EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0322

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

COM/2018/322 final - 2018/0132 (APP)

Brussel, 2.5.2018

COM(2018) 322 final

2018/0132(APP)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna het "VWEU" genoemd) bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader vaststelt. In dit kader worden de jaarlijkse maximumbedragen aan kredieten voor vastleggingen per uitgavencategorie vastgesteld, alsmede het jaarlijkse maximumbedrag van de kredieten voor betalingen, en het omvat alle andere bepalingen die dienstig zijn voor het goede verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

Het eerste meerjarig financieel kader (toen nog "financiële vooruitzichten" genoemd) werd dertig jaar geleden vastgesteld, samen met bepalingen inzake de interinstitutionele samenwerking en de begrotingsdiscipline 1 . Dankzij dit en de daarop volgende financiële kaders kon de jaarlijkse begrotingsprocedure en de samenwerking tussen de instellingen worden verbeterd en vergemakkelijkt en konden tegelijkertijd de begrotingsdiscipline en de voorspelbaarheid van de financiering van meerjarenprogramma's en -investeringen worden vergroot.

Door het meerjarig financieel kader in het primaire recht van de Unie te verankeren, heeft het Verdrag het belang ervan als hoeksteen van de begrotingsstructuur van de Europese Unie erkend.

De huidige verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 werd op 2 december 2013 vastgesteld 2 . Op dezelfde dag hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer goedgekeurd 3 . De MFK-verordening werd in 2015 4 overeenkomstig artikel 19 ervan herzien om rekening te houden met de late programmering van middelen in gedeeld beheer, en zij werd op 20 juni 2017 5 na de tussentijdse evaluatie nogmaals herzien.

Deze toelichting focust op elementen die nieuw zijn of die de Commissie wil wijzigen ten opzichte van de huidige MFK-verordening, zowel voor het voorstel voor een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (hierna "de MFK-verordening" genoemd) als voor het ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord betreffende de samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer 6 (hierna "het ontwerp-IIA" genoemd).

Deze voorstellen voorzien in toepassing vanaf 1 januari 2021 en hebben betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

2.Een nieuwe, moderne begroting

2.1.Belangrijkste politieke richtsnoeren

In het voorstel voor de MFK-verordening en het ontwerp-IIA worden de beginselen en belangrijkste politieke doelstellingen gevolgd die zijn uiteengezet in de op 2 mei 2018 goedgekeurde mededeling van de Commissie "Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt en verdedigt: het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027" 7 (hierna "de MFK-mededeling" genoemd), met name wat betreft de duur, de structuur die de politieke prioriteiten weerspiegelt, de behoefte aan meer flexibiliteit en de voor het meerjarig financieel kader zelf voorziene bedragen.

2.2.MFK-structuur en MFK-maxima

De structuur van de uitgavenrubrieken van het MFK weerspiegelt het voorstel voor een gestroomlijndere en transparantere begroting die is gericht op duidelijke beleidsprioriteiten. Nadere bijzonderheden over de structuur en de beleidsterreinen die onder elke rubriek vallen, worden in de MFK-mededeling beschreven.

Het MFK is verdeeld in zeven rubrieken met drie submaxima: "Economische, sociale en territoriale samenhang" in rubriek II, "Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen" in rubriek III en "Administratieve uitgaven van de instellingen" in rubriek VII (zie tabel in de bijlage bij deze verordening).

Om de prioriteiten van de Unie in de context van EU-27 te steunen en rekening te houden met de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting van de Unie, stelt de Commissie voor het MFK 2021-2027 een maximum voor vastleggingen voor van 1 134,6 miljard EUR in constante prijzen van 2018, of 1,11 % van het bni van de EU, en een overeenkomstig maximum voor betalingen van 1 104,8 miljard EUR in constante prijzen van 2018, of 1,08 % van het bni van de EU.

De Commissie stelt samen met dit voorstel een wetgevingspakket voor de hervorming van het stelsel van eigen middelen van de Unie voor, inclusief een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 8 , dat een verhoging van het maximum voor de jaarlijkse afroeping van eigen middelen van 1,29 % van het bni voor betalingen en 1,35 % van het bni voor vastleggingen omvat. Deze verhoging weerspiegelt de hogere behoeften aan betalingskredieten in verband met de opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting en de financiering van nieuwe prioriteiten, en biedt tegelijkertijd een veiligheidsmarge die groot genoeg is om ervoor te zorgen dat de Unie onder alle omstandigheden aan haar financiële verplichtingen kan voldoen.

2.3.Flexibiliteit

Hoewel het financieel kader gericht is op waarborging van de begrotingsdiscipline, moet het tegelijkertijd voor voldoende flexibiliteit zorgen om een doeltreffende toewijzing van middelen en een snelle reactie van de Unie op onvoorziene omstandigheden en noodsituaties mogelijk te maken.

In de eerste jaren van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 is de Unie geconfronteerd met onvoorziene uitdagingen van ongekende omvang als gevolg van instabiliteit in de buurlanden, die tot veiligheidsdreigingen en massale migratiestromen heeft geleid. Om extra financiële middelen vrij te maken voor maatregelen die bijdragen tot het aanpakken van de bovengenoemde problemen, werd in ruime mate een beroep gedaan op de flexibiliteit van het MFK, met name via speciale instrumenten die zijn ingesteld als onderdeel van de MFK-verordening. Hierdoor kon de Unie krachtdadig optreden, maar werd de flexibiliteit van de begroting tot het uiterste opgerekt.

Daarom werd de werking van het flexibiliteitsinstrumentarium bij de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK 2014-2020 9 in 2016 grondig doorgelicht en werden bij de herziening van de MFK-verordening in 2017 aanvullende verbeteringen ingevoerd.

Een aantal parameters, zoals de lengte van de door het financieel kader bestreken periode, het aantal en de opzet van de uitgavenrubrieken, het aandeel van EU-uitgaven dat vooraf aan lidstaten en regio's wordt toegewezen of dat van tevoren via "referentiebedragen" in medebeslissingsbesluiten wordt bepaald, de binnen elk uitgavenplafond beschikbare marges en de resterende marges tussen de maxima van het financieel kader en het maximum van de eigen middelen, beïnvloeden de mate van flexibiliteit dan wel rigiditeit van een financieel kader. Bij de uitwerking van haar voorstellen voor het volgende financieel kader heeft de Commissie met deze elementen rekening gehouden.

Om de in de MFK-mededeling uiteengezette redenen zal de budgettaire flexibiliteit meer dan ooit een essentieel beginsel zijn dat aan het volgende meerjarig financieel kader ten grondslag ligt. Voortbouwend op de innovatieve bepalingen die al in het MFK 2014-2020 waren opgenomen, moet de focus voor de toekomst liggen op consolidatie, versterking en stroomlijning van de flexibiliteitsmechanismen om een soepeler kader te creëren en tegelijkertijd de stabiliteit te bewaren die het meerjarig kader biedt.

De Commissie stelt dan ook voor in de MFK-verordening en het ontwerp-IIA de volgende flexibiliteitsbepalingen op te nemen:

1.Het gebruik van de uitgavenmaxima maximaliseren via specifieke en maximale flexibiliteit tussen rubrieken en jaren: naast de handhaving van een toereikend niveau van niet-toegewezen marges stelt de Commissie voor de in het huidige kader ingevoerde mechanismen van de overkoepelende marge voor betalingen ten volle te gebruiken. Nieuw is dat zij voorstelt de omvang en het toepassingsgebied van de bestaande overkoepelende marge voor vastleggingen te verruimen om een reserve van de Unie te vormen, die wordt gefinancierd uit de marges onder de maxima voor vastleggingen van het voorafgaande begrotingsjaar en uit middelen die in de EU-begroting zijn vastgelegd maar uiteindelijk niet worden besteed bij de uitvoering van EU-programma's en die dus zijn vrijgemaakt. Ook de marge voor onvoorziene uitgaven wordt gehandhaafd als laatste redmiddel.

2.De mogelijkheid om af te wijken van de indicatieve bedragen in de programma's die volgens de gewone wetgevingsprocedure worden goedgekeurd, wordt in het voorstel verhoogd van 10 % tot 15 % om de flexibiliteit binnen de rubrieken te vergroten.

3.Ten aanzien van de speciale instrumenten, waarmee kredieten boven de in het MFK vastgestelde maxima in de begroting kunnen worden opgenomen, moet worden verduidelijkt dat dit geldt voor zowel vrijgemaakte vastleggings- als betalingskredieten. Voorts:

(a)wordt het toepassingsgebied van speciale instrumenten zoals het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en de reserve voor noodhulp herzien en waar nodig uitgebreid (bijvoorbeeld om bij noodsituaties binnen de Unie een beroep te kunnen doen op de reserve voor noodhulp), en worden de vrijmakingsprocedures gestroomlijnd;

(b)wordt voorgesteld de maximumbedragen te verhogen die elk jaar beschikbaar zijn voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, de reserve voor noodhulp en het flexibiliteitsinstrument. Ten slotte moet het flexibiliteitsinstrument ook gebruik kunnen maken van het niet-gebruikte gedeelte van de jaarlijkse bedragen van de reserve voor noodhulp, zoals nu al het geval is voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.

2.4.Aanpassing, evaluatie en herziening van het MFK

Het financieel kader 2021-2027 wordt uitgedrukt in prijzen van 2018. De procedure voor de technische aanpassing ervan wordt gehandhaafd, evenals de deflator van 2 %. De jaarlijkse technische aanpassing omvat ook de berekeningen van de bedragen in verband met de overkoepelende marge voor betalingen, de overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie), het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven, overeenkomstig de bepalingen van de verordening inzake jaarlijkse maximumbedragen en overdrachten van niet-gebruikte bedragen van voorgaande jaren. De resultaten van de aanpassingen moeten vóór de begrotingsprocedure voor het jaar n+1 aan de begrotingsautoriteit worden medegedeeld.

De aanpassingen van de MFK-maxima kunnen ook aan andere omstandigheden te wijten zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de herbudgettering van vastleggingen in geval van vertraagde goedkeuring van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer of voor de aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid aan de meest recente statistieken op basis van de toewijzingsmethode. Het geldt eveneens voor de herbudgettering van kredieten als gevolg van de opheffing van schorsingsmaatregelen waartoe krachtens specifieke basisbesluiten kan zijn besloten om de doeltreffendheid van middelen te koppelen aan goed economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten.

Het lijkt aangewezen de bepalingen te handhaven die specificeren in welke gevallen het MFK moet worden herzien (herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting, uitbreiding van de Unie, hereniging van Cyprus).

Uiterlijk eind 2023 is een tussentijdse evaluatie van het MFK voorzien. Deze evaluatie kan zo nodig vergezeld gaan van passende voorstellen tot herziening van de verordening.

3.    Juridische elementen van het voorstel

3.1.Verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader

Net als in de huidige Verordening 1311/2013 zijn de bepalingen van de ontwerp-MFK-verordening gegroepeerd in hoofdstukken. De volgorde van de bepalingen is gewijzigd om de presentatie te stroomlijnen.

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Meerjarig financieel kader

Artikel 1 bepaalt dat de duur van het meerjarig financieel kader om de in de MFK-mededeling uiteengezette redenen wordt vastgesteld op zeven jaar (2021-2027).

Artikel 2 - Inachtneming van de maxima van het MFK

Lid 1 van artikel 2 verwijst naar de bijlage met de tabel van de maxima van het meerjarig financieel kader en verplicht de instellingen ertoe deze maxima tijdens de begrotingsprocedure in acht te nemen, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

Dit lid voorziet ook in de aanpassing van het submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen overeenkomstig de toepassing van de flexibiliteit tussen de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) waarin de GLB-wetgeving voorziet.

Lid 2 introduceert de speciale instrumenten, die in hoofdstuk 3 van de ontwerpverordening (artikelen 9 tot en met 14) nader worden omschreven, met het beginsel dat deze instrumenten niet in het meerjarig financieel kader worden opgenomen en dat de financiering ervan in specifieke omstandigheden boven de maxima van het meerjarig financieel kader wordt verstrekt, wat geldt voor zowel de vastleggingskredieten als de bijbehorende betalingskredieten. Om de huidige mate van flexibiliteit en de rollen van de instellingen bij de gebruikmaking van deze instrumenten te handhaven, zijn de toepasselijke procedures voor de gebruikmaking van deze instrumenten opgenomen in het ontwerp-IIA.

In lid 3 is de tekst van het huidige artikel 3, lid 3, overgenomen, aangepast aan de in titel X van het Financieel Reglement 10 opgenomen definitie van financiële bijstand aan lidstaten. Hieronder vallen in het kader van het betalingsbalansmechanisme 11 en het Europees financieel stabilisatiemechanisme 12 verstrekte leningen aan lidstaten, alsmede de nieuwe Europese investeringsstabilisatiefunctie waarmee leningen kunnen worden verstrekt aan lidstaten die te maken hebben met ernstige asymmetrische schokken. Het beginsel dat, indien de terugbetaling van een gegarandeerde lening in het kader van financiële bijstand aan lidstaten door de begroting van de Unie moet worden gedekt, dergelijke potentiële uitgaven buiten het financieel kader moeten vallen (d.w.z. de bedragen worden boven de maxima van het meerjarig financieel kader ter beschikking gesteld), blijft gehandhaafd.

Het maximum dat het vermogen van de Unie om leningen uit de begroting van de Unie te garanderen beperkt, is het maximum van de eigen middelen, niet het MFK-maximum.

Artikel 3 - Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

In dit artikel is de tekst van artikel 4 van de huidige verordening overgenomen. Het maximum van de eigen middelen moet in elk jaar in acht worden genomen. Indien de maxima voor betalingskredieten leiden tot een hoger afroepingspercentage van de eigen middelen dan het maximum van de eigen middelen, moeten de maxima van het financieel kader worden aangepast.

Hoofdstuk 2 - Aanpassing van het MFK

Artikel 4 - Overkoepelende marge voor de betalingen

In dit artikel is de tekst van artikel 5 van de huidige verordening overgenomen voor de periode 2022-2027, maar zonder beperking ten aanzien van het bedrag van de aanpassing van de maxima, om specifieke en maximale flexibiliteit te garanderen.

Artikel 5 - Technische aanpassingen

In dit artikel is de tekst van artikel 6 van de huidige verordening overgenomen. Het financieel kader wordt uitgedrukt in prijzen van 2018. De procedure voor de jaarlijkse technische aanpassing ervan wordt gehandhaafd, evenals de deflator van 2 %. In lid 1 is de volgorde van de punten d) tot en met f) gewijzigd om de volgorde van de artikelen in hoofdstuk 3 te weerspiegelen.

Artikel 6 - Aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

In dit artikel is de tekst van artikel 7 van de huidige verordening overgenomen ten aanzien van de aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid op basis van de meest recente statistische gegevens, met uitzondering van de herziening van de lijst van lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds. De ingevoerde wijzigingen houden verband met het tijdschema voor het MFK 2021-2027.

Artikel 7 - Aanpassingen in verband met maatregelen verbonden aan behoorlijk economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten

Met betrekking tot de macro-economische voorwaardelijkheid is in dit artikel de tekst van artikel 8 van de huidige verordening overgenomen. Voorgesteld wordt dit mechanisme uit te breiden tot de aanpassing van de MFK-maxima wanneer maatregelen in verband met de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat 13 in de lidstaten worden opgeheven. In beide gevallen wordt voorgesteld de maximumperiode voor het opnieuw in de begroting opnemen van geschorste vastleggingen te beperken tot n+2 jaar.

Artikel 8 - Aanpassing naar aanleiding van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer

Voorgesteld wordt de wijziging van de maxima in geval van vertraagde goedkeuring van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer via een technische aanpassing aan te brengen in plaats van via een herziening zoals nu het geval is (artikel 19 van de huidige MFK-verordening), aangezien het in wezen een automatische en mechanische wijziging betreft die snel moet worden doorgevoerd om de afronding van het programmeringsproces te vergemakkelijken. Voorgesteld wordt de in 2021 niet gebruikte toewijzingen in gelijke tranches naar de vier volgende jaren 2022 tot en met 2025 over te dragen.

Hoofdstuk 3 - Speciale instrumenten

De volgorde van presentatie van de speciale instrumenten is gewijzigd, zodat eerst de twee speciale instrumenten (Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, Solidariteitsfonds van de Europese Unie) worden genoemd die zijn gekoppeld aan specifieke basishandelingen. De bepalingen inzake vrijmaking in de verordening en het ontwerp-IIA zijn gestroomlijnd aan de hand van de bepalingen die al in de specifieke sectorale basishandelingen en het Financieel Reglement zijn opgenomen.

Artikel 9 - Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

In dit artikel is de tekst van artikel 12 van de huidige verordening overgenomen. De doelstellingen en het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering zullen worden vastgesteld in de specifieke basishandeling (Verordening (EU) XXXX/XX 14 ). Het jaarlijkse maximumbedrag wordt verhoogd tot 200 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

Artikel 10 - Solidariteitsfonds van de Europese Unie

In dit artikel is de tekst van artikel 10 van de huidige verordening overgenomen. De doelstellingen en het toepassingsgebied van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie zijn vastgesteld in de specifieke basishandeling (Verordening (EG) nr. 2012/2002, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 661/2014 van het Europees Parlement en de Raad), waarvoor geen wijziging wordt voorgesteld. Het jaarlijkse maximumbedrag wordt verhoogd tot 600 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

Artikel 11 - Reserve voor noodhulp

Dit artikel stemt overeen met artikel 9 van de huidige verordening. Omdat de begroting van de Unie moet kunnen reageren op de nieuwe uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de reserve voor noodhulp uit te breiden tot operaties binnen de EU, teneinde te komen tot een gemeenschappelijk mechanisme voor de financiële versterking van het optreden van de EU in reactie op alle soorten crises (natuurrampen, noodsituaties op het gebied van migratiebeheer, humanitaire noodsituaties, epidemieën, enz.) en op alle geografische locaties. Om de reactiecapaciteit van de EU-begroting te maximaliseren, worden geen bedragen gereserveerd of met voorrang gebruikt voor specifieke programma's. Er gelden echter gedurende het gehele jaar tijdsbeperkingen ten aanzien van het gebruik om ervoor te zorgen dat te allen tijde op interne of externe crises kan worden gereageerd en dat voldoende middelen kunnen worden vrijgemaakt om behoeften te dekken die tegen het einde van het jaar kunnen ontstaan. Het jaarlijkse maximumbedrag wordt verhoogd tot 600 miljoen EUR (in prijzen van 2018).

Artikel 12 - Overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie)

Dit artikel stemt overeen met artikel 14 van de huidige verordening. Naast de marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingen van het jaar n-1, van toepassing vanaf 2022, wordt voorgesteld dat de middelen van de overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie) vanaf 2023 worden vermeerderd met de bedragen van de vrijgemaakte kredieten van het jaar n-2, met uitzondering van de vrijgemaakte kredieten die opnieuw ter beschikking worden gesteld volgens de specifieke regels van artikel 15] van het Financieel Reglement. De bepalingen inzake het gebruik van de marge blijven ongewijzigd ten opzichte van de huidige overkoepelende marge voor vastleggingen.

Artikel 13 - Flexibiliteitsinstrument

Dit artikel stemt overeen met artikel 11 van de huidige verordening. Het jaarlijkse maximumbedrag wordt verhoogd tot 1 miljard EUR (in prijzen van 2018).Voorts wordt voorgesteld aan het Flexibiliteitsinstrument de niet-gebruikte bedragen van de reserve voor noodhulp toe te voegen die in het voorgaande jaar zijn vervallen, zoals krachtens de huidige verordening reeds het geval is voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. De berekening van de in het kader van het Flexibiliteitsinstrument beschikbare bedragen zal nog steeds worden bekendgemaakt in het kader van de in artikel 5 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing.

Artikel 14 - Marge voor onvoorziene uitgaven

In dit artikel is de tekst van artikel 13 van de huidige verordening overgenomen.

Hoofdstuk 4 - Evaluatie en herziening van het MFK

Artikel 15 - Herziening van het MFK

De formulering van dit artikel stemt overeen met artikel 17 van de huidige verordening. De tekst van lid 3 met betrekking tot het onderzoek van de mogelijkheden voor herschikking binnen de desbetreffende MFK-rubriek is vereenvoudigd.

Artikel 16 - Tussentijdse evaluatie van het MFK

Dit artikel stemt overeen met artikel 2 van de huidige verordening. Voorgesteld wordt dat de Commissie uiterlijk eind 2023 een evaluatie van de werking van het MFK presenteert, zo nodig vergezeld van passende voorstellen voor de rest van de periode, inclusief een voorstel tot herziening van het MFK (artikel 15, lid 1).

Artikel 17 - Herziening met betrekking tot de uitvoering

De formulering van dit artikel stemt overeen met artikel 18 van de huidige verordening. De algemene regel voor het tijdstip van goedkeuring van de herziening is geschrapt om geen tijdsbeperkingen op te leggen ten aanzien van de mogelijkheid om het MFK te herzien op basis van de uitvoering, mocht dit nodig zijn.

Artikel 18 - Herziening van het MFK in geval van herziening van de Verdragen

In dit artikel is de tekst van artikel 20 van de huidige verordening overgenomen.

Artikel 19 - Herziening van het MFK in geval van uitbreiding van de Unie

In dit artikel is de tekst van artikel 21 van de huidige verordening overgenomen.

Artikel 20 - Herziening van het MFK in geval van hereniging van Cyprus

In dit artikel is de tekst van artikel 22 van de huidige verordening overgenomen.

Hoofdstuk 5 - Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

Artikel 21 - Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

Dit artikel stemt overeen met artikel 16 van de huidige verordening. Voorgesteld wordt voor de periode 2021-2027 bepalingen te handhaven waarbij maximumbedragen worden vastgesteld voor de bijdragen uit de begroting van de Unie aan grootschalige infrastructuurprojecten die binnen de MFK-maxima worden gefinancierd, maar waarvan de looptijd de periode van het financieel kader ruim overschrijdt.

Het gaat hierbij om grootschalige projecten in het kader van het voorgestelde Europese ruimtevaartprogramma en het project internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER).

De voorgestelde bepaling behelst derhalve een duidelijke afbakening van het voor het MFK 2021-2027 beschikbare bedrag. De wetgevingshandelingen betreffende de bovengenoemde programma's dienen aan de financiële bepalingen van deze verordening te voldoen.

Hoofdstuk 6 - Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Artikel 22 - Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

In dit artikel is de tekst van artikel 23 van de huidige verordening overgenomen.

Artikel 23 - Eenheid van de begroting

In dit artikel is de tekst van artikel 24 van de huidige verordening overgenomen.

Hoofdstuk 7 - Slotbepalingen

Artikel 24 - Overgang naar het volgend meerjarig financieel kader

De formulering van dit artikel stemt overeen met artikel 25 van de huidige verordening. Het verplicht de Commissie ertoe vóór 1 juli 2025 een nieuw financieel kader in te dienen.

De regels voor het geval dat geen nieuw financieel kader is vastgesteld vóór het einde van het financieel kader waarop de verordening betrekking heeft, zijn in het primaire recht (artikel 312, lid 4, VWEU) vastgelegd en behoeven in de verordening niet te worden herhaald. Zij worden in overweging 15 in herinnering geroepen.

Artikel 25 - Inwerkingtreding

Het laatste artikel van de ontwerp-MFK-verordening stelt de datum van inwerkingtreding en de datum van toepassing van de verordening vast. Het IIA moet op dezelfde dag in werking treden omdat de twee wetteksten elkaar aanvullen.

3.2.Interinstitutioneel Akkoord betreffende de samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer

Inleiding – punten 1-6 van het ontwerp-IIA

Het inleidend gedeelte van het ontwerp-IIA bevat een verwijzing naar het Verdrag (artikel 295), de bindende aard van deze overeenkomst, de samenhang ervan met andere wetteksten die verband houden met het meerjarig financieel kader en de begrotingsprocedure, beschrijft de structuur van het akkoord en stelt de datum van inwerkingtreding vast (dezelfde datum als die waarop de MFK-verordening in werking treedt).

De formulering van de punten 1 tot en met 6 van het huidige IIA is overgenomen.

Deel I - Bepalingen in verband met het financieel kader

A. Bepalingen in verband met het financieel kader

Punt 7 van het IIA heeft betrekking op de marges onder de maxima. In de MFK-verordening worden voor alle rubrieken de maxima vastgesteld die tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure in acht moeten worden genomen, zoals in het Verdrag wordt bepaald. De praktijk om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat onder de maxima voldoende marges beschikbaar blijven, moet evenwel worden behouden. Dit vormt een onderdeel van de interinstitutionele samenwerking en de goede wil van de instellingen bij de begrotingsprocedure. De bepaling wordt ongewijzigd overgenomen uit punt 8 van het huidige IIA, behalve de verwijzing naar de subrubriek "Economische, sociale en territoriale samenhang", aangezien een dergelijke subrubriek in de nieuwe MFK-structuur niet wordt voorgesteld.

Punt 8 voorziet in een actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2027 in het vierde jaar van het MFK, overeenkomstig de huidige praktijk en punt 9 van het huidige IIA.

B. Bepalingen in verband met speciale instrumenten

De punten 9 tot en met 13 stemmen overeen met de punten 10 tot en met 14 van het huidige IIA en stellen de procedures vast voor het gebruik van de volgende speciale instrumenten als bedoeld in de MFK-verordening: Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, Solidariteitsfonds van de Europese Unie, reserve voor noodhulp, flexibiliteitsinstrument en marge voor onvoorziene uitgaven. De volgorde van de bepalingen in gewijzigd om de volgorde van de ontwerp-MFK-verordening te weerspiegelen.

De tekst van de bepalingen is gewijzigd om:

·de stemregels voor het gebruik van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, en het flexibiliteitsinstrument in overeenstemming te brengen met de geldende regels voor de vaststelling van de EU-begroting krachtens artikel 314 VWEU;

·de tekst te vereenvoudigen en te stroomlijnen wanneer in het Financieel Reglement of de desbetreffende sectorale basishandeling al specifieke bepalingen zijn opgenomen: regels voor overschrijvingen (Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en reserve voor noodhulp), besluit tot gebruikmaking van het fonds (Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en Solidariteitsfonds van de Europese Unie).

Deel II – Verbetering van de interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

A. De procedure voor interinstitutionele samenwerking

Punt 14 verwijst naar de details van de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure, die zijn opgenomen in de bijlage bij het IIA.

In punt 15 over budgettaire transparantie zijn de bewoordingen van punt 16 van het huidige IIA overgenomen, met wijzigingen om rekening te houden met verslagen waarvoor nu gedetailleerde bepalingen in het Financieel Reglement zijn opgenomen (bijvoorbeeld trustfondsen in artikel 41, lid 6, en artikel 252, vijfjarige raming van in- en uitstromen in artikel 247, lid 1, onder c)). De tekst is ook gewijzigd om rekening te houden met het voorstel om het Europees Ontwikkelingsfonds vanaf 2021 in de begroting van de Unie op te nemen. De rapportage over het Europees Ontwikkelingsfonds krachtens punt 15 van het IIA moet dus alleen betrekking hebben op openstaande kwesties betreffende het voorgaande Europees Ontwikkelingsfonds.

B. Opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen

De bepalingen van het huidige IIA worden gehandhaafd. De mogelijkheid om van de in de wetgevingshandelingen opgenomen bedragen af te wijken wordt verhoogd van 10 % tot 15 % om de flexibiliteit binnen de rubrieken te vergroten (punt 16). Deze bepaling is niet van toepassing op bedragen die vooraf aan de lidstaten zijn toegewezen voor de gehele duur van het financieel kader en evenmin op de in artikel 21 van de MFK-verordening bedoelde grootschalige projecten.

Punt 17 wordt gewijzigd om de terminologie in overeenstemming te brengen met het VWEU. De verwijzing naar de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 wordt geschrapt, aangezien zij nu achterhaald is.

C. Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten

De tekst van het huidige IIA voor bepalingen met betrekking tot samenwerking en informatieverstrekking ten aanzien van begrotingszaken in verband met visserijovereenkomsten wordt gehandhaafd, met één uitzondering: aangezien de - niet-budgettaire - kwestie van deelneming aan conferenties waar over internationale overeenkomsten wordt onderhandeld reeds wordt geregeld in de punten 25 en 26 van het Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie van 20 oktober 2010 15 , is het beter een parallelle tekst in het IIA te vermijden.

D. Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid

In punt 20 is de tekst van punt 23 van het huidige Interinstitutioneel Akkoord overgenomen.

Punt 21 stemt grotendeels overeen met de bewoordingen van punt 24 van het huidige IIA, maar de alinea's zijn in een andere volgorde gezet en de terminologie is verduidelijkt ("operaties" in plaats van "instrumenten"). De verwijzing naar de reserve voor noodhulp is geschrapt, aangezien het volgens het uitgebreide toepassingsgebied zoals voorgesteld in artikel 11 van de ontwerp-MFK-verordening mogelijk zou blijven de reserve voor noodhulp te gebruiken voor een dringende versterking van de begroting van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

In punt 22 wordt voorgesteld een vaste datum (30 november van elk jaar) vast te stellen voor het bereiken van overeenstemming over het tijdschema voor de gezamenlijke overlegbijeenkomsten die in het volgende jaar worden gehouden in het kader van de gewone dialoog tussen het Europees Parlement en de hoge vertegenwoordiger.

Betrokkenheid van de instellingen ten aanzien van ontwikkelingsbeleidskwesties

Punt 23 is gewijzigd om rekening te houden met de voorgestelde opname van het Europees Ontwikkelingsfonds in de begroting van de Unie.

Deel III – Goed financieel beheer van de EU-middelen

De punten 28 en 29 van het huidige IIA over gezamenlijk beheer en over het in artikel 318 VWEU bedoelde jaarlijkse evaluatieverslag worden geschrapt, aangezien deze verslagen nu vallen onder specifieke bepalingen van het Financieel Reglement (artikel 41, lid 3, onder g), respectievelijk artikel 247, lid 1, onder e)).

In punt 24 over financiële programmering is de tekst van punt 30 van het huidige IIA overgenomen, met aanpassingen om de data in overeenstemming te brengen met de in artikel 41, lid 2, van het Financieel Reglement vastgestelde data.

Afdeling B over agentschappen en Europese Scholen (punten 25 tot en met 28) zijn ongewijzigd overgenomen uit het huidige IIA.

Bijlage - Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

De in de bijlage opgenomen bepalingen zijn op twee wijzigingen na ongewijzigd uit het huidige IIA overgenomen, aangezien zij een solide basis voor de samenwerking tussen de instellingen bleken te zijn:

de tekst van punt 9 met betrekking tot nota's van wijzigingen waarmee de ontwerpbegroting wordt gewijzigd, wordt in overeenstemming gebracht met de formulering van artikel 42 van het Financieel Reglement;

om de huidige praktijk te weerspiegelen en de formulering in overeenstemming te brengen met punt 20 van de bijlage, wordt in het Engels "implementability" vervangen door "executability" (in het Nederlands waren beide termen al vertaald met uitvoerbaarheid).

2018/0132 (APP)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 312,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement 16 ,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Omdat er een voldoende mate van voorspelbaarheid nodig is met het oog op de voorbereiding en uitvoering van de investeringen voor de middellange termijn, dient de looptijd van het meerjarig financieel kader (MFK) te worden vastgesteld op zeven jaar met ingang van 1 januari 2021.

(2)De jaarlijkse maxima voor de vastleggingskredieten per uitgavencategorie en de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten die bij het MFK worden vastgesteld, moeten de toepasselijke maxima voor de vastleggingskredieten en de eigen middelen in acht nemen die worden vastgesteld overeenkomstig het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie, dat wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU.

(3)Indien gebruik moet worden gemaakt van de garanties die zijn verleend binnen de algemene begroting van de Unie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 208, lid 1,] van Verordening (EU) nr. [xxx/201x] van het Europees Parlement en de Raad 17 (hierna "het Financieel Reglement" genoemd), dient het noodzakelijke bedrag ter beschikking te worden gesteld boven de maxima van de vastleggings- en betalingskredieten van het MFK met inachtneming van het maximum van de eigen middelen.

(4)In het MFK dient geen rekening te worden gehouden met de begrotingsonderdelen die worden gefinancierd met bestemmingsontvangsten in de zin van het Financieel Reglement.

(5)Het MFK dient te worden vastgesteld in prijzen van 2018. De regels inzake de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK voor het herberekenen van de maxima en de beschikbare marges dienen eveneens te worden vastgesteld.

(6)Er dient specifiek de grootst mogelijke flexibiliteit te worden betracht om de Unie in staat te stellen overeenkomstig artikel 323 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan haar verplichtingen te voldoen.

(7)De volgende speciale instrumenten zijn noodzakelijk om de Unie in staat te stellen op specifieke onvoorziene omstandigheden te reageren, of om de financiering van duidelijk omschreven uitgaven mogelijk te maken die niet zouden kunnen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare maxima voor één of meer uitgavenrubrieken als in het MFK vastgesteld, en aldus de begrotingsprocedure vlot te doen verlopen: het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, de reserve voor noodhulp, de overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie), het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven. De reserve voor noodhulp is niet bedoeld voor het aanpakken van de gevolgen van marktgerelateerde crises die de landbouwproductie of -distributie treffen. Er moeten daarom specifieke bepalingen worden vastgesteld om vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten in de begroting op te nemen welke de in het MFK vastgestelde maxima overschrijden wanneer het noodzakelijk is speciale instrumenten in te zetten.

(8)De aan de lidstaten toe te wijzen bedragen voor het cohesiebeleid worden vastgesteld op grond van de statistische gegevens en prognoses die gebruikt zijn voor het van mei 2018 daterende voorstel van de Commissie voor deze verordening. Gezien de onzekerheden rond de prognoses en de gevolgen voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt, is het noodzakelijk tijdens de periode van het MFK een evaluatie te verrichten waarin de prognoses en de daadwerkelijke statistische gegevens worden vergeleken, en in geval van significante verschillen te voorzien in een aanpassing van de aan de betrokken lidstaten toegewezen bedragen en de desbetreffende MFK-maxima.

(9)Er moeten regels worden opgesteld voor andere situaties die een aanpassing van het MFK kunnen vereisen. Deze aanpassingen kunnen verband houden met de vertraagde goedkeuring van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer, of met overeenkomstig de desbetreffende basishandelingen goedgekeurde maatregelen verbonden aan behoorlijk economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten.

(10)Halverwege de uitvoering van het MFK moet de werking ervan worden geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie dienen in iedere herziening van deze verordening voor de resterende jaren van het MFK in aanmerking te worden genomen.

(11)Het is noodzakelijk herziening van het MFK mogelijk te maken in geval van herziening van de Verdragen, hereniging van Cyprus of uitbreiding van de Unie, alsook in het licht van de uitvoering van de begroting.

(12)Deze verordening moet wellicht ook worden herzien in verband met onvoorziene omstandigheden die niet kunnen worden verholpen binnen de in het MFK vastgestelde maxima. Het is daarom noodzakelijk in dergelijke gevallen een herziening van het MFK mogelijk te maken.

(13)Verder zijn specifieke regels nodig in verband met grootschalige infrastructuurprojecten waarvan de looptijd de periode die voor het MFK is vastgesteld, ruim overschrijdt. Er dienen maximumbedragen te worden vastgesteld voor de bijdragen uit de algemene begroting van de Unie aan deze projecten om er aldus voor te zorgen dat zij geen gevolgen hebben voor andere projecten die uit die begroting worden gefinancierd.

(14)In de begrotingsprocedure dienen algemene regels voor interinstitutionele samenwerking te worden vastgelegd.

(15)De Commissie dient vóór 1 juli 2025 een voorstel voor een nieuw MFK in te dienen opdat de instellingen dit voorstel ruim vóór de aanvang van het volgend MFK kunnen aannemen. Overeenkomstig artikel 312, lid 4, VWEU blijven de maximumbedragen betreffende het laatste door deze verordening bestreken jaar van toepassing indien vóór het verstrijken van het bij deze verordening vastgestelde MFK geen nieuw financieel kader is vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 1
Meerjarig financieel kader

Deze verordening stelt het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027 vast.

Artikel 2
Inachtneming van de maxima van het MFK

1.Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nemen in de loop van elke begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de in de bijlage vastgestelde jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven (hierna "MFK-maxima" genoemd) in acht.

Het submaximum van rubriek III als opgenomen in de bijlage wordt bepaald niettegenstaande de flexibiliteit tussen de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het aangepaste maximum dat van toepassing is op pijler I van het GLB ingevolge de overdrachten tussen het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en de rechtstreekse betalingen wordt vastgesteld in de desbetreffende rechtshandeling en het MFK zal dienovereenkomstig worden aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 5 van deze verordening.

2.Wanneer een beroep moet worden gedaan op de middelen van de in de artikelen 9 tot en met 14 bedoelde speciale instrumenten, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima.

3.Wanneer gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 208, lid 1,] van Verordening (EU) nr. [xxx/201x] (hierna "het Financieel Reglement" genoemd), wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de in het MFK vastgestelde maxima.

Artikel 3
Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

4.Voor elk van de door het MFK bestreken jaren mag het totaalbedrag van de benodigde kredieten voor betalingen, na jaarlijkse aanpassing en met inachtneming van andere aanpassingen en herzieningen, en het bepaalde in artikel 2, leden 2 en 3, niet tot een hoger afroepingspercentage van de eigen middelen leiden dan het maximum dat is vastgesteld overeenkomstig het geldende besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (hierna "het eigenmiddelenbesluit" genoemd), dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU.

5.Indien nodig worden de in het MFK vastgestelde maxima verlaagd om ervoor te zorgen dat het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen.

Hoofdstuk 2
Aanpassing van het MFK

Artikel 4
Overkoepelende marge voor de betalingen

1.Als onderdeel van de in artikel 5 bedoelde technische aanpassingen wordt het maximum van de betalingskredieten door de Commissie jaarlijks, te beginnen in 2022, voor de jaren 2022-2027 naar boven bijgesteld met een bedrag, gelijk aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het maximum van de betalingskredieten voor het jaar n-1 van het MFK.

2.Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

Artikel 5
Technische aanpassingen

1.Elk jaar verricht de Commissie, voorafgaand aan de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1, de volgende technische aanpassingen van het MFK:

(a)herberekening tegen de prijzen van het jaar n+1, van de maxima en van de totaalbedragen van de kredieten voor vastleggingen en van de kredieten voor betalingen;

(b)berekening van de marge die onder het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft;

(c)berekening van de overkoepelende marge voor betalingen, bedoeld in artikel 4;

(d)berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie), bedoeld in artikel 12;

(e)berekening van de bedragen die beschikbaar moeten worden gesteld voor het flexibiliteitsinstrument op grond van artikel 13, lid 1, tweede alinea;

(f)berekening van het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven bedoeld in artikel 14.

2.De in lid 1 bedoelde technische aanpassingen worden verricht op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar.

3.De Commissie deelt de resultaten van de in lid 1 omschreven technische aanpassingen en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses aan het Europees Parlement en de Raad mee.

4.Onverminderd de artikelen 6, 7 en 8 worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.

Artikel 6
Aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

1.De Commissie beziet in 2024, bij haar technische aanpassingen voor begrotingsjaar 2025, de totale toewijzingen die voor de doelstelling "investeren in groei en werkgelegenheid" in het kader van het cohesiebeleid 2025-2027 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw door de in de desbetreffende basishandeling bepaalde toewijzingsmethode toe te passen op basis van de meest recente statistische gegevens die op dat tijdstip beschikbaar zijn en van de vergelijking, voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt, tussen het voor de periode 2021-2023 geconstateerde gecumuleerd nationaal bbp en het in 2018 geraamde gecumuleerd nationaal bbp. Zij past deze totale toewijzingen aan telkens wanneer er een gecumuleerde afwijking is van meer dan +/- 5 %.

2.De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2025-2027 gespreid en de betrokken maxima van het MFK worden dienovereenkomstig aangepast. De maxima voor de betalingskredieten worden eveneens dienovereenkomstig aangepast om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

3.Het totale netto-effect van de in lid 2 bedoelde aanpassingen, ongeacht of het positief of negatief is, mag niet meer dan 4 miljard EUR bedragen.

Artikel 7
Aanpassingen in verband met maatregelen verbonden aan behoorlijk economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten

Wanneer een schorsing van begrotingsvastleggingen betreffende de fondsen van de Unie overeenkomstig de desbetreffende basishandelingen wordt opgeheven in de context van maatregelen in verband met gezond economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, worden de bedragen van de geschorste vastleggingen naar de volgende jaren overgedragen en worden de desbetreffende maxima van het MFK dienovereenkomstig aangepast.

Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

Artikel 8
Aanpassing naar aanleiding van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer

Indien na 1 januari 2021 nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer worden vastgesteld, worden de toegewezen bedragen die in 2021 niet zijn gebruikt, in gelijke delen naar de jaren 2022 tot en met 2025 overgedragen en worden de betrokken maxima van het MFK dienovereenkomstig aangepast.

Hoofdstuk 3
Speciale instrumenten

Artikel 9
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

1.Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EU) XXXX/XX van het Europees Parlement en de Raad 18 ], mag het jaarlijkse maximumbedrag van 200 miljoen EUR (prijzen van 2018) niet overschrijden.

2.De kredieten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.

Artikel 10
Solidariteitsfonds van de Europese Unie

1.Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad 19 , mag het jaarlijkse maximumbedrag van 600 miljoen EUR (prijzen van 2018) niet overschrijden. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van dat jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het in jaar n niet gebruikte deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

2.In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het Europees Solidariteitsfonds in het jaar waarin de ramp zich voordoet, niet toereikend zijn ter dekking van het noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn.

Artikel 11
Reserve voor noodhulp

1.De reserve voor noodhulp kan worden gebruikt voor een snelle reactie op specifieke dringende behoeften in de Unie of in derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij met name om acties voor noodsteun bij natuurrampen of door mensen veroorzaakte rampen, humanitaire crises, grootschalige bedreigingen voor de gezondheid van mens, dier of plant, en bijzonder nijpende situaties ingevolge migratiestromen aan de buitengrenzen van de Unie, wanneer de omstandigheden zulks vereisen.

2.Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt vastgesteld op 600 miljoen EUR (prijzen van 2018) en kan worden aangewend tot jaar n+1 overeenkomstig het Financieel Reglement. De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag voor jaar n nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat jaar ontstaan.

Niet meer dan de helft van het tot 30 september van elk jaar beschikbare bedrag mag worden gebruikt voor respectievelijk interne of externe acties.

Vanaf 1 oktober mag het resterende deel van het beschikbare bedrag voor interne of externe acties worden gebruikt om de behoeften te dekken die tot het einde van dat jaar ontstaan.

Artikel 12
Overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie)

1.De overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie) die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in het MFK zijn vastgesteld voor de jaren 2022 tot en met 2027, omvat:

(a)de marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingen van het jaar n-1;

(b)vanaf 2023, naast de onder a) bedoelde marges, een bedrag gelijk aan de vrijmakingen van kredieten tijdens jaar n-2, onverminderd artikel 15] van het Financieel Reglement.

2.De overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie) of een deel ervan mogen door het Europees Parlement en de Raad worden gebruikt in het kader van de begrotingsprocedure overeenkomstig artikel 314 VWEU.

Artikel 13
Flexibiliteitsinstrument

Het flexibiliteitsinstrument mag worden gebruikt voor de financiering, voor een gegeven begrotingsjaar, van nauwkeurig bepaalde uitgaven die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd. Voor het flexibiliteitsinstrument wordt, met inachtneming van de tweede alinea, een jaarlijks maximumbedrag bepaald van 1 000 miljoen EUR (prijzen van 2018).

Het beschikbare jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument wordt elk jaar verhoogd met:

(a)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dat in het voorgaande jaar is vervallen;

(b)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie dat in het voorgaande jaar is vervallen, overeenkomstig artikel 10, lid 1;

(c)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor de reserve voor noodhulp dat in het voorgaande jaar is vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2.

De bedragen die overeenkomstig de tweede alinea aan het flexibiliteitsinstrument ter beschikking worden gesteld, worden gebruikt met inachtneming van de voorwaarden van dit artikel.

3.Het ongebruikte deel van het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+3. Het deel van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst gebruikt, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+3 niet is gebruikt, vervalt.

Artikel 14
Marge voor onvoorziene uitgaven

1.Er wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie buiten de maxima van het MFK gevormd als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Deze mag uitsluitend in samenhang met een gewijzigde of jaarlijkse begroting worden aangesproken.

2.De marge voor onvoorziene uitgaven wordt per jaar slechts aangesproken voor een maximumbedrag dat wordt vastgesteld in de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK, en blijft binnen het plafond van de eigen middelen.

3.De uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen worden volledig verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

4.De overeenkomstig lid 3 verrekende middelen mogen niet verder binnen het MFK worden aangewend. Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven mag niet leiden tot overschrijding van de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4
Evaluatie en herziening van het MFK

Artikel 15
Herziening van het MFK

1.Onverminderd artikel 3, lid 2, de artikelen 16 tot en met 20, en artikel 24, kan het MFK in geval van onvoorziene omstandigheden worden herzien met inachtneming van het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen.

2.Als algemene regel worden de in lid 1 bedoelde voorstellen tot herziening van het MFK vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren ingediend en goedgekeurd.

3.Bij een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 worden de mogelijkheden onderzocht voor een herschikking van uitgaven tussen de programma's die onder de rubriek vallen waarop de herziening betrekking heeft, met name op basis van een verwachte onderbesteding van de kredieten.

4.Bij elke herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om een verhoging van het maximum van een rubriek te compenseren met een verlaging van het maximum van een andere rubriek.

5.Bij een herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt een passende verhouding tussen vastleggingen en betalingen gehandhaafd.

Artikel 16
Tussentijdse evaluatie van het MFK

Vóór 1 januari 2024 presenteert de Commissie een evaluatie van de werking van het MFK. Deze evaluatie gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 17
Herziening met betrekking tot de uitvoering

Wanneer de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis stelt van de resultaten van de technische aanpassingen van het MFK, dient zij waar nodig tevens een voorstel in tot herziening van het totale bedrag van de kredieten voor betalingen die zij in het licht van de uitvoering van de begroting nodig acht om een goed beheer van de jaarlijkse maxima voor de betalingskredieten en in het bijzonder de geordende ontwikkeling ervan ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

Artikel 18
Herziening van het MFK in geval van herziening van de Verdragen

Mocht een herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting plaatsvinden, dan wordt het MFK dienovereenkomstig herzien.

Artikel 19
Herziening van het MFK in geval van uitbreiding van de Unie

Indien een of meer nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, wordt het MFK herzien om met de daaruit voortvloeiende uitgaven rekening te houden.

Artikel 20
Herziening van het MFK in geval van hereniging van Cyprus

In geval van hereniging van Cyprus wordt het MFK herzien om rekening te houden met de alomvattende regeling voor de kwestie-Cyprus en de bijkomende financieringsbehoeften die uit de hereniging voortvloeien.

Hoofdstuk 5
Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

Artikel 21
Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

1.Een maximumbedrag van 14 196 miljoen EUR (in prijzen van 2018) wordt voor de grootschalige projecten in het kader van Verordening XXXX/XX van het Europees Parlement en de Raad - ruimtevaartprogramma] 20 uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2021-2027.

2.Een maximumbedrag van 5 406 miljoen EUR (in prijzen van 2018) wordt voor de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2021-2027.

Hoofdstuk 6
Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Artikel 22
Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (hierna "de instellingen" genoemd) nemen maatregelen om de jaarlijkse begrotingsprocedure vlot te doen verlopen.

De instellingen werken tijdens de gehele procedure te goeder trouw samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen. Hierbij maken zij in alle stadia van de procedure gebruik van passende interinstitutionele contacten om de voortgang van de werkzaamheden te monitoren en de mate van overeenstemming te analyseren.

De instellingen zorgen ervoor dat hun respectieve tijdschema's zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd, zodat de besprekingen op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd en leiden tot de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie.

Trialogen kunnen in alle stadia van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst overeenkomstig haar eigen reglement van orde de deelnemers aan elke bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de overige instellingen tijdig in kennis van de voor de bijeenkomsten getroffen regelingen.

Artikel 23
Eenheid van de begroting

De algemene begroting van de Unie omvat alle uitgaven en inkomsten van de Unie en Euratom, overeenkomstig artikel 7] van het Financieel Reglement, inclusief uitgaven ten gevolge van een besluit ter zake dat de Raad met eenparigheid van stemmen vaststelt, na raadpleging van het Europees Parlement, in het kader van artikel 332 VWEU.

Hoofdstuk 7
Slotbepalingen

Artikel 24
Overgang naar het volgend meerjarig financieel kader

Vóór 1 juli 2025 dient de Commissie een voorstel in voor een nieuw meerjarig financieel kader.

Artikel 25
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, ondertekend door het Parlement, de Raad en de Commissie op 29 juni 1988 (PB L 185 van 15.7.1988, blz. 33).
(2)    PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.
(3)    PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(4)    PB L 103 van 22.4.2015, blz. 1.
(5)    PB L 163 van 24.6.2017, blz. 1.
(6)    COM(2018) 323 van 2.5.2018.
(7)    COM(2018) 321 van 2.5.2018.
(8)    COM(2018) 325 van 2.5.2018.
(9)    Tussentijdse evaluatie/herziening van het meerjarig financieel kader 2014-2020: een resultaatgerichte EU-begroting, COM(2016) 603 final van 14.9.2016.
(10)    Verordening (EU) nr. XXX/201X] van het Europees Parlement en de Raad van …] tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L […] van […], blz. […]).
(11)    Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten, PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.
(12)    Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme, PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1.
(13)    COM(2018) 324 van 2.5.2018.
(14)    PB L van , blz. .
(15)    PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.
(16)    PB C […] van […], blz. […].
(17)    Verordening (EU) nr. XXX/201X] van het Europees Parlement en de Raad van …] tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L […] van […], blz. […]).
(18)    PB L van , blz. .
(19)    Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).
(20)    PB C [...] van [...], blz. [...].
Top

Brussel, 2.5.2018

COM(2018) 322 final

BIJLAGE

bij het voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027


BIJLAGE

Tabel van het meerjarig financieel kader

(miljoen EUR - prijzen 2018)

Vastleggingskredieten

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal
2021-2027

1. Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

23 955

23 918

24 203

23 624

23 505

23 644

23 454

166 303

2. Cohesie en waarden

51 444

54 171

56 062

56 600

57 148

59 200

57 349

391 974

Waarvan: Economische, sociale en territoriale samenhang

45 597

46 091

46 650

47 212

47 776

48 348

48 968

330 642

3. Natuurlijke hulpbronnen en milieu

50 323

49 580

48 886

48 097

47 326

46 575

45 836

336 623

Waarvan: Marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

37 976

37 441

36 946

36 346

35 756

35 176

34 606

254 247

4. Migratie en grensbeheer

3 076

4 219

4 414

4 647

4 719

4 846

4 908

30 829

5. Veiligheid en defensie

3 154

3 229

3 183

3 281

3 517

3 743

4 216

24 323

6. Nabuurschap en internationaal beleid

14 765

14 831

15 002

15 290

15 711

16 298

17 032

108 929

7. Europees openbaar bestuur

10 388

10 518

10 705

10 864

10 910

11 052

11 165

75 602

Waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen

8 128

8 201

8 330

8 432

8 412

8 493

8 551

58 547

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

157 105

160 466

162 455

162 403

162 836

165 358

163 960

1 134 583

als % van het bni

1,12 %

1,13 %

1,13 %

1,12 %

1,11 %

1,11 %

1,09 %

1,11 %

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

150 168

151 482

160 631

160 631

160 631

160 631

160 631

1 104 805

als % van het bni

1,07 %

1,07 %

1,12 %

1,10 %

1,09 %

1,08 %

1,07 %

1,08 %

Beschikbare marge

0,22 %

0,22 %

0,17 %

0,19 %

0,20 %

0,21 %

0,22 %

0,21 %

Maximumbedrag eigen middelen als % van het bni

1,29 %

1,29 %

1,29 %

1,29 %

1,29 %

1,29 %

1,29 %

1,29 %

(*) Deze percentages laten het in het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum onverlet.

Top