om rekening te houden met veranderingen in de veiligheidsdreigingen of in de uitgangssituatie, moet tussentijds een aanvullend bedrag aan de lidstaten worden toegekend, dat wordt gebaseerd op de laatste beschikbare statistische gegevens, zoals uiteengezet in de verdeelsleutel, rekening houdend met de stand van uitvoering van het programma.

    (27)Omdat uitdagingen op het gebied van veiligheid voortdurend veranderen, moet de toewijzing van de financiële middelen aan de veranderende dreigingssituatie worden aangepast en moet de financiering worden toegespitst op de prioriteiten met de hoogste toegevoegde waarde voor de Unie. Om tegemoet te komen aan dringende behoeften en aan veranderingen in het beleid en in de prioriteiten van de Unie, en om de financiering toe te spitsen op acties met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie, zal een deel van de financiering periodiek worden toegewezen aan specifieke acties, acties van de Unie en noodhulp via een thematische faciliteit.

    (28)De lidstaten moeten met een hogere bijdrage van de Unie worden aangemoedigd om een deel van de aan hun programma toegewezen middelen te gebruiken voor acties opgenomen in bijlage IV.

    (29)Een deel van de beschikbare middelen van het fonds kan ook worden verdeeld voor de uitvoering van specifieke acties waarvoor een gezamenlijke inspanning van de lidstaten vereist is of waarvoor, in geval van nieuwe ontwikkelingen in de Unie, aan een of meer lidstaten aanvullende financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld. Deze specifieke acties moeten door de Commissie in haar werkprogramma's worden vastgesteld.

    (30)Het fonds moet bijdragen in de operationele kosten in verband met interne veiligheid, en moet de lidstaten in staat stellen capaciteiten te reserveren die cruciaal zijn voor de hele Unie. Deze steun bestaat uit de volledige terugbetaling van een reeks specifieke kosten in verband met de doelstellingen van het fonds en moet integraal deel uitmaken van de programma's van de lidstaten.

    (31)Om de verwezenlijking van de beleidsdoelstelling van dit fonds op nationaal niveau te complementeren aan de hand van programma's van de lidstaten, dient het fonds ook ondersteuning te bieden voor acties op het niveau van de Unie. Dergelijke acties moeten algemene strategische doelen binnen het toepassingsgebied van het fonds dienen die betrekking hebben op beleidsanalyse en innovatie, transnationale vormen van onderling leren en partnerschap en het beproeven van nieuwe initiatieven en acties in de hele Unie.

    (32)Om de Unie beter in staat te stellen om onmiddellijk te reageren op veiligheidsgerelateerde incidenten of nieuwe dreigingen voor de Unie, moet het mogelijk zijn om noodhulp te bieden overeenkomstig het bij deze verordening ingestelde kader. Het verlenen van noodhulp hoeft daarom niet beperkt te blijven tot de ondersteuning van nood- en langetermijnmaatregelen of het aanpakken van situaties waarin de noodzaak om op te treden, terug te voeren is op ontoereikende administratieve organisatie en onvoldoende operationele planning bij de bevoegde instanties.

    (33)Om met de nodige flexibiliteit actie te ondernemen en op nieuwe behoeften te reageren, moeten aan de gedecentraliseerde agentschappen de nodige aanvullende financiële middelen ter beschikking kunnen worden gesteld voor het uitvoeren van bepaalde dringende taken. Wanneer de taak zo dringend is dat het budget van de betrokken gedecentraliseerde agentschappen niet meer tijdig kan worden gewijzigd, moet aan deze agentschappen noodhulp, onder meer in de vorm van subsidies, kunnen worden verleend in overeenstemming met de prioriteiten en initiatieven die op het niveau van de Unie door de EU-instellingen zijn vastgesteld.

    (34)De beleidsdoelstelling van dit fonds zal mede worden gerealiseerd via financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van de beleidscomponenten van het InvestEU-fonds. Financiële steun moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, op evenredige wijze, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen, of de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa hebben.

    (35)In deze verordening worden de financiële middelen voor het Fonds voor interne veiligheid vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt Xvan het Interinstitutioneel Akkoord van X tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 16 .

    (36)Verordening (EU, Euratom) nr. [nieuw Financieel Reglement] 17 (het Financieel Reglement) is van toepassing op het fonds. De verordening bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering, financiële bijstand, financiële instrumenten en begrotingsgaranties. Om te zorgen voor samenhang bij de uitvoering van de financieringsprogramma's van de Unie, moet het Financieel Reglement van toepassing zijn op de acties in het kader van het Fonds voor interne veiligheid die in direct of indirect beheer dienen te worden uitgevoerd.

    (37)Voor het uitvoeren van acties in gedeeld beheer dient het fonds deel uit te maken van een samenhangend kader bestaande uit de onderhavige verordening, het Financieel Reglement en Verordening (EU) X [GB-verordening] 18 .

    (38)Verordening (EU) X [GB-verordening] stelt het kader vast voor actie door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMV), het Fonds voor asiel en migratie (AMIF), het Fonds voor interne veiligheid (ISF) en het instrument voor grensbeheer en visa (BMVI) in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (IBMF), en omvat met name de regels inzake programmering, toezicht en evaluatie, beheer en controle voor in gedeeld beheer uitgevoerde EU-fondsen. Daarnaast moeten in de onderhavige verordening de doelstellingen van het Fonds voor interne veiligheid worden omschreven en specifieke bepalingen worden vastgesteld betreffende de activiteiten die met de steun van dit fonds kunnen worden gefinancierd.

    (39)Bepalend voor de keuze van zowel de vorm van financiering als de wijze van uitvoering ervan in het kader van deze verordening is of deze geschikt is om de doelstellingen van de acties te bereiken en om resultaten te boeken, rekening houdend met, met name, de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Dit moet mede omvatten dat het gebruik wordt overwogen van vaste bedragen, forfaits en eenheidskosten, en van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

    (40)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 19 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2988/95 van de Raad 20 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 21 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 22 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken uitvoeren, onder meer door middel van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) fraude en andere onwettige activiteiten onderzoeken en vervolgen die de financiële belangen van de Unie als bedoeld in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 23 schaden. Overeenkomstig het Financieel Reglement dient elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt, ten volle mee te werken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de nodige rechten en toegang te verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer (ERK), alsmede ervoor te zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

    (41)De horizontale financiële voorschriften die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, zijn van toepassing op deze verordening. Deze voorschriften zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting via subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, alsmede de controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. Op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde voorschriften hebben tevens betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor een goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

    (42)Overeenkomstig artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 24 komen personen en entiteiten die gevestigd zijn in landen en gebieden overzee (LGO), in aanmerking voor financiering overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het fonds en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee een LGO banden heeft.

    (43)Op grond van artikel 349 VWEU en in overeenstemming met de mededeling van de Commissie "Een nieuw en strategisch sterker partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" 25 , die de Raad in zijn conclusies van 12 april 2018 heeft bekrachtigd, moeten de betrokken lidstaten erop toezien dat hun programma's gericht zijn op de specifieke uitdagingen waarmee de ultraperifere regio's worden geconfronteerd. Het fonds ondersteunt deze lidstaten met adequate middelen om deze regio's op gepaste wijze te helpen.

    (44)Krachtens de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 26 moet het fonds worden geëvalueerd op basis van gegevens die uit hoofde van specifieke voorschriften voor monitoring worden verzameld, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan gegevens over de effecten van het fonds in de praktijk worden verzameld. Om de resultaten van het fonds te kunnen meten, moeten voor elke specifieke doelstelling van het fonds indicatoren en bijbehorende streefdoelen worden vastgesteld.

    (45)Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen de klimaatverandering, in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties ten uitvoer te leggen, zal dit fonds bijdragen aan de integratie van klimaatactie in alle beleidsdomeinen en aan de verwezenlijking van het streefdoel om globaal 25 % van de EU-begrotingsuitgaven te gebruiken ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen. Acties ter zake zullen worden vastgesteld tijdens de voorbereiding en uitvoering van het fonds, en worden heroverwogen in het kader van de betrokken evaluatie- en beoordelingsprocessen.

    (46)Via deze indicatoren en de financiële verslaglegging moeten de Commissie en de lidstaten toezien op de uitvoering van het fonds overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) X [GB-verordening] en de onderhavige verordening.

    (47)Met het oog op de aanvulling en wijziging van niet-essentiële elementen van deze verordening moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU wetgevingshandelingen vast te stellen met betrekking tot de in bijlage IV opgenomen lijst van acties die in aanmerking komen voor een hoger medefinancieringspercentage, operationele steun en de verdere ontwikkeling van het kader voor toezicht en evaluatie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

    (48)Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening, dienen aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend. Deze bevoegdheden dienen te worden uitgeoefend volgens Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren 27 . De onderzoeksprocedure moet worden toegepast voor uitvoeringshandelingen waarin de gezamenlijke verplichtingen van de lidstaten worden vastgesteld, met name inzake het verstrekken van informatie aan de Commissie, en de raadplegingsprocedure moet worden toegepast voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen betreffende de methoden voor het verstrekken van informatie aan de Commissie in het kader van de programmering en verslaglegging, aangezien dit een zuiver technische kwestie is.

    (49)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

    (50)Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt/heeft Ierland [niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat/meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening].

    (51)Het is passend dat de periode waarin deze verordening van toepassing is, in overeenstemming wordt gebracht met die van Verordening (EU, Euratom) X tot vaststelling van het meerjarig financieel kader van de Raad 28 ,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Voorwerp

    1.Deze verordening stelt het Fonds voor interne veiligheid ("het fonds") vast.

    2.In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, het budget voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (a)"blendingverrichting": een door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financiële instrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

    (b) "voorkoming van criminaliteit": alle maatregelen die ten doel hebben criminaliteit en gevoelens van onveiligheid onder de burgers terug te dringen of mede terug te dringen als bedoeld in artikel 2, lid 2, van Besluit 2009/902/JBZ van de Raad 29 ;

    (c)"kritieke infrastructuur": voorzieningen, netwerken, systemen of delen daarvan die van essentieel belang zijn voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid, de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en waarvan de verstoring, de beschadiging of vernietiging aanzienlijke gevolgen zou hebben in een lidstaat of in de Unie doordat die functies ontregeld zouden raken;

    (d)"cybercriminaliteit": digitale criminaliteit, dit wil zeggen misdrijven die alleen kunnen worden gepleegd aan de hand van ICT-apparaten en -systemen (ICT=informatie- en communicatietechnologie), waarbij de apparaten en de systemen hetzij als instrument voor het plegen van het misdrijf hetzij als voornaamste doelwit van het misdrijf worden gebruikt, en gedigitaliseerde criminaliteit, dat wil zeggen traditionele misdrijven, zoals seksuele uitbuiting van kinderen, waarvan de schaal of het bereik kan worden vergroot door het gebruik van computers, computernetwerken of andere vormen van ICT;

    (e)"Empact-acties": acties in het kader van het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact) 30 . Empact is een gestructureerd multidisciplinair samenwerkingsplatform van de betrokken lidstaten, instellingen en agentschappen van de Unie, alsmede derde landen, internationale organisaties en andere publieke en private partners, dat tot doel heeft prioritaire dreigingen op het gebied van georganiseerde en zware internationale criminaliteit in het kader van de EU-beleidscyclus aan te pakken;

    (f)"EU-beleidscyclus": een inlichtingengestuurd en multidisciplinair initiatief dat de voornaamste dreigingen op het gebied van zware en georganiseerde criminaliteit waarmee de Unie wordt geconfronteerd, moet bestrijden door de samenwerking te bevorderen tussen de lidstaten, de instellingen van de Unie, de agentschappen en, in voorkomend geval, derde landen en organisaties;

    (g)"uitwisseling van en toegang tot informatie": de veilige verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die relevant is voor de in artikel 87 VWEU vermelde autoriteiten en voor Europol en die betrekking heeft op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten, met name grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit;

    (h)"justitiële samenwerking": justitiële samenwerking in strafzaken;

    (i)"LETS": het Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving (European Law Enforcement Training Scheme) dat rechtshandhavingsambtenaren in staat moet stellen zich de kennis en vaardigheden eigen te maken die zij nodig hebben om grensoverschrijdende criminaliteit doeltreffend te voorkomen en te bestrijden door efficiënte samenwerking, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 27 maart 2013 tot vaststelling van een Europees LETS 31 en zoals bedoeld in de Cepol-verordening 32 ;

    (j)"georganiseerde criminaliteit": een strafbare gedraging die betrekking heeft op de deelname aan een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad 33 ;

    (k) "paraatheid": elke maatregel die ten doel heeft risico's in verband met mogelijke terroristische aanslagen of andere veiligheidsgerelateerde incidenten te voorkomen of te beperken;

    (l) "Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht": verificatie van de correcte toepassing van het Schengenacquis als neergelegd in Verordening (EU) nr. 1053/2013, onder meer op het gebied van politiële samenwerking;

    (m)"corruptiebestrijding": omvat alle gebieden zoals omschreven in het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie, met inbegrip van preventie, strafbaarstelling en rechtshandhaving, internationale samenwerking, terugvordering van activa, technische bijstand en uitwisseling van informatie;

    (n)"terrorisme": elk van de opzettelijke gedragingen of misdrijven als omschreven in Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bestrijding van terrorisme 34 .

    Artikel 3

    Doelstellingen van het fonds

    1.De beleidsdoelstelling van het fonds bestaat erin bij te dragen aan een hoog niveau van veiligheid in de Unie, met name door terrorisme en radicalisering, zware georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit aan te pakken en door slachtoffers van misdrijven te helpen en te beschermen.

    2.In het kader van de beleidsdoelstelling van lid 1 draagt het fonds bij tot de verwezenlijking van de volgende specifieke doelstellingen:

    (a)toename van de uitwisseling van informatie tussen en binnen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde instanties en relevante organen van de Unie, alsook met derde landen en internationale organisaties;

    (b)intensivering van de grensoverschrijdende gezamenlijke operaties tussen en binnen de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde instanties van de Unie, met betrekking tot zware en georganiseerde criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie, en

    (c)ondersteuning van inspanningen om de capaciteiten op het gebied van de bestrijding en de voorkoming van criminaliteit, met inbegrip van terrorisme, te versterken, met name door middel van nauwere samenwerking tussen overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld en particuliere partners uit de verschillende lidstaten.

    3.In het kader van de in lid 2 bedoelde specifieke doelstellingen wordt het fonds uitgevoerd aan de hand van de in bijlage II genoemde uitvoeringsmaatregelen.

    4.De gefinancierde acties worden uitgevoerd met respect voor de grondrechten en de menselijke waardigheid. In het bijzonder voldoen de acties aan de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Unierecht inzake gegevensbescherming en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Met name besteden de lidstaten bij de uitvoering van acties waar mogelijk bijzondere aandacht aan het bijstaan en beschermen van kwetsbare personen, in het bijzonder kinderen en niet-begeleide minderjarigen.

    Artikel 4

    Reikwijdte van de steunverlening

    1.In het kader van de doelstellingen van artikel 3 en overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen van bijlage II steunt het fonds met name de acties van bijlage III.

    2.Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, kan het fonds, indien nodig, acties ondersteunen overeenkomstig de in bijlage III bedoelde prioriteiten van de Unie met betrekking tot en in derde landen, conform artikel 5.

    3.De volgende acties zijn niet subsidiabel:

    (a)acties die beperkt zijn tot de handhaving van de openbare orde op nationaal niveau;

    (b)acties die betrekking hebben op de aankoop of het onderhoud van standaard apparatuur, standaard vervoermiddelen of standaard voorzieningen van de rechtshandhavingsautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 87 VWEU;

    (c)acties met militaire of defensiedoeleinden;

    (d)apparatuur die onder meer voor douanecontrole is bedoeld;

    (e)dwanguitrusting, met inbegrip van wapens, munitie, explosieven en oproerwapenstokken, behalve voor opleiding;

    (f)beloningen en flash money 35 voor informanten buiten het kader van een Empact-actie.

    Wanneer zich een noodsituatie voordoet, kunnen de in dit lid bedoelde niet-subsidiabele acties als subsidiabel worden aangemerkt.

    Artikel 5

    Subsidiabele entiteiten

    1.De volgende entiteiten kunnen subsidiabel zijn:

    (a)juridische entiteiten die gevestigd zijn in een van de volgende landen:

    (i)een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee;

    (ii)een in het werkprogramma opgenomen derde land, onder de daarin vermelde voorwaarden;

    (b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.

    2.Natuurlijke personen kunnen niet subsidiabel zijn.

    3.Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land, zijn bij wijze van uitzondering subsidiabel voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

    4.Juridische entiteiten die deelnemen aan consortia van ten minste twee onafhankelijke entiteiten en die zijn gevestigd in verschillende lidstaten of met die lidstaten verbonden landen of gebieden overzee of in derde landen, zijn subsidiabel.

    HOOFDSTUK II

    FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER

    AFDELING 1

    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 6

    Algemene beginselen

    1.De krachtens deze verordening verleende steun complementeert nationaal, regionaal en lokaal optreden en is erop gericht waarde toe te voegen uit het oogpunt van de doelstellingen van deze verordening.

    2.De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de steun die krachtens deze verordening en door de lidstaten wordt verleend, consistent is met de betreffende activiteiten, beleidsmaatregelen en prioriteiten van de Unie en complementair is aan andere instrumenten van de Unie.

    3.Het fonds wordt uitgevoerd in gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), b) en c), van het Financieel Reglement.

    Artikel 7

    Budget

    1.De financiële middelen voor de uitvoering van het fonds voor de periode 2021-2027 bedragen 2 500 000 000 EUR in lopende prijzen.

    2.De financiële middelen worden als volgt gebruikt:

    (a)1 500 000 000 EUR wordt toegewezen aan in gedeeld beheer uitgevoerde programma's;

    (b)1 000 000 000 EUR wordt toegewezen aan de thematische faciliteit.

    3.Tot 0,84 % van de financiële middelen wordt toegewezen voor technische bijstand op initiatief van de Commissie voor de uitvoering van het fonds.

    Artikel 8

    Algemene bepalingen betreffende de uitvoering van de thematische faciliteit

    1.De financiële middelen bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b), worden flexibel toegewezen via de thematische faciliteit in het kader van gedeeld, direct of indirect beheer, overeenkomstig werkprogramma's. De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor de onderdelen ervan:

    (a)specifieke acties;

    (a)acties van de Unie, en

    (b)noodhulp.

    De financiële middelen voor de thematische faciliteit worden ook gebruikt voor ondersteuning van technische bijstand op initiatief van de Commissie.

    2.De financiering uit de thematische faciliteit wordt gebruikt voor prioriteiten met een hoge toegevoegde waarde voor de Unie of om te voorzien in dringende behoeften, conform de overeengekomen prioriteiten van de Unie zoals uiteengezet in bijlage II.

    3.Wanneer financiering uit de thematische faculteit in direct of indirect beheer aan de lidstaten wordt toegekend, wordt gewaarborgd dat de geselecteerde projecten niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van projecten in gevaar brengt.

    4.Wanneer financiering uit de thematische faculteit in gedeeld beheer wordt uitgevoerd, beoordeelt de Commissie voor de toepassing van artikel 18 en artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. X [GB-verordening] of de geplande acties niet worden beïnvloed door een met redenen omkleed advies van de Commissie met betrekking tot een inbreuk als bedoeld in artikel 258 VWEU die de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven of de prestatie van de projecten in gevaar brengt.

    5.De Commissie stelt het totaalbedrag vast dat voor de thematische faciliteit beschikbaar is in het kader van de jaarlijkse begrotingskredieten van de Unie. De Commissie stelt voor de thematische faciliteit financieringsbesluiten vast als bedoeld in artikel [110] van het Financieel Reglement, waarin de doelstellingen en de te ondersteunen acties worden vermeld, alsmede de bedragen voor elk van de onderdelen daarvan, als bedoeld in lid 1. In de financieringsbesluiten wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.

    6.Na de vaststelling van het financieringsbesluit als bedoeld in lid 3 kan de Commissie de in gedeeld beheer uitgevoerde programma’s dienovereenkomstig aanpassen.

    7.De financieringsbesluiten zijn jaarlijks of meerjarig en kunnen betrekking hebben op één of meer onderdelen van de thematische faciliteit.

    AFDELING 2

    Ondersteuning en uitvoering in gedeeld beheer

    Artikel 9

    Toepassingsgebied

    1.Deze afdeling betreft het in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde deel van de financiële middelen en de aanvullende middelen die overeenkomstig het in artikel 8 bedoelde besluit van de Commissie inzake de thematische faciliteit in gedeeld beheer moeten worden uitgevoerd.

    2.De steun in het kader van deze afdeling wordt uitgevoerd in gedeeld beheer, overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement en Verordening (EU) X [GB-verordening].

    Artikel 10

    Begrotingsmiddelen

    1.De in artikel 7, lid 2, onder a), bedoelde middelen worden indicatief als volgt toegewezen aan de door de lidstaten in gedeeld beheer uitgevoerde nationale programma's (hierna "de programma's" genoemd):

    (a)1 250 000 000 EUR aan de lidstaten overeenkomstig de criteria in bijlage I;

    (b)250 000 000 EUR aan de lidstaten voor de aanpassing van de toewijzingen voor de programma's als bedoeld in artikel 13, lid 1.

    2.Indien het in lid 1, onder b), bedoelde bedrag niet wordt toegewezen, kan het resterende bedrag worden toegevoegd aan het in artikel 7, lid 2, onder b), bedoelde bedrag.

    Artikel 11

    Medefinancieringspercentages

    1.De bijdrage uit de Uniebegroting bedraagt ten hoogste 75 % van de totale subsidiabele uitgaven van een project.

    2.De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in het kader van specifieke acties uitgevoerde projecten.

    3.De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 90 % van de totale subsidiabele uitgaven voor in bijlage IV vermelde acties.

    4.De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor operationele steun.

    5.De bijdrage uit de Uniebegroting kan worden verhoogd tot 100 % van de totale subsidiabele uitgaven voor noodhulp.

    6.In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een programma worden het medefinancieringspercentage en het maximumbedrag van de steun uit dit fonds bepaald voor de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde actietypes.

    7.Voor elke specifieke doelstelling wordt in het besluit van de Commissie vastgesteld of het medefinancieringspercentage voor de specifieke doelstelling van toepassing is op:

    (a)het totaal van de particuliere bijdrage en de overheidsbijdrage, of

    (b)de overheidsbijdrage alleen.

    Artikel 12

    Programma's

    1.Elke lidstaat zorgt ervoor dat de door zijn programma's bestreken prioriteiten consistent zijn met en afgestemd zijn op de prioriteiten en uitdagingen van de Unie op het gebied van veiligheid, en dat zij stroken met het relevante acquis en de overeengekomen prioriteiten van de Unie. Bij het vaststellen van deze programmaprioriteiten zorgen de lidstaten ervoor dat de in bijlage II vastgestelde uitvoeringsmaatregelen voldoende in de programma's aan bod komen.

    2.De Commissie zorgt ervoor dat het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van de programma's worden betrokken binnen het kader van hun bevoegdheidsgebieden. Wanneer de lidstaten acties in het kader van de EU-beleidscyclus, Empact-acties of door de Taskforce voor gezamenlijke actie op het gebied van cybercriminaliteit (J-CAT) gecoördineerde acties opnemen in hun programma's, plegen zij met name overleg met Europol over het ontwerp van deze acties. Alvorens opleiding in hun programma's op te nemen, plegen de lidstaten overleg met Cepol om overlappingen te vermijden.

    3.De Commissie kan het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) in voorkomend geval betrekken bij toezicht- en evaluatietaken als bedoeld in afdeling 5, met name om ervoor te zorgen dat de met steun uit het fonds uitgevoerde acties in overeenstemming zijn met het relevante acquis van de Unie en de overeengekomen prioriteiten van de Unie.

    4.Ten hoogste 15 % van de toewijzing voor een programma van een lidstaat mag worden gebruikt voor de aankoop van apparatuur, vervoermiddelen of de bouw van voorzieningen die relevant zijn voor de veiligheid. Dit maximum mag slechts in naar behoren gemotiveerde gevallen worden overschreden.

    5.De lidstaten geven in hun programma's voorrang aan het aanpakken van:

    (a)de prioriteiten van de Unie en het acquis van de Unie op het gebied van veiligheid, met name inzake informatie-uitwisseling en interoperabiliteit van IT-systemen;

    (b)aanbevelingen met financiële gevolgen die zijn gedaan in het kader van Verordening (EU) nr. 1053/2013 betreffende het Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht op het gebied van de politiële samenwerking;

    (c)landspecifieke tekortkomingen met financiële gevolgen die zijn vastgesteld in het kader van beoordelingen van de behoeften, zoals de aanbevelingen in het kader het Europees Semester die betrekking hebben op corruptie.

    6.Zo nodig wordt het programma aangepast om rekening te houden met de in lid 5 bedoelde aanbevelingen. Afhankelijk van de impact van de aanpassing kan het herziene programma door de Commissie worden goedgekeurd.

    7.De lidstaten streven met name de uitvoering van de in bijlage IV vermelde acties na. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage IV.

    8.Wanneer een lidstaat besluit met steun van het fonds projecten uit te voeren met of in een derde land, raadpleegt de betrokken lidstaat de Commissie vóór het begin van het project.

    9.Programmering als bedoeld in artikel 17, lid 5, van Verordening (EU) X [GB-verordening] wordt gebaseerd op de in de tabel 1 van bijlage VI vermelde interventietypes.

    Artikel 13

    Tussentijdse evaluatie

    1.In 2024 wijst de Commissie het aanvullende bedrag bedoeld in artikel 10, lid 1, onder b), toe aan de programma's van de betrokken lidstaten overeenkomstig de criteria bedoeld in bijlage I, punt 2. De financiering geldt voor de periode vanaf het kalenderjaar 2025.

    2.Indien ten minste 10 % van de initiële toewijzing van een programma als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a), niet wordt gedekt door tussentijdse betaalaanvragen die zijn ingediend overeenkomstig artikel 85 van Verordening (EU) [GB-verordening], komt de betrokken lidstaat niet in aanmerking voor de in lid 1 bedoelde aanvullende toewijzing voor zijn programma.

    3.Bij de toewijzing van de middelen uit de thematische faciliteit wordt vanaf 2025 in voorkomend geval rekening gehouden met de vooruitgang bij het bereiken van de mijlpalen van het prestatiekader bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) X [GB-verordening], en met de bij de uitvoering vastgestelde tekortkomingen.

    Artikel 14

    Specifieke acties

    1.Specifieke acties zijn transnationale of nationale projecten die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze verordening en waarvoor één, meerdere of alle lidstaten een aanvullende toewijzing voor hun programma's kunnen ontvangen.

    2.Naast hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing kunnen de lidstaten financiering voor specifieke acties ontvangen, mits dit bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen en wordt gebruikt om bij te dragen tot verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, onder meer voor het aanpakken van nieuwe dreigingen.

    3.Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

    Artikel 15

    Operationele steun

    1.Operationele steun is een onderdeel van een toewijzing van een lidstaat dat kan worden gebruikt ter ondersteuning van overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.

    2.Een lidstaat kan tot 10 % van het in het kader van het fonds aan zijn nationale programma toegewezen bedrag gebruiken voor de financiering van operationele steun aan de overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het vervullen van de taken en diensten die een openbare dienstverlening ten bate van de Unie zijn.

    3.De lidstaten die gebruikmaken van operationele steun, dienen het acquis van de Unie inzake veiligheid na te leven.

    4.De lidstaten motiveren in het programma en in de jaarlijkse prestatieverslagen bedoeld in artikel 26 het gebruik van operationele steun voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Vóór de goedkeuring van het programma beoordeelt de Commissie de uitgangssituatie in de lidstaten die kenbaar hebben gemaakt dat zij van plan zijn operationele steun aan te vragen, rekening houdend met de door die lidstaten verstrekte informatie en de aanbevelingen in het kader van kwaliteitscontrole- en evaluatiemechanismen, zoals onder meer het Schengenevaluatiemechanisme.

    5.Operationele steun wordt geconcentreerd op specifieke taken en diensten als opgenomen in bijlage VII.

    6.Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van specifieke taken en diensten in bijlage VII.

    Afdeling 3

    Ondersteuning en uitvoering in direct en indirect beheer

    Artikel 16

    Toepassingsgebied

    De Commissie voert de steun in het kader van deze afdeling ofwel op directe wijze uit, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van het Financieel Reglement, ofwel op indirecte wijze, overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement.

    Artikel 17

    Acties van de Unie

    1.Acties van de Unie zijn transnationale projecten of projecten die van bijzonder belang zijn voor de Unie, overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening.

    2.Op initiatief van de Commissie kan het fonds worden gebruikt voor het financieren van acties van de Unie in verband met de doelstellingen van deze verordening als bedoeld in artikel 3 en overeenkomstig bijlage III.

    3.In het kader van acties van de Unie kan financiering worden verstrekt in alle vormen die zijn vastgesteld in het Financieel Reglement, zoals met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financiële instrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

    4.In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.

    5.Het evaluatiecomité dat de voorstellen beoordeelt, kan uit externe deskundigen bestaan.

    6.Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen het risico in verband met de terugvordering van door ontvangers verschuldigde middelen dekken, en deze bijdragen worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen in [artikel X] van Verordening (EU) X [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.

    Artikel 18

    Blendingverrichtingen

    Blendingverrichtingen waartoe in het kader van dit fonds wordt besloten, worden uitgevoerd in overeenstemming met de InvestEU-verordening 36 en titel X van het Financieel Reglement.

    Artikel 19

    Technische bijstand op initiatief van de Commissie

    Het fonds kan maatregelen op het gebied van technische bijstand ondersteunen die op initiatief van of namens de Commissie worden uitgevoerd. Dergelijke maatregelen kunnen voor 100 % worden gefinancierd.

    Artikel 20

    Audits

    Audits inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van Verordening (EU) [Financieel Reglement].

    Artikel 21

    Informatie, communicatie en publiciteit

    1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

    2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds alsmede de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij met de doelstellingen van deze verordening verband houden.

    Afdeling 4

    Ondersteuning en uitvoering in gedeeld, direct en indirect beheer

    Artikel 22

    Noodhulp

    1.De financiële bijstand uit het fonds is bestemd voor dringende en specifieke behoeften die zich voordoen in een noodsituatie als gevolg van een veiligheidsgerelateerd incident dat of een nieuwe dreiging die onder het toepassingsgebied van deze verordening valt en een aanzienlijk negatief effect heeft of kan hebben op de veiligheid van personen in een of meer lidstaten.

    2.Noodhulp kan bestaan uit direct aan de gedecentraliseerde agentschappen verleende subsidies.

    3.Noodhulp kan aan programma's van lidstaten worden toegewezen, bovenop hun overeenkomstig artikel 10, lid 1, berekende toewijzing, mits het bedrag daarvoor in het programma wordt aangewezen. Deze financiering wordt niet gebruikt voor andere acties in het programma, behoudens in naar behoren gemotiveerde omstandigheden en na goedkeuring van de Commissie door middel van de wijziging van het programma.

    4.In gedeeld beheer uitgevoerde subsidies worden toegekend en beheerd overeenkomstig titel VIII van het Financieel Reglement.

    Artikel 23

    Cumulatieve, aanvullende en gecombineerde financiering

    1.Aan een actie waaraan in het kader van het fonds een bijdrage is toegekend, kan ook een bijdrage worden toegekend uit andere programma's van de Unie, met inbegrip van fondsen in gedeeld beheer, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De voor elk bijdragend programma van de Unie geldende regels zijn van toepassing op de respectieve bijdrage aan deze actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de steun uit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

    2.Acties waaraan een Excellentiekeur is toegekend of die voldoen aan elk van de volgende cumulatieve, vergelijkbare voorwaarden:

    (a)zij zijn beoordeeld in verband met een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds;

    (b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;

    (c)zij kunnen wegens budgettaire beperkingen niet worden gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen,

    komen in aanmerking voor steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [67], lid 5, van Verordening (EU) X [GB-verordening] en artikel [8] van Verordening (EU) X [financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat dergelijke acties in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het desbetreffende programma. De regels van het fonds waaruit steun wordt verleend, zijn van toepassing.

    Afdeling 5

    Toezicht, verslaglegging en evaluatie

    Onderafdeling 1 Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 24

    Toezicht en verslaglegging

    1.Overeenkomstig haar verplichtingen inzake verslaglegging op grond van artikel [43, lid 3, onder h), punten i) en iii),] van het Financieel Reglement verstrekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad informatie over de prestaties overeenkomstig bijlage V.

    2.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage V te wijzigen om de nodige aanpassingen aan te brengen in de informatie over de prestaties die aan het Europees Parlement en de Raad dient te worden verstrekt. 

    3.De indicatoren voor de verslaglegging over de vorderingen van het fonds bij de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van artikel 3 zijn opgenomen in bijlage VIII. Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De mijlpalen voor 2024 en de streefdoelen voor 2029 zijn cumulatief.

    4.Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie en, in voorkomend geval, de lidstaten.

    5.Teneinde te waarborgen dat effectief wordt beoordeeld in hoeverre het fonds zijn doelstellingen verwezenlijkt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage VIII te herzien en de indicatoren aan te vullen indien dit noodzakelijk is, alsmede om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie, onder meer met betrekking tot het verstrekken van projectinformatie door de lidstaten.

    Artikel 25

    Evaluatie

    1.De Commissie onderwerpt deze verordening en de in het kader van dit fonds uitgevoerde acties aan een tussentijdse en een retrospectieve evaluatie.

    2.De tussentijdse en de retrospectieve evaluatie worden tijdig uitgevoerd zodat ze in het besluitvormingsproces kunnen worden meegenomen overeenkomstig het tijdschema zoals vastgesteld in artikel 40 van Verordening (EU) X [GB-verordening].

    Onderafdeling 2 Bepalingen inzake gedeeld beheer

    Artikel 26

    Jaarlijkse prestatieverslagen

    1.De lidstaat dient uiterlijk op 15 februari 2023 en vervolgens uiterlijk op dezelfde dag van elk volgend jaar tot en met 2031 een jaarlijks prestatieverslag als bedoeld in artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) X [GB-verordening] bij de Commissie in. Het in 2023 ingediende verslag heeft betrekking op de uitvoering van het programma tot en met 30 juni 2022.

    2.Het jaarlijks prestatieverslag bevat met name informatie over:

    (a)de vorderingen bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen, rekening houdend met de meest recente gegevens, zoals vereist op grond van artikel 37 van Verordening (EU) X [GB-verordening];

    (b)kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het programma en de acties die zijn ondernomen om deze op te lossen;

    (c)de complementariteit tussen de in het kader van het fonds ondersteunde acties en de door andere fondsen van de Unie verleende ondersteuning, met name die in of in verband met derde landen;

    (d)de bijdrage van het programma aan de tenuitvoerlegging van het acquis en de actieplannen van de Unie ter zake;

    (e)de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;

    (f)de vervulling van de randvoorwaarden en de toepassing daarvan tijdens de gehele programmeringsperiode.

    3.De Commissie kan opmerkingen maken over het jaarlijks prestatieverslag binnen twee maanden na ontvangst daarvan. Als de Commissie geen opmerkingen maakt binnen deze termijn, wordt het verslag geacht te zijn aanvaard.

    4.Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarbij het model voor het jaarlijks prestatieverslag wordt bepaald. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

    Artikel 27

    Toezicht en verslaglegging

    1.Toezicht en verslaglegging overeenkomstig titel IV van Verordening (EU) X [GB-verordening] worden gebaseerd op de in de tabellen 1, 2 en 3 van bijlage VI vermelde interventietypes. Om onvoorziene of nieuwe omstandigheden te ondervangen of de doeltreffende aanwending van financiering te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 28 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI.

    2.De indicatoren worden gebruikt overeenkomstig artikel 12, lid 1, artikel 17 en artikel 37 van Verordening (EU) X [GB-verordening].

    HOOFSTUK III

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 28

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De bevoegdheid om de in de artikelen 12, 15, 24 en 27 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend tot en met 31 december 2028.

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 12, 15, 24 en 27 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in dat besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 zijn neergelegd.

    5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.Een overeenkomstig de artikelen 12, 15, 24 en 27 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 29

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door een coördinatiecomité voor het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing,

    3.Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan. Dit geldt niet voor de uitvoeringshandeling bedoeld in artikel 26, lid 4.

    Artikel 30

    Overgangsbepalingen

    1.Verordening (EU) nr. 513/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

    2.Onverminderd lid 1 doet deze verordening geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties in het kader van het politie-instrument van het Fonds voor interne veiligheid, dat op die acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

    3.De financiële middelen voor het fonds kunnen ook kosten dekken voor technische en administratieve bijstand die nodig is om de overgang naar het instrument te waarborgen voor de maatregelen die zijn vastgesteld krachtens zijn voorganger, het politie-instrument van het Fonds voor interne veiligheid, als vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 513/2014.

    Artikel 31

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

    1.3.Aard van het voorstel/initiatief

    1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.Duur en financiële gevolgen

    1.6.Beheersvorm(en)

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    2.2.Beheers- en controlesysteem

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.Bijdragen van derden

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid (ISF)

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

    Rubriek 5 (Veiligheid en defensie); Titel 12. Veiligheid

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

     een nieuwe actie;

     een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 37 ;

    de verlenging van een bestaande actie;

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie.

    1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    Het Fonds moet voortbouwen op de resultaten en investeringen die zijn verwezenlijkt met ondersteuning van zijn voorgangers, met name ter ondersteuning van het algemene EU-beleid op het gebied van interne veiligheid, zoals politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, crisisbeheersing (bescherming van mensen, openbare ruimten en kritieke infrastructuur) en drugsbestrijding.

    De EU-financiering moet bovendien de aanpak mogelijk maken van situaties die voortvloeien uit nieuwe veiligheidsdreigingen of andere situaties die vragen om onmiddellijke actie en niet door de lidstaten afzonderlijk kunnen worden aangepakt.

    Onverminderd eventuele toekomstige beleidsontwikkelingen zal elk toekomstig voorstel op dit gebied een afzonderlijk financieel memorandum bevatten; de overeenkomstige financiële middelen kunnen worden gedekt hetzij met het budget van dit fonds hetzij met andere aanvullende financiering die beschikbaar is in het MFF-budget.

    1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    De beheersing van veiligheidsdreigingen gaat gepaard met problemen die een lidstaat niet alleen kan oplossen.

    Zware en georganiseerde criminaliteit, terrorisme en andere veiligheidsgerelateerde dreigingen zijn in toenemende mate van grensoverschrijdende aard. Grensoverschrijdende samenwerking en coördinatie tussen rechtshandhavingsautoriteiten zijn van wezenlijk belang om deze misdrijven met succes te voorkomen en te bestrijden, bijvoorbeeld door middel van de uitwisseling van informatie, gezamenlijke onderzoeken, interoperabele technologieën en gemeenschappelijke dreigings- en risicobeoordelingen. De op grond van deze verordening verleende financiële steun draagt met name bij tot de versterking van nationale en Europese capaciteiten in het kader van deze beleidsterreinen, en stelt de Unie beter in staat om een kader voor het betonen van solidariteit en een platform voor de ontwikkeling van gemeenschappelijke IT-systemen ter ondersteuning van het beleid tot stand te brengen.

    De zorg voor de veiligheid van de EU vergt aanzienlijke middelen en capaciteiten van de lidstaten. Als de operationele samenwerking beter wordt gecoördineerd en de middelen voor onder meer opleiding en apparatuur worden gebundeld, kunnen er schaalvoordelen en synergieën tot stand worden gebracht. Dat zorgt bij de lidstaten op zijn beurt voor een efficiënter gebruik van de overheidsmiddelen en solidariteit, wederzijds vertrouwen en gedeelde verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijk EUbeleid. Dit is vooral relevant op het gebied van de veiligheid, omdat daar financiële steun voor alle vormen van grensoverschrijdende gezamenlijke operaties van wezenlijk belang is voor een betere samenwerking tussen politie, douane, grenswachters en justitie.

    Wat de externe dimensie van binnenlandse zaken betreft, is het duidelijk dat als er op EUniveau maatregelen worden goedgekeurd en middelen worden gebundeld, de EU veel beter in staat zal zijn om derde landen te overtuigen mee te werken aan veiligheidsgerelateerde maatregelen waarbij in de eerste plaats de EU en de lidstaten belang hebben.

    1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    Hieronder worden de bevindingen uiteengezet van de tussentijdse evaluatie van het ISF-P uit de programmeringsperiode 2014-2020 en de evaluaties achteraf van de fondsen uit periode 2007-2013 (het ISEC-programma "Preventie en bestrijding van criminaliteit" en het CIPS-programma "Terrorisme en andere aan veiligheid gerelateerde risico's: preventie, paraatheid en beheersing van de gevolgen"). Vermeldenswaard is dat het ISF-P het eerste financieringsprogramma van de EU op dit beleidsterrein is dat ook in gedeeld beheer met de lidstaten is uitgevoerd; eerdere fondsen werden uitsluitend direct door de Commissie uitgevoerd.

    Relevantie, toepassingsgebied en omvang

    Het ruime toepassingsgebied van het huidige ISF-P zorgde ervoor dat het fonds de implementatie kon ondersteunen van de acties die op EU-niveau op het gebied van veiligheid nodig waren. De flexibiliteit van het fonds (mogelijkheid tot overdracht van middelen tussen verschillende doelstellingen) heeft ertoe bijgedragen dat op de veranderende behoeften kon worden ingespeeld, maar zou volgens de lidstaten nog mogen worden uitgebreid door de minimumtoewijzingsniveaus per doelstelling af te schaffen en het aantal nationale doelstellingen te reduceren. Voorts kunnen zich tijdens de uitvoeringsperiode wijzigingen in de behoeften van de lidstaten voordoen. Deze wijzigingen komen niet tot uiting in de toewijzingen die aan het begin van de programmeringsperiode op grond van statistische gegevens zijn vastgesteld. Wanneer tijdens de programmeringsperiode aanvullende financiële steun moet worden geboden, laat de aan het begin van de programmeringsperiode vastgestelde verdeelsleutel geen ruimte voor flexibiliteit. Dat kan de doeltreffendheid en doelmatigheid van het fonds ondermijnen.

    - Doeltreffendheid

    Het huidige ISF-P wordt als effectief beschouwd; het draagt bij tot de verwezenlijking van zijn doelstellingen. De evaluaties laten zien dat een combinatie van uitvoeringsvormen op het gebied van veiligheid, migratie en grensbeheer het mogelijk maakte de doelstellingen van het fonds doel op doeltreffende wijze te verwezenlijken. De holistische opzet van de uitvoeringsmechanismen moet worden gehandhaafd. Anderzijds komt uit de evaluaties naar voren dat het aanhoudend gebrek aan flexibiliteit de doeltreffendheid van het fonds beperkt. Voorspelbaarheid moet daarvoor een tegenwicht bieden, omdat zowel de autoriteiten van de lidstaten als de begunstigden financiële zekerheid en rechtszekerheid nodig hebben om de uitvoering van het fonds gedurende de programmeringsperiode te kunnen plannen. Het huidige ISF-P bevat geen financiële middelen die in het kader van de tussentijdse evaluatie over de nationale programma's moeten worden verdeeld. De mogelijkheid van aanvullende financiering voor de nationale programma's wordt daardoor beperkt. Een andere beperking heeft te maken met het feit dat de tussentijdse evaluatie alleen kan worden ingezet op een van tevoren vastgesteld tijdstip van de uitvoeringsperiode. De migratiecrisis en de toenemende veiligheidsdreigingen in de EU hebben de afgelopen jaren laten zien dat er vanaf het begin van de programmeringsperiode flexibiliteit geboden was om op de veranderingen op het terrein in te kunnen spelen. De tussentijdse evaluaties maakten ook duidelijk dat aan optreden een duidelijke logica ten grondslag moet liggen, dat het prioriteren van bepaalde doelstellingen de nationale programma's gerichter en dus doeltreffender kan maken en dat een compleet systeem voor toezicht en evaluatie zowel voor direct als gedeeld beheer van belang is. Door een en ander in een vroeg stadium op te zetten, wordt van meet af aan gezorgd voor een consistent en uniform toezicht op vooruitgang en doeltreffendheid.

    - Doelmatigheid (met inbegrip van vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten)

    Belanghebbenden hebben erop gewezen dat vorderingen zijn gemaakt met de vereenvoudiging van de procedures. Innovatieve maatregelen (vereenvoudigde kostenopties, meerjarige programmering) worden gunstig geacht. De vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de uitvoering van het AMIF en het ISF heeft de verbindingen tussen het beheer van elk van de drie financieringsinstrumenten versterkt. Dit had een nauwe samenwerking tussen – en in sommige gevallen de eenwording van – de voor het beheer van de twee fondsen verantwoordelijke entiteiten tot gevolg.

    Zowel overheden als begunstigden ervaren de administratieve lasten echter nog steeds als te zwaar, wat de doelmatigheid van de fondsen ondermijnt. Zo blijven de toegepaste subsidiabiliteitsregels soms te streng, ook al is het mogelijk dat het gebruik van nationale subsidiabiliteitsregels de administratieve lasten vermindert. Vereenvoudigde kostenopties worden niet ten volle toegepast. Ook het bieden van noodhulp via direct beheer stelt zowel lidstaten als de Commissie voor een betrekkelijk zware administratieve last. Daarvoor moet in korte tijd een gedetailleerde subsidieovereenkomst worden opgesteld en moeten ook gedetailleerdere vereisten voor begunstigden op het gebied van verslaglegging aan de Commissie worden vastgesteld dan in geval van gedeeld beheer. Er is behoefte aan een toereikend niveau van technische bijstand om het succesvol beheer van het fonds te bevorderen en aan verdere inspanningen ter vereenvoudiging van de toegang van potentiële begunstigden tot de fondsen, door het verstrekken van informatie over acties en financieringsmogelijkheden. Voorts heeft het huidige ISF-P geen mechanisme om betere prestaties te bereiken, zoals bijvoorbeeld een systeem van prikkels dat de doeltreffendheid en doelmatigheid van het fonds verder zou verbeteren. Doordat een dergelijk mechanisme ontbreekt, konden lidstaten die goed presteren bij de uitvoering van het fonds niet worden beloond. Zo'n mechanisme zou de doeltreffendheid waarmee het fonds zijn doelstellingen bereikt, ten goede zijn gekomen.

    - Samenhang

    Men vindt het instrument samenhangend met en de doelstellingen ervan complementair aan die van andere nationale beleidsterreinen. De samenhang en complementariteit met andere financieringsinstrumenten van de EU zijn gewaarborgd in de ontwerp-, de programmerings- en de uitvoeringsfase. Er zijn coördinatiemechanismen ingevoerd om de samenhang en de complementariteit in de uitvoeringsfase te waarborgen. De vorm van de fondsen (nationale, op langetermijncapaciteiten gerichte programma's, noodhulp die is gericht op het verlichten van acute druk en acties van de Unie ter ondersteuning van transnationale samenwerking) werd positief geacht. Het zorgen voor samenhang en synergieën blijft niettemin op drie belangrijke gebieden lastig: ondersteuning van asiel- en integratiedoelstellingen door middel van de ESI-fondsen, ondersteuning van maatregelen op het gebied van grensbeheer en terugkeer- en re-integratie alsook de ontwikkeling van beschermingssystemen in derde landen en, tot slot, het zorgen voor samenhang bij de aanwending van EU-middelen op het gebied van veiligheid.

    1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    De verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds op het gebied van veiligheid zal worden ondersteund door een volledig gecoördineerde reeks financieringsinstrumenten, zowel wat de interne als de externe aspecten ervan betreft. Het is belangrijk om overlappingen met financiering via andere EU-instrumenten te voorkomen door de invoering van scheidslijnen en effectieve coördinatiemechanismen.

    Het toekomstige ISF zal fungeren als het Unie-instrument bij uitstek op het gebied van veiligheid. Er zal worden toegezien op de complementariteit met, in het bijzonder, het cohesiebeleid, het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (bestaande uit het instrument voor grensbeheer en visa en het instrument voor douanecontroleapparatuur), het onderdeel veiligheidsonderzoek in het kader van Horizon Europa en het programma Rechten en waarden. Er zal met name worden gestreefd naar synergie op het gebied van grensbeheer en douanecontroleapparatuur, beveiliging van infrastructuur en openbare ruimten, cyberveiligheid en de preventie van radicalisering. Doeltreffende coördinatiemechanismen zijn van essentieel belang om beleidsdoelstellingen met maximale doeltreffendheid te verwezenlijken, schaalvoordelen te benutten en overlapping tussen acties te voorkomen.

    De in het kader van het fonds gesteunde maatregelen in of met betrekking tot derde landen dienen te worden genomen in synergie en samenhang met andere acties buiten de Unie die door instrumenten voor externe bijstand van de Unie worden ondersteund. Bij de uitvoering van dergelijke acties dient met name te worden gestreefd naar samenhang met de beginselen en de algemene doelstellingen voor het externe optreden en het buitenlands beleid van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. Met betrekking tot de externe dimensie moet de steun uit het fonds gericht zijn op het verbeteren van de samenwerking met derde landen op terreinen die van belang zijn voor de interne veiligheid van de Unie, zoals met name de bestrijding van terrorisme en radicalisering, de beveiliging van handel en vervoer, de samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten van derde landen in de strijd tegen terrorisme (onder meer via detachering en gezamenlijke onderzoeksteams), georganiseerde criminaliteit en corruptie, mensenhandel en migrantensmokkel.

    1.5.Duur en financiële gevolgen

     beperkte geldigheidsduur

       van kracht vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2027

         financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 voor betalingskredieten.

     onbeperkte geldigheidsduur

    uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.6.Beheersvorm(en) 38

     direct beheer door de Commissie

    door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

    door de uitvoerende agentschappen 39

     gedeeld beheer met lidstaten

     indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

    derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    Opmerkingen

    Het voorgestelde fonds wordt uitgevoerd in gedeeld of direct dan wel indirect beheer. Het grootste deel van de middelen zal worden toegewezen aan nationale programma's in gedeeld beheer. Het resterende deel zal worden toegewezen aan een thematische faciliteit en kan worden gebruikt voor specifieke (door de lidstaten nationaal of transnationaal uitgevoerde) acties, acties van de Unie (direct/indirect beheer) en noodhulp (gedeeld of direct dan wel indirect beheer).

    Technische bijstand op initiatief van de Commissie zal onder direct beheer worden uitgevoerd.

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Direct/indirect beheer:

    De Commissie zal direct toezicht houden op de uitvoering van de acties overeenkomstig de regelingen die zijn omschreven in de respectieve subsidieovereenkomsten, eventueel toepasselijke delegatieovereenkomsten met internationale organisaties en overeenkomsten met de begunstigden.

    Gedeeld beheer:

    Elke lidstaat voert voor zijn programma een beheers- en een controlesysteem in en waarborgt de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het systeem voor toezicht en van de gegevens over indicatoren, in overeenstemming met de GB-verordening. Om een snelle start van de uitvoering te bevorderen, is het mogelijk om bestaande, goed functionerende beheers- en controlesystemen in de volgende programmeringsperiode te handhaven.

    In dit verband zal de lidstaten worden verzocht een toezichtcomité op te richten, waarin de Commissie een adviserende rol zal vervullen. Het toezichtcomité vergadert ten minste eenmaal per jaar. Het zal alle vraagstukken evalueren die invloed hebben op de vooruitgang die wordt geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma.

    De lidstaten dienen een jaarlijks verslag over de prestaties in, dat informatie moet bevatten over de voortgang bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen. Ook moeten daarin alle kwesties aan bod komen die op de prestaties van het programma van invloed zijn en de acties worden beschreven die voor het aanpakken van die kwesties zijn ondernomen.

    Aan het einde van de periode dient elke lidstaat een eindverslag over de prestaties in. Het eindverslag moet de nadruk leggen op de vooruitgang die is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma en moet een overzicht geven van de belangrijkste kwesties die op de prestaties van het programma van invloed zijn geweest, de maatregelen die zijn genomen om deze kwesties aan te pakken en de beoordeling van de effectiviteit van deze maatregelen. Bovendien moet het laten zien welke bijdrage het programma levert aan de aanpak van de problemen die zijn vastgesteld in de relevante EU-aanbevelingen aan de lidstaat, welke vooruitgang is geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen die in het prestatiekader zijn vermeld, wat de bevindingen zijn van de relevante evaluaties en welk gevolg aan die bevindingen is gegeven en wat de resultaten zijn van de acties op het gebied van communicatie.

    Volgens het ontwerp-voorstel voor de GB-verordening moeten de lidstaten ieder jaar een zekerheidspakket indienen, waarin de jaarrekeningen zijn opgenomen, alsook de beheersverklaring en het oordeel van de auditautoriteit over de rekeningen, het beheers- en controlesysteem en de wettigheid en regelmatigheid van de in de jaarrekeningen vermelde uitgaven. De Commissie zal op grond van het zekerheidspakket vaststellen welk bedrag met betrekking tot het boekjaar ten laste van het fonds komt.

    Om de twee jaar vindt er een evaluatievergadering tussen de Commissie en elke lidstaat plaats om de prestaties van elk programma te beoordelen.

    Zes keer per jaar dienen de lidstaten gegevens over elk programma in die uitgesplitst moeten zijn naar specifieke doelstelling. Deze gegevens hebben betrekking op de kosten van concrete acties en de waarden van de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren.

    Algemeen:

    De Commissie verricht een tussentijdse en een retrospectieve evaluatie van de in het kader van dit fonds uitgevoerde acties, in overeenstemming met de GB-verordening. De tussentijdse evaluatie moet met name zijn gebaseerd op de tussentijdse evaluatie van programma's die de lidstaten uiterlijk op 31 december 2024 bij de Commissie hebben ingediend.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    Zowel de evaluatie achteraf van de fondsen van DG HOME voor de periode 2007-2013 als de tussentijdse evaluatie van de huidige fondsen van DG HOME laat zien dat met een combinatie van steunvormen op het gebied van migratie en binnenlandse zaken de doelstellingen van deze fondsen doeltreffend konden worden verwezenlijkt. De holistische opzet van de uitvoeringsmechanismen wordt gehandhaafd en omvat gedeeld, direct en indirect beheer.

    Via gedeeld beheer voeren lidstaten programma's uit die bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Deze programma's zijn toegesneden op hun nationale context. Gedeeld beheer waarborgt dat in alle deelnemende staten financiële steun beschikbaar is. Verder maakt gedeeld beheer het mogelijk dat financiering voorspelbaar is en dat lidstaten, die zelf het best op de hoogte zijn van de problemen waarmee zij te kampen hebben, hun toewijzingen dienovereenkomstig op de lange termijn kunnen plannen. Extra financiering voor specifieke acties (acties die een gezamenlijke inspanning van de lidstaten vergen of acties in geval van nieuwe ontwikkelingen in de Unie die vereisen dat een of meer lidstaten de beschikking over aanvullende financiële middelen krijgen) en voor hervestiging- en overdrachtsactiviteiten kan worden uitgevoerd via gedeeld beheer. In geval van een nieuwe ontwikkeling kan het fonds ook noodhulp bieden via gedeeld beheerd, naast direct en indirect beheer.

    Via direct beheer ondersteunt de Commissie andere acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de Unie. De acties maken ondersteuning op maat mogelijk in geval van dringende en specifieke behoeften in afzonderlijke lidstaten ("noodhulp"), bieden ondersteuning voor transnationale netwerken en activiteiten, hebben betrekking op het beproeven van innovatieve activiteiten die in het kader van nationale programma's zouden kunnen worden opgeschaald en bestrijken studies in het belang van de Unie in haar geheel ("acties van de Unie").

    Via indirect beheer houdt het fonds de mogelijkheid om begrotingsuitvoeringstaken voor bijzondere doeleinden onder meer te delegeren aan internationale organisaties en agentschappen op het gebied van binnenlandse zaken.

    Met het oog op de verschillende doelstellingen en behoeften wordt in het kader van het fonds een thematische faciliteit voorgesteld als middel om de voorspelbaarheid van de meerjarige toewijzing van middelen aan de nationale programma's te compenseren door flexibiliteit bij de periodieke verstrekking van middelen voor acties die voor de Unie een grote toegevoegde waarde hebben. De thematische faciliteit zal worden gebruikt voor specifieke acties in en tussen de lidstaten, acties van de Unie, noodhulp, hervestiging en herplaatsing. Zij zal ervoor zorgen dat middelen kunnen worden toegewezen en overgedragen via de verschillende hiervoor genoemde beheersvormen, op basis van een tweejarige programmeringscyclus.

    De betalingsregelingen bij gedeeld beheer zijn omschreven in het ontwerpvoorstel voor de GB-verordening, dat voorziet in jaarlijkse voorfinanciering, gevolgd door een maximum van vier tussentijdse betalingen per programma per jaar, op basis van de betalingsaanvragen die de lidstaten tijdens het boekjaar hebben toegestuurd. Volgens het ontwerpvoorstel voor de GB-verordening wordt de voorfinanciering verrekend in het laatste boekjaar van de programma's.

    De controlestrategie wordt gebaseerd op het nieuwe Financieel Reglement en op de GB-verordening. Het nieuwe Financieel Reglement en het ontwerpvoorstel voor de GB-verordening moeten het gebruik uitbreiden van de vereenvoudigde subsidievormen, zoals forfaitaire bedragen, vaste percentages en kosten per eenheid. Er worden ook nieuwe vormen van betaling geïntroduceerd, die niet gebaseerd zijn op de kosten, maar op de behaalde resultaten. Begunstigden zullen een vast geldbedrag kunnen ontvangen, wanneer zij aantonen dat bepaalde acties hebben plaatsgevonden, zoals opleidingscursussen of het bieden van noodhulp. Dit zal naar verwachting de controlelast op zowel het niveau van de begunstigden als dat van de lidstaat vereenvoudigen (bijvoorbeeld wat betreft de controle van rekeningen en kwitanties voor de kosten).

    Wat gedeeld beheer betreft, bouwt het ontwerpvoorstel voor de GB-verordening voort op de bestaande beheers- en controlestrategie voor de programmeringsperiode 2014-2020, maar voert het een aantal maatregelen in om zowel voor de begunstigden als de lidstaten de uitvoering te vereenvoudigen en de controlelast te verminderen. Nieuwe ontwikkelingen betreffen onder meer:

    - het schrappen van de aanwijzingsprocedure (wat een snellere uitvoering van de programma's mogelijk moet maken);

    - beheersverificaties (administratief en ter plaatse), die door de beheersautoriteit op risicobasis moeten worden uitgevoerd (dit tegenover de 100% administratieve controles die in de programmeringsperiode 2014-2020 zijn vereist). Voorts kunnen de beheersautoriteiten onder bepaalde voorwaarden evenredige controleregelingen toepassen, in overeenstemming met de nationale procedures;

    - voorwaarden ter voorkoming van meerdere audits inzake eenzelfde operatie/uitgave.

    De programma-autoriteiten zullen bij de Commissie tussentijdse betalingsaanvragen indienen op basis van de door de begunstigden verrichte uitgaven. Het ontwerpvoorstel voor de GB-verordening geeft beheersautoriteiten de mogelijkheid beheersverificaties te verrichten op basis van risico en voorziet ook in specifieke controles (bijvoorbeeld controles ter plaatse door de beheersautoriteit en audits van concrete acties/uitgaven door de auditautoriteit) nadat de desbetreffende uitgaven bij de Commissie zijn opgegeven in de tussentijdse betalingsaanvragen. Teneinde het risico te verminderen dat subsidies voor niet-subsidiabele uitgaven moeten worden terugbetaald, stelt de GB-verordening voor de tussentijdse betalingen van de Commissie een maximum van 90 % vast, gelet op het feit dat op dit moment pas een deel van de nationale controles is uitgevoerd. De Commissie zal het resterende saldo uitbetalen na de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen en na ontvangst van het zekerheidspakket van de programma-autoriteiten. Mocht de Commissie of de Europese Rekenkamer na de toezending van het jaarlijkse zekerheidspakket eventueel onregelmatigheden ontdekken, dan kan dat aanleiding zijn voor een netto financiële correctie.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) syste(e)m(en) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

    Gedeeld beheer:

    DG HOME had niet te kampen met een groot foutenrisico in zijn uitgavenprogramma's. Dit blijkt uit het feit dat er in de opeenvolgende jaarverslagen van de Rekenkamer geen materiële bevindingen voorkomen. Voorts heeft DG HOME zijn rechtsgrondslag al herzien (Verordening (EU) nr. 2015/378 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1042/2014) voor een betere aanpassing aan het controlekader van het cohesiebeleid en het zekerheidsmodel daarvan en om in zijn uitgavenprogramma's een laag foutenpercentage te handhaven. Dit streven naar aanpassing wordt in het huidige voorstel voortgezet: het controlekader is afgestemd met de DG's voor het cohesiebeleid.

    Bij gedeeld beheer hebben de algemene risico's met betrekking tot de uitvoering van de huidige programma’s betrekking op de onvoldoende uitvoering van het fonds door de lidstaten en de mogelijke fouten als gevolg van de ingewikkeldheid van de regels en zwakke plekken in de beheers- en controlesystemen. De ontwerp-GB-verordening vereenvoudigt het regelgevende kader door harmonisatie van de regels en de beheers- en controlesystemen van de diverse fondsen die in gedeeld beheer worden uitgevoerd. Zij maakt ook naar risico gedifferentieerde controlevereisten mogelijk (bijvoorbeeld beheersverificaties op basis van risico, de mogelijkheid van evenredige controleregelingen op basis van nationale procedures en beperkingen van auditwerkzaamheden wat betreft planning en/of specifieke concrete acties).

    Direct/indirect beheer:

    Blijkens de recente analyse van de belangrijkste oorzaken van de fouten die het meest worden aangetroffen bij controles achteraf, en het type fouten waarom het daarbij gaat, is niet-naleving van de regels hoofdzakelijk het gevolg van slecht financieel beheer van de aan begunstigden toegekende subsidies, het ontbreken of de ontoereikendheid van bewijsstukken, niet-correcte openbare aanbesteding en niet-begrote kosten.

    Bijgevolg houden de risico's hoofdzakelijk verband met:

    – het verzekeren van de kwaliteit van geselecteerde projecten en hun technische uitvoering, onduidelijke of onvolledige richtsnoeren voor begunstigden of onvoldoende toezicht;

    – het ondoeltreffend of ondoelmatig gebruik van toegekende middelen, zowel bij subsidies (doordat de terugbetaling van de werkelijke subsidiabele kosten complex is en de mogelijkheden om de subsidiabele kosten op papier te controleren beperkt zijn) als bij aanbestedingen (doordat er soms maar weinig dienstverrichters met de nodige gespecialiseerde kennis zijn waardoor het amper mogelijk is om offertes met elkaar te vergelijken);

    – het vermogen van (vooral) kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te beheersen en de transparantie van de uitgevoerde concrete acties te garanderen;

    – reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten worden ontdekt; omdat er nogal veel heterogene contractanten en begunstigden zijn, die vaak een eerder kleine organisatiestructuur hebben en elk hun eigen controlesysteem toepassen, kan er slechts gedeeltelijke betrouwbaarheid worden verkregen op grond van de internecontrolesystemen van derden.

    De meeste van deze risico’s zullen waarschijnlijk kunnen worden verminderd door een betere opzet van de oproepen tot het doen van voorstellen, betere richtsnoeren voor begunstigden, doelgerichtere voorstellen, een beter gebruik van vereenvoudigde kostenopties en wederzijds vertrouwen in controles en beoordelingen, zoals voorzien in het nieuwe Financieel Reglement.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende beheerde financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

    Gedeeld beheer:

    De kosten van controles zullen naar verwachting voor de lidstaten hetzelfde blijven of eventueel afnemen. Met betrekking tot de huidige programmeringscyclus (2014-2020) worden de cumulatieve kosten van de controle door de lidstaten vanaf 2017 geraamd op ongeveer 5 % van het totale bedrag aan betalingen waarom de lidstaten voor 2017 hebben gevraagd.

    Dit percentage zal vermoedelijk afnemen door de efficiëntiewinst bij de uitvoering van de programma's en de toename van de betalingen aan de lidstaten.

    Naar verwachting zullen de kosten van controles voor de lidstaten verder afnemen onder invloed van de op risico gebaseerde benadering van beheer en controles die de ontwerp-GB-verordening introduceert, samen met de sterkere prikkel om vereenvoudigde kostenopties vast te stellen.

    Direct/indirect beheer:

    De kosten van controles bedragen ongeveer 2,5% van de door DG HOME verrichte betalingen. Dit percentage zal naar verwachting stabiel blijven of enigszins afnemen wanneer er in de volgende programmeringsperiode ruimer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Voorkoming en opsporing van fraude is een van de doelstellingen van interne controle, zoals bepaald in het Financieel Reglement, en een belangrijke beheerskwestie, die de Commissie gedurende de gehele uitgavencyclus moet aanpakken.

    De fraudebestrijdingsstrategie van DG HOME is bovendien hoofdzakelijk gericht op het voorkomen, opsporen of vergoeden van fraude, waarbij onder meer wordt gewaarborgd dat de interne controles tegen fraude volledig in overeenstemming zijn met de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie en dat zijn aanpak inzake frauderisicobeheer erop gericht is frauderisico's te onderkennen en daarop passend te reageren.

    Wat gedeeld beheer betreft, zullen de lidstaten ervoor zorgen dat de uitgaven in de rekeningen die zij bij de Commissie indienen wettig en regelmatig zijn. In dit verband zullen de lidstaten alle vereiste acties ondernemen om onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Net als in de huidige programmeringscyclus 40 (2014-2020) zijn de lidstaten verplicht om procedures in te voeren voor het opsporen van onregelmatigheden en ter bestrijding van fraude en om de Commissie onregelmatigheden te melden, met inbegrip van vermoedelijke fraude en bewezen fraude bij gedeeld beheer. Fraudebestrijdingsmaatregelen blijven een horizontaal beginsel en een verplichting voor de lidstaten.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort
    krediet

    Bijdrage

    Rubriek nr. 5: "Veiligheid en defensie"

    GK/ NGK 41

    van EVA-landen 42

    van kandidaat-lidstaten 43

    van derde landen

    in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement.

    5

    12.02.01 — Fonds voor interne veiligheid (ISF) 44

    GK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    5

    12.01.01 — Ondersteuningsuitgaven voor het Fonds voor interne veiligheid (technische bijstand)

    NGK

    NEE

    NEE

    NEE

    NEE

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig financieel
    kader

    5

    "Veiligheid en defensie"

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Beleidskredieten (uitgesplitst naar de onder 3.1 vermelde begrotingsonderdelen)

    Vastleggingen

    (1)

    224,811

    341,107

    345,694

    384,921

    389,693

    394,560

    398,214

    2 479,000

    Betalingen

    (2)

    23,212

    51,821

    105,901

    265,329

    373,387

    371,677

    369,230

    918,443

    2 479,000

    Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 45  

    Vastleggingen = betalingen

    (3)

    2,827

    2,884

    2,941

    3,000

    3,060

    3,121

    3,167

    21,000

    TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

    Vastleggingen

    =1+3

    227,638

    343,991

    348,635

    387,921

    392,753

    397,681

    401,381

    2 500,000

    Betalingen

    =2+3

    26,039

    54,705

    108,842

    268,329

    376,447

    374,798

    372,397

    918,443

    2 500,000



    Rubriek van het meerjarig financieel
    kader

    7

    "Administratieve uitgaven"

    Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de "administratieve begrotingsgegevens", die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum , te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Personele middelen

    5,942

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

     

    47,600

    Andere administratieve uitgaven

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

     

    1,412

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    6,144

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

     

    49,012

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten
    voor alle RUBRIEKEN
    van het
    meerjarig financieel kader 

    Vastleggingen

    233,782

    351,136

    355,780

    395,066

    399,898

    404,826

    408,526

    -

    2 549,012

    Betalingen

    32,182

    61,849

    115,987

    275,474

    383,592

    381,943

    379,542

    918,443

    2 549,012

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Jaar

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    RUBRIEK 7
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    5,942

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

    6,943

    47,600

    Andere administratieve uitgaven

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    0,202

    1,412

    Subtotaal RUBRIEK 7
    van het meerjarig financieel kader

    6,144

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

    7,145

    49,012

    Buiten RUBRIEK 7
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    Andere
    administratieve
    uitgaven

    2,827

    2,884

    2,941

    3,000

    3,060

    3,121

    3,167

    21,000

    Subtotaal
    buiten RUBRIEK 7
    van het meerjarig financieel kader

    2,827

    2,884

    2,941

    3,000

    3,060

    3,121

    3,167

    21,000

    TOTAAL

    8,971

    10,029

    10,086

    10,145

    10,205

    10,266

    10,312

    70,012

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    [For guidance related to possible delegation of programme implementation tasks to executive agencies, see p. 8/9 above].

    3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    • Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

    38

    45

    45

    45

    45

    45

    45

    Delegaties

    2

    2

    2

    2

    2

    2

    2

    Onderzoek

    • Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) - AC, AL, END, INT en JPD 

    Rubriek 7

    Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

    - zetel

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    - delegaties

    Gefinancierd uit het budget van het programma 

    - zetel

    - delegaties

    Onderzoek

    Andere (geef aan welke)

    TOTAAL

    43

    50

    50

    50

    50

    50

    50

    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    De personeelssterkte van 50 VTE tegen 2027 is het totale personeel dat nodig is voor de uitvoering en het beheer van het fonds. Het bestaat uit personeel dat reeds bij DG HOME voor het ISF werkzaam is (uitgangssituatie: 33 VTE = 3 CA, 11 AST, 19 AD) vanaf april 2018 en extra personeel (+3 AST, +14 AD, waarvan 2 voor de delegaties). Voor een beschrijving van de taken van deze extra personeelsleden zie hieronder:

    Planning, programmering, relatie met agentschappen (+ 1 AD):

    - input voor de begrotingsprocedure,

    - maken van een koppeling tussen fondsen en agentschappen (bijvoorbeeld subsidies/ delegatieovereenkomsten met agentschappen)

    Audits, OLAF, ERK (+3 AD):

    - uitvoering van controles als hiervoor omschreven (ex-ante-verificatie, comité inzake aanbestedingen , ex-post-audits, interne audits, goedkeuring van de rekeningen),

    - voor de follow-up van de audits die worden beheerd door de dienst Interne Audit en de Rekenkamer

    Direct beheer (+1 AST, +2 AD):

    - voorbereiding jaarlijkse werkprogramma's/financieringsbesluiten, vaststelling jaarlijkse prioriteiten,

    - communicatie met belanghebbenden (potentiële/werkelijke begunstigden, lidstaten, enz.),

    - beheer van oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en de latere selectieprocedures,

    - operationeel beheer van projecten.

    Gedeeld beheer (met inbegrip van TF) (+ 1 AST + 3 AD):

    - voeren van een beleidsdialoog met de lidstaten,

    - beheer van nationale programma's,

    - opstellen van richtsnoeren voor lidstaten,

    - ontwikkelen en beheren van IT-instrumenten voor het beheer van subsidies en nationale programma's.

    Synergieën met andere fondsen (+1 AD):

    - coördinatie met de fondsen op het gebied van de externe dimensie,

    - coördinatie in het kader van de GB-verordening,

    - synergieën en complementariteit met andere fondsen.

    Financieel beheer (+1 AST):

    - financiële initiatie en financiële verificatie,

    - boekhouding;

    - toezien op en verslag uitbrengen over het bereiken van doelstellingen, onder meer in het jaarlijkse activiteitenverslag en de verslagen van de gesubdelegeerd ordonnateurs.

    Personeel voor andere directoraten dat zich met financiering bezighoudt (+ 2 AD):

    - Beleidsambtenaren die zijn betrokken bij de uitvoering van de fondsen (bijvoorbeeld evaluatie van technische rapporten van begunstigden van direct beheer, evaluatie van jaarlijkse uitvoeringsverslagen inzake gedeeld beheer, operationeel beheer van projecten).

    Extern personeel

    De taken zijn vergelijkbaar met die van ambtenaren en tijdelijke functionarissen, behalve voor taken die niet door extern personeel mogen worden uitgevoerd.

    Personeel in delegaties

    + 2 AD: Om de ontwikkeling van de uitvoering van het beleid op het gebied van binnenlandse zaken, en dan vooral de externe dimensie daarvan, te volgen, zullen de EU-delegaties moeten kunnen beschikken over voldoende deskundigheid op het gebied van binnenlandse zaken. Het kan gaan om personeel van de Europese Commissie en/of de Europese Dienst voor extern optreden.

    3.2.3.Bijdragen van derden

    Het voorstel/initiatief:

       voorziet niet in medefinanciering door derden

       voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    Medefinancieringsbron 

    LS

    LS

    LS

    LS

    LS

    LS

    LS

    TOTAAL medegefinancierde kredieten

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    Nog te bepalen

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor de overige ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 46

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Artikel ….

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

    (1)    COM(2018) 321 final van 2.5.2018.
    (2)    Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).
    (3)    Verordening (EU) nr. 1382/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een programma "Justitie" voor de periode 2014-2020.
    (4)    COM(2018) 321 final van 2.5.2018.
    (5)    "Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt: Het meerjarig financieel kader 2021-2027" (COM(2018) 321 van 2.5.2018).
    (6)    COM(2018) 375 van 29.5.2018.
    (7)    Verordening (EU) X
    (8)    COM(2015) 185 final van 28.4.2015.
    (9)    Conclusies van de Raad van 16 juni 2015 over de vernieuwde interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie 2015-2020.
    (10)    Resolutie van het Europees Parlement van 9 juli 2015 over de Europese veiligheidsagenda (2015/2697(RSP)).
    (11)    COM(2017) 794 final.
    (12)    Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheer en tot intrekking van Besluit nr. 2007/125/JBZ van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 93).
    (13)    Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).
    (14)    PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/nl/TXT/?uri=CELEX:32013Q1220(01)
    (15)    Volledige referentie
    (16)    Volledige referentie
    (17)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
    (18)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
    (19)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
    (20)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
    (21)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
    (22)    Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie ("LGO-besluit") (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
    (23)    COM(2017) 623 final.
    (24)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
    (25)    PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
    (26)

       Verordening (EU, Euratom) XXX van de Raad.

    (27)    Besluit 2009/902/JBZ van de Raad van 30 november 2009 betreffende de oprichting van een Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie (ENCP) en tot intrekking van Besluit 2001/427/JBZ (PB L 321 van 8.12.2009, blz. 44).
    (28)    Conclusies van de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 november 2010.
    (29)    COM(2013) 172 final tot vaststelling van een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving (LETS).
    (30)    Verordening (EU) 2015/2219 van de Raad van 25 november 2015 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol).
    (31)    Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).
    (32)    Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).
    (33)    Flash money is echt geld dat tijdens een strafrechtelijk onderzoek als bewijs van liquiditeit en solvabiliteit wordt getoond aan verdachte of andere personen die informatie over beschikbare producten of een levering hebben of als tussenpersoon optreden, met als doel een fictieve aankoop te verrichten om verdachten te arresteren, illegale productie-installaties op te sporen of een georganiseerde criminele groep op andere wijze te ontmantelen.
    (34)    Volledige referentie.
    (35)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
    (36)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb:      https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx
    (37)    Het programma kan, afhankelijk van de resultaten van de kosten-batenanalyse en de desbetreffende besluiten, (gedeeltelijk) worden uitbesteed aan een uitvoerend agentschap mits de betrokken administratieve kredieten voor de uitvoering van het programma in de Commissie en het uitvoerend agentschap overeenkomstig worden aangepast.
    (38)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1042/2014 van de Commissie van 25 juli 2014, bijlage I; Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1973 van de Commissie van 8 juli 2015.
    (39)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (40)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (41)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (42)    In het kader van CIS heeft DG BUDG een verdere uitsplitsing naar specifieke doelstellingen voorgesteld. Omdat er een thematische faciliteit is, heeft DG HOME besloten deze suggestie in dit stadium niet te volgen.
    (43)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
    (44)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van inningskosten.
    Top

    Brussel,13.6.2018

    COM(2018) 472 final

    BIJLAGEN

    bij

    Voorstel voor een
    Verordening van het Europees Parlement en de Raad

    tot oprichting van het Fonds voor interne veiligheid

    {SWD(2018) 347 final}
    {SWD(2018) 348 final}
    {SEC(2018) 315 final}


    BIJLAGE I

    Criteria voor de toewijzing van financiering aan de programma's in gedeeld beheer

    De in artikel 10 vermelde financiële middelen worden als volgt aan de programma's van de lidstaten toegewezen:

    (1)aan het begin van de programmeringsperiode wordt aan elke lidstaat een eenmalig vast bedrag van 5 000 000 EUR toegewezen om een kritische massa voor elk programma te waarborgen en om behoeften te dekken die niet rechtstreeks tot uiting komen via de hieronder aangegeven criteria;

    (2)de resterende middelen worden verdeeld volgens de volgende criteria:

    (a)45 % omgekeerd evenredig met het bruto nationaal product (koopkrachtstandaard per inwoner),

    (b)40 % pro rata van de omvang van de bevolking;

    (c)15 % pro rata van de omvang van het grondgebied;

    De eerste toewijzing wordt gebaseerd op de meest recente jaarlijkse statistische gegevens van de Commissie (Eurostat) die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar. Voor de tussentijdse evaluatie gelden als referentiecijfers de meest recente jaarlijkse statistische gegevens van de Commissie (Eurostat) die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar en beschikbaar zijn ten tijde van de tussentijdse evaluatie in 2024.

    BIJLAGE II

    Uitvoeringsmaatregelen

    Het fonds draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde specifieke doelstelling door zich te richten op de volgende uitvoeringsmaatregelen:

    (a)het waarborgen van een uniforme toepassing van het acquis van de Unie inzake veiligheid, door informatie-uitwisseling via bijvoorbeeld Prüm, EU-PNR en SIS II te ondersteunen, onder meer via de uitvoering van aanbevelingen die worden uitgevaardigd in het kader van mechanismen voor kwaliteitscontrole en evaluatie, zoals het Schengenevaluatiemechanisme;

    (b)het opzetten, aanpassen en onderhouden van voor de veiligheid relevante IT-systemen en IT-communicatienetwerken van de Unie, inclusief op het gebied van interoperabiliteit, en het ontwikkelen van passende instrumenten om vastgestelde lacunes op te vullen;

    (c)het vergroten van het actieve gebruik van voor de veiligheid relevante instrumenten, systemen en databanken van de Unie voor informatie-uitwisseling, door ervoor te zorgen dat hierin gegevens van hoge kwaliteit worden opgenomen;

    (d)het ondersteunen van passende nationale maatregelen indien deze relevant zijn voor de uitvoering van de in artikel 3, lid 2, onder a), bedoelde specifieke doelstellingen.

    Het fonds draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde specifieke doelstelling door zich te richten op de volgende uitvoeringsmaatregelen:

    (a)het verhogen van het aantal rechtshandhavingsoperaties die in samenwerking tussen lidstaten, en in voorkomend geval met andere relevante actoren, worden uitgevoerd, met name met als doel het gebruik van operationele samenwerkingsmechanismen, zoals gezamenlijke onderzoeksteams, gezamenlijke patrouilles, achtervolgingen, onopvallende controle en andere soortgelijke mechanismen in het kader van de EU-beleidscyclus (Empact), te faciliteren en te verbeteren, met bijzondere aandacht voor grensoverschrijdende operaties;

    (b)het intensiveren van de coördinatie en samenwerking tussen rechtshandhavings- en andere bevoegde autoriteiten binnen en tussen de lidstaten en met andere relevante actoren, bijvoorbeeld via netwerken van gespecialiseerde nationale eenheden, netwerken en samenwerkingsstructuren van de Unie en centra van de Unie;

    (c)het verbeteren van de samenwerking tussen de instanties onderling en op het niveau van de Unie tussen de lidstaten onderling, of tussen de lidstaten enerzijds en de betrokken organen en instanties van de Unie anderzijds, alsmede op nationaal niveau tussen de nationale instanties in elke lidstaat.

    Het fonds draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, onder c), bedoelde specifieke doelstelling door zich te richten op de volgende uitvoeringsmaatregelen:

    (a)het opvoeren van de opleiding, de oefeningen, het onderling leren, de gespecialiseerde uitwisselingsprogramma's en de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van rechtshandhaving, tevens in en met derde landen en met andere relevante actoren;

    (b)het benutten van synergieën door het bundelen van middelen en kennis bij de lidstaten en andere relevante actoren, onder meer uit het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld door de oprichting van gezamenlijke expertisecentra, de ontwikkeling van gezamenlijke risicobeoordelingen of de oprichting van gemeenschappelijke operationele centra voor de ondersteuning van gezamenlijke operaties;

    (c)het bevorderen en ontwikkelen van maatregelen, waarborgen, mechanismen en beste praktijken voor de vroegtijdige identificatie, bescherming en ondersteuning van getuigen, klokkenluiders en slachtoffers van misdrijven, en het daartoe ontwikkelen van partnerschappen tussen overheidsinstanties en andere relevante actoren;

    (d)het aankopen van passende apparatuur en het opzetten of upgraden van gespecialiseerde opleidingsvoorzieningen en andere essentiële infrastructuur die relevant is voor de veiligheid, teneinde de paraatheid, de veerkracht en het maatschappelijke bewustzijn op het gebied van veiligheidsdreigingen te verbeteren en te komen tot een adequate respons op deze dreigingen.



    BIJLAGE III

    Overeenkomstig artikel 4 uit het fonds te
    ondersteunen acties

    ·IT-systemen en -netwerken die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, opleiding over het gebruik van dergelijke systemen, het testen en verbeteren van de interoperabiliteit van deze systemen en van de kwaliteit van de erin opgenomen gegevens;

    ·toezicht op de wijze waarop de lidstaten het Unierecht en de beleidsdoelstellingen van de Unie op het gebied van de beveiliging van informatiesystemen ten uitvoer leggen;

    ·Empact-acties voor de uitvoering, of het faciliteren van de uitvoering, van de EU-beleidscyclus;

    ·acties ter ondersteuning van een doeltreffende en gecoördineerde respons op crisissen, waarbij bestaande sectorspecifieke capaciteiten, expertisecentra en situatiecentra, zoals die op het gebied van gezondheid, civiele bescherming en terrorisme, met elkaar verbonden worden;

    ·acties voor het ontwikkelen van innovatieve methoden of het inzetten van nieuwe technologieën die ook toepasbaar kunnen zijn in andere lidstaten, in het bijzonder projecten voor het beproeven en valideren van de resultaten van door de Unie gefinancierde projecten inzake veiligheidsonderzoek;

    ·ondersteuning van thematische of transversale netwerken van gespecialiseerde nationale eenheden met het oog op het verbeteren van het wederzijds vertrouwen, de uitwisseling en verspreiding van kennis, informatie, ervaringen en beste praktijken, en het bundelen van middelen en expertise in gezamenlijke expertisecentra;

    ·onderwijs en opleiding voor personeel en deskundigen van relevante rechtshandhavingsautoriteiten, gerechtelijke autoriteiten en administratieve instanties, rekening houdend met de operationele behoeften en risicoanalyses, op basis van LETS en in samenwerking met Cepol en, in voorkomend geval, het Europees netwerk voor justitiële opleiding;

    ·samenwerking met de particuliere sector met het oog op het opbouwen van vertrouwen en het verbeteren van coördinatie, noodplanning en uitwisseling en verspreiding van informatie en beste praktijken onder publieke en private actoren, onder meer wat de bescherming van openbare ruimten en kritieke infrastructuur betreft;

    ·acties om gemeenschappen aan te zetten tot het ontwikkelen van een lokale aanpak en preventiebeleid, alsook op de belanghebbenden en het algemene publiek gerichte bewustmakings- en communicatieactiviteiten met betrekking tot beleidsmaatregelen van de Unie op het gebied van veiligheid;

    ·apparatuur, vervoermiddelen, communicatiesystemen en essentiële voorzieningen die relevant zijn voor de veiligheid;

    ·kosten van het personeel dat bij door het fonds gesteunde acties betrokken is, of van het personeel dat om technische of veiligheidsgerelateerde redenen bij de acties moet worden betrokken.



    BIJLAGE IV

    Overeenkomstig artikel 11, lid 2, en artikel 12, lid 6, voor hogere medefinancier
    ing in aanmerking komende acties

    ·Projecten gericht op de preventie en bestrijding van radicalisering.

    ·Projecten gericht op het verbeteren van de interoperabiliteit van IT-systemen en IT-communicatienetwerken 1 .



    BIJLAGEBIJLAGE V

    Essentiële prestatie-indicatoren als bedoeld in artikel 24, lid 1

    Specifieke doelstelling 1:    Betere informatie-uitwisseling

    (1)Het gebruik van EU-mechanismen voor informatie-uitwisseling.

    Databron: Europol, eu-LISA, Raad, lidstaten

    Specifieke doelstelling 2:    Meer operationele samenwerking

    (1)Het aantal door het fonds ondersteunde gezamenlijke operationele acties.

    Databron: Europol, Eurojust, lidstaten

    (2)De geraamde waarde van met steun van het fonds bevroren en geconfisqueerde activa.

    Databron: lidstaten

    (3)De waarde van illegale drugs die in beslag zijn genomen naar aanleiding van grensoverschrijdende samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties.

    Databron: lidstaten, begunstigden van subsidies voor acties van de Unie

    (4)Het aantal aanbevelingen met financiële gevolgen op het gebied van veiligheid die naar aanleiding van een Schengenevaluatie zijn uitgevaardigd en met steun uit het fonds zijn uitgevoerd, vergeleken met het totale aantal aanbevelingen met financiële gevolgen op het gebied van veiligheid.

    Databron: lidstaten

    Specifieke doelstelling 3:    Versterkte capaciteiten voor de bestrijding en voorkoming van criminaliteit

    (5)Het aantal rechtshandhavingsambtenaren dat door het fonds ondersteunde activiteiten heeft gevolgd in het kader van opleiding, oefeningen, onderling leren en gespecialiseerde uitwisselingsprogramma's met betrekking tot grensoverschrijdende aspecten.

    Databron: lidstaten

    (6)Het aantal kritieke infrastructuurvoorzieningen en openbare ruimten die met steun van het fonds beter beschermd zijn tegen veiligheidsgerelateerde incidenten.

    Databron: lidstaten

    (7)Het aantal initiatieven ter voorkoming van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt.

    Databron: RAN



    BIJLAGE VI

    Interventietype

    TABEL 1:   CODES VOOR DE DIMENSIE 'INTERVENTIEGEBIED'

    1

    TER-Bestrijding van terrorismefinanciering

    2

    TER-Preventie en bestrijding van radicalisering

    3

    TER-Bescherming en bestendigheid van publieke ruimten en andere zachte doelwitten

    4

    TER-Bescherming en bestendigheid van kritieke infrastructuur

    5

    TER-Chemisch, biologisch, radioactief, nucleair

    6

    TER-Explosieven

    7

    TER-Crisisbeheersing

    8

    TER-Andere

    9

    OC-Corruptie

    10

    OC-Economische en financiële criminaliteit

    11

    OC-Drugs

    12

    OC-Handel in vuurwapens

    13

    OC-Mensenhandel

    14

    OC-Migrantensmokkel

    15

    OC-Milieucriminaliteit

    16

    OC-Georganiseerde vermogenscriminaliteit

    17

    OC-Andere

    18

    CC-Cybercriminaliteit - Andere

    19

    CC-Cybercriminaliteit - Preventie

    20

    CC-Cybercriminaliteit - Facilitering van onderzoeken

    21

    CC-Cybercriminaliteit - Bijstand aan slachtoffers

    22

    CC-Seksuele uitbuiting van kinderen - Preventie

    23

    CC-Seksuele uitbuiting van kinderen - Facilitering van onderzoeken

    24

    CC-Seksuele uitbuiting van kinderen - Bijstand aan slachtoffers

    25

    CC-Seksuele uitbuiting van kinderen - Andere

    26

    CC-Andere

    27

    GEN-Informatie-uitwisseling

    28

    GEN-Samenwerking tussen politiediensten of andere instanties (douane, grenswacht, inlichtingendiensten)

    29

    GEN-Forensisch onderzoek

    30

    GEN-Bijstand aan slachtoffers

    31

    GEN-Operationele steun

    32

    TA-Technische bijstand - informatie en communicatie

    33

    TA-Technische bijstand - voorbereiding, uitvoering, toezicht en controle

    34

    TA-Technische bijstand - evaluatie en studies, gegevensverzameling

    35

    TA-Technische bijstand - capaciteitsopbouw

    TABEL 2:   CODES VOOR DE DIMENSIE 'ACTIETYPE'

    1

    IT-systemen, interoperabiliteit, gegevenskwaliteit, communicatiesystemen (met uitzondering van apparatuur)

    2

    Netwerken, expertisecentra, samenwerkingsstructuren, gezamenlijke acties en operaties

    3

    Gezamenlijke onderzoeksteams (GOT's) en andere gezamenlijke operaties

    4

    Detachering of inzet van deskundigen

    5

    Opleiding

    6

    Uitwisseling van beste praktijken, workshops, conferenties, evenementen, bewustmakingscampagnes, communicatieactiviteiten

    7

    Studies, proefprojecten, risicobeoordelingen

    8

    Apparatuur (verrekend in het maximum van 15 %)

    9

    Vervoermiddelen (verrekend in het maximum van 15 %)

    10

    Gebouwen, voorzieningen (verrekend in het maximum van 15 %)

    11

    Uitrol of andere follow-up van onderzoeksprojecten

    TABEL 3:   CODES VOOR DE DIMENSIE 'UITVOERINGSMODALITEITEN'

    1

    Samenwerking met derde landen

    2

    Acties in derde landen

    3

    Uitvoering van de aanbevelingen van de Schengenevaluatie op het gebied van politiële samenwerking

    4

    Specifieke acties (nog niet bekend in de programmeringsfase)

    5

    Noodhulp (nog niet bekend in de programmeringsfase)

    6

    In bijlage IV bedoelde acties



    BIJLAGE VII

    Voor operationele steun in aanmerking komende acties

    Binnen de specifieke doelstelling betere informatie-uitwisseling wordt de operationele steun in het kader van de programma's gebruikt voor:

    ·het onderhouden van, en het opzetten van een helpdesk voor, IT-systemen van de Unie en in voorkomend geval van de lidstaten, die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

    ·personeelskosten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

    Binnen de specifieke doelstelling meer operationele samenwerking wordt de operationele steun in het kader van de nationale programma's gebruikt voor:

    ·het onderhouden van technische apparaten/apparatuur of vervoermiddelen die worden gebruikt voor acties op het gebied van de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van zware en georganiseerde criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie.

    ·personeelskosten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

    Binnen de specifieke doelstelling versterkte capaciteiten voor de voorkoming en bestrijding van criminaliteit wordt de operationele steun in het kader van de nationale programma's gebruikt voor:

    ·het onderhouden van technische apparaten/apparatuur of vervoermiddelen die worden gebruikt voor acties op het gebied van de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van zware en georganiseerde criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie.

    ·personeelskosten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening.

    Voor acties die niet subsidiabel zijn op grond van artikel 4, lid 3, wordt geen steun verleend.



    BIJLAGE VIII

    Output- en resultaatindicatoren als bedoeld in artikel 24, lid 3

    Specifieke doelstelling 1:    Betere informatie-uitwisseling

    (1)Het gebruik van EU-mechanismen voor informatie-uitwisseling, gemeten aan de hand van:

    (a)het aantal opzoekingen in het Schengeninformatiesysteem (SIS);

    (b)het aantal opzoekingen in het systeem voor grensoverschrijdende uitwisseling van forensische gegevens (DNA, vingerafdrukken, kentekenplaten) tussen lidstaten (geautomatiseerde gegevensuitwisseling in het kader van Prüm);

    (c)het aantal via Siena (Europol-applicatie voor veilige informatie-uitwisseling) uitgewisselde berichten;

    (d)het aantal opzoekingen in het Europol-informatiesysteem (EIS);

    (e)het totale aantal passagiers van wie de EU-PNR-gegevens zijn verzameld en uitgewisseld;

    Databron: Europol, eu-LISA, Raad, lidstaten

    (2)Het aantal nieuwe verbindingen die met steun van het fonds tot stand zijn gebracht tussen databanken die relevant zijn voor de veiligheid:

    (a)met EU-databanken en in voorkomend geval met internationale databanken;

    (b)binnen de lidstaten;

    (c)met één of meer andere lidstaten;

    (d)met één of meer derde landen.

    Databron: lidstaten

    (3)Het aantal extra gebruikers dat dankzij steun uit het fonds actief gebruik is gaan maken van voor de veiligheid relevante informatie-uitwisselingsinstrumenten, -systemen en -databanken van de EU en in voorkomend geval van de lidstaten, afgezet ten opzichte van het totale aantal gebruikers.

    Databron: lidstaten

    Specifieke doelstelling 2:    Meer operationele samenwerking

    (4)Het aantal uit het fonds ondersteunde gezamenlijke operationele acties en de eraan deelnemende lidstaten en instanties, uitgesplitst naar gebied (terrorismebestrijding, georganiseerde criminaliteit algemeen, georganiseerde criminaliteit vuurwapens, cybercriminaliteit, andere):

    (a)het aantal gezamenlijke onderzoeksteams (GOT's);

    (b)het aantal operationele projecten van het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact);

    (c)andere gezamenlijke operationele acties.

    Databron: Europol, Eurojust, lidstaten

    (5)Deelname aan transnationale netwerken die werken met steun van het fonds.

    Databron: lidstaten, begunstigden van subsidies voor acties van de Unie, begunstigden van EMAS-subsidies

    (6)Geraamde waarde van met steun van het fonds bevroren en geconfisqueerde activa.

    Databron: lidstaten

    (7)Waarde van illegale drugs die in beslag zijn genomen naar aanleiding van grensoverschrijdende samenwerking tussen de rechtshandhavingsinstanties.

    Databron: lidstaten, begunstigden van subsidies voor acties van de Unie

    (8)Het aantal met steun van het fonds geproduceerde outputs van bestaande transnationale netwerken, zoals bijvoorbeeld handleidingen voor beste praktijken, workshops, gezamenlijke oefeningen.

    Databron: begunstigden van subsidies voor acties van de Unie

    (9)Het aantal aanbevelingen met financiële gevolgen op het gebied van veiligheid die naar aanleiding van een Schengenevaluatie zijn uitgevaardigd en met steun uit het fonds zijn uitgevoerd, vergeleken met het totale aantal aanbevelingen met financiële gevolgen op het gebied van veiligheid.

    Databron: lidstaten

    Specifieke doelstelling 3:    Versterkte capaciteiten voor bestrijding en voorkoming van criminaliteit

    (10)Het aantal rechtshandhavingsambtenaren dat door het fonds ondersteunde activiteiten heeft gevolgd in het kader van opleiding, oefeningen, onderling leren en gespecialiseerde uitwisselingsprogramma's met betrekking tot grensoverschrijdende aspecten, uitgesplitst naar de volgende gebieden:

    (a)terrorismebestrijding;

    (b)georganiseerde criminaliteit;

    (c)cybercriminaliteit;

    (d)andere operationele-samenwerkingsterreinen.

    Databron: lidstaten

    (11)Het aantal handleidingen over beste praktijken en onderzoekstechnieken, standaardprocedures en andere instrumenten die met steun van het fonds zijn ontwikkeld als resultaat van de interactie tussen verschillende organisaties in de hele EU.

    Databron: lidstaten, begunstigden van subsidies voor acties van de Unie, begunstigden van EMAS-subsidies

    (12)Het aantal slachtoffers van misdrijven die zijn bijgestaan met steun van het fonds, uitgesplitst naar soort criminaliteit (mensenhandel, migrantensmokkel, terrorisme, zware en georganiseerde criminaliteit, cybercriminaliteit, seksuele uitbuiting van kinderen).

    Databron: lidstaten

    (13)Het aantal kritieke infrastructuurvoorzieningen en openbare ruimten die met steun van het fonds beter beschermd zijn tegen veiligheidsgerelateerde incidenten.

    Databron: lidstaten

    (14)Het aantal initiatieven ter voorkoming van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt:

    (a)het aantal hits op de website van het netwerk voor voorlichting over radicalisering (RAN);

    (b)het aantal deelnemers aan het RAN, uitgesplitst naar soort deskundige;

    (c)het aantal studiebezoeken, opleidingen, workshops en begeleidingen die in de lidstaten zijn afgerond in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten, uitgesplitst naar begunstigden (rechtshandhavingsautoriteiten, andere).

    Databron: RAN

    (15)Het aantal met steun van het fonds tot stand gebrachte partnerschappen die bijdragen tot betere ondersteuning van getuigen, klokkenluiders en slachtoffers van misdrijven:

    (a)met de particuliere sector;

    (b)met het maatschappelijk middenveld.

    Databron: lidstaten, begunstigden van subsidies voor acties van de Unie, begunstigden van EMAS-subsidies

    (1)    In overeenstemming met de mededeling van de Commissie over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid (COM(2016) 205).
    Top