EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 14.3.2018
COM(2018) 135 final
2018/0063(COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2018) 75 final}
{SWD(2018) 76 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Dit voorstel is een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden ter versterking van de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU). Een meer geïntegreerd financieel stelsel zal de EMU beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om deze doelstellingen te bereiken, moet de EU nu de bankenunie voltooien en alle bouwstenen van een kapitaalmarktenunie aanbrengen. In de mededeling van de Commissie van 11 oktober 2017 wordt een koers uitgezet voor de voltooiing van de bankenunie door tegelijkertijd risicovermindering en risicodeling te bevorderen, als onderdeel van de routekaart ter versterking van de EMU zoals door de Commissie beschreven op 6 december 2017.
Het is essentieel voor de voltooiing van de bankenunie iets te doen aan het grote aantal niet-renderende leningen (non-performing loans, NPL's) en de mogelijke toekomstige toename ervan. Hierdoor zullen de risico's verder dalen en kunnen de banken zich richten op het verstrekken van leningen aan ondernemingen en burgers. NPL's zijn leningen waarbij de kredietnemer niet in staat is de geplande betalingen voor de aflossing van rente of kapitaal te verrichten. Wanneer de betalingen meer dan 90 dagen achterstallig zijn, of de inschatting is dat de lening waarschijnlijk niet door de kredietnemer zal worden terugbetaald, wordt ze als NPL aangemerkt. De financiële crisis en de daaropvolgende recessies hebben geleid tot een wijdverbreider onvermogen van kredietnemers om hun leningen terug te betalen, aangezien steeds meer ondernemingen en mensen met voortdurende betalingsmoeilijkheden of zelfs faillissementen werden geconfronteerd. Dit was met name het geval in lidstaten die langdurige recessies doormaakten. Als gevolg van deze en andere factoren zagen veel banken een toename van NPL's in hun boeken.
De grote NLP-volumes kunnen op twee belangrijke manieren remmend werken op de prestaties van banken. Ten eerste genereren NPL's minder inkomsten voor een bank dan renderende leningen, waardoor de winstgevendheid van de bank afneemt en verliezen kunnen ontstaan die haar kapitaal verminderen. In de ernstigste gevallen kan hierdoor de levensvatbaarheid van een bank in gevaar komen, met alle mogelijke gevolgen van dien voor de financiële stabiliteit. Ten tweede leggen NPL's beslag op een aanzienlijke hoeveelheid personele en financiële middelen van banken. Dit vermindert hun capaciteit om krediet te verstrekken, ook aan kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).
Omdat zij veel meer dan grote ondernemingen op bankleningen aangewezen zijn, hebben met name kmo's onder de verminderde kredietverlening te lijden, en dat heeft weer negatieve gevolgen voor de economische groei en het scheppen van banen. Bankleningen zijn vaak te duur en de leningvolumes aan kmo's hebben in ernstige mate te lijden onder de financiële crisis van 2008, hetgeen de ontwikkeling en groei van kmo's belemmert.
Goed ontwikkelde secundaire markten voor NPL's zijn één van de bouwstenen voor een goed werkende kapitaalmarktenunie (KMU). Een van de belangrijkste doelstellingen van de prioriteit die de Commissie aan de totstandbrenging van de KMU geeft, is te zorgen voor nieuwe bronnen van financiering voor bedrijven in de EU, en met name voor kmo's en snelgroeiende innovatieve ondernemingen. Hoewel het KMU-project erop gericht is ondernemingen in de EU gemakkelijker toegang te geven tot niet-bancaire financiering en deze te diversifiëren, onderkent het ook de belangrijke rol van banken bij de financiering van de economie van de EU. Een van de actielijnen van de KMU is dan ook het verhogen van de capaciteit van banken om kredieten aan ondernemingen te verstrekken, onder meer door de versterking van hun vermogen om waarde te innen via zekerheden die ter dekking van leningen zijn gesteld.
Hoge niveaus van NPL's vergen een brede aanpak. Hoewel de verantwoordelijkheid voor het aanpakken van de hoge niveaus van NPL's in de eerste plaats bij de banken en lidstaten berust, heeft het verminderen van de huidige NPL-volumes ook een duidelijke Uniedimensie, en dit geldt ook voor het voorkomen van buitensporige opeenhoping van NPL's in de toekomst, gezien de onderlinge verwevenheid van het bankstelsel van de EU, en met name dat van de eurozone. Er is meer in het bijzonder sprake van belangrijke potentiële overloopeffecten van lidstaten met hoge NPL-niveaus naar de EU-economie als geheel, in termen van zowel economische groei als financiële stabiliteit.
In het licht van deze EU-dimensie en voortbouwend op de eensgezindheid over het feit dat de reeds door de Commissie aangevatte acties moeten worden voortgezet en uitgebreid, heeft de Raad in juli 2017 zijn goedkeuring gehecht aan een "Actieplan inzake niet-renderende leningen in Europa". Het actieplan ontvouwt een brede aanpak die gericht is op een combinatie van elkaar aanvullende beleidsmaatregelen op vier gebieden: i) bankentoezicht en -regulering, ii) hervorming van de regelingen voor herstructurering, insolventie en schuldinvordering, iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa, en iv) bevordering van de herstructurering van het bankstelsel. Maatregelen op deze gebieden moeten worden genomen op nationaal niveau en, waar passend, op het niveau van de Unie. Sommige maatregelen zullen een sterker effect hebben op de risicobeoordeling door banken bij het initiëren van leningen, andere zullen snelle herkenning en beter beheer van NPL's bevorderen en weer andere zullen de marktwaarde van dergelijke NPL's verhogen. Deze maatregelen versterken elkaar en zouden afzonderlijk niet doeltreffend genoeg zijn.
Dit voorstel en de andere maatregelen die de Commissie als breed pakket voor NPL's indient, alsmede de maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) en de Europese Bankautoriteit (EBA), zijn essentiële onderdelen van deze inspanning. Door verscheidene complementaire maatregelen te combineren, helpt de Commissie een passende omgeving voor banken te creëren om NPL's op hun balans aan te pakken en het risico van toekomstige opeenhoping van NPL's te verminderen.
Het zal voor banken verplicht zijn voldoende middelen te reserveren wanneer nieuwe leningen niet-renderend worden, waarmee passende stimulansen worden gecreëerd om NPL's vroegtijdig aan te pakken en een te grote opeenhoping van NPL's te vermijden.
Als leningen niet-renderend worden, zullen efficiëntere uitwinningsmechanismen voor gedekte leningen banken in staat stellen NPL's aan te pakken, onder voorbehoud van passende waarborgen voor kredietnemers. Mochten de NPL-volumes dan toch nog te hoog worden – zoals momenteel bij sommige banken en in sommige lidstaten het geval is – dan zullen banken ze op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten aan andere marktdeelnemers kunnen verkopen. De toezichthouders zullen hen daarbij begeleiden in het kader van hun bestaande bankspecifieke, zogenaamde pijler 2-bevoegdheden krachtens de verordening kapitaalvereisten (VKV). Wanneer NPL's een aanzienlijk en algemeen probleem zijn geworden, kunnen lidstaten nationale vermogensbeheerders (asset management companies - AMC's) instellen of andere maatregelen treffen in het kader van de huidige staatssteun- en bankafwikkelingsregels.
Dit voorstel zal op twee manieren de toekomstige opeenhoping van NPL's op de balans van banken voorkomen.
Ten eerste zal het voorstel banken helpen NPL's beter te beheren door de efficiëntie van de schuldinvorderingsprocedures te verhogen door middel van een aparte gemeenschappelijke procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden (accelerated extrajudicial collateral enforcement, AECE). In de meeste gevallen pakken banken hun NPL's zelf aan door waarde te innen via een sanering. Een groot deel van de leningen die NPL's worden, is gedekt door zekerheden. Hoewel banken op grond van nationale insolventie- en schuldinvorderingskaders zekerheden kunnen uitwinnen, verloopt het proces vaak traag en onvoorspelbaar. Intussen blijven NPL's op de balansen van banken staan, waardoor de bank aan langdurige onzekerheid blootstaat en haar middelen blokkeert. Hierdoor kan de bank zich niet richten op nieuwe kredietverlening aan levensvatbare klanten. Het voorstel geeft daarom banken en andere tot verstrekking van gedekte leningen gemachtigde entiteiten de beschikking over efficiëntere methoden om hun geld uit gedekte leningen aan zakelijke kredietnemers buiten de rechter om te innen. Deze efficiëntere buitengerechtelijke procedure zou toegankelijk zijn wanneer kredietgever en kredietnemer hierover van tevoren overeenstemming bereiken in de leningsovereenkomst. Zij zal niet van toepassing zijn op consumentenkredieten en is zo opgezet dat procedures voor preventieve herstructurering of insolventieprocedures en de rangorde van schuldeisers bij insolventie onverlet worden gelaten. Herstructurerings- en insolventieprocedures prevaleren boven de in dit voorstel beschreven procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.
Ten tweede zal het voorstel de ontwikkeling van secundaire markten voor NPL's stimuleren. Onder sommige omstandigheden zijn banken wellicht niet in staat om hun NPL's op doeltreffende of doelmatige wijze te beheren. In dergelijke gevallen zullen banken minder waarde van hun leningen innen dan anders mogelijk zou zijn. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen wanneer banken worden geconfronteerd met een grote opeenhoping van NPL's en niet over het personeel of de deskundigheid beschikken om deze naar behoren te servicen. Banken kunnen ook moeite hebben met het beheren van een NPL-portefeuille wanneer de aard van de leningen buiten de kernexpertise van de bank op het gebied van inning valt. In deze gevallen kan de beste optie zijn om ofwel de servicing van deze leningen uit te besteden aan een gespecialiseerde kredietservicer of de kredietovereenkomst te verkopen aan een koper met de nodige risicobereidheid en deskundigheid om deze te beheren. Dit voorstel verwijdert dan ook onnodige belemmeringen voor kredietservicing door derden en de overdracht van kredieten, om secundaire markten voor NPL's verder te ontwikkelen. Het huidige onderling uiteenlopende wetgevingskader voor NPL's in de lidstaten heeft het ontstaan van een doeltreffende secundaire markt voor NPL's belemmerd. Dit voorstel voorziet in een aantal gemeenschappelijk regels waaraan derde kredietservicers zich moeten houden om in de Unie te mogen opereren. Het voorstel bevat gemeenschappelijke normen om te zorgen voor een goede toepassing van en toezicht op deze regels in de gehele Unie, en maakt tegelijkertijd grotere concurrentie tussen servicers mogelijk door de markttoegang in de lidstaten te harmoniseren. Dit zal de toegangskosten voor potentiële leningkopers drukken door de toegankelijkheid te vergroten en de kosten van kredietservicing te verminderen. Bij voorts ongewijzigde omstandigheden zouden meer kopers op de markt moeten leiden tot een meer concurrerende markt met een groter aantal kopers, hetgeen zou leiden tot meer vraag en hogere transactieprijzen.
Dit voorstel vormt een aanvulling op een aantal andere vandaag gepresenteerde maatregelen zoals beschreven in de mededeling van de Commissie "Tweede voortgangsverslag over het terugdringen van niet-renderende leningen in Europa". Om te voorkomen dat voor toekomstige NPL's onvoldoende voorzieningen worden gevormd, dient de Commissie ook een apart voorstel tot wijziging van de verordening kapitaalvereisten (VKV) in met betrekking tot aftrekkingen bij onvoldoende voorzieningen voor niet-renderende blootstellingen. De wijziging voert zogenaamde wettelijke prudentiële achtervangmaatregelen in die de vorm aannemen van minimumniveaus voor voorzieningen en van aftrekkingen van het eigen vermogen waartoe banken zouden moeten overgaan om geleden en verwachte verliezen op nieuwe leningen die achteraf niet-renderend blijken, te dekken. Als onderdeel van het NPL-pakket worden de lidstaten ook niet-bindende aanwijzingen gegeven over de wijze waarop zij, waar nodig, nationale vermogensbeheerders (asset management companies, AMC's) kunnen oprichten met volledige inachtneming van de bank- en staatssteunregels van de EU. De AMC-blauwdruk biedt praktische aanbevelingen voor het vormgeven en oprichten van AMC's op nationaal niveau en bouwt daarbij voort op de beste praktijken uit eerdere ervaringen in de lidstaten.
Deze initiatieven versterken elkaar. De wettelijke prudentiële achtervang garandeert dat kredietverliezen op toekomstige NPL's voldoende gedekt zijn, wat de afwikkeling of verkoop ervan gemakkelijker maakt. De AMC-blauwdruk helpt lidstaten desgewenst bij de herstructurering van hun banken door middel van de oprichting van vermogensbeheerders die zich belasten met NPL's. Bovenop deze effecten komt nog de stimulans om de secundaire markten voor NPL's verder te ontwikkelen, aangezien hierdoor de vraag naar NPL's concurrerender zou worden en hun marktwaarde zou stijgen. Bovendien vermindert versnelde uitwinning van zekerheden als een snel mechanisme voor de inning van zekerheidswaarde de kosten voor de afwikkeling van NPL's. Tegelijkertijd doet het voorstel geen afbreuk aan de talrijke waarborgen voor kredietnemers uit hoofde van Uniewetgeving en nationale wetgeving. Het voert een aantal extra waarborgen in om de mogelijke risico's van de verkoop van consumentenleningen en renderende kredieten te beperken.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel standaardiseert de regelgeving (definitie, vergunning, toezicht, gedragsregels) voor kredietservicers en kredietkopers. Momenteel hebben verschillen in nationale wetgeving en uitvoering in de lidstaten geleid tot een grote verscheidenheid aan bedrijfsmodellen en een ongelijk activiteitenvolume in de lidstaten, waardoor er in sommige lidstaten met hoge NPL-ratio's slechts een zeer beperkt aantal NPL-verkopen plaatsvindt. Kredietinstellingen die kredietportefeuilles met NPL's willen afstoten, hebben dus te maken met een langs nationale grenzen gefragmenteerde beleggersbasis, en kredietservicers ondervinden aanzienlijke moeilijkheden bij het servicen van kredieten met een grensoverschrijdende dimensie (met name grensoverschrijdende inning), en zij kunnen uit grensoverschrijdende activiteiten ook maar weinig schaalvoordelen behalen.
Dit voorstel strookt met artikel 169 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), de secundaire wetgeving en de Unieregels die een hoog niveau van consumentenbescherming op het gebied van financiële diensten beogen. Dit voorstel houdt dan ook in dat consumentenbeschermingsregels van toepassing blijven om hetzelfde niveau van bescherming te waarborgen, ongeacht wie het krediet bezit of servicet en ongeacht de wettelijke regeling die van kracht is in de lidstaat van de kredietkoper of de kredietservicer. Het voorstel verduidelijkt dat de consumentenbescherming, en met name de rechten die de consument krachtens de richtlijn hypothecair krediet, de richtlijn consumentenkrediet en de richtlijn oneerlijke bedingen met betrekking tot een door een kredietinstelling verleend krediet heeft, blijft gelden ongeacht wie het krediet daarna koopt of servicet. Voorts zal de richtlijn hypothecair krediet in die zin worden gewijzigd dat de consument, indien de rechten van de kredietgever aan een derde worden overgedragen, jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, net als in artikel 17 van de richtlijn consumentenkrediet.
Dit voorstel strookt eveneens met de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, waarbij een Europese regeling voor de verstrekking en uitwinning van zekerheden in de vorm van effecten, contanten en kredietvorderingen is ingevoerd. De in dit voorstel beschreven procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden zou niet in botsing komen met zekerheden die onder de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten vallen, aangezien deze procedure de uitwinning van andere soorten zekerheden betreft. Concreet zal dit voorstel doeltreffende buitengerechtelijke procedures beschikbaar maken voor de uitwinning van zekerheden in de vorm van roerende en onroerende activa die ter dekking van leningen door bedrijven en ondernemers worden verstrekt, maar het heeft geen gevolgen voor aangelegenheden die onder de richtlijn betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten vallen.
Dit initiatief zal tevens de volledige verenigbaarheid met krachtens de nationale wet- en regelgeving ingeleide pre-insolventie- en insolventieprocedures waarborgen. Dit geschiedt dankzij het beginsel dat de in dit voorstel beschreven buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden mogelijk zou zijn zolang geen schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht van toepassing is.
Bovendien is dit voorstel geheel verenigbaar met en complementair aan het voorstel van de Commissie betreffende preventieve herstructureringsstelsels (herstructureringsvoorstel), dat maatregelen behelsde om de doeltreffendheid van herstructurerings- en insolventieprocedures te verhogen en te zorgen voor de beschikbaarheid van preventieve herstructureringsprocedures om levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden in staat te stellen insolventie te vermijden. Hoewel het herstructureringsvoorstel beoogt een geharmoniseerd juridisch kader tot stand te brengen voor preventieve herstructurering en een tweede kans voor bedrijven en ondernemers, heeft dit voorstel de verbetering van de doeltreffendheid van procedures voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden als doel. Om te zorgen voor volledige verenigbaarheid met en complementariteit aan het herstructureringsvoorstel, zal de in dit voorstel beschreven buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden mogelijk zijn zolang geen schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen overeenkomstig het herstructureringsvoorstel van toepassing is. Het herstructureringsvoorstel voorziet erin dat voor kredietgevers, met inbegrip van kredietgevers met zekerheden van een onderneming of ondernemer die het voorwerp is van een herstructureringsprocedure, een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt, teneinde de schuldenaar in staat te stellen met de schuldeisers over een herstructureringsplan te onderhandelen en zo insolventie te vermijden.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Meer dan vijf jaar nadat de Europese staatshoofden en regeringsleiders zijn overeengekomen om een bankenunie te creëren, zijn twee pijlers van de bankenunie – gemeenschappelijk toezicht en gemeenschappelijke afwikkeling – opgericht, met als stevige basis een gemeenschappelijk rulebook voor alle EU-instellingen. Hoewel belangrijke vooruitgang is geboekt, moeten verdere stappen worden gezet om de bankenunie te voltooien, waaronder de totstandbrenging van een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie van 17 oktober 2017 en de routekaart die op 6 december werd gepresenteerd als onderdeel van het pakket over de verdieping van de economische en monetaire unie.
Naast het brede pakket hervormingen dat in november 2016 door de Commissie werd voorgesteld (hervormingspakket voor het bankwezen), maken de ontwikkeling van een secundaire markt voor leningen en de verbetering van de bescherming van kredietgevers met zekerheden deel uit van de risicobeperkende maatregelen die nodig zijn om de weerbaarheid van de bankensector verder te versterken en die parallel lopen met de gefaseerde invoering van het Europees depositoverzekeringsstelsel (EDIS). Tegelijk beogen deze maatregelen ervoor te zorgen dat er één rulebook blijft bestaan voor alle instellingen in de EU, ongeacht of ze binnen of buiten de bankenunie staan. De algehele doelstellingen van dit initiatief, zoals hierboven beschreven, zijn volledig consistent en coherent met de fundamentele doelstellingen van de EU om financiële stabiliteit te bevorderen, het risico te verminderen dat bij de afwikkeling van een instelling een beroep moet worden gedaan op ondersteuning van de belastingbetaler en ook de omvang van die ondersteuning te beperken, en tegelijk bij te dragen tot een harmonieuze en duurzame financiering van economische activiteit, die kan leiden tot een hoog niveau van concurrentievermogen en consumentenbescherming.
Dit initiatief is aangekondigd in de mededeling over de tussentijdse evaluatie van het actieplan kapitaalmarktenunie. In die mededeling werd benadrukt dat kapitaalmarkten Europese banken ook kunnen helpen om het hoofd te bieden aan de uitdagingen van NPL's. Benadrukt werd dat beleid dat inzet op het beter laten functioneren van secundaire markten voor NPL's, een cruciaal onderdeel van iedere duurzame oplossing is, en dat het beheer van NPL's ook baat zou hebben bij efficiëntere en beter voorspelbare raamwerken voor de afdwinging van de naleving van leningovereenkomsten die zodanig zijn vormgegeven dat kredietgevers met zekerheden snel waarde kunnen innen.
Een van de doelstellingen van dit voorstel is kredietgevers met zekerheden beter in staat te stellen zekerheidswaarde sneller te innen door middel van procedures voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. Door kredietgevers met zekerheden, waaronder banken, in staat te stellen sneller zekerheidswaarde te innen, zal dit voorstel bijdragen tot meer kredietverlening van banken aan de economie, met name kmo's, tegen een lagere prijs, overeenkomstig de doelstelling van de KMU om de toegang tot financiering voor ondernemingen te vergemakkelijken.
De bepalingen inzake leningservicers en -kopers zorgen voor meer voorspelbaarheid en transparantie op secundaire markten voor NPL's, hetgeen potentiële kopers in staat stelt de prijs van die activa nauwkeuriger te bepalen. Hierdoor kunnen banken hun NPL's aan een ruimere pool beleggers verkopen, hetgeen potentieel kan leiden tot transactieprijzen die een betere afspiegeling zijn van de onderliggende waarde van de activa. Dit zal dan weer leiden tot een opschoning van de balansen, zodat kredietinstellingen meer bereid zullen zijn om nieuw krediet aan de economie te verstrekken.
Het aanpakken van de resterende risico's in de Europese bankensector is van groot belang voor het functioneren en de stabiliteit van deze sector en dus ook voor de economie als geheel. Er is meer in het bijzonder sprake van belangrijke potentiële overloopeffecten van lidstaten met hoge NPL-niveaus naar andere economieën in de EU en de EU als geheel, in termen van zowel economische groei als financiële stabiliteit. Langs nationale grenzen gesegmenteerde NPL-markten met grote verschillen in vergunningsregelingen stroken niet met de doelstelling van de kapitaalmarktenunie.
Dit initiatief laat bestaande waarborgen voor de consument onverlet, ook wanneer de oorspronkelijke kredietgever wordt vervangen door een niet-kredietinstelling. De EU-wetgeving omvat al een aantal maatregelen inzake consumentenbescherming. Het voorstel bepaalt dat zowel kredietkopers als kredietservicers zich moeten houden aan het Unierecht wat betreft de consumentenbescherming die van toepassing was op de oorspronkelijke kredietovereenkomst. Op dezelfde wijze blijven alle in de lidstaat van de consument geldende consumentenbeschermingsregels van toepassing, ongeacht of zij rechtstreeks uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst voorvloeien, dan wel uit andere regels die gelden voor aan consumenten verstrekte kredieten of die verband houden met de algemene in de lidstaat van de consument geldende consumentenbeschermingsregels.
De bovengenoemde waarborgen omvatten ook maatregelen van verplichte of vrijwillige aard voor de bescherming van consumenten in de lidstaat van hun gewone verblijfplaats, met name de formele of informele schuldinvorderingsprocedures die zijn ingevoerd door publieke of private organen die huishoudens met overmatige schuld op inning gericht schuldadvies geven. Voorts laat dit instrument, ten aanzien van de uitoefening van kredietservicingactiviteiten in een grensoverschrijdende context, de geharmoniseerde EU-regels onverlet die het toepasselijke recht, de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, waaronder insolventieprocedures, regelen.
Kredietnemersrechten, rechten inzake de bescherming van persoonsgegevens en nationale civielrechtelijke bepalingen inzake de overdracht van overeenkomsten vallen buiten het toepassingsgebied van dit voorstel. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn moet volledig in overeenstemming zijn met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geeft het Parlement en de Raad de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen. Op grond van artikel 114 VWEU kan de EU niet alleen maatregelen nemen om bestaande belemmeringen voor de instelling en de werking van de interne markt weg te nemen, maar ook om barrières aan te pakken die marktdeelnemers ervan weerhouden om ten volle van de voordelen van die markt te profiteren met name door investeringen in andere lidstaten. Bovendien geeft artikel 53 VWEU het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid richtlijnen vast te stellen inzake de coördinatie van de bepalingen van de lidstaten betreffende economische activiteiten.
Momenteel kunnen kredietkopers en kredietservicers niet van de interne markt profiteren als gevolg van barrières die gezien het ontbreken van een specifiek en coherent regelgevings- en toezichtstelsel zijn opgeworpen door uiteenlopende nationale wetgevingen.
Niet-bancaire kopers van door kredietinstellingen verleend krediet zijn in sommige lidstaten niet gereguleerd, terwijl zij in andere lidstaten aan verschillende eisen moeten voldoen, die soms neerkomen op een volledige bankvergunning. In de praktijk heeft dit geleid tot een situatie waarin de kopers in één lidstaat legaal kunnen werken, maar in andere lidstaten met aanzienlijke obstakels voor het kopen van kredieten worden geconfronteerd. Dit is een reden waarom kopers meestal in een beperkt aantal lidstaten actief zijn, hetgeen heeft geresulteerd in een over het geheel genomen beperkte concurrentie in de interne markt aangezien het aantal geïnteresseerde kopers tamelijk gering blijft, waardoor de ruimte voor en de potentiële omvang van een efficiënte en concurrerende NPL-markt worden beperkt. Met name de markten voor NPL's worden doorgaans gekenmerkt door relatief kleine handelsvolumes en een sterke concentratie in vier landen waarvan er slechts één een kleinere lidstaat is (Italië, Ierland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk). Deze markten worden meestal ook gedomineerd door grote kopers, hetgeen tot op zekere hoogte kan worden verklaard door de hoge barrières, die de toegang verhinderen en de concurrentie verstoren.
Ook kredietservicers hebben te maken met barrières om grensoverschrijdend uit te breiden en hun activiteiten op te schalen. Ten eerste reguleren slechts enkele lidstaten deze activiteit, en zij hanteren daarbij zeer verschillende definities. In de praktijk vormt dit een barrière voor de ontwikkeling van uitbreidingsstrategieën via secundaire vestiging of grensoverschrijdende dienstverlening in de interne markt. Ten tweede zijn in een aanzienlijk aantal lidstaten vergunningen vereist voor sommige van de activiteiten die deze kredietservicers verrichten. Voor deze vergunningen moet aan verschillende vereisten worden voldaan, en zij voorzien niet in de mogelijkheid van grensoverschrijdende opschaling. Ten slotte is in sommige gevallen een plaatselijke vestiging wettelijk verplicht, hetgeen op zichzelf de uitoefening van de fundamentele vrijheid van het verrichten van grensoverschrijdende diensten al onmogelijk maakt.
Bovendien hebben de barrières die verhinderen dat kredietservicers grensoverschrijdend opereren, indirect gevolgen voor de potentiële kopers, die wellicht niet tot een nationale markt toe kunnen treden en kredieten van kredietinstellingen kunnen kopen als zij de servicing vervolgens niet kunnen uitbesteden aan andere entiteiten dan de bank waarvan zij de kredietovereenkomst hebben verworven, of geen gebruik kunnen maken van de diensten van kredietservicers uit andere EU-lidstaten.
De grote verschillen in reguleringsnormen tussen de lidstaten dragen bij tot marktfragmentatie, die het vrije verkeer van kapitaal en diensten in de EU beperkt, tot onvoldoende concurrentie leidt en de ontwikkeling van een goed werkende secundaire markt voor bankkredieten vertraagt. Beperkte deelname van beleggers en servicers houdt zwakke concurrentiedruk op beide markten in (die voor het kopen en die voor het servicen van kredieten). Dit heeft tot gevolg dat kredietservicers de kopers voor hun diensten hoge vergoedingen vragen en dat banken slechts lage prijzen krijgen wanneer zij hun NPL's aan niet-bancaire beleggers verkopen, hetgeen banken minder stimuleert om hun grote aantal NPL's van de hand te doen.
Kredietgevers die gedekte leningen toekennen aan bedrijven en ondernemers, beschikken niet in alle lidstaten over snelle en doeltreffende procedures voor de buitengerechtelijke afdwinging van terugbetaling van de lening bij wanbetaling van de zakelijke kredietnemer. Wanneer dergelijke procedures beschikbaar zijn, zou het risico van opeenhoping van NPL's bij banken afnemen.
Om waarde te innen uit zekerheden die een kredietnemer in een andere lidstaat heeft gesteld, moet de kredietgever regels volgen die verschillen van de regels van zijn lidstaat van herkomst en waarvan de doelmatigheid hem onbekend is. De kredietgever kan momenteel niet samen met de kredietnemer kiezen voor een voor alle lidstaten gemeenschappelijke procedure. Hierdoor ontstaan kosten in verband met juridisch advies en kunnen uitwinningsprocedures langer duren en inningspercentages lager uitvallen. Het vooruitzicht om minder of in het slechtste geval niets van een gedekte lening te innen bij wanbetaling van de schuldenaar, kan leninggevers ervan afhouden grensoverschrijdende leningen te verstrekken, of het kan de prijs van leningen voor bedrijven opdrijven. Een en ander schrikt kredietnemers dan weer af die zich tot kredietgevers in andere lidstaten willen wenden. Dit belemmert het vrije verkeer van kapitaal en heeft een rechtstreeks effect op de werking van de interne markt. Er is onbenut KMU-potentieel voor het verstrekken van financiering aan bedrijven, en met name kmo's, die in hoge mate zijn aangewezen op bankkredieten.
Op soortgelijke wijze zullen beleggers die overwegen NPL-portefeuilles te kopen, rekening houden met mogelijke juridische onzekerheden bij het innen van waarde uit aan deze leningen verbonden zekerheden, en als grensoverschrijdende inning van waarde moeilijker is of gepaard gaat met rechtsonzekerheid, dan zal dit negatief doorwerken op de prijs en dus op de kans voor banken om portefeuilles aan beleggers uit andere lidstaten te verkopen voor een prijs die zo dicht mogelijk bij de prijs ligt van de door de banken gevormde voorziening voor deze leningen.
De huidige fragmentatie werkt door in verschillende financieringsmogelijkheden voor bedrijven, aangezien bankleningen in mindere mate beschikbaar zijn voor bedrijven, en met name kmo's, in lidstaten zonder efficiënte procedures voor de inning van waarde uit gedekte leningen.
De totstandbrenging van een kader voor efficiënte procedures voor buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden zou ervoor zorgen dat kredietgevers met zekerheden in alle lidstaten profiteren van een afzonderlijk gemeenschappelijk instrument om snel waarde uit een gedekte lening te innen wanneer een zakelijke kredietnemer de lening niet terugbetaalt. Dit moet meer grensoverschrijdende kredietverlening stimuleren door de onzekerheid over de uitkomst van de uitwinningsprocedure (bijv. inningspercentage en -duur) bij grensoverschrijdende transacties te reduceren.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Volgens artikel 4 VWEU moet het optreden van de EU voor de voltooiing van de interne markt worden beoordeeld in het licht van het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Er moet worden nagegaan of de doelstellingen van het voorstel niet door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt in het kader van hun nationale rechtsstelsels en, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter op EU-niveau kunnen worden bereikt.
Sinds de financiële crisis van 2008 heeft het tot voor kort toenemende aantal NPL's gezorgd voor een slechtere marktperceptie van de Europese banksector als geheel en zelfs een negatieve afstraling op de hele EU gehad. Deze factoren zijn zelfs nog belangrijker geworden in de context van de bankenunie. Enkele lidstaten zijn de laatste jaren actief opgetreden om het grote aantal NPL's aan te pakken, in de meeste gevallen gestimuleerd door een economisch aanpassingsprogramma van de EU/het IMF.
Hoewel de lidstaten de ernst van het NPL-probleem onderkennen, hebben de meeste tot dusver geen doeltreffende maatregelen genomen om de "vraagzijde" van NPL-overdrachten aan te pakken. De lidstaten die het kopen en servicen van kredieten wel hebben gereguleerd, hebben dit gedaan zonder rekening te houden met grensoverschrijdende situaties. Dit heeft tot onvoldoende concurrentie op de markt geleid. Deze markten zijn gefragmenteerd door de uiteenlopende benaderingen van de lidstaten en hun verschillende interpretaties van met name kredietservicingactiviteiten. De doelstellingen kunnen dus niet worden bereikt door individueel optreden van de lidstaten.
De diensten van de Commissie monitoren de markt reeds een aantal jaren en onderkennen toenemende divergentie en verergering van problemen die ingrijpen op EU-niveau rechtvaardigen. Uit via studies en openbare raadplegingen vergaarde informatie blijkt dat een herstel van de economische groei niet voldoende was om de hoeveelheid NPL's te verminderen, aangezien de financiële gezondheid van banken, de kredietverlening door banken en de algemene economische groeivooruitzichten hier nog steeds onder gebukt gaan. Tot dusver is in de lidstaten geen poging tot coördinatie van de regels voor kopers en servicers van bankkredieten ondernomen. Met actie van de lidstaten kunnen alleen hun eigen nationale marktvoorwaarden worden geremedieerd, wat niet zou volstaan om de negatieve impact op de werking van de eengemaakte markt te verminderen.
Door te voorzien in een kader op EU-niveau zou worden gezorgd voor uniforme toegangsvoorwaarden voor kredietkopers en -servicers en een paspoort voor het verrichten van hun activiteiten in de gehele eengemaakte markt. Dit zou met name leiden tot meer concurrentie tussen potentiële beleggers in bankleningen, en het zou banken in staat stellen deze tegen concurrerendere prijzen te verkopen. Hierdoor zouden banken dan weer hun blootstelling aan leningen die niet-renderend zijn geworden kunnen verminderen en de vrijgekomen middelen kunnen inzetten voor nieuwe kredietverlening aan de economie. Tegelijkertijd zouden de waarborgen voor consumenten ervoor zorgen dat het niveau van consumentenbescherming in de gehele Unie gehandhaafd blijft wanneer oorspronkelijk door kredietinstellingen verstrekte consumentenleningen worden verkocht en geservicet.
Op soortgelijke wijze hebben lidstaten die reeds buitengerechtelijke uitwinningsprocedures hebben ingevoerd, nationale regels vastgesteld op gronden die voornamelijk verband houden met binnenlandse overwegingen. De procedures voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden bestaan in sommige gevallen al lang en stimuleren niet noodzakelijkerwijs grensoverschrijdende transacties. Gezien de verschillen in efficiëntie van bestaande nationale procedures en het ontbreken van dergelijke procedures in sommige lidstaten, is het doel om in de hele EU doeltreffende systemen beschikbaar te maken en ervoor te zorgen dat banken of andere ondernemingen die in alle lidstaten krediet mogen verstrekken, een dergelijke procedure kunnen gebruiken. Gezien de inherente banden tussen de uitwinning van zekerheden en het burgerlijk, eigendoms-, handels-, pre-insolventie-, insolventie- en publiekrecht van de lidstaten, moeten de voorgenomen regels voor dit afzonderlijke gemeenschappelijke buitengerechtelijke mechanisme voor de uitwinning van zekerheden kunnen worden uitgevoerd op een wijze die verenigbaar is met het recht van de lidstaten op deze terreinen. De onderstaande bepalingen voorzien derhalve in een aanvullend gemeenschappelijk mechanisme, zodat de lidstaten niets hoeven te veranderen aan hun nationale buitengerechtelijke uitwinningsstelsels voor zover deze bestaan voor de soort zekerheden waarop dit voorstel betrekking heeft. AECE is ontworpen als een afzonderlijk mechanisme om ervoor te zorgen dat kredietgever en zakelijke kredietnemer contractueel een buitengerechtelijk uitwinningsmechanisme overeen kunnen komen voor roerende en onroerende activa die als zekerheid worden gesteld.
Deze doelstellingen kunnen beter op EU-niveau worden verwezenlijkt.
•Evenredigheid
Op grond van het evenredigheidsbeginsel gaan de inhoud en de vorm van het optreden van de EU niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.
Dit voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om markttoegang en grensoverschrijdende ontwikkeling te stimuleren, aangezien het de bepalingen van nationaal recht inzake de daadwerkelijke overdracht van de rechten van de kredietgever, of andere geldende regels inzake procedures voor preventieve herstructurering of insolventieprocedures, onverlet laat.
De onderstaande bepalingen voeren een regelgevingssysteem in dat in die zin evenredig is dat het voorwaarden creëert die voldoende bindend zijn om op doeltreffende wijze de doelstellingen te verwezenlijken en tegelijkertijd de lidstaten maximale flexibiliteit geeft om nationale bepalingen ter bescherming van de rechten en verweermiddelen van kredietnemers te handhaven.
Bovendien houdt dit voorstel rekening met de behoefte aan meer waarborgen wat consumentenkredieten betreft, zonder afbreuk te doen aan bestaande consumentenbeschermingsregels. Rekening houdend met deze gerechtvaardigde punten van zorg, voert het voorstel de vereiste in dat consumentenleningenkopers uit derde landen gebruikmaken van de diensten van kredietservicers met een vergunning, die zijn onderworpen aan de vereisten van deze richtlijn en aan toezicht in de EU door de bevoegde nationale autoriteiten. Evenzo tracht het beoogde mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden een evenwicht te vinden tussen de belangen van de kredietgever en de zakelijke kredietnemer. Het is niet beschikbaar voor de afdwinging van de terugbetaling van leningen aan consumenten, en zelfs bij bedrijfseigenaren is het niet beschikbaar om een zekerheid uit te winnen die bestaat uit de hoofdwoning van de zakelijke kredietnemer. Wanneer de zakelijke kredietnemer het grootste deel (85 %) van het krachtens de kredietovereenkomst uitstaande bedrag al heeft terugbetaald, moet hij meer tijd krijgen om de betaling te verrichten voordat de zekerheid kan worden uitgewonnen.
Het gekozen rechtsinstrument, een richtlijn, is toegesneden op de verwezenlijking van de doelstellingen van de totstandbrenging van een gelijk speelveld tussen kredietgevers met zekerheden wat betreft hun vermogen om met de kredietnemer een buitengerechtelijke procedure voor de inning van zekerheidswaarde overeen te komen teneinde de financiële stabiliteit te garanderen en de financieringsmogelijkheden voor bedrijven te vergroten.
•Keuze van het instrument
Er wordt voor een richtlijn gekozen om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan door de lidstaten kunnen worden omgezet op een wijze die strookt met bestaande privaat- en publiekrechtelijke bepalingen, gezien de vele verbanden met het burgerlijk, handels-, eigendoms- en insolventierecht. Artikel 53 VWEU, een van de rechtsgronden van dit voorstel, voorziet alleen in de vaststelling van een richtlijn.
Bovendien lijkt een richtlijn het geschikte instrument gezien de noodzaak om voor administratieve samenwerking te zorgen en tegelijkertijd rekening te houden met de verscheidenheid aan toezichtmodellen die momenteel in de lidstaten bestaan met betrekking tot de activiteiten die onder dit voorstel vallen.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Controle van de resultaatgerichtheid is niet van toepassing omdat deze materie tot dusver uitsluitend op nationaal niveau werd gereguleerd.
•Raadpleging van belanghebbenden
De diensten van de Commissie hebben een speciale openbare raadpleging over de ontwikkeling van secundaire markten voor niet-renderende leningen en de bescherming van kredietgevers met zekerheden tegen wanbetaling van kredietnemers gehouden. De respons op deze openbare raadpleging heeft voldoende kwalitatief bewijs ter ondersteuning van een effectbeoordeling opgeleverd.
De bij de raadpleging gekregen feedback is in hoge mate in dit voorstel verwerkt.
In het voorstel is ook rekening gehouden met de feedback van de door de diensten van de Commissie geraadpleegde deskundigengroep over versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. Het voorstel is een evenredigere manier om de beleidsdoelstelling te verwezenlijken in vergelijking met een volledige harmonisatie door middel van de totstandbrenging van een nieuw zekerheidsrecht, zoals oorspronkelijk was voorzien in de openbare raadpleging.
De overgrote meerderheid van de antwoorden op de openbare raadpleging bevestigt dat de huidige omvang, liquiditeit en structuur van secundaire markten voor NPL's in de EU een belemmering vormen voor het beheer en de afwikkeling van NPL's in de EU.
Voor een duidelijke meerderheid van de respondenten die zich hierover uitspreken, vormen verschillen tussen nationale regels inzake NPL-verkopen een daadwerkelijke belemmering voor de ontwikkeling van NPL-markten. Wat betreft de aard van de belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten noemen de meeste respondenten het rechtskader, de insolventieregels en lokale praktijken. Sommige belanghebbenden vragen om aanvullende regels om de bescherming van consumenten/schuldenaren te waarborgen, terwijl anderen vinden dat de huidige regels volstaan en moeten worden aangehouden. Een ruime meerderheid is voorstander van een EU-kader voor leningservicers. Bijna alle respondenten die voorstander zijn van een EU-kader voor leningservicers, pleiten ervoor dat het een vergunningstelsel moet omvatten, en ongeveer de helft stelt voor dat het kader het toezicht op leningservicers regelt.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel berust op uitgebreid onderzoek, externe studies, gerichte raadplegingen, gesprekken en andere bronnen.
Verschillende Europese en internationale organisaties hebben analytische verslagen gepubliceerd die voortbouwen op onderzoeksworkshops en raadplegingen met belanghebbenden (ESRB, EBA, GTM, ECB en IMF). De diensten van de Commissie hebben met name kunnen voortbouwen op het verslag van een speciale subgroep inzake niet-renderende leningen van het Comité financiële diensten van de Raad, en op onderzoek door adviesbureaus, academici en denktanks. Medio 2017 werd naar aanleiding van het actieplan van de Raad een deskundigengroep met lidstaten en EU-instellingen opgericht.
Het voorstel berust ook op gerichte verzoeken om inlichtingen aan de ministeries van Justitie van de lidstaten en juridische deskundigen, en verschillende ontmoetingen met nationale deskundigen uit de lidstaten. Voor het verzamelen van informatie zijn ook bijeenkomsten met belanghebbenden gehouden en academische onderzoekspapers bestudeerd.
•Effectbeoordeling
De belangrijkste economische en sociale effecten zijn onderzocht in twee effectbeoordelingen waarvan dit voorstel vergezeld gaat.
De eerste effectbeoordeling had betrekking op de situatie van kredietkopers en kredietservicers. Zij beschrijft het basisscenario en vergelijkt het met drie mogelijke opties voor de verlaging van toegangsdrempels voor leningkopers en leningservicers. Het basisscenario betekent dat in sommige lidstaten specifieke toegangsdrempels blijven bestaan en gedragsregels blijven gelden die de toegang van beleggers en het opbouwen van relaties tussen belegger en leningservicer ontmoedigen. Op basis van de in de lidstaten geldende rechtsregels en een discussie over de beste regelgevende praktijken werden drie opties onderzocht om de markttoegang te vergemakkelijken en te harmoniseren: niet-bindende gemeenschappelijke beginselen op hoog niveau die de grootste barrières aanpakken, bindende gemeenschappelijke normen die via paspoortgebruik grensoverschrijdende activiteiten mogelijk maken of één bindend single rulebook met paspoorten. Volgens de analyse van de effectbeoordeling zijn de laatste twee opties even efficiënt, maar is de optie van de bindende gemeenschappelijke normen evenrediger om de doelstelling te bereiken, ook in het licht van de zeer uiteenlopende bepalingen inzake kredietoverdrachten en kredietnemersrechten in de lidstaten, die misschien nationale beoordelingsruimte vergen.
De effectbeoordeling werd op 8 december 2017 bij de Raad voor regelgevingstoetsing (hierna "RSB" genoemd) ingediend. De RSB heeft een negatief advies uitgebracht over de effectbeoordeling en een aantal aanbevelingen voor verbeteringen gedaan. Het document werd dienovereenkomstig herzien en op 29 januari 2018 opnieuw ingediend. Op 13 februari 2018 heeft de RSB een positief advies uitgebracht.
De belangrijkste wijzigingen die in de effectbeoordeling zijn aangebracht om rekening te houden met de opmerkingen van de RSB waren de volgende:
Voor alle drie wetgevingsvoorstellen inzake NPL's werd een gemeenschappelijke inleiding opgenomen. Hierin wordt de NPL-kwestie in een bredere context uiteengezet en wordt nader ingegaan op de verbanden tussen de diverse initiatieven in het NPL-actieplan.
Verschillen in kredietnemersrechten werden als oorzaak van problemen geïdentificeerd, en er werden discussies opgenomen over de wisselwerking hiervan met de vergunningsregeling voor NPL-beleggers en leningservicers. Dit werd ook meegenomen in de discussie over de algemene impact van het initiatief.
De concrete bepalingen werden nader uitgewerkt, inclusief een beschrijving van de mogelijke reikwijdte ervan en een discussie over beste praktijken en hoe ze kunnen worden gecombineerd tot een samenhangend regelgevingskader. Verduidelijkt werd dat onder leningverkopen zowel renderende als niet-renderende leningen vallen.
Naar aanleiding van de aanbevelingen in het tweede advies van de RSB werden de volgende wijzigingen aangebracht:
Het aantal voorkeursopties werd verkleind en de link naar concrete bepalingen die dit meebrengt, werd nader beschreven.
Het aantal monitoringindicatoren werd uitgebreid tot het gedrag van leningservicers en NPL-kopers met betrekking tot kredietnemersrechten en toezichthouders.
De tweede effectbeoordeling had betrekking op de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. Hierin werden vier beleidsopties in kaart gebracht en onderzocht. De eerste optie betrof niet-regelgevende maatregelen op basis van bestaande internationale initiatieven ter harmonisatie van de procedures voor buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden, waarbij de Commissie de lidstaten zou aanbevelen dergelijke procedures in te voeren. De tweede optie, die de voorkeur kreeg, onderzocht de mogelijkheid en de merites van een minimale harmonisatie van een procedure voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden in de hele EU, zodat banken in alle lidstaten over een efficiënte procedure voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden beschikken. De derde optie betrof de invoering van een nieuwe zekerheid met een volledig geharmoniseerde buitengerechtelijke uitwinningsprocedure. De vierde optie, die in een vroeg stadium werd verworpen, overwoog via een alternatieve regeling een buitengerechtelijk uitwinningsmechanisme voor de hele Unie tot stand te brengen.
Het voorstel ontving op 12 januari 2018 een positief advies van de RSB wat betreft de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.
Zoals door de RSB voorgesteld, werd de effectbeoordeling gewijzigd door de beschrijving van de effecten van het voorstel op de nationale wetgeving van de lidstaten op te nemen.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Een geharmoniseerd vergunningskader vermindert de administratieve kosten in de hele EU en geeft kredietservicers de mogelijkheid hun activiteiten in verschillende lidstaten op te schalen door het paspoort te gebruiken.
•Grondrechten
Het voorstel respecteert de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op een eerlijk proces, het recht op bescherming van persoonsgegevens en consumentenbescherming.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit wetgevingsvoorstel brengt geen kosten voor de begroting van de Europese Unie mee.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Vijf jaar na de tenuitvoerlegging van de maatregel is een evaluatie gepland overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie. De doelstelling van de evaluatie zal onder meer zijn na te gaan hoe effectief en efficiënt de maatregel qua verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen is geweest, en te beslissen of nieuwe maatregelen of wijzigingen noodzakelijk zijn. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van dit verslag.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Gezien de verscheidenheid van nationale rechts- en toezichtstelsels en de behoefte aan een consistente tenuitvoerlegging van de richtlijn, dient de kennisgeving van de omzettingsmaatregelen van de lidstaten vergezeld te gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van de richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
•Artikelsgewijze toelichting
Titel I omvat het onderwerp, het toepassingsgebied en de definities.
Deze richtlijn is van toepassing op kopers en servicers van krediet dat oorspronkelijk werd verleend door een kredietinstelling of haar dochterondernemingen, ongeacht het soort kredietnemer. Deze richtlijn is niet van toepassing op de aankoop en servicing van een kredietovereenkomst door een kredietinstelling en haar dochterondernemingen in de EU of op de aankoop en servicing van kredietovereenkomsten die zijn gesloten door andere kredietgevers dan kredietinstellingen en hun dochterondernemingen.
Wat betreft de versnelde procedure voor de buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden, is deze richtlijn van toepassing op kredietovereenkomsten die tussen kredietgevers, voornamelijk banken, en kredietnemers voor hun handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten zijn gesloten en die worden gedekt door roerende en onroerende activa die eigendom zijn van de kredietnemer en die als zekerheid zijn verpand aan een kredietgever om de terugbetaling van een lening te garanderen. Door het toepassingsgebied te beperken tot bedrijfsleningen, kunnen negatieve gevolgen voor consumenten en huishoudens worden vermeden. Zelfs voor zakelijke kredietnemers zal de hoofdwoning van de bedrijfseigenaar uit sociale overwegingen buiten schot blijven.
Artikel 3 geeft de definities die in deze richtlijn worden gebruikt.
Titel II stelt een kader vast voor servicers van kredietovereenkomsten die zijn gesloten door kredietinstellingen.
Hoofdstuk I bevat de regels voor vergunningverlening aan kredietservicers.
Artikel 5 bevat de maximale vereisten waaraan kredietservicers moeten voldoen om in hun lidstaat van herkomst een vergunning te krijgen.
Artikel 6 beschrijft de procedures voor de vergunningverlening en artikel 7 de gevallen waarin de vergunning kan worden ingetrokken.
Artikel 8 voert de verplichting in om in elke lidstaat een openbaar register van kredietservicers met vergunning op te stellen.
Artikel 9 bevat de vereiste dat de relatie tussen een kredietservicer en een kredietgever berust op een schriftelijke overeenkomst die onder meer een duidelijke verwijzing inhoudt naar de verplichting om het op de kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht en nationale recht in acht te nemen. Bovendien is de kredietservicer verplicht de administratie gedurende een periode van 10 jaar te bewaren, zodat de bevoegde autoriteiten er toegang toe kunnen krijgen.
Artikel 10 bepaalt dat kredietservicers, wanneer zij activiteiten uitbesteden, volledig verantwoordelijk blijven voor de inachtneming van alle verplichtingen volgens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
Hoofdstuk II heeft betrekking op het grensoverschrijdend aanbieden van kredietservicing.
Artikel 11 verplicht de lidstaten ertoe de vrijheid van dienstverlening in de Unie te waarborgen voor kredietservicers met een vergunning. Daartoe bevat de richtlijn specifieke bepalingen betreffende procedures en communicatie tussen de autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.
Artikel 12 voorziet in specifieke regels voor het toezicht op grensoverschrijdende kredietservicers, door de lasten van het toezicht te delen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst.
Titel III heeft betrekking op kredietkopers.
Artikel 13 bepaalt dat kredietgevers een kredietkoper voor het aangaan van een overeenkomst alle nodige informatie verstrekken, met inachtneming van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens. Wanneer de eerste overdracht van het krediet plaatsvindt van een kredietinstelling aan een koper die geen kredietinstelling is, wordt de toezichthouder van de kredietinstelling daarvan in kennis gesteld.
Artikel 14 verplicht kredietinstellingen tot het gebruik van door de Europese Bankautoriteit verstrekte gegevensnormen.
Artikel 15 legt in de Unie gevestigde vertegenwoordigers van niet in de Unie gevestigde kredietkopers de verplichting op om een kredietservicer met een vergunning of een in de Unie gevestigde kredietinstelling te gebruiken in geval van met consumenten gesloten kredietovereenkomsten.
Artikel 16 bevat de regels volgens welke kredietkopers de bevoegde autoriteiten in kennis stellen over het servicen van het gekochte krediet.
Artikel 17 bevat een regel waarbij, wanneer de kredietovereenkomst wordt overgedragen, de koper uit een derde land een in de Unie gevestigde vertegenwoordiger aanwijst. Deze vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die deze richtlijn aan kredietkopers oplegt.
Artikel 18 stelt de regels vast inzake de rechtstreekse afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst door de kredietkoper en de verplichtingen inzake informatieverstrekking door de kredietkopers en de bevoegde autoriteiten.
Artikel 19 verplicht de kredietkoper tot informatieverstrekking wanneer hij de kredietovereenkomst overdraagt.
Titel IV heeft betrekking op het toezicht door de bevoegde autoriteiten.
Artikel 20 bevat verplichtingen inzake de voortdurende naleving van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en de aanwijzing van bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de functies en taken krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
Artikel 21 regelt de toezichtbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten, terwijl artikel 22 voorziet in regels inzake administratieve sancties en remediërende maatregelen.
Titel V voert een kader voor versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden in, dat bestaat uit een instrument dat op vrijwillige basis door de kredietgever met zekerheden en de zakelijke kredietnemer wordt overeengekomen en waarvan de kredietgever gebruik mag maken zodra aan de voorwaarden van artikel 23 is voldaan.
Artikel 24 verplicht de lidstaten ertoe over ten minste één procedure te beschikken die kan worden gebruikt voor het in dit voorstel beschreven mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. De lidstaten kunnen kiezen tussen procedures voor openbare veiling en onderhandse verkoop, die gangbaar zijn voor de executie van zekerheden. Wanneer het nationale recht de procedure van toe-eigening van het actief kent, mag deze procedure ook worden gebruikt voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. De lidstaten mogen zelf beslissen welke uitwinningsprocedure zij aan kredietgevers ter beschikking stellen, gezien de vele verbanden van de uitwinning van zekerheden met het privaat- en publiekrecht, met name afhankelijk van het soort zekerheidsrecht dat wordt gebruikt ter waarborging van de zekerheid.
Artikel 28 geeft de kredietnemer het recht om het gebruik van deze procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden aan te vechten bij de nationale rechter.
Ter bescherming van de kredietnemer legt artikel 29 de kredietgever de verplichting op om de zakelijke kredietnemer, wanneer via deze procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden een veel hoger bedrag wordt geïnd dan de uitstaande schuld, een eventueel positief saldo uit te betalen tussen de opbrengst van de verkoop van het actief (via openbare veiling of onderhandse verkoop) en de uitstaande som van het door zekerheden gedekte krediet. In geval van toe-eigening is het passend dat de kredietgever de kredietnemer een positief saldo tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de taxatie van het actief uitbetaalt.
Artikel 32 beoogt ervoor te zorgen dat deze procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden volledig strookt met en complementair is aan pre-insolventie- of insolventieprocedures die overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten zijn ingeleid. Artikel 32 beoogt er tevens voor te zorgen dat deze procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden volledig strookt met en complementair is aan het herstructureringsvoorstel, door te stellen dat voor kredietgevers, inclusief kredietgevers met zekerheden van een onderneming of ondernemer die het voorwerp is van een herstructureringsprocedure, een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt.
Artikel 33 verplicht de lidstaten en, in geval van kredietinstellingen, de toezichthouders van kredietinstellingen ertoe, op jaarbasis gegevens te verzamelen over het aantal door zekerheden gedekte leningen ten aanzien waarvan een buitengerechtelijke uitwinningsprocedure plaatsvindt, de inningstermijn en het inningspercentage, en deze gegevens jaarlijks aan de Commissie mede te delen.
Titel VI voorziet in artikel 34 in specifieke waarborgen voor consumenten in geval van wijziging van de kredietovereenkomst en regelt in artikel 35 de omgang met klachten door de kredietservicer en de bevoegde autoriteiten.
Artikel 36 bevestigt de inachtneming van de regels voor de bescherming van persoonsgegevens.
Artikel 37 voorziet in een algemene verplichting tot administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.
Titel VII bevat in artikel 38 een wijziging van de richtlijn hypothecair krediet die inhoudt dat de consument, in geval van een overdracht van een onder die richtlijn vallend consumentenkrediet, jegens de kredietkoper de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, en dat de consument van de overdracht in kennis moet worden gesteld.
Titel VIII bevat slotbepalingen over de oprichting van een comité dat de Commissie zal bijstaan, de evaluatie, de uiterste omzettingsdatum, de inwerkingtreding en de adressaten
2018/0063 (COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
inzake kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 53 en 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De uitwerking van een alomvattende strategie voor het aanpakken van niet-renderende leningen (hierna "NPL's" genoemd) is een prioriteit voor de Unie. Hoewel het aanpakken van NPL's in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van kredietinstellingen en lidstaten is, heeft het verminderen van de huidige NLP-volumes ook een duidelijke Uniedimensie, en dit geldt ook voor het voorkomen van buitensporige opeenhoping van NPL's in de toekomst. Gezien de onderlinge verwevenheid van de bancaire en financiële stelsels in de Unie, waar kredietinstellingen in verschillende rechtsgebieden en lidstaten actief zijn, is er aanzienlijk potentieel voor overloopeffecten tussen de lidstaten en de Unie als geheel, qua economische groei en financiële stabiliteit.
(2)Een geïntegreerd financieel stelsel zal de EMU beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om deze doelstellingen te bereiken, moet de Unie nu de bankenunie voltooien en de kapitaalmarktenunie (KMU) verder ontwikkelen. Het aanpakken van de hoge niveaus van NPL's en de mogelijke toekomstige opeenhoping ervan is essentieel voor de voltooiing van de bankenunie, aangezien het cruciaal is voor de waarborging van de concurrentie in de banksector, het behoud van de financiële stabiliteit en het stimuleren van kredietverlening met het oog op het scheppen van banen en groei in de Unie.
(3)In juli 2017 heeft de Raad in zijn "Actieplan voor de aanpak van niet-renderende leningen in Europa" diverse instellingen opgeroepen passende maatregelen te nemen om het grote aantal NPL's in de Unie verder aan te pakken. Het actieplan ontvouwt een brede aanpak die gericht is op een combinatie van elkaar aanvullende beleidsmaatregelen op vier gebieden: i) bankentoezicht en -regulering, ii) hervorming van de kaders voor herstructurering, insolventie en schuldinvordering, iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa, en iv) bevordering van de herstructurering van het bankstelsel. Maatregelen op deze gebieden moeten worden genomen op nationaal niveau en, waar passend, op het niveau van de Unie. De Commissie heeft een soortgelijk voornemen aangekondigd in haar "Mededeling over de voltooiing van de bankenunie" van 11 oktober 2017, waarin werd gepleit voor een uitgebreid pakket maatregelen om NPL's in de Unie aan te pakken.
(4)Deze richtlijn zal, in combinatie met andere maatregelen die de Commissie voorstelt en de maatregelen van de ECB in de context van het bankentoezicht via het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (GTM) en van de Europese Bankautoriteit, de juiste omgeving voor kredietinstellingen creëren om de NPL's op hun balans aan te pakken, en zal het risico van opeenhoping van NPL's in de toekomst verminderen.
(5)Het zal voor kredietinstellingen verplicht zijn voldoende middelen te reserveren wanneer nieuwe leningen niet-renderend worden, waarmee passende stimulansen moeten worden gecreëerd om NPL's vroegtijdig aan te pakken en een te grote opeenhoping van NPL's te vermijden. Wanneer leningen niet-renderend worden, zouden efficiëntere uitwinningsmechanismen voor gedekte leningen kredietinstellingen in staat stellen de naleving van NPL's af te dwingen, onder voorbehoud van passende waarborgen voor kredietnemers. Mochten de NPL-volumes desondanks te hoog worden – zoals momenteel bij sommige kredietinstellingen en in sommige lidstaten het geval is – dan zouden kredietinstellingen ze op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten aan andere marktdeelnemers moeten kunnen verkopen. De bevoegde autoriteiten van kredietinstellingen zullen hen daarbij begeleiden op basis van hun bestaande bankspecifieke, zogenaamde pijler 2-bevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad. Wanneer NPL's een aanzienlijk en algemeen probleem worden, kunnen lidstaten nationale vermogensbeheerders instellen of andere alternatieve maatregelen treffen in het kader van de huidige staatssteun- en bankafwikkelingsregels.
(6)Deze richtlijn zou kredietinstellingen in staat moeten stellen leningen beter aan te pakken zodra deze niet-renderend worden, door de voorwaarden te verbeteren voor het uitwinnen van de ter dekking van het krediet gestelde zekerheden of voor het verkopen van het krediet aan derden. De invoering van versnelde uitwinning van zekerheden als een snel mechanisme voor de inning van zekerheidswaarde de kosten voor de afwikkeling van NPL's verminderen en bijgevolg voor kredietinstellingen en NPL-kopers een hulpmiddel zijn bij het innen van waarde. Wanneer kredietinstellingen worden geconfronteerd met een grote opeenhoping van NPL's en niet over het personeel of de deskundigheid beschikken om deze naar behoren te servicen, zou een haalbare oplossing bestaan in de uitbesteding van de servicing van deze leningen aan een gespecialiseerde kredietservicer of de overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper met de nodige risicobereidheid en deskundigheid om deze te beheren.
(7)De twee oplossingen voor kredietinstellingen om NPL's aan te pakken waarin deze richtlijn voorziet, versterken elkaar. De kortere uitwinningstermijn en de hogere inningspercentages die bij versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te verwachten zijn, verhogen de waarde van een NPL. Hierdoor stijgen de biedprijzen bij NPL-transacties. Voorts zal het minder ingewikkeld zijn NPL's te verkopen wanneer ze door een zekerheid gedekt zijn. De reden hiervoor is dat het eenvoudiger is om op een secundaire markt een gedekte NPL te beprijzen dan een ongedekte NPL, omdat de waarde van de zekerheid een minimumwaarde voor een NPL bepaalt. Met een meer liquide en beter functionerende secundaire markt voor NPL's waar beleggers meer belangstelling voor NPL's met een versnelde uitwinningsmogelijkheid zouden tonen, zouden kredietinstellingen meer worden gestimuleerd om bij het verstrekken van nieuwe leningen te voorzien in versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden. De door deze richtlijn bereikte harmonisatie zou bovendien de ontwikkeling van pan-Europese NPL-beleggers bevorderen, waardoor de marktliquiditeit verder zou verbeteren.
(8)Hoewel in het openbare debat gewoonlijk de termen "leningen" en "banken" worden gebruikt, worden hierna de preciezere juridische termen "krediet" of "kredietovereenkomst" en "kredietinstelling" gebruikt. Tenzij anders vermeld, omvatten de termen "bank" en "kredietinstelling" ook hun dochterondernemingen.
(9)Deze richtlijn moet bijdragen aan de ontwikkeling van secundaire markten voor NPL's in de Unie door belemmeringen voor de overdracht van NPL's door kredietinstellingen aan niet-kredietinstellingen weg te nemen en tegelijkertijd de rechten van de consument te beschermen. Een voorgestelde maatregel moet ook de vergunningsvereisten voor kredietservicers vereenvoudigen en harmoniseren. Deze richtlijn moet derhalve een Uniebreed kader voor zowel kopers als servicers van door kredietinstellingen afgesloten kredietovereenkomsten tot stand brengen.
(10)Momenteel kunnen kredietkopers en kredietservicers echter niet van de interne markt profiteren als gevolg van barrières die gezien het ontbreken van een specifiek en coherent regelgevings- en toezichtstelsel zijn opgeworpen door uiteenlopende nationale wetgevingen. De lidstaten hebben zeer uiteenlopende regels voor de wijze waarop niet-kredietinstellingen kredietovereenkomsten van kredietinstellingen mogen verwerven. Niet-kredietinstellingen die door kredietinstellingen verleend krediet kopen, zijn in sommige lidstaten niet gereguleerd, terwijl zij in andere lidstaten aan verschillende eisen moeten voldoen, die soms neerkomen op het verkrijgen van een volledige vergunning als kredietinstelling. Deze verschillen in regelgevingsvereisten hebben geleid tot aanzienlijke belemmeringen voor de legale grensoverschrijdende aankoop van krediet in de Unie, met name door de hogere nalevingskosten wanneer wordt getracht kredietportefeuilles te kopen. Als gevolg hiervan zijn kredietkopers in een beperkt aantal lidstaten actief, wat heeft geresulteerd in weinig concurrentie in de interne markt, aangezien het aantal geïnteresseerde kopers gering blijft. Dit heeft geleid tot een inefficiënte secundaire markt voor NPL's. Voorts blijven de voornamelijk nationale markten voor NPL's qua omvang beperkt.
(11)De beperkte deelname van niet-kredietinstellingen heeft geleid tot geringe vraag, zwakke concurrentie en lage biedprijzen voor portefeuilles van kredietovereenkomsten op secundaire markten, hetgeen kredietinstellingen ontmoedigt om niet-renderende kredietovereenkomsten te verkopen. De ontwikkeling van markten voor door kredietinstellingen verleende kredieten die aan niet-kredietinstellingen worden verkocht, heeft dus een duidelijke Uniedimensie. Enerzijds moet het mogelijk zijn voor kredietinstellingen om niet-renderende of zelfs renderende kredietovereenkomsten in de gehele Unie op efficiënte, concurrerende en transparante secundaire markten te verkopen. Anderzijds maken de voltooiing van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie het noodzakelijk op te treden om de opeenhoping van niet-renderende kredietovereenkomsten op de balans van kredietinstellingen te voorkomen, zodat zij hun rol bij de financiering van de economie kunnen blijven vervullen.
(12)Kredietgevers moeten de naleving van een kredietovereenkomst kunnen afdwingen en de verschuldigde bedragen zelf kunnen innen, of zij moeten de inning aan een andere persoon kunnen toevertrouwen die dergelijke diensten beroepshalve aanbiedt, namelijk kredietservicers. Evenzo maken kopers van kredieten van kredietinstellingen vaak gebruik van kredietservicers om verschuldigde bedragen te innen, maar kredietservicingactiviteiten maken toch geen deel uit van een Uniekader.
(13)Sommige lidstaten reguleren kredietservicingactiviteiten, maar in verschillende mate. Ten eerste reguleren slechts enkele lidstaten deze activiteiten, en zij hanteren daarbij zeer verschillende definities. De hogere kosten voor naleving van de regelgeving vormen een barrière voor de ontwikkeling van groeistrategieën via secundaire vestiging of grensoverschrijdende dienstverlening. Ten tweede zijn in een aanzienlijk aantal lidstaten vergunningen vereist voor sommige van de activiteiten die deze kredietservicers verrichten. Voor deze vergunningen moet aan verschillende vereisten worden voldaan, en zij voorzien niet in de mogelijkheid van grensoverschrijdende opschaling, wat weer een belemmering vormt voor grensoverschrijdende dienstverlening. Ten slotte is in sommige gevallen een plaatselijke vestiging wettelijk verplicht, hetgeen de uitoefening van de vrijheid van het verrichten van grensoverschrijdende diensten bemoeilijkt.
(14)Hoewel kredietservicers hun diensten kunnen verlenen aan kredietinstellingen en kredietkopers die geen kredietinstelling zijn, houdt een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietservicers verband met de ontwikkeling van een concurrerende en geïntegreerde markt voor kredietkopers. Aangezien kredietkopers vaak niet de capaciteit hebben om zelf krediet te servicen, zullen zij wellicht geen krediet van kredietinstellingen kopen als zij de kredietservicing niet aan andere entiteiten kunnen uitbesteden.
(15)Het gebrek aan concurrentiedruk op de markt voor kredietkopen en de markt voor kredietservicingactiviteiten leidt ertoe dat kredietservicingfirma's kredietkopers hoge vergoedingen voor hun diensten vragen en dat de prijzen op secundaire markten voor krediet laag zijn. Dit vermindert de prikkels voor kredietinstellingen om hun NPL's van de hand te doen.
(16)Optreden op Unieniveau is dus noodzakelijk om de positie van kredietkopers en kredietservicers met betrekking tot oorspronkelijk door kredietinstellingen verleend krediet te regelen. In dit stadium wordt niet voorgesteld om de werkingssfeer uit te breiden tot oorspronkelijk door niet-kredietinstellingen verleend krediet of schuldinvordering in het algemeen, aangezien voor een dergelijke uitgebreide werkingssfeer geen bewijs is voor macro-economische relevantie, verkeerd afgestemde stimulansen of slecht functionerende markten.
(17)Hoewel deze richtlijn de versterking beoogt van de capaciteit van kredietinstellingen om krediet aan te pakken dat niet-renderend geworden is of dreigt te worden, omvat de secundaire markt voor krediet zowel renderend als niet-renderend krediet. De huidige marktverkopen omvatten kredietportefeuilles die bestaan uit renderend, minder renderend en niet-renderend krediet. De portefeuilles omvatten zowel gedekt als ongedekt krediet dat is verschuldigd door consumenten of ondernemingen. Als de afdwingingsregels voor elk soort krediet of kredietnemer verschillen, zouden er extra kosten ontstaan voor de verpakking van die kredietportefeuilles met het oog op verkoop. De bepalingen van deze richtlijn die gericht zijn op de ontwikkeling van de secundaire markt, omvatten renderend en niet-renderend krediet om een situatie te vermijden waarin deze extra kosten de deelname van beleggers zouden ontmoedigen en deze opkomende markt zouden fragmenteren. Kredietinstellingen zullen profiteren van een grotere beleggersbasis en efficiëntere kredietservicers. Soortgelijke voordelen zullen ten goede komen aan vermogensbeheerders die in sommige lidstaten een grote rol spelen bij het op de markt brengen van niet-renderende en renderende kredieten van kredietinstellingen die zijn afgewikkeld of geherstructureerd of die deze kredieten anderszins van hun balans hebben verwijderd.
(18)Het belang dat de Uniewetgever hecht aan de bescherming van consumenten in Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad, betekent dat de overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een kredietovereenkomst of van de overeenkomst zelf aan een kredietkoper op geen enkele wijze afbreuk mag doen aan het door het Unierecht aan consumenten toegekende niveau van bescherming. Kredietkopers en kredietservicers moeten zich derhalve houden aan het op de oorspronkelijke kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht, en de consument moet hetzelfde niveau van bescherming behouden als bepaald op grond van het Unierecht of conflictregels van de Unie of de lidstaten, ongeacht het recht dat op de kredietkoper of kredietservicer van toepassing is.
(19)Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan handelingen van Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, en met name de bepalingen betreffende het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst en betreffende de rechterlijke bevoegdheid, met inbegrip van de toepassing van die handelingen en bepalingen in individuele gevallen, krachtens Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad. Alle kredietgevers en personen die hen vertegenwoordigen, zijn in hun contacten met consumenten en nationale autoriteiten gebonden aan de inachtneming van die handelingen van Unierecht om de bescherming van de consumentenrechten te waarborgen.
(20)Om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, voorzien het Unierecht en het nationale recht in een aantal rechten en waarborgen met betrekking tot aan een consument toegezegde of toegekende kredietovereenkomsten. Deze rechten en waarborgen betreffen met name de onderhandeling over en afsluiting van de kredietovereenkomst en de naleving of niet-naleving daarvan. Dit geldt met name voor langetermijnovereenkomsten voor consumentenkrediet die onder Richtlijn 2014/17/EU vallen met betrekking tot het recht van de consument om zich vóór het verstrijken van de kredietovereenkomst volledig of gedeeltelijk van de daaruit voortvloeiende verplichtingen te kwijten of, in voorkomend geval, door middel van het Europees gestandaardiseerd informatieblad in kennis te worden gesteld van de mogelijke overdracht van de kredietovereenkomst aan een kredietkoper. De rechten van de kredietnemer mogen evenmin worden gewijzigd indien de overdracht van de kredietovereenkomst van een kredietinstelling aan een koper de vorm van schuldnovatie aanneemt.
(21)Voorts houdt deze richtlijn geen beperking in van het toepassingsgebied van de Unieregels inzake consumentenbescherming, en voor zover kredietkopers als kredietgever in de zin van Richtlijn 2014/17/EU en Richtlijn 2008/48/EG kunnen worden aangemerkt, moeten voor hen de specifieke verplichtingen van artikel 35 van Richtlijn 2014/17/EU respectievelijk artikel 20 van Richtlijn 2008/48/EG gelden.
(22)Kredietinstellingen in de Unie en hun dochterondernemingen verrichten kredietservicingactiviteiten als onderdeel van hun normale werkzaamheden. Zij hebben dezelfde verplichtingen ten aanzien van krediet dat zij zelf hebben verleend en krediet dat zij van een andere kredietinstelling hebben gekocht. Aangezien zij reeds aan regulering en toezicht onderworpen zijn, zou toepassing van deze richtlijn op hun kredietservicing- of kredietkoopactiviteiten onnodige duplicatie van vergunningverlening en nalevingskosten meebrengen; zij vallen dan ook niet onder deze richtlijn.
(23)Om bestaande kredietkopers en kredietservicers in staat te stellen zich aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan te passen en met name kredietservicers in staat te stellen een vergunning te verkrijgen, zal deze richtlijn pas van toepassing zijn op overdrachten van kredietovereenkomsten die zes maanden na het verstrijken van de omzettingstermijn plaatsvinden.
(24)De verlening van een vergunning aan een kredietservicer om in de gehele Unie kredietservicingactiviteiten te verrichten moet onderworpen zijn aan een uniforme en geharmoniseerde reeks voorwaarden die op evenredige wijze door de bevoegde autoriteiten worden toegepast. Om een vermindering van de bescherming van schuldenaren of kredietnemers te vermijden en het vertrouwen te bevorderen, moeten de voorwaarden voor het verkrijgen en behouden van een vergunning als kredietservicer waarborgen dat kredietservicers en personen die een gekwalificeerde deelneming in de kredietservicer hebben of die deel uitmaken van het management ervan, een blanco strafblad ten aanzien van ernstige strafbare feiten in verband met vermogensdelicten, met financiële activiteiten verband houdende delicten en delicten tegen de lichamelijke integriteit, alsmede een goede naam hebben. Deze personen en de kredietservicer mogen evenmin aan een insolventieprocedure onderworpen zijn of voorheen failliet zijn verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd. Ten slotte is het, om de naleving van de regels inzake bescherming van schuldenaren en persoonsgegevens te waarborgen, nodig om passende governanceregelingen, internecontrolemechanismen en regelingen voor de registratie en afhandeling van klachten op te stellen en deze aan toezicht te onderwerpen. Bovendien moeten kredietservicers verplicht zijn eerlijk en met inachtneming van de financiële situatie van de kredietnemers te handelen. Wanneer op nationaal niveau schuldadviesdiensten beschikbaar zijn die de terugbetaling van schuld vergemakkelijken, moeten kredietservicers overwegen kredietnemers naar deze diensten te verwijzen.
(25)Om langdurige procedures en onzekerheid te voorkomen, moeten vereisten worden vastgesteld voor de informatie die aanvragers moeten indienen, alsmede redelijke termijnen voor de afgifte van een vergunning en omstandigheden voor de intrekking van de vergunning. Wanneer de autoriteiten de vergunning intrekken van een kredietservicer die kredietservicingactiviteiten in andere lidstaten verricht, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst hiervan in kennis worden gesteld. In elke lidstaat moet voorts een actueel online openbaar register worden opgezet om te zorgen voor transparantie met betrekking tot het aantal en de identiteit van kredietservicers met een vergunning.
(26)Bepaald moet worden dat kredietservicers ervoor verantwoordelijk zijn dat, wanneer zij hun activiteiten aan kredietservicingaanbieders uitbesteden, dit niet leidt tot overmatig operationeel risico, niet-naleving door de kredietservicingaanbieder van wettelijke voorschriften van de lidstaten of de Unie of beperking van het vermogen van een toezichthouder om zijn taak uit te voeren en de rechten van kredietnemers te beschermen.
(27)Gezien het feit dat een kredietgever, wanneer hij het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst aan een kredietservicer toevertrouwt, zijn rechten en verplichtingen en zijn directe contacten met de kredietnemer aan de kredietservicer delegeert maar uiteindelijk wel verantwoordelijk blijft, moet de relatie tussen kredietgever en kredietservicer duidelijk schriftelijk worden vastgelegd en moet het voor de bevoegde autoriteiten mogelijk zijn de aard van de relatie te verifiëren.
(28)Om het recht van een kredietservicer om grensoverschrijdende activiteiten te ontplooien te waarborgen en te voorzien in toezicht hierop, stelt deze richtlijn een procedure vast voor de uitoefening van het recht van een kredietservicer met een vergunning om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. De communicatie tussen de autoriteiten in de lidstaten van herkomst en ontvangst en met een kredietservicer moet binnen redelijke termijnen plaatsvinden.
(29)Voor een doeltreffend en doelmatig toezicht op grensoverschrijdende kredietservicers moet een specifiek kader worden gecreëerd voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst. Dit kader moet de uitwisseling van informatie, bij behoud van de vertrouwelijkheid ervan, inspecties al dan niet ter plaatse, het verlenen van bijstand en de kennisgeving van de resultaten van controles en inspecties en van de genomen maatregelen mogelijk maken.
(30)Een belangrijke voorwaarde voor het verrichten van de werkzaamheden van kredietkopers en kredietservicers moet zijn dat zij toegang hebben tot alle relevante informatie en de lidstaten moeten ervoor zorgen dat dit mogelijk is, met inachtneming van de Unieregels en nationale regels inzake gegevensbescherming.
(31)Wanneer een kredietinstelling een kredietovereenkomst overdraagt, moet het voor haar verplicht zijn de toezichthouder en de voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn bevoegde autoriteit in kennis te stellen van de belangrijkste kenmerken van de overgedragen kredietportefeuille en de identiteit van de koper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger in de Unie. Die bevoegde autoriteit moet verplicht zijn om die informatie door te geven aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de kredietservicer en de bevoegde autoriteit in de plaats van vestiging van de kredietnemer. Dergelijke transparantievereisten zorgen voor een geharmoniseerde en doeltreffende monitoring van de overdracht van kredietovereenkomsten binnen de Unie.
(32)Als onderdeel van het actieplan van de Raad zou de data-infrastructuur van kredietinstellingen worden versterkt door uniforme en gestandaardiseerde gegevens voor niet-renderende kredietovereenkomsten in te voeren. De Europese Bankautoriteit heeft gegevenstemplates ontwikkeld die informatie verstrekken over kredietblootstellingen in de bankportefeuille en die potentiële kopers in staat stellen de waarde van de kredietovereenkomsten te beoordelen en hun boekenonderzoek uit te voeren. De toepassing van zulke templates op kredietovereenkomsten zou de informatieasymmetrieën tussen potentiële kopers en verkopers van kredietovereenkomsten verminderen en zo bijdragen tot de ontwikkeling van een goed werkende secundaire markt in de Unie. De EBA moet de gegevenstemplates dus ontwikkelen tot technische uitvoeringsnormen en kredietinstellingen moeten deze normen gebruiken om de waardebepaling van kredietovereenkomsten voor verkoop te vergemakkelijken.
(33)Omdat de waardebepaling van een portefeuille van niet-renderende kredieten ingewikkeld en complex is, zijn de kopers op secundaire markten ervaren beleggers. Hierbij gaat het vaak om beleggingsfondsen, financiële instellingen of kredietinstellingen. Aangezien zij geen nieuw krediet creëren, maar voor eigen risico bestaand krediet kopen, geven zij geen aanleiding tot prudentiële bezwaren en is hun potentiële bijdrage aan het systeemrisico verwaarloosbaar. Het is derhalve niet gerechtvaardigd dergelijke beleggers te verplichten een vergunning aan te vragen of hun speciale voorwaarden op te leggen om zich met zulke activiteiten bezig te kunnen houden. Het is echter belangrijk dat de consumentenbeschermingsregels van de Unie en de lidstaten van toepassing blijven en dat de uit de oorspronkelijke kredietovereenkomst voortvloeiende rechten van de kredietnemers onverlet blijven.
(34)Kredietkopers uit derde landen maken het misschien moeilijker voor de consument uit de Unie om zijn rechten krachtens het Unierecht te doen gelden en voor de nationale autoriteiten om het toezicht op de naleving van de kredietovereenkomst uit te oefenen. Kredietinstellingen kunnen ook worden ontmoedigd dergelijke kredietovereenkomsten aan kredietkopers uit derde landen over te dragen door de reputatieschade die dit kan meebrengen. Door de vertegenwoordiger van kopers uit derde landen van een consumentenkrediet te verplichten om een kredietinstelling of kredietservicer aan te wijzen die in de Unie een vergunning heeft om kredietovereenkomsten te servicen, wordt ervoor gezorgd dat na de overdracht van de kredietovereenkomst dezelfde normen inzake consumentenrechten gewaarborgd blijven. De kredietservicer is verplicht zich te houden aan het toepasselijke Unierecht en nationale recht, en de nationale autoriteiten in de afzonderlijke lidstaten moeten de nodige bevoegdheden krijgen om doeltreffend toezicht te houden op zijn activiteiten.
(35)Kredietkopers die gebruikmaken van de diensten van kredietservicers of kredietinstellingen, moeten de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen, zodat dezen toezichtbevoegdheden kunnen uitoefenen ten aanzien van het gedrag van de kredietservicer jegens de kredietnemer. Kredietkopers zijn ook verplicht hun bevoegde toezichthoudende autoriteiten tijdig in kennis te stellen wanneer zij een beroep doen op een andere kredietinstelling of kredietservicer.
(36)Kredietkopers die de naleving van de gekochte kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen, moeten hierbij het op de kredietovereenkomst toepasselijke recht in acht nemen, inclusief de voor de kredietnemer geldende consumentenbeschermingsregels. Nationale regels inzake met name de afdwinging van de naleving van overeenkomsten, de consumentenbescherming en het strafrecht blijven van toepassing, en de bevoegde autoriteiten moeten ervoor zorgen dat deze regels op het grondgebied van de lidstaten worden nageleefd.
(37)Om de afdwinging van de nakoming van de in deze richtlijn opgenomen verplichtingen te vergemakkelijken, moet het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn, wanneer een kredietkoper niet in de Unie gevestigd is, bepalen dat een kredietkoper uit een derde land bij de overdracht van een kredietovereenkomst een in de Unie gevestigde vertegenwoordiger aanwijst die naast of in plaats van de kredietkoper door de bevoegde autoriteiten kan worden aangesproken. Deze vertegenwoordiger is verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen die deze richtlijn aan kredietkopers oplegt.
(38)Momenteel zijn verschillende autoriteiten belast met de vergunningverlening aan en het toezicht op kredietservicers en kredietkopers in de lidstaten, en daarom is het van essentieel belang dat de lidstaten hun rol verduidelijken en hun voldoende bevoegdheden verlenen, te meer daar zij wellicht toezicht moeten houden op entiteiten die diensten in andere lidstaten verrichten. Om te zorgen voor efficiënt en evenredig toezicht in de hele Unie, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden verlenen om hun taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren, inclusief de bevoegdheid om de nodige informatie te verkrijgen, mogelijke inbreuken te onderzoeken, klachten van kredietnemers te behandelen en sancties en remediërende maatregelen op te leggen, inclusief intrekking van de vergunning. Wanneer dergelijke sancties worden opgelegd, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten dit op evenredige wijze doen en hun besluiten met redenen omkleden, en dat deze besluiten bovendien door de rechter kunnen worden getoetst, ook in gevallen waarin de bevoegde autoriteiten de gestelde termijnen niet in acht nemen.
(39)In het "Actieplan voor de aanpak van niet-renderende leningen in Europa" van de Raad werd een wetgevingsinitiatief voorgesteld om de bescherming van kredietgevers met zekerheden te verbeteren door ze de beschikking te geven over efficiëntere methoden om waarde uit gedekt krediet te innen door middel van een procedure voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.
(40)In sommige lidstaten bestaan geen snelle en efficiënte buitengerechtelijke uitwinningsmechanismen die kredietgevers met zekerheden in staat stellen bij wanbetaling van de kredietnemer waarde uit zekerheden te innen, zodat kredietgevers met zekerheden voor de uitwinning van zekerheden alleen een beroep kunnen doen op de rechter, wat een lang en duur proces kan zijn. Waar zij wel bestaan, variëren de reikwijdte en efficiëntie van de buitengerechtelijke uitwinningsprocedures van lidstaat tot lidstaat. Om die reden is het nodig een afzonderlijk gemeenschappelijk mechanisme vast te stellen dat in alle lidstaten beschikbaar is. Dat mechanisme mag echter niet in de plaats komen van nationale uitwinningsmaatregelen, inclusief die waarvoor geen tussenkomst van de rechter nodig is.
(41)De inefficiëntie van de buitengerechtelijke uitwinningsprocedures in sommige lidstaten is een belangrijke factor voor lage inningspercentages wanneer zakelijke kredietnemers bij gedekte kredietovereenkomsten in gebreke blijven. De duur van sommige bestaande procedures leidt tot extra kosten voor kredietgevers met zekerheden en waardeverlies van de als zekerheid gestelde activa. In de lidstaten die geen buitengerechtelijke uitwinningsprocedures voor diverse soorten zekerheden hebben vastgesteld, worden kredietgevers met zekerheden vaak geconfronteerd met langdurige gerechtelijke uitwinningsprocedures.
(42)Bestaande uitwinningsprocedures binnen de Unie leiden soms tot ongelijke randvoorwaarden voor kredietinstellingen en ondernemingen in de Unie ten aanzien van de toegang tot krediet, met name voor kmo's, die in sterkere mate op bankkredieten aangewezen zijn dan grotere ondernemingen. Ongelijke inningspercentages in de lidstaten leiden tot verschillen in de beschikbaarheid van bankkredieten voor kmo's, omdat de leningscapaciteit van kredietinstellingen afneemt naarmate zich op hun balans NPL's ophopen, als gevolg van prudentiële vereisten en het feit dat interne middelen moeten worden ingezet om NPL's aan te pakken. Dit draagt bij tot een gebrek aan vertrouwen in het vermogen om zekerheden in andere lidstaten uit te winnen, wat kan leiden tot hogere leenkosten afhankelijk van de plaats van vestiging en ongeacht de echte kredietwaardigheid. Er is dus een gemeenschappelijke nieuwe procedure nodig voor de interne markt, de bankenunie en de kapitaalmarktenunie, en er moet voor worden gezorgd dat kredietinstellingen en ondernemingen die een vergunning hebben om in alle lidstaten krediet te verlenen door gedekte kredietovereenkomsten te sluiten, de mogelijkheid hebben de naleving van die overeenkomsten af te dwingen door middel van doeltreffende en snelle buitengerechtelijke uitwinningsprocedures.
(43)Om consumenten te beschermen, moeten kredietovereenkomsten met consumenten buiten het toepassingsgebied van het mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van deze richtlijn vallen. Evenmin mag dit mechanisme, om zelfstandige ondernemers te beschermen, van toepassing zijn op kredietovereenkomsten die worden gedekt door een zekerheid in de vorm van onroerend goed dat de hoofdwoning van de zelfstandige ondernemer vormt.
(44)Aangezien dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning een vrijwillig instrument is waarmee de kredietgever met zekerheden en de zakelijke kredietnemer moeten instemmen, moet de kredietnemer op de hoogte zijn van de gevolgen en de voorwaarden waaronder deze versnelde procedure door de kredietgever kan worden gebruikt. De voorwaarden moeten derhalve worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst, of een notariële akte wanneer het nationale recht daarin voorziet, tussen de kredietgever en de kredietnemer.
(45)Om zakelijke kredietnemers te beschermen, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat kredietgevers kredietnemers een redelijke termijn geven om de betaling te voldoen teneinde dergelijke uitwinningsmaatregelen te voorkomen.
(46)Om ervoor te zorgen dat dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden een snel en effectief instrument is om zekerheidswaarde te innen, moet de overeenkomst waarbij de kredietgever met zekerheden en de zakelijke kredietnemer hiermee instemmen een rechtstreeks uitvoerbare titel omvatten, dat wil zeggen een clausule in de overeenkomst die rechtstreekse uitwinning van de zekerheid via versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden (hierna "AECE" genoemd) mogelijk maakt zonder dat het nodig is een uitvoerbare titel van de rechter te verkrijgen.
(47)In lidstaten die reeds buitengerechtelijke uitwinningsprocedures hebben vastgesteld, houden deze procedures verband met elementen van nationaal burgerlijk, handels-, eigendoms-, insolventie-, en publiekrecht, en het soort uitwinningsprocedure dat mag worden gebruikt, hangt af van het soort actief dat als zekerheid is gesteld, waarbij procedures met betrekking tot onroerende goederen vaak strengere procedurele elementen en minimaal rechterlijk toezicht meebrengen. De lidstaten moeten dus flexibiliteit hebben bij hun beslissing welke uitwinningsprocedure zij aan kredietgevers met zekerheden ter beschikking stellen voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden: openbare veiling of onderhandse verkoop of, in sommige nationale kaders, toe-eigening van het actief.
(48)Om ervoor te zorgen dat de kredietgever alleen int wat de zakelijke kredietnemer hem volgens de kredietovereenkomst verschuldigd is, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de kredietgever met zekerheden verplicht is de zakelijke kredietnemer een eventueel positief saldo uit te betalen tussen de uitstaande som van het door de zekerheid gedekte krediet en de opbrengst van de verkoop van het actief (via openbare veiling of onderhandse verkoop) of, in geval van toe-eigening, tussen de uitstaande som en de ten behoeve van de toe-eigening verrichte taxatie van het actief. Wanneer lidstaten voorzien in de executie van zekerheden door middel van toe-eigening, is het passend dat het positieve saldo tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de taxatie van het actief aan de kredietnemer wordt uitbetaald. Wanneer via deze versnelde uitwinning minder dan de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst wordt geïnd, mogen de lidstaten de partijen bij een gedekte kredietovereenkomst niet beletten om uitdrukkelijk overeen te komen dat de executie van zekerheden door middel van AECE volstaat om het krediet af te lossen.
(49)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer een gedekte kredietovereenkomst die voorziet in versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden als bedoeld in deze richtlijn door de kredietgever aan een derde wordt overgedragen, deze derde het recht verkrijgt om onder dezelfde voorwaarden van de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gebruik te maken als de kredietgever met zekerheden.
(50)Om de verenigbaarheid met pre-insolventie- en insolventieregels te waarborgen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat wanneer ten aanzien van de zakelijke kredietnemer een preventieve herstructureringsprocedure als bedoeld in het voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringsstelsels en een tweede kans wordt ingeleid, voor de executie van de zekerheid via AECE een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van die richtlijn. Wanneer ten aanzien van de zakelijke kredietnemer een insolventieprocedure is ingeleid, moet voor de executie van de zekerheid via AECE eveneens een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen overeenkomstig het toepasselijke nationale recht gelden. Het moet aan het nationale recht worden overgelaten of kredietgevers met zekerheden in het kader van dit versnelde mechanisme preferentiële toegang tot de zekerheid hebben, wanneer al een insolventieprocedure loopt.
(51)Gezien de beperkte beschikbaarheid van gegevens over het aantal door kredietinstellingen gebruikte buitengerechtelijke procedures om bij wanbetaling van de kredietnemer zekerheidswaarde te innen, moeten de bevoegde nationale autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, informatie verzamelen over het aantal gedekte kredietovereenkomsten die via AECE worden afgedwongen, en de tijd die hiermee gemoeid is. Om een beter inzicht te verschaffen in de doeltreffendheid van AECE in de Unie, moeten de lidstaten jaarlijks statistische gegevens over deze kwesties aan de Commissie toezenden, te beginnen één jaar na de datum van toepassing van deze richtlijn.
(52)Onverminderd de precontractuele verplichtingen ingevolge Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG en Richtlijn 93/13/EEG en om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, moet de consument tijdig en voorafgaand aan eventuele wijzigingen van de voorwaarden van de kredietovereenkomst een duidelijke en volledige lijst van dergelijke wijzigingen, het tijdschema voor de tenuitvoerlegging ervan en de nodige details ontvangen, alsmede de naam en het adres van de nationale autoriteit waar hij of zij een klacht kan indienen.
(53)Omdat de prestaties van secundaire markten voor krediet grotendeels afhankelijk zullen zijn van de goede reputatie van de betrokken entiteiten, moeten kredietservicers een efficiënt mechanisme voor de behandeling van klachten van kredietnemers invoeren. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de voor het toezicht op kredietkopers en kredietservicers bevoegde autoriteiten doeltreffende en toegankelijke procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers hebben.
(54)De bepalingen van zowel Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad als Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn. Met name is het noodzakelijk, wanneer voor de toepassing van deze richtlijn persoonsgegevens worden verwerkt, dat het precieze doel wordt aangegeven, dat de desbetreffende rechtsgrondslag wordt vermeld, dat de relevante beveiligingsvoorschriften van Verordening (EU) 2016/679 worden nageleefd, en dat de beginselen noodzaak, evenredigheid, doelbinding en een niet-buitensporige gegevensbewaarperiode in acht worden genomen. Ook moeten in alle gegevensverwerkingssystemen die in het kader van deze richtlijn worden ontwikkeld en gebruikt, de beginselen persoonsgegevensbescherming door ontwerp en gegevensbescherming door standaardinstellingen in acht worden genomen. Evenzo moet administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten verenigbaar zijn met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens zoals neergelegd in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en met de met het oog op de tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving vastgestelde nationale gegevensbeschermingsregels.
(55)Om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het niveau van bescherming van de consument in geval van overdracht van de rechten van de kredietgever krachtens een hypotheekkredietovereenkomst of van de overeenkomst zelf aan een derde, moet Richtlijn 2014/17/EU in die zin worden gewijzigd dat de consument bij overdracht van een onder die richtlijn vallend krediet jegens de kredietkoper de excepties en verweermiddelen kan opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, en dat hij van de overdracht in kennis wordt gesteld.
(56)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Titel I
Onderwerp, toepassingsgebied en definities
Artikel 1
Onderwerp
Deze richtlijn stelt een gemeenschappelijk kader en vereisten vast voor:
(a)kredietservicers die namens een kredietinstelling of kredietkoper optreden met betrekking tot een kredietovereenkomst die is gesloten door een kredietinstelling of door haar dochterondernemingen;
(b)kredietkopers van een kredietovereenkomst die is gesloten door een kredietinstelling of door haar dochterondernemingen;
(c)een aanvullend gemeenschappelijk mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden met betrekking tot door zekerheden gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1.De artikelen 3 tot en met 22 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn van toepassing op:
(a)een kredietservicer van een kredietovereenkomst die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, die namens een kredietgever optreedt overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht;
(b)een kredietkoper van een kredietovereenkomst die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, waarbij de kredietkoper de verplichtingen van de kredietgever krachtens de kredietovereenkomst op zich neemt overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en het toepasselijke nationale recht.
2.Artikel 3, de artikelen 23 tot en met 33 en de artikelen 39 tot en met 43 van deze richtlijn zijn van toepassing op gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die worden gedekt door roerende en onroerende activa die eigendom zijn van de zakelijke kredietnemer en die als zekerheid zijn gesteld voor een kredietgever om de terugbetaling van uit de gedekte kredietovereenkomst voortvloeiende vorderingen te garanderen.
3.Deze richtlijn laat de bescherming van consumenten krachtens Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en de nationale omzettingsbepalingen daarvan onverlet ten aanzien van de kredietovereenkomsten die onder het toepassingsgebied ervan vallen.
4.De artikelen 3 tot en met 22 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op:
(a)het servicen van een kredietovereenkomst door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen;
(b)het servicen van een kredietovereenkomst die niet is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, behalve wanneer de afgesloten kredietovereenkomst wordt vervangen door een kredietovereenkomst die door een dergelijke instelling of haar dochterondernemingen is afgesloten;
(c)de aankoop van een kredietovereenkomst door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen;
(d)de overdracht van kredietovereenkomsten vóór de in artikel 41, lid 2, tweede alinea, bedoelde datum.
5.Artikel 3, de artikelen 23 tot en met 33 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op:
(a)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en kredietnemers die consumenten zijn in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG;
(b)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die vennootschappen zonder winstoogmerk zijn;
(c)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die worden gedekt door de volgende categorieën zekerheden:
i) financiëlezekerheidsovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2002/47/EG;
ii)een voor bewoning bestemd onroerend goed dat de hoofdwoning van een zakelijke kredietnemer is.
Artikel 3
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
(1)"kredietinstelling": een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
(2)"kredietgever": een kredietinstelling of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van haar of zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten een krediet heeft verleend, of een kredietkoper;
(3)"kredietnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kredietovereenkomst heeft gesloten met een kredietgever;
(4)"zakelijke kredietnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen consument is en die een kredietovereenkomst heeft gesloten met een kredietgever;
(5)"kredietovereenkomst": een overeenkomst zoals oorspronkelijk afgesloten, gewijzigd of vervangen, waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt in de vorm van een uitgestelde betaling, een lening of een andere soortgelijke financieringsregeling;
(6)"gedekte kredietovereenkomst": een door een kredietinstelling of een andere tot het verstrekken van kredieten gemachtigde onderneming afgesloten kredietovereenkomst die wordt gedekt door een van de volgende zekerheden:
(a)een hypotheek, bezwaring, retentierecht of ander vergelijkbaar zekerheidsrecht dat in een lidstaat gebruikelijk is in verband met onroerende activa;
(b)een pandrecht, bezwaring, retentierecht of ander vergelijkbaar zekerheidsrecht dat in een lidstaat gebruikelijk is in verband met roerende activa;
(7)"kredietkoper": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling is en die een kredietovereenkomst koopt in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten;
(8)"kredietservicer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling is en die namens een kredietgever een of meer van de volgende activiteiten verricht:
(a)hij ziet toe op de naleving van de kredietovereenkomst;
(b)hij verzamelt en beheert informatie over de status van de kredietovereenkomst, de kredietnemer en de ter dekking van de kredietovereenkomst gebruikte zekerheden;
(c)hij stelt de kredietnemer in kennis van alle wijzigingen in rentevoeten, kosten of betalingen die uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigd zijn;
(d)hij dwingt namens de kredietgever de nakoming van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst af, inclusief het beheer van terugbetalingen;
(e)hij onderhandelt opnieuw met kredietnemers over de voorwaarden van de kredietovereenkomst, wanneer zij geen "kredietbemiddelaar" in de zin van artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2014/17/EU of artikel 3, onder f), van Richtlijn 2008/48/EG zijn;
(f)hij behandelt klachten van kredietnemers;
(9)"lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de kredietservicer woonachtig of gevestigd is;
(10)"lidstaat van ontvangst": de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietservicer een bijkantoor heeft, een vertegenwoordiger heeft aangewezen of kredietservicingdiensten verleent;
(11)"consument": een consument in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG.
Titel II
Kredietservicers
Hoofdstuk I
Vergunningverlening aan kredietservicers
Artikel 4
Algemene vereisten
1.De lidstaten verplichten een kredietservicer ertoe om in een lidstaat van herkomst een vergunning te verkrijgen voordat hij zijn activiteiten op het grondgebied van die lidstaat aanvangt in overeenstemming met de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
2.De lidstaten verlenen de bevoegdheid om dergelijke vergunningen te verlenen aan de overeenkomstig artikel 20, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten.
Artikel 5
Vereisten voor het verlenen van een vergunning
1.De lidstaten stellen de volgende vereisten vast voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1:
(a)de aanvrager is een burger van de Unie of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
(b)wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, heeft hij, of wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, hebben de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan en de personen die een gekwalificeerde deelneming in de aanvrager hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013, de volgende kenmerken:
i)zij staan als voldoende betrouwbaar bekend;
ii)zij hebben een blanco strafblad of ander nationaal equivalent ten aanzien van ernstige strafbare feiten in verband met eigendom, financiële activiteiten of de lichamelijke integriteit;
iii)zij zijn niet aan een insolventieprocedure onderworpen of voorheen failliet verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd;
(c)de aanvrager beschikt over passende governanceregelingen en internecontrolemechanismen die de inachtneming van de rechten van de kredietnemer en de naleving van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens waarborgen in overeenstemming met het recht dat op de kredietovereenkomst van toepassing is;
(d)de aanvrager voert een passend beleid dat een eerlijke en zorgvuldige behandeling van kredietnemers waarborgt, door onder meer rekening te houden met hun financiële situatie en door kredietnemers, in voorkomend geval, te verwijzen naar schuldadviesdiensten of sociale diensten;
(e)de aanvrager beschikt over passende en specifieke interne procedures die de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers waarborgen.
2.De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst weigeren een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1, te verlenen wanneer de aanvrager niet voldoet aan de in lid 1 vastgestelde vereisten.
Artikel 6
Procedure voor verlening of weigering van een vergunning
1.De lidstaten stellen een procedure voor vergunningverlening aan kredietservicers vast waarbij een aanvrager een aanvraag indient en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst alle nodige informatie verstrekt om te verifiëren dat de aanvrager aan alle nationale maatregelen tot omzetting van artikel 5, lid 1, heeft voldaan.
2.De in lid 1 bedoelde vergunningaanvraag gaat vergezeld van:
(a)bewijs van de rechtsvorm en de oprichtingsakte van de aanvrager, in voorkomend geval;
(b)het adres van het hoofdkantoor of de statutaire zetel van de aanvrager;
(c)de identiteit van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de aanvrager die een gekwalificeerde deelneming hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
(d)bewijs dat de aanvrager en de onder c) bedoelde personen voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder b);
(e)bewijs van de in artikel 5, lid 1, onder c), bedoelde governanceregelingen en internecontrolemechanismen;
(f)bewijs van het in artikel 5, lid 1, onder d), bedoelde beleid;
(g)bewijs van de in artikel 5, lid 1, onder e), bedoelde interne procedures;
(h)eventuele uitbestedingsovereenkomsten als bedoeld in artikel 10, lid 1.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst binnen 20 werkdagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag beoordelen of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig wordt geacht, stellen de bevoegde autoriteiten een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken, en zij stellen de aanvrager in kennis wanneer zij van mening zijn dat een aanvraag volledig is.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst binnen 30 werkdagen na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag beoordelen of de aanvrager aan de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voldoet. De bevoegde autoriteiten nemen na afloop van deze beoordeling een met redenen omkleed besluit tot verlening of weigering van de vergunning, waarvan de aanvrager binnen vijf werkdagen in kennis wordt gesteld.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager beroep bij de rechter kan instellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 5, lid 2, besluiten af te wijzen of wanneer zij ten aanzien van een vergunningsaanvraag niet binnen zes maanden na ontvangst van een volledige aanvraag een besluit nemen.
Artikel 7
Intrekking van een vergunning
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de aan een kredietservicer verleende vergunning kunnen intrekken, indien de kredietservicer:
(a)geen gebruik maakt van de vergunning binnen 12 maanden na de verlening ervan;
(b)uitdrukkelijk afstand van de vergunning doet;
(c)sinds meer dan zes maanden de activiteiten van kredietservicer heeft gestaakt;
(d)een vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
(e)de voorwaarden van artikel 5, lid 1, niet meer vervult;
(f)een ernstige overtreding van de toepasselijke regels begaat, inclusief de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn.
2.Wanneer overeenkomstig lid 1 een vergunning wordt ingetrokken, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst daarvan onverwijld in kennis stellen indien de kredietservicer diensten in de zin van artikel 11 aanbiedt.
Artikel 8
Register van kredietservicers met vergunning
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een nationaal register opstellen en bijhouden van alle kredietservicers met een vergunning om op hun grondgebied diensten te verlenen, inclusief kredietservicers die diensten verrichten op grond van artikel 11.
2.Dit register wordt online openbaar gemaakt en regelmatig bijgewerkt.
3.Indien een vergunning is ingetrokken, werken de bevoegde autoriteiten het register onverwijld bij.
Artikel 9
Contractuele relatie tussen kredietservicer en kredietnemer
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer zijn diensten met betrekking tot het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst verleent op basis van een schriftelijke overeenkomst met een kredietgever.
2.De in lid 1 bedoelde overeenkomst omvat:
(a)een gedetailleerde beschrijving van de door de kredietservicer uit te voeren kredietservicingactiviteiten;
(b)het beloningsniveau van de kredietservicer of de wijze waarop de beloning wordt berekend;
(c)de mate waarin de kredietservicer de kredietgever kan vertegenwoordigen tegenover de kredietnemer;
(d)een door de partijen aangegane verbintenis om het op de kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht en nationale recht na te leven, ook ten aanzien van de consumentenbescherming.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de volgende bescheiden ten minste tien jaar na de datum van de in lid 1 bedoelde overeenkomst bewaart:
(a)alle correspondentie met de kredietgever en de kredietnemer;
(b)alle van de kredietgever ontvangen instructies ten aanzien van elke kredietovereenkomst die hij beheert en waarvan hij de naleving afdwingt namens die kredietgever.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de in lid 3 bedoelde bescheiden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.
Artikel 10
Uitbesteding door een kredietservicer
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer, wanneer hij een derde gebruikt om activiteiten uit te oefenen die normaal gesproken door hemzelf zouden worden verricht (hierna "kredietservicingaanbieder" genoemd), de kredietservicer volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. De uitbesteding van die kredietservicingactiviteiten is aan de volgende voorwaarden onderworpen:
(a)tussen de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder wordt een schriftelijke uitbestedingsovereenkomst gesloten die de kredietservicingaanbieder verplicht tot naleving van het op de kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht of nationale recht.
(b)de verplichtingen van kredietservicers krachtens deze richtlijn mogen niet worden gedelegeerd;
(c)de contractuele relatie en verplichtingen van de kredietservicer jegens zijn cliënten worden niet gewijzigd;
(d)de in artikel 5, lid 1, bedoelde voorwaarden voor de vergunningverlening aan de kredietservicer blijven onverlet;
(e)de uitbesteding aan de kredietservicingaanbieder verhindert niet dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de artikelen 12 en 20 toezicht uitoefenen op een kredietservicer;
(f)de kredietservicer heeft rechtstreeks toegang tot alle relevante informatie met betrekking tot de aan de kredietservicingaanbieder uitbestede diensten;
(g)de kredietservicer behoudt de deskundigheid en middelen om de uitbestede activiteiten te kunnen uitoefenen nadat de uitbestedingsovereenkomst is beëindigd.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer alle bescheiden inzake instructies aan de kredietservicingaanbieder ten minste tien jaar na de datum van de in lid 1 bedoelde overeenkomst bewaart.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder de in lid 2 bedoelde informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.
Hoofdstuk II
Grensoverschrijdende kredietservicing
Artikel 11
Vrijheid om in een lidstaat van ontvangst kredietservicingactiviteiten uit te oefenen
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer die overeenkomstig artikel 5 in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen, het recht heeft de onder die vergunning vallende diensten in de Unie te verrichten.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer die overeenkomstig artikel 5 in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen en die voornemens is in een lidstaat van ontvangst diensten te verrichten, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie verstrekt:
(a)de lidstaat van ontvangst waar de kredietservicer voornemens is diensten te verrichten;
(b)in voorkomend geval, het adres van het in de lidstaat van ontvangst gevestigde bijkantoor;
(c)in voorkomend geval, de identiteit en het adres van een in de lidstaat van ontvangst aangewezen vertegenwoordiger;
(d)de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het verrichten van kredietservicingactiviteiten in de lidstaat van ontvangst;
(e)naargelang van het geval, details van de maatregelen die zijn genomen om de interne procedures, governanceregelingen en internecontrolemechanismen aan te passen teneinde de naleving van de op de kredietovereenkomst toepasselijke voorschriften te waarborgen.
3.De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst delen de in lid 2 bedoelde informatie binnen dertig werkdagen na ontvangst ervan mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen vervolgens de kredietservicer van een dergelijke ontvangstbevestiging in kennis.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer beroep bij de rechter kan instellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verzuimen de informatie mede te delen.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer, zodra de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst de in lid 2 bedoelde informatie mededelen, mag beginnen met het verrichten van diensten in de lidstaat van ontvangst vanaf de eerste van de volgende data:
(a)de ontvangst van de mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarbij zij de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling bevestigen;
(b)wanneer geen mededeling als bedoeld onder a) wordt ontvangen, na het verstrijken van twee maanden vanaf de datum van mededeling van de informatie als bedoeld in lid 3.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van latere wijzigingen van de overeenkomstig lid 3 medegedeelde informatie in kennis stelt via de procedure van de leden 3, 4 en 5.
7.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in het in artikel 8 bedoelde register de kredietservicers opnemen die een vergunning hebben om op hun grondgebied kredietservicingactiviteiten te verrichten, alsmede de details van de lidstaat van herkomst.
Artikel 12
Toezicht op kredietservicers die grensoverschrijdende diensten verlenen
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toetsen en evalueren of een kredietservicer die diensten verleent in een lidstaat van ontvangst, voortdurend voldoet aan de verplichtingen van deze richtlijn.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst de bevoegdheid krijgen om toezicht te houden op, onderzoek in te stellen naar en administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen op te leggen aan kredietservicers ten aanzien van hun activiteiten in een lidstaat van ontvangst.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de ten aanzien van de kredietservicer genomen maatregelen mededelen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een in een lidstaat van herkomst woonachtige of gevestigde kredietservicer in een lidstaat van ontvangst een bijkantoor heeft gevestigd of een vertegenwoordiger heeft aangewezen, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst nauw samenwerken bij de uitvoering van hun functies en taken krachtens deze richtlijn, met name bij het uitvoeren van controles, onderzoeken en inspecties ter plaatse in dat bijkantoor of ten aanzien van die vertegenwoordiger.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst bij de uitvoering van hun functies en taken krachtens deze richtlijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst om bijstand verzoeken bij het uitvoeren van een inspectie ter plaatse van een bijkantoor dat gevestigd is in of een vertegenwoordiger die is aangewezen in een lidstaat van ontvangst.
6.Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in elk individueel geval mogen beslissen welke maatregelen het meest passend zijn om aan het verzoek om bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst te voldoen.
7.Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst besluiten namens de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst inspecties ter plaatse uit te voeren, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld in kennis van de resultaten daarvan.
8.De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst mogen ambtshalve controles, inspecties en onderzoeken uitvoeren naar kredietservicingacitviteiten die op hun grondgebied worden verricht door een kredietservicer met een in een lidstaat van herkomst verleende vergunning. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst delen de resultaten van deze controles, inspecties en onderzoeken onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.
9.De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over bewijs beschikken dat een kredietservicer die op het grondgebied van deze lidstaat diensten verricht overeenkomstig artikel 11, de uit de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, zij dit bewijs aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toezenden met het verzoek passende maatregelen te nemen.
10.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die het bewijs hebben toegezonden, uiterlijk twee maanden na het in lid 8 bedoelde verzoek in kennis stellen van nadere bijzonderheden over een in verband met het door de lidstaat van ontvangst verstrekte bewijs ingeleide administratieve of andere procedure, aan de kredietservicer opgelegde sancties of geldboeten en remediërende maatregelen of een met redenen omkleed besluit om geen maatregelen te nemen. Indien een procedure is ingeleid, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van de stand van zaken.
11.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, wanneer de kredietservicer de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen nog steeds niet nakomt nadat de lidstaat van herkomst is ingelicht dat binnen een redelijke termijn geen passende maatregelen zijn genomen, of ondanks door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen of in een dringend geval, passende administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen mogen opleggen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn op zijn grondgebied worden nageleefd, nadat zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan onverwijld in kennis hebben gesteld.
Titel III
Kredietkopers
Artikel 13
Recht op informatie over de kredietovereenkomst
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietgever alle nodige informatie verstrekt aan een kredietkoper om hem in staat te stellen de waarde van de kredietovereenkomst en de kans op inning van de waarde van die overeenkomst te beoordelen voordat hij een contract tot overdracht van die kredietovereenkomst sluit.
2.De lidstaten verplichten een kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling die een kredietovereenkomst aan een kredietkoper overdraagt ertoe de overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze richtlijn en artikel 4 van Richtlijn 2013/36/EU aangewezen bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van:
(a)het soort actief dat als zekerheid voor de kredietovereenkomst is gesteld, inclusief informatie over de vraag of het gaat om een met consumenten gesloten kredietovereenkomst;
(b)de waarde van de kredietovereenkomst;
(c)de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.
3.De in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten delen de in dat lid bedoelde informatie en alle andere informatie die zij nodig achten voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of zijn overeenkomstig lid 17 aangewezen vertegenwoordiger gevestigd is en die van de lidstaat waar de kredietnemer gevestigd of woonachtig is.
4.Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 wordt toegepast in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 14
Technische normen voor NPL-gegevens
1.De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die specificeren welke formats voor het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 13, lid 1, moeten worden gebruikt door kredietgevers die kredietinstellingen zijn, teneinde gedetailleerde informatie over hun kredietblootstellingen in de bankportefeuille te verstrekken aan kredietkopers voor screening, financieel boekenonderzoek en taxatie van de kredietovereenkomst.
2.De EBA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [31 december 2018] voor aan de Commissie.
3.Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 1 bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 15
Verplichtingen van kredietkopers
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de vertegenwoordiger van een kredietkoper als bedoeld in artikel 17, lid 1, een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar dochteronderneming of een kredietservicer met een vergunning aanwijst om kredietservicingactiviteiten te verrichten ten aanzien van met consumenten gesloten kredietovereenkomsten.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietkoper bij de koop van kredietovereenkomsten niet onderworpen is aan meer vereisten dan die welke in de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn zijn opgenomen.
Artikel 16
Gebruik van kredietservicers, kredietinstellingen of hun dochterondernemingen
1.De lidstaten verplichten de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger ertoe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, in kennis te stellen van de identiteit en het adres van de kredietinstelling, haar dochteronderneming of de kredietservicer waarop hij een beroep heeft gedaan voor het verrichten van kredietservicingactiviteiten met betrekking tot de overgedragen kredietovereenkomst.
2.Wanneer de kredietkoper of de overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger een beroep doet op een andere kredietinstelling, dochteronderneming of kredietservicer om het krediet te servicen, stelt hij de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten daarvan ten minste twee weken van tevoren in kennis, en hij vermeldt daarbij de identiteit en het adres van de nieuwe kredietinstelling, haar dochteronderneming of kredietservicer waarop hij een beroep heeft gedaan voor het verrichten van kredietservicingactiviteiten met betrekking tot de overgedragen kredietovereenkomst.
3.De lidstaten verplichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, ertoe de overeenkomstig artikel 13, lid 3, ontvangen informatie onverwijld mede te delen aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in de leden 1 en 2 bedoelde kredietinstelling, haar dochteronderneming of kredietservicer.
Artikel 17
Vertegenwoordiger van niet in de Unie gevestigde kredietkopers
1.De lidstaten bepalen dat een niet in de Unie woonachtige of gevestigde kredietkoper bij overdracht van een kredietovereenkomst schriftelijk een vertegenwoordiger heeft aangewezen die in de Unie woonachtig of gevestigd is.
2.De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger kan door de bevoegde autoriteiten naast of in plaats van de kredietkoper worden aangesproken over alle aangelegenheden in verband met de naleving van deze richtlijn en is volledig verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen die de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan de kredietkoper opleggen.
Artikel 18
Kredietkopers die de naleving van een kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, mededeelt dat hij voornemens is de naleving van een kredietovereenkomst rechtstreeks af te dwingen door de volgende informatie te verstrekken:
(a)het soort actief dat als zekerheid voor de kredietovereenkomst is gesteld, inclusief informatie over de vraag of het gaat om een met consumenten gesloten kredietovereenkomst;
(b)de waarde van de kredietovereenkomst;
(c)de identiteit en het adres van de kredietnemer en de kredietkoper of zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.
2.De lidstaten verplichten de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten ertoe de overeenkomstig lid 1 ontvangen informatie onverwijld door te geven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietnemer gevestigd is.
Artikel 19
Overdracht van een kredietovereenkomst door een kredietkoper
1.De lidstaten verplichten een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger die een kredietovereenkomst aan een andere kredietkoper overdraagt, ertoe de in artikel 18, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van de overdracht, de identiteit en het adres van de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten de overeenkomstig artikel 13, lid 3, ontvangen informatie onverwijld doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is.
TITEL IV
Toezicht
Artikel 20
Toezicht door de bevoegde autoriteiten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers en, in voorkomend geval, kredietservicingaanbieders waaraan overeenkomstig artikel 10 activiteiten zijn uitbesteed, voortdurend voldoen aan de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en dat deze activiteiten zijn onderworpen aan passend toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst om de naleving te toetsen.
2.De lidstaat waar de kredietkopers of, in voorkomend geval, hun overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordigers woonachtig of gevestigd zijn, zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de nakoming van de in de artikelen 15 tot en met 19 opgenomen verplichtingen ten aanzien van kredietkopers of, in voorkomend geval, hun overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordigers.
3.De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de functies en taken krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
4.Wanneer lidstaten overeenkomstig lid 3 meer dan één bevoegde autoriteit aanwijzen, stellen zij hun respectieve taken vast.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden getroffen om de overeenkomstig lid 3 aangewezen bevoegde autoriteiten in staat te stellen van kredietkopers of hun vertegenwoordigers, kredietservicers, kredietservicingaanbieders waaraan een kredietservicer overeenkomstig artikel 10 activiteiten uitbesteedt, kredietnemers en elke andere persoon of overheidsinstantie de nodige informatie te verkrijgen om:
(a)de voortdurende naleving van de in de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn neergelegde vereisten te toetsen;
(b)mogelijke inbreuken op deze vereisten te onderzoeken;
(c)administratieve sancties en remediërende maatregelen op te leggen overeenkomstig de bepalingen tot omzetting van artikel 22.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig lid 3 aangewezen bevoegde autoriteiten de deskundigheid, middelen, operationele capaciteit en bevoegdheden hebben die nodig zijn om hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.
Artikel 21
Toezichthoudende rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig artikel 20, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst alle toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden krijgen die nodig zijn voor de uitvoering van hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn, inclusief:
(a)de bevoegdheid om een vergunning te verlenen of te weigeren overeenkomstig artikel 5;
(b)de bevoegdheid om een vergunning in te trekken overeenkomstig artikel 7;
(c)de bevoegdheid om inspecties ter plaatse en elders uit te voeren;
(d)de bevoegdheid om administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen op te leggen overeenkomstig de bepalingen tot omzetting van artikel 22.
(e)de bevoegdheid om uitbestedingsovereenkomsten te controleren die kredietservicers overeenkomstig artikel 10, lid 1, met kredietservicingaanbieders hebben gesloten.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst ten minste eenmaal per jaar de inachtneming van de in artikel 5, lid 1, onder c), d) en e), vastgelegde vereisten door een kredietservicer evalueren.
3.De lidstaten bepalen de reikwijdte van de in lid 2 bedoelde evaluatie, gelet op de omvang, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de betrokken kredietservicer.
4.De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, in kennis van de resultaten van de in lid 2 bedoelde evaluatie, inclusief nadere bijzonderheden over opgelegde administratieve sancties of remediërende maatregelen.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst bij de uitvoering van de in lid 2 bedoelde evaluatie alle informatie uitwisselen die nodig is om hen in staat te stellen hun respectieve taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een kredietservicer, kredietservicingaanbieder of kredietkoper of diens overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger die niet aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voldoet, ertoe kan verplichten in een vroeg stadium alle noodzakelijke maatregelen of stappen te nemen om aan die bepalingen te voldoen.
Artikel 22
Administratieve sancties en remediërende maatregelen
1.De lidstaten stellen regels vast voor het bepalen van passende administratieve sancties en remediërende maatregelen die ten minste in de volgende situaties van toepassing zijn:
(a)een kredietservicer verzuimt een uitbestedingsovereenkomst te sluiten of sluit deze in strijd met de bepalingen tot omzetting van artikel 10 of de kredietservicingaanbieder waaraan de taken zijn uitbesteed, maakt ernstig inbreuk op de toepasselijke rechtsregels, inclusief het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn;
(b)de governanceregelingen en internecontrolemechanismen van een kredietservicer waarborgen niet dat de rechten van de kredietnemer worden geëerbiedigd en de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd;
(c)het beleid van een kredietservicer is ontoereikend voor een behoorlijke behandeling van kredietnemers als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder d);
(d)de interne procedures van een kredietservicer voorzien niet in de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers volgens de in de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn vastgelegde verplichtingen;
(e)een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt de informatie mede te delen overeenkomstig de nationale maatregelen tot omzetting van de artikelen 16, 18 en 19;
(f)een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale maatregelen tot omzetting van artikel 15;
(g)een kredietkoper verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale maatregelen tot omzetting van artikel 17.
2.De in lid 1 bedoelde sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en omvatten ten minste:
(a)intrekking van een vergunning voor het verrichten van activiteiten als kredietservicer;
(b)een bevel waarbij de kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger wordt gelast de inbreuk te verhelpen en die gedraging te staken en niet meer te herhalen;
(c)administratieve geldboeten.
3.De lidstaten zorgen er tevens voor dat administratieve sancties en remediërende maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het bepalen van de aard van administratieve sancties of andere remediërende maatregelen en van het bedrag van die administratieve geldboeten alle volgende omstandigheden in aanmerking nemen, voor zover relevant:
(a)de ernst en de duur van de inbreuk;
(b)de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger;
(c)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper, rekening houdend met onder meer de totale omzet van een rechtspersoon of het jaarinkomen van een natuurlijke persoon;
(d)de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover deze kunnen worden bepaald;
(e)de verliezen die derden door de inbreuk hebben geleden, voor zover die verliezen kunnen worden bepaald;
(f)de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper met de bevoegde autoriteiten meewerkt;
(g)eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger;
(h)daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van de inbreuk voor het systeem.
5.Indien de in lid 1 bedoelde situaties op rechtspersonen van toepassing zijn, zorgen de lidstaten er eveneens voor dat de bevoegde autoriteiten de in lid 2 genoemde administratieve sancties en remediërende maatregelen toepassen op leden van het leidinggevende of bestuursorgaan en andere personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, voordat zij een besluit tot oplegging van in lid 2 genoemde administratieve sancties of remediërende maatregelen nemen, de betrokken kredietservicer, kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger in de gelegenheid stellen te worden gehoord.
7.De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij in lid 2 genoemde administratieve sancties of remediërende maatregelen worden opgelegd, naar behoren gemotiveerd is en vatbaar is voor beroep.
Titel V
Versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden
Artikel 23
Voorwaarden voor het vrijwillige gebruik van versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden
1.De lidstaten zorgen ervoor dat dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden door een kredietgever kan worden gebruikt wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
(a)het mechanisme is door de kredietgever en de zakelijke kredietnemer schriftelijk overeengekomen, of in een notariële akte wanneer de lidstaat zulks vereist, en die overeenkomst vermeldt de afdwingingsgrond en de termijn waarbinnen de zakelijke kredietnemer de betaling kan verrichten om de uitvoering van deze versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te voorkomen;
(b)de zakelijke kredietnemer is vóór het sluiten van de onder a) bedoelde overeenkomst duidelijk geïnformeerd over de toepassing en de gevolgen van deze versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden;
(c)binnen vier weken nadat de afdwingingsgrond zich heeft voorgedaan, of later wanneer de kredietgever en de zakelijke kredietnemer dit zijn overeengekomen, heeft de kredietgever de zakelijke kredietnemer schriftelijk in kennis gesteld van:
i)het voornemen van de kredietgever om de activa te executeren via dit versnelde buitengerechtelijke mechanisme voor de uitwinning van zekerheden om ervoor te zorgen dat aan de contractuele verplichtingen van de gedekte kredietovereenkomst wordt voldaan;
ii)het soort toe te passen uitwinningsmaatregel als bedoeld in de artikelen 25 en 26;
iii)de termijn waarbinnen de betaling kan worden verricht voordat het onder a) bedoelde mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden wordt gebruikt;
iv)het bedrag in wanbetaling dat volgens de contractuele verplichtingen van de gedekte kredietovereenkomst verschuldigd is;
(d)de zakelijke kredietnemer heeft niet de volledige betaling zoals bepaald in de onder c) bedoelde kennisgeving van de kredietgever verricht.
Voor de toepassing van lid 1 omvat de in lid 1, onder a), bedoelde overeenkomst een rechtstreeks uitvoerbare titel.
Voor de toepassing van lid 1, onder a), kunnen de lidstaten bepalen dat in gevallen waarin een zakelijke kredietnemer ten minste 85 % van het bedrag van de gedekte kredietovereenkomst heeft betaald, de daarin bedoelde termijn met ten minste zes maanden kan worden verlengd.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de zakelijke kredietnemer de als zekerheid verpande activa vanaf de ontvangst van de in lid 1, onder c), bedoelde kennisgeving niet mag vervreemden en dat hij de algemene verplichting heeft om mee te werken en alle relevante informatie te verstrekken wanneer dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden overeenkomstig lid 1 wordt toegepast.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietgever de zakelijke kredietnemer een redelijke termijn geeft om de betaling te verrichten en redelijke inspanningen levert om het gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te voorkomen.
Artikel 24
Uitwinning
1.De lidstaten zorgen ervoor dat zekerheden kunnen worden geëxecuteerd volgens dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.
2.De lidstaten voorzien voor elk soort zekerheidsrecht en zekerheid in ten minste één van de volgende manieren om de zekerheid als bedoeld in lid 1 te executeren:
a)
openbare veiling;
b)
onderhandse verkoop.
Voor elk van deze manieren kunnen de lidstaten bepalen dat waar nodig een notaris, deurwaarder of andere overheidsfunctionaris wordt aangewezen om te zorgen voor een efficiënte en snelle verdeling van de opbrengst van de verkoop en overdracht van de zekerheid aan de koper of de rechten van de kredietnemer te waarborgen.
3.Wanneer de lidstaten de buitengerechtelijke uitwinningsprocedure door middel van toe-eigening instellen, is het recht van de kredietgever om het actief te houden ter gehele of gedeeltelijke voldoening van de verplichtingen van de zakelijke kredietnemer, onderworpen aan het toepasselijke recht in elke lidstaat. De lidstaten zorgen ervoor dat in geval van toe-eigening het positieve saldo dat aan de kredietnemer wordt uitbetaald, het verschil tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de taxatie van het actief is.
4.Voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde executie zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever een taxatie van de activa organiseert om de reserveringsprijs te bepalen in geval van openbare veiling en onderhandse verkoop, en dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
(a)de kredietgever en de zakelijke kredietnemer zijn het eens over de aan te wijzen taxateur;
(b)de taxatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur;
(c)de taxatie is eerlijk en realistisch;
(d)de taxatie wordt specifiek ten behoeve van de executie van de zekerheid uitgevoerd nadat de afdwingingsgrond zich heeft voorgedaan;
(e)de zakelijke kredietnemer heeft het recht om de taxatie overeenkomstig artikel 29 aan te vechten voor de rechter.
5.Voor de toepassing van punt a) wordt, wanneer de partijen het niet eens kunnen worden over de aanwijzing van een taxateur voor de executie van de zekerheid als bedoeld in lid 2, bij beslissing van een rechter een taxateur aangesteld overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de zakelijke kredietnemer gevestigd of woonachtig is.
Artikel 25
Openbare veiling
1.De lidstaten zorgen ervoor dat bij de executie van zekerheden door middel van openbare veiling de volgende elementen in acht worden genomen:
(a)de kredietgever heeft het tijdstip en de plaats van de openbare veiling ten minste tien dagen vóór die veiling openbaar bekendgemaakt;
(b)de kredietgever heeft redelijke inspanningen geleverd om een zo groot mogelijk aantal potentiële kopers aan te trekken;
(c)de kredietgever heeft de zakelijke kredietnemer en elke derde met een belang in of recht op het actief ten minste tien dagen vóór de openbare veiling van die veiling in kennis gesteld, inclusief het tijdstip en de plaats;
(d)voorafgaand aan de openbare veiling is een taxatie van het actief uitgevoerd;
(e)de reserveringsprijs van het actief is ten minste gelijk aan het voorafgaand aan de openbare veiling bepaalde taxatiebedrag;
(f)het actief mag met een korting van niet meer dan 20 % van het taxatiebedrag worden verkocht wanneer aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
i)bij de openbare veiling heeft geen enkele koper een bod gedaan in overeenstemming met de onder e) en f) bedoelde vereisten;
ii)het actief dreigt op korte termijn te verslechteren.
2.Wanneer het actief niet bij openbare veiling verkocht is, mogen de lidstaten voorzien in de executie van de zekerheid bij onderhandse verkoop.
3.Wanneer een lidstaat voorziet in een tweede openbare veiling, is lid 1, onder a) tot en met e), van toepassing, maar mag het actief met een extra korting worden verkocht, zoals door de lidstaten bepaald.
Artikel 26
Onderhandse verkoop
1.De lidstaten zorgen ervoor dat bij de executie van zekerheden door middel van onderhandse verkoop de volgende elementen in acht worden genomen:
(a)de kredietgever heeft redelijke inspanningen geleverd, inclusief passende publiciteit, om potentiële kopers aan te trekken;
(b)de kredietgever heeft de zakelijke kredietnemer en elke derde met een belang in of recht op het actief ten minste tien dagen voordat het ter verkoop wordt aangeboden, in kennis gesteld van zijn voornemen om het actief te verkopen;
(c)een taxatie van het actief is uitgevoerd voorafgaand aan de onderhandse verkoop en/of een openbare veiling overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c);
(d)de richtprijs van het actief is ten minste gelijk aan het bij de onder c) bedoelde taxatie vastgestelde bedrag op het tijdstip waarop het actief voor onderhandse verkoop wordt aangeboden;
(e)het actief mag met een korting van niet meer dan 20 % van de waarde worden verkocht wanneer aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
i)binnen dertig dagen heeft geen enkele koper een bod gedaan in overeenstemming met de onder d) en e) bedoelde vereisten;
ii)het actief dreigt op korte termijn te verslechteren.
2.Wanneer het actief niet binnen dertig dagen nadat het ter verkoop is aangeboden bij onderhandse verkoop is verkocht, zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever gedurende een aanvullende periode van ten minste dertig dagen publiciteit maakt voor de verkoop voordat een verkoop wordt gesloten.
3.Wanneer een lidstaat voorziet in een tweede poging tot onderhandse verkoop, is lid 1, onder a) tot en met d), van toepassing, maar mag het actief met een extra korting worden verkocht, zoals door de lidstaten bepaald.
Artikel 27
Concurrerende zekerheidsrechten
De lidstaten bepalen dat de aan concurrerende zekerheidsrechten op dezelfde zekerheid verbonden prioriteit onverlet blijft door de afdwinging van een van die rechten door middel van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
Artikel 28
Recht om de uitwinning aan te vechten
De lidstaten zorgen ervoor dat de zakelijke kredietnemer het recht heeft om het gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden voor een nationale rechter aan te vechten wanneer de verkoop van de als zekerheid gestelde activa niet is uitgevoerd overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 3, en de artikelen 25 en 26, of de taxatie van de activa niet is uitgevoerd overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 4.
Artikel 29
Restitutie van het overschot
De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietgever de zakelijke kredietnemer een positief saldo tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de opbrengst van de verkoop van het actief moeten uitbetalen.
Artikel 30
Verrekening van het uitstaande bedrag
Onverminderd de artikelen 19 tot en met 23 van Richtlijn (EU) 20XX/XX van het Europees Parlement en de Raad mogen de lidstaten in gevallen waarin het na gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gerealiseerde bedrag lager is dan de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst, voorzien in de verrekening van alle verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.
Artikel 31
Overdracht van gedekte kredietovereenkomsten aan derden
De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een gedekte kredietovereenkomst die voorziet in het recht op versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden door de kredietinstelling of haar dochteronderneming aan een derde wordt overgedragen, die derde het recht verkrijgt om onder dezelfde voorwaarden als de kredietinstelling van dit mechanisme voor versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gebruik te maken bij wanbetaling van de zakelijke kredietnemer.
Artikel 32
Herstructurerings- en insolventieprocedures
1.Deze richtlijn laat Richtlijn (EU) 20XX/XX van het Europees Parlement en de Raad onverlet.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer ten aanzien van een zakelijke kredietnemer een insolventieprocedure is ingeleid, voor de executie van zekerheden krachtens de nationale wetgeving tot omzetting van deze richtlijn een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.
Artikel 33
Verzameling van gegevens
1.De lidstaten en, in geval van kredietinstellingen, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, verzamelen jaarlijks bij kredietgevers informatie over het aantal gedekte kredietovereenkomsten waarbij versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden plaatsvindt en de termijnen waarbinnen dit geschiedt.
2.De lidstaten en, in geval van kredietinstellingen, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, verzamelen jaarlijks de volgende informatie bij kredietgevers:
a)
het aantal krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn ingeleide, lopende en afgesloten procedures, inclusief:
i) het aantal procedures ten aanzien van roerende activa;
ii) het aantal procedures ten aanzien van onroerende activa;
b)
de lengte van de procedures van kennisgeving tot verrekening, per methode van uitwinning (openbare veiling, onderhandse verkoop of toe-eigening);
c)
de gemiddelde kosten van elke procedure in euro's;
d)
de afwikkelingspercentages.
3.De lidstaten aggregeren de in lid 2 bedoelde gegevens en stellen uit die geaggregeerde gegevens statistieken samen voor het volledige kalenderjaar dat begint op DATUM [PUBLICATIEBUREAU: 1 januari van het jaar volgende op de goedkeuring van deze handeling invoegen].
4.De in lid 1 bedoelde statistische gegevens worden de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgende op het jaar waarvoor de gegevens zijn verzameld, toegezonden.
Titel VI
Waarborgen en samenwerkingsplicht
Artikel 34
Wijziging van de kredietovereenkomst
Onverminderd de verplichtingen om de consument in kennis te stellen overeenkomstig Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG en Richtlijn 93/13/EEG, zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever de consument, voordat de voorwaarden van een kredietovereenkomst met instemming of bij wet worden gewijzigd, in kennis stelt van de volgende informatie:
(a)een duidelijke en volledige beschrijving van de voorgestelde wijzigingen;
(b)het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze wijzigingen;
(c)de gronden waarop de consument een klacht ten aanzien van deze wijzigingen kan indienen;
(d)de termijn waarbinnen een dergelijke klacht kan worden ingediend;
(e)de naam en het adres van de bevoegde autoriteit waarbij de klacht kan worden ingediend.
Artikel 35
Klachten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer de kredietnemer onverwijld in kennis stelt van de volgende informatie:
(a)de identiteit van de kredietservicer;
(b)een kopie van de hem overeenkomstig artikel 6 verleende vergunning;
(c)de naam, het adres en de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietnemer woonachtig of gevestigd is en waar hij een klacht kan indienen.
2.De in lid 1 bedoelde kennisgeving geschiedt schriftelijk, of langs elektronische weg wanneer dit volgens het Unierecht of nationale recht is toegestaan.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer in alle verdere communicatie met de kredietnemer, ook via de telefoon, de in lid 1, onder a) en c), bedoelde informatie opneemt of vermeldt.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers doeltreffende en transparante procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers vaststellen en in stand houden.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat de behandeling van klachten van kredietnemers door kredietservicers kosteloos is en dat kredietservicers de klachten en de genomen maatregelen om deze aan te pakken, registreren.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een procedure voor de behandeling van klachten van kredietnemers met betrekking tot kredietkopers, kredietservicers en kredietservicingaanbieders vaststellen en bekendmaken en dat deze klachten na ontvangst onverwijld worden behandeld.
Artikel 36
Bescherming van persoonsgegevens
De verstrekking van informatie aan natuurlijke personen over de verwerking van persoonsgegevens en de verwerking van dergelijke gegevens en enige andere verwerking van persoonsgegevens voor de bij deze richtlijn beoogde doeleinden geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 37
Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 7, 11, 12, 13, 16, 18, 19 en 21 bedoelde bevoegde autoriteiten met elkaar samenwerken wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun taken of de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. Die autoriteiten coördineren tevens hun acties om mogelijke duplicatie en overlapping te voorkomen bij de toepassing van toezichtbevoegdheden, administratieve sancties en maatregelen op grensoverschrijdende gevallen.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten elkaar op verzoek en zonder onnodige vertraging de informatie verstrekken die nodig is voor de uitoefening van hun functies en taken overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten die bij de uitoefening van hun functies en taken krachtens deze richtlijn vertrouwelijke informatie ontvangen, deze informatie uitsluitend bij de uitoefening van hun functies en taken gebruiken.
4.De lidstaten nemen de nodige administratieve en organisatorische maatregelen om de in dit artikel bedoelde samenwerking te vergemakkelijken.
5.De Europese Bankautoriteit vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en bevordert hun onderlinge samenwerking.
Titel VII
Wijziging
Artikel 38
Wijziging van Richtlijn 2014/17/EU
Het volgende artikel 28 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 28 bis
1.Indien de rechten die de kredietgever op grond van een kredietovereenkomst heeft, dan wel de overeenkomst zelf, aan een derde worden overgedragen, kan de consument jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking, mits deze in de betrokken lidstaat is toegestaan.
2.De consument wordt van de in lid 1 bedoelde overdracht in kennis gesteld."
Titel VIII
Slotbepalingen
Artikel 39
Comité
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 40
Evaluatie
1.Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen.
2.Wanneer die evaluatie belangrijke problemen met het functioneren van de richtlijn aan het licht brengt, dient in het verslag te worden aangegeven hoe de Commissie voornemens is de vastgestelde problemen aan te pakken, met inbegrip van stappen en een tijdschema voor de mogelijke herziening.
Artikel 41
Omzetting
1.De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
2.Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2021.
Artikel 4, lid 1, artikel 7 en de artikelen 9 tot en met 12 zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2021.
3.Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
4.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 42
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 43
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter