Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018IP0243

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 juni 2018 over de stand van zaken van de recreatievisserij in de Europese Unie (2017/2120(INI))

    PB C 28 van 27.1.2020, p. 2–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.1.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 28/2


    P8_TA(2018)0243

    Stand van zaken van de recreatievisserij in de EU

    Resolutie van het Europees Parlement van 12 juni 2018 over de stand van zaken van de recreatievisserij in de Europese Unie (2017/2120(INI))

    (2020/C 28/02)

    Het Europees Parlement,

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 43,

    gezien zijn resolutie van 6 juli 2017 over de bevordering van cohesie en ontwikkeling in de ultraperifere gebieden van de EU: uitvoering van artikel 349 VWEU (1),

    gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (2),

    gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4), en met name artikel 77,

    gezien Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 (5) van de Raad, en met name artikel 5,

    gezien de studie getiteld "Marine recreational and semi-subsistence fishing – its value and its impact on fish stocks", die in juli 2017 gepubliceerd werd door de beleidsondersteunende afdeling voor Structuur- en Cohesiebeleid,

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie visserij (A8-0191/2018),

    A.

    overwegende dat de definitie van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) van 2013 de recreatievisserij beschrijft als "het vangen of trachten te vangen, hoofdzakelijk als vrijetijdsbesteding en/of voor persoonlijke consumptie, van levende aquatische hulpbronnen. Dit omvat actieve visserijmethoden, onder meer met lijnen, harpoenen en door middel van strandvisserij, en passieve visserijtechnieken, zoals met netten, kooien, fuiken en staande lijnen"; overwegende dat, gelet op het feit dat in artikel 55, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat in het kader van de recreatievisserij gedane vangsten niet in de handel mogen worden gebracht, duidelijke definities van recreatievisserij en mariene recreatievisserij noodzakelijk zijn;

    B.

    overwegende dat het belangrijk is het verschil te begrijpen tussen recreatievisserij en semizelfvoorzieningsvisserij, omdat die twee afzonderlijk moeten worden geëvalueerd en gereguleerd en omdat duidelijk moet worden gemaakt dat recreatievisserij geen semizelfvoorzieningsvisserij is; overwegende dat de semizelfvoorzieningsvisserij niet in de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) wordt genoemd; overwegende dat de twee vormen van visserij dan ook afzonderlijk moeten worden geëvalueerd en gereguleerd;

    C.

    overwegende dat de EU-wetgeving uitsluitend werkt met een systeem met twee categorieën visserij, namelijk recreatieve en commerciële visserij, en dus de semi-zelfvoorzieningsvisserij en de semicommerciële visserij niet erkent;

    D.

    overwegende dat recreatievisserij gezien haar omvang een aanzienlijke impact kan hebben op visbestanden, maar dat regulering van de kwestie hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten valt;

    E.

    overwegende dat de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties zelfvoorzieningsvisserij heeft gedefinieerd als visserij op waterdieren die aanzienlijk bijdraagt aan het voorzien in de voedselbehoeften van een persoon;

    F.

    overwegende dat, als er geen duidelijk juridisch onderscheid wordt gemaakt tussen recreatievisserij, semizelfvoorzieningsvisserij en semicommerciële visserij, bepaalde vormen van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO) onontdekt kunnen blijven aangezien zij niet worden geteld of naar behoren gereguleerd;

    G.

    overwegende dat er op EU-niveau geen eenduidige definitie van recreatievisserij bestaat waarover overeenstemming bestaat, en dat het daardoor zeer moeilijk is de recreatievisserij te controleren, gegevens daarover te verzamelen en de gevolgen voor de visbestanden en het milieu of het economische belang ervan te beoordelen;

    H.

    overwegende dat er voor een goed beheer van elk soort visserijactiviteiten, met inbegrip van recreatievisserij, regelmatig betrouwbare gegevens moeten worden verzameld en tijdreeksen nodig zijn om de impact op de visbestanden of andere mariene organismen en het milieu te kunnen beoordelen; en dat deze gegevens momenteel ontbreken of incompleet zijn; overwegende dat behalve de directe effecten op de visbestanden ook de verdere milieueffecten van de recreatievisserij onvoldoende zijn onderzocht;

    I.

    overwegende dat studies hebben aangetoond dat een aanzienlijke hoeveelheid traceerbaar plastic afval in zeeën, meren en rivieren afkomstig is van watergebaseerde recreatieactiviteiten zoals met een boot varen, toerisme en visserij; stelt vast dat afval in de vorm van verloren uitrusting voor recreatievisserij ernstige schade kan toebrengen aan habitats en aan het milieu;

    J.

    overwegende dat het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) financiële steun verleent voor het verzamelen van gegevens, ook over recreatievisserij;

    K.

    overwegende dat in de doelstellingen die zijn opgenomen in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt gerefereerd aan de noodzaak om voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en om de visbestanden en andere mariene organismen boven een niveau te brengen en te behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren;

    L.

    overwegende dat, volgens een recente studie die in opdracht van het Europees Parlement is uitgevoerd, de impact van recreatievisserij kan variëren afhankelijk van de visbestanden en 2 % (makreel) tot 43 % (witte koolvis) van de totale vangst kan uitmaken;

    M.

    overwegende dat het voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB noodzakelijk is dat visbestanden en visserijactiviteiten beheerd en in evenwicht gehouden worden; overwegende dat deze doelstellingen niet kunnen worden verwezenlijkt als een deel van de gegevens over de vangsten en over het economisch belang van de visserijactiviteiten, met inbegrip van recreatievisserij, ontbreekt;

    N.

    overwegende dat de lidstaten verplicht zijn om gegevens te verzamelen, met inbegrip van ramingen van in het kader van recreatievisserij gedane vangsten en terugzettingen van soorten die zijn vermeld in Verordening (EU) 2017/1004 en uiteindelijk zijn opgenomen in meerjarige beheersplannen; overwegende dat slechts enkele lidstaten beschikken over volledige gegevens over de recreatievisserij die in hun territoriale wateren wordt bedreven;

    O.

    overwegende dat bij de recreatievisserij op zee een groot aantal soorten wordt gevangen, maar dat verplichte gegevensverzameling op slechts enkele daarvan van toepassing is, en dat het daarom noodzakelijk is om per land meer soorten te controleren en analyseren; overwegende dat de vangsten van de recreatievisserij moeten worden opgenomen in de totale ramingen van visserijsterfte en biomassa;

    P.

    overwegende dat de beschikbaarheid van gegevens over recreatievisserij van regio tot regio verschilt en dat er betere informatie beschikbaar is over de mariene recreatievisserij in de Noordzee en de Oostzee dan over die in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee of de Atlantische Oceaan;

    Q.

    overwegende dat er in de EU naar schatting tussen 8,7 en 9 miljoen personen zijn die mariene recreatievisserijactiviteiten uitoefenen, d.w.z. 1,6 % van de Europese bevolking, die samen goed zijn voor naar schatting 77 miljoen visdagen per jaar;

    R.

    overwegende dat in artikel 3, lid 2, punt 6, van Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het EFMZV "visser"wordt gedefinieerd als een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent, en dat het derhalve noodzakelijk is dat personen die zich bezighouden met recreatievisserij op een andere manier worden gedefinieerd;

    S.

    overwegende dat de geschatte economische impact van de Europese recreatievisserij (zonder de waarde van toeristische visserij) 10,5 miljard EUR bedraagt, waarvan 5,1 miljard EUR directe, 2,3 miljard EUR indirecte en 3,2 miljard EUR geïnduceerde uitgaven; overwegende dat in de EU de waarde wordt geraamd op 8,4 miljard EUR, waarvan (4,2 miljard EUR directe, 1,8 miljard EUR indirecte en 2,5 miljard EUR geïnduceerde uitgaven);

    T.

    overwegende dat er een rechtstreeks verband is tussen overvloed/structuur van visbestanden, toegang tot vangstmogelijkheden en de hieruit voortvloeiende werkgelegenheid en de economische en sociaaleconomische impact ervan; overwegende dat het belangrijk is om de impact van alle visserijtakken op een specifiek bestand te beoordelen, alsook de economische waarde ervan, om beheersmaatregelen te kunnen vaststellen die ertoe bijdragen dat zowel de milieudoelstelling als de economische doelstelling worden behaald;

    U.

    overwegende dat mariene recreatievisserij goed is voor naar schatting 99 000 voltijdsequivalente banen (vte's) in Europa, waarvan 57 000 directe, 18 000 indirecte en 24 000 afgeleide banen, en een gemiddelde waarde van 49 000 EUR per jaar per vte genereert; overwegende dat dit voor de EU 84 000 vte's (50 000 directe, 15 000 indirecte en 20 000 afgeleide banen) bedraagt;

    V.

    overwegende dat toeristische mariene recreatievisserij, alsook andere toeristische visserij, erg belangrijk is gebleken voor de economie van vele regio's en landen, en als zodanig moet worden geanalyseerd om de waarde, de impact en het ontwikkelingspotentieel ervan beter te beoordelen;

    W.

    overwegende dat alle soorten recreatievisserij meer economische en sociale impact op lokaal en regionaal niveau hebben dan op nationaal niveau doordat ze lokale en kustgemeenschappen ondersteunen via toerisme, productie, detailhandel in en verhuur van uitrusting en andere diensten in verband met recreatievisserij;

    X.

    overwegende dat recreatieve vangsten in sommige gevallen een aanzienlijk aandeel van de totale visserijsterfte van het bestand vertegenwoordigen en dat er daarom rekening mee moet worden gehouden bij de vaststelling van vangstmogelijkheden; overwegende dat, volgens een recente studie in opdracht van het Parlement, het geraamde procentuele aandeel in de totale vangsten dat voor rekening komt van de mariene recreatievisserij per doelsoort sterk kan variëren (van 2 % voor makreel tot 43 % voor witte koolvis);

    Y.

    overwegende dat het belangrijk is de verschillende recreatievisserijmethoden of segmenten beschreven in de ICES-definitie van 2013 afzonderlijk te beoordelen;

    Z.

    overwegende dat de evaluatie van de impact van de recreatievisserij op de visbestanden onder meer betrekking moet hebben op de hoeveelheden bewaarde vis en de sterftecijfers van vrijgelaten vis; overwegende dat het overlevingspercentage van met de hengel of de vislijn gevangen vis (vangen en terugzetten) in de meeste gevallen hoger is dan dat voor vis die met ander vistuig en op andere wijzen is gevangen, en dat in deze gevallen met dit gegeven rekening moet worden gehouden; overwegende dat meer informatie over de belangrijkste soorten voor de recreatievisserij op zee nodig is om een vergelijking te kunnen maken tussen de waarschijnlijke overleving van teruggeworpen vissen in de commerciële en teruggezette vissen in de recreatievisserij;

    AA.

    overwegende dat recreatievisserij een brede waaier van tuig en technieken met verschillende bestanden en milieu-impact omvat en daarom dienovereenkomstig moet worden beoordeeld en gereguleerd;

    AB.

    overwegende dat er op EU-niveau beperkingen zijn ingevoerd op de recreatievisserij vanwege de deplorabele toestand van het noordelijke zeebaarsbestand en het kabeljauwbestand in de westelijke Oostzee, waarin meeneemlimieten of het verbod op bewaren (zeebaars) zijn vastgesteld om de betrokken bestanden te helpen herstellen; overwegende dat de dringende noodmaatregelen die worden genomen wanneer men van mening is dat de toestand van een bestand te lijden heeft onder recreatievisserij de sector niet de nodige zichtbaarheid bieden;

    AC.

    overwegende dat bepaalde recreatievissers op diadrome soorten zoals zalm, forel en paling vissen; overwegende dat de gegevensverzameling voor deze soorten in zowel zoet als zout water moet worden uitgevoerd om te beoordelen hoe de visbestanden zich in de loop van de tijd ontwikkelen;

    AD.

    overwegende dat de gebieden die het best toegankelijk zijn voor de meeste recreatievissers kustgebieden zijn, waar naast vissoorten ook vaak ongewervelde dieren worden gevangen en zeewier wordt geoogst; overwegende dat deze een belangrijke rol spelen in de ecologie van dergelijke gebieden; overwegende dat de impact van vangsten van deze soorten ook moet worden beoordeeld, niet alleen met het oog op de bestanden in kwestie, maar ook op de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken;

    AE.

    overwegende dat zalmen terugkeren naar de wateren waar zij zijn geboren, en dat deze soort derhalve idealiter alleen zou mogen worden gevangen in de rivierstelsels waar doeltreffende controle en handhaving mogelijk zijn; overwegende dat zalmvangst op zee zonder onderscheid zalm uit zowel gezonde als kwetsbare populaties verwijdert;

    AF.

    overwegende dat de recreatievisserij een belangrijke bron van visserijsterfte zou kunnen zijn, maar dat de hoogst ingeschatte milieugevolgen voor de zoetwaterrecreatievisserij verband houden met de eventuele uitzetting van niet-inheemse soorten in het ecosysteem, waarvan bij de maritieme recreatievisserij nauwelijks sprake kan zijn;

    AG.

    overwegende dat het GVB is ingevoerd om de commerciële visserij te beheren, zonder rekening te houden met de recreatievisserij, de bijzonderheden ervan en de behoefte aan specifieke beheersinstrumenten en planning;

    AH.

    overwegende dat recreatievisserij naast de verwijdering van vis nog andere invloeden op het milieu heeft, maar dat het bij gebrek aan duidelijke gegevens moeilijk is ze te onderscheiden van andere antropogene bronnen;

    AI.

    overwegende dat met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie rekening moet worden gehouden in verband met het toekomstige beheer van maritieme recreatievisserij, gezien het belang van deze activiteit in het VK en de betekenis ervan voor gedeelde visbestanden;

    AJ.

    overwegende dat de sportvisserij veel sociale voordelen en voordelen voor de volksgezondheid heeft, zoals een betere levenskwaliteit voor de deelnemers, meer interactie tussen jongeren en meer aandacht voor het milieu en het belang van duurzaamheid;

    1.

    benadrukt dat het van belang is voldoende gegevens te verzamelen over recreatievisserij, en met name die op zee, om de totale niveaus van visserijsterfte voor alle bestanden naar behoren te kunnen evalueren;

    2.

    benadrukt dat de recreatievisserij in de meeste Europese landen toeneemt en dat deze vorm van visserij een belangrijke activiteit is met maatschappelijke, economische, werkgelegenheids- en milieueffecten, en dat deze vorm van visserij met name een aanzienlijke impact op de visbestanden kan hebben; benadrukt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat recreatievisserij plaatsvindt op een wijze die verenigbaar is met de doelstellingen van het GVB;

    3.

    benadrukt de noodzaak om de artisanale vloot te beschermen en de overleving en generationele vervanging ervan te verzekeren met het oog op de uitbreiding van recreatieve activiteit die verband houdt met recreatieve havens en seizoenstoerisme;

    4.

    is van mening dat er gegevens moeten worden verzameld over het aantal recreatievissers, de door hen gevangen hoeveelheden vis en de door hen gegenereerde meerwaarde in kustgemeenschappen;

    5.

    roept de Commissie op de bestaande bepalingen met betrekking tot recreatievisserij te verbeteren en op te nemen in de nieuwe controleverordening;

    6.

    dringt er bij de Commissie op aan de gegevensverzameling voor de recreatievisserij te evalueren en zo nodig uit te breiden, zodat deze meer visbestanden en andere mariene organismen omvat, een haalbaarheidsstudie uit te voeren naar de uniforme verzameling van gegevens over de sociaaleconomische gevolgen van recreatievisserij, en de verzameling van dergelijke gegevens verplicht te stellen;

    7.

    benadrukt de noodzaak om de aangifte en de controle van de vangsten afkomstig van recreatievisserij te verbeteren; herinnert eraan dat het Europees Parlement bij de goedkeuring van de EU-begroting voor 2018 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een proefproject voor de invoering van een regeling voor maandelijkse rapportage over de vangsten van zeebaars, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om verdere monitoringprojecten te financieren voor de soorten die het kwetsbaarst zijn voor recreatievisserij; herinnert aan het belang van traceerbaarheid en roept de Commissie op de bestaande bepalingen met betrekking tot recreatievisserij te verbeteren en op te nemen in de nieuwe controleverordening;

    8.

    roept de Commissie op een effectbeoordeling over recreatievisserij in de EU uit te voeren; is van mening dat de beoordeling van de beheersplannen die bepalingen betreffende recreatievisserij bevatten ook moet worden opgenomen in het eindverslag van de Commissie over de effectbeoordeling;

    9.

    verzoekt de lidstaten de nodige technische maatregelen te treffen om de huidige verordening inzake gegevensverzameling ten uitvoer te leggen en uit te breiden tot andere bestanden en aspecten van de recreatievisserij;

    10.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke gegevens over recreatievisserij regelmatig worden verzameld ten behoeve van een volledige evaluatie van de visbestanden en andere mariene organismen, om te zorgen voor een grotere zichtbaarheid van de sector; waarschuwt ervoor dat zonder een dergelijke alomvattende evaluatie en passende maatregelen die op basis van deze evaluatie worden genomen, de visserijbeheersplannen en technische maatregelen de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wellicht niet zullen halen en er ook geen evenwicht zal zijn tussen recreatie- en commerciële visserij;

    11.

    is van mening dat vangsten van de recreatievisserij die een aanzienlijke impact hebben op de bestanden, moeten worden opgenomen als integraal onderdeel van het ecosysteem en in de sociale en economische overwegingen van de meerjarige beheersplannen, met het oog op het vaststellen van vangstmogelijkheden en het nemen van relevante technische maatregelen; verzoekt de Commissie derhalve om recreatievisserij waar nodig op te nemen in de meerjarige beheersplannen die reeds zijn goedgekeurd of ter goedkeuring voorliggen;

    12.

    benadrukt dat gegevensverzameling een verplichting van de lidstaten is; wijst er echter op dat een passende definitie van recreatievisserij de kwaliteit van de gegevens zou verbeteren; dringt er bij de Commissie op aan om op EU-niveau een uniforme definitie van recreatievisserij voor te stellen die een duidelijk onderscheid maakt tussen recreatievisserij en commerciële visserij en semi-zelfvoorzieningsvisserij, uitgaande van het beginsel dat recreatievangsten nooit mogen worden verkocht;

    13.

    is van mening dat de Commissie op basis van de gegevens en het effectbeoordelingsverslag en rekening houdend met de bevoegdheden van de lidstaten inzake recreatievisserij, de rol van de recreatievisserij in het toekomstige GVB moet evalueren, zodat beide vormen van zeevisserij – commerciële en recreatievisserij – op evenwichtige, eerlijke en duurzame wijze kunnen worden beheerd met het oog op het bereiken van de gewenste doelstellingen;

    14.

    dringt er bij de Commissie op aan steun te verlenen, met inbegrip van financiële steun, aan de ontwikkeling van de recreatievisserij in de toeristische sector, aangezien deze een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van de blauwe economie in kleine gemeenschappen, kustgemeenschappen en eilanden, met name in de ultraperifere gebieden; is van mening dat dit een positief effect zou hebben op de inspanningen om het toeristenseizoen langer te doen duren dan alleen de zomermaanden; stelt voor dat de Commissie de sportvisserij aanwijst als thema van het projectjaar van EDEN voor duurzaam toerisme en in het kader van het COSME-fonds projecten opstart om het recreatief visserijtoerisme in kleine kustgemeenschappen te bevorderen;

    15.

    wijst erop dat, buiten de context van normaal beheer van visbestanden op basis van substantieve wetenschappelijke gegevens, de ontwikkeling van recreatievisserijactiviteiten niet mag betekenen dat professionele visserijmogelijkheden worden verminderd of dat de schaarse rijkdommen moeten worden verdeeld tussen professionele en recreatieactiviteiten, vooral in het geval van kleinschalige en artisanale visserij;

    16.

    erkent dat recreatievisserij al eeuwenlang wordt beoefend in de EU en integraal deel uitmaakt van de cultuur, de tradities en het erfgoed van veel kust- en eilandgemeenschappen; merkt op dat de verschillende soorten recreatievisserij even divers zijn als de culturen binnen de EU zelf en dat dit feit moet worden erkend bij elke poging om op dit gebied wetgeving op te stellen;

    17.

    verzoekt de Commissie passende maatregelen in te stellen opdat een toekomstige regulering van de recreatievisserij de beroepsvisserij eerbiedigt en niet benadeelt;

    18.

    wijst erop dat het nodig is nieuwe basisregels voor de recreatieve visserij vast te stellen en dat er bovendien een catalogus van recreatievisserijactiviteiten moet worden aangelegd met informatie over het vistuig en de visserijmethoden en een beschrijving van de visserijgebieden, de doelsoorten en de bijvangsten;

    19.

    wijst op het belang van het EFMZV voor de ontwikkeling van de wetenschappelijke capaciteit en voor een volledige en betrouwbare evaluatie van de maritieme hulpbronnen voor de recreatievisserij; herinnert eraan dat uit het EFMZV middelen voor gegevensverzameling beschikbaar worden gesteld en verzoekt de Commissie het toepassingsgebied van het EFMZV in de toekomst uit te breiden om financiële steun te kunnen verlenen voor onderzoek en analyse van de verzamelde gegevens;

    20.

    benadrukt dat het dringend noodzakelijk en cruciaal is om de gegevens te delen en wijst erop dat het EFMZV het verzamelen van gegevens ondersteunt, ook met betrekking tot recreatievisserij; dringt er dan ook bij de lidstaten op aan de nodige maatregelen te nemen om gegevens te verzamelen en dringt er bij de Commissie op aan verder te werken aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke databank met alomvattende en betrouwbare gegevens die beschikbaar zijn voor onderzoekers, zodat zij de toestand van de visbestanden kunnen volgen en beoordelen; is van mening dat voor deze maatregelen wellicht financiering in het kader van het EFMZV kan worden aangewend;

    21.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  Aangenomen teksten, P8_TA(2017)0316.

    (2)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

    (3)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

    (4)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

    (5)  PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1.


    Top