Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AR5736

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie

    COR 2018/05736

    PB C 404 van 29.11.2019, p. 58–64 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.11.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 404/58


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie

    (2019/C 404/11)

    Rapporteur

    :

    Michele EMILIANO (IT/PSE), voorzitter van de regioraad van Apulië

    Referentiedocument

    :

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank — Een schone planeet voor iedereen — Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie

    COM(2018) 773 final

    I. BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    Uitvoering van de strategische langetermijnvisie voor 2050

    1.

    is ingenomen met de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” en steunt de doelstelling om in het jaar 2050 tot broeikasgasneutraliteit (d.w.z. een nettonuluitstoot) te komen. Het verzoekt de Commissie om hiertoe een zelfs nog ambitieuzere routekaart uit te stippelen en maatregelen te nemen om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus. De Commissie moet daarbij voorrang geven aan de meest ambitieuze scenario’s en de gevolgen van de verschillende scenario’s inzake klimaat-, ecologische, economische, sociale en gezondheidsaspecten evalueren alsook op basis van deze evaluatie een passend algemeen regelgevingskader voorstellen dat aansluit bij de strategie voor de verwezenlijking van de VN-duurzameontwikkelingsdoelstellingen. In dit verband is het een goede zaak dat momenteel op EU-niveau, ook door het CvdR zelf, wordt gewerkt aan de discussienota over een duurzaam Europa, die gaat over de vraag hoe lokale en regionale overheden bij de noodzakelijke veranderingen kunnen worden betrokken.

    2.

    Wat milieukwesties betreft moet worden geïnvesteerd in onderwijs en bewustmaking van burgers in het algemeen en van jongeren in het bijzonder, die zich steeds meer zorgen maken over de volgens hen te trage vorderingen bij de aanpak van deze uitdaging. Lokale en regionale overheden hebben, in samenwerking met onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties, een belangrijke rol te vervullen willen zij betrokkenheid bevorderen en op de verwachtingen van jongeren inspelen.

    3.

    Het CvdR verzoekt de lidstaten en de Commissie andermaal om conform de verordening inzake de governance van de energie-unie een permanent meerlagig platform voor energiedialoog in het leven te roepen, waarin ook de klimatologische en milieuaspecten in aanmerking worden genomen, om regionale en lokale overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij de energietransitie te ondersteunen (1).Indien de Europese Commissie dit wenst, is het CvdR bereid om een structuur op te zetten voor technische uitwisselingen over de tenuitvoerlegging van het pakket schone energie op lokaal of regionaal niveau.

    4.

    Regionale en lokale overheden spelen een cruciale rol bij de uitvoering van openbaar klimaat- en energiebeleid en bij het bevorderen van de gedragsveranderingen die nodig zijn om dat beleid doeltreffend uit te voeren en ervoor te zorgen dat deze veranderingen door alle burgers aanvaard worden, aansluitend bij een vastomlijnde strategie voor een koolstofvrije economie, gericht op het halen van de nulemissiedoelstelling. In dit verband zij gewezen op de acties van het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie en wordt de Commissie verzocht dit initiatief te blijven promoten en andere soortgelijke initiatieven te bevorderen om het lokale optreden te versterken en om een permanent raadplegingsmechanisme op te zetten op basis van de Talanoa-dialoog (2).

    5.

    Er zij op gewezen dat initiatieven als het Burgemeestersconvenant voor klimaat en energie moeten worden ondersteund. Via een rechtstreekse link tussen lokale overheden en de Commissie maakt dit convenant het mogelijk van onderaf een specifiek plan te ontwikkelen dat, met behulp van SECAP’s als hefboom, kan uitgroeien tot een geïntegreerd territoriaal beheersplan ter bestrijding van de klimaatverandering; een en ander moet tevens worden gecoördineerd met andere lokale belanghebbenden die betrokken zijn bij de NECP’s en de ondersteuning van de SDG’s.

    6.

    Het CvdR verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de nationale energie- en klimaatplannen en de nationale langetermijnstrategieën worden afgestemd op de bepalingen van de Overeenkomst van Parijs, de 2050-strategie en de SDG’s. Ook acht het CvdR het cruciaal dat deze tot stand komen via een meerlagige dialoog en een inspraakprocedure, alsook dat zij uitgaan van bestaande regionale en lokale goede praktijken. Voorts stelt het voor om de termijn voor de periodieke herziening van deze plannen te verkorten en het systeem van regionaal en lokaal vastgestelde bijdragen te institutionaliseren en te koppelen aan het systeem van nationaal vastgestelde bijdragen.

    7.

    De Commissie wordt verzocht om actief rekening te houden met de bijzondere kwetsbaarheid van sommige regio’s, zoals de ultraperifere gebieden, en van burgers in de transitie naar een klimaatneutraal Europa daar het transitieproces anders verworpen zou kunnen worden. Voorts zou de Commissie een Europese waarnemingspost voor klimaatneutraliteit moeten oprichten die de nationale rapportageverplichtingen in het kader van de governance van de energie-unie moet helpen nakomen en moet helpen de kwetsbaarheden in kaart te brengen en te monitoren, samen met een update van de vaardigheden in het kader van het “EU Skills Panorama”. Deze maatregelen, die gericht zijn op de totstandbrenging van een klimaatneutraal Europa, moeten rekening houden met de behoeften aan vaardigheden op regionaal en lokaal niveau. Beoogd wordt de ontwikkeling van het duurzaamheidsbeleid af te stemmen op de groei van vaardigheden voor toekomstbestendige banen van hoge kwaliteit in de meest kwetsbare regio’s, en om rechtstreeks tussen deze regio’s een doeltreffende uitwisseling van goede praktijken te bevorderen, mede op basis van reeds bestaande en eventueel nieuw aan te wijzen samengestelde indicatoren.

    8.

    Het Comité wijst op de karakteristieke verschillen inzake klimaat, milieu, landschap, mobiliteit en sociaaleconomische structuur van de Europese regio’s en benadrukt hoe belangrijk het is bij de uitvoering van de strategie uit te gaan van de geografische, geopolitieke en economische kenmerken en over de bestuurlijke grenzen heen te kijken.

    9.

    Een holistische aanpak is geboden met instrumenten en strategieën van het algemene EU-beleid inzake SDG’s, samenhang en circulaire economie, maar ook met specifieke maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld energiebeleid, klimaatmitigatie en -aanpassing en de transitie van steenkoolregio’s.

    Een klimaatneutraal energiestelsel

    10.

    Regionale en lokale overheden spelen een sleutelrol bij de participatieve uitvoering van het energie- en klimaatbeleid. Het CvdR erkent dan ook de voorbeeldfunctie van overheidsinstanties in alle sectoren, die begint bij het beheer van de openbare gebouwen en door de overheid beheerde ondernemingen, en onderstreept in dit verband het belang van plannen voor energie-efficiënte openbare gebouwen, samen met de toepassing van de criteria voor duurzame overheidsopdrachten en van energie- en milieubeheersystemen, met inachtneming van minimale milieucriteria (3).

    11.

    Het CvdR verzoekt de Europese Commissie de energie-efficiëntie van gebouwen als prioriteit te blijven bevorderen om de emissies van bestaande gebouwen te verminderen en ervoor te zorgen dat overheidssubsidies en financiële instrumenten eigenaars in staat stellen om de energie-efficiëntie van gebouwen te verbeteren door middel van renovaties. Bovendien moeten de nodige investeringen en staatssteun worden beschouwd als kapitaalkosten om de besluitvormingsmarges van de lokale en regionale overheden te vergroten. Dit draagt aanzienlijk bij tot het verhogen van het jaarlijkse gemiddelde aantal gerenoveerde gebouwen.

    12.

    Het is van groot belang kwetsbare personen te beschermen tegen energiearmoede en alle Europese burgers gelijke toegang te bieden tot elementaire energiediensten.

    13.

    De Commissie wordt verzocht om een circulaire aanpak te bevorderen bij het ontwerp, de bouw en het beheer van nieuwe gebouwen. Deze aanpak moet duurzaam zijn en derhalve betrekking hebben op energie-efficiëntie en het gebruik van hernieuwbare bronnen, naar het voorbeeld van het Level(s)-initiatief (4). Daartoe moeten vanuit een levenscyclusperspectief eisen aan de klimaat- en milieuprestaties van bouwproducten en -processen alsook aan de documentatie over de gebruikte bouwmaterialen worden gesteld, hetgeen betekent dat er geïnvesteerd moet blijven worden in normen, eisen inzake ecologisch ontwerp, milieuproductverklaringen en informatiesystemen voor levenscyclusanalyses.

    14.

    Het Comité is er vast van overtuigd dat de doelstelling van 32 % hernieuwbare energie op EU-niveau in de toekomst verder moet worden herzien in het licht van de technologische ontwikkelingen, zodat in 2030 40 % kan worden bereikt en in 2050 klimaatneutraliteit een feit is. In ieder geval moeten de Europese regio’s die in staat zijn om een hoger percentage te bereiken naar behoren worden gestimuleerd en ondersteund.

    15.

    Het CvdR is ingenomen met de formele oprichting van lokale energiegemeenschappen in het kader van het pakket schone energie (5) en roept de lidstaten op om de mogelijkheden (6) ervan te benutten. Tevens moeten er gerichte financiële steunregelingen worden opgezet, waarbij voorrang moet worden gegeven aan gebieden die op belemmeringen stuiten, zoals gebieden met geïsoleerde elektriciteitssystemen die niet zijn aangesloten op de grote Europese netwerken. Op lokaal en regionaal niveau spelen publieke en private energiebedrijven een belangrijke rol bij de totstandbrenging van de energietransitie.

    16.

    Het is van groot belang een koolstof- en emissievrije samenleving te bevorderen en de lidstaten te verzoeken om in samenspraak met de regio’s nauwkeurige routekaarten vast te stellen voor de omschakeling van kerncentrales en fabrieken en infrastructuur die gebruikmaken van fossiele brandstoffen. Daarbij moet het gebruik van hernieuwbare bronnen (zoals waterstof) en technieken om de Europese gassector koolstofvrij te maken worden gestimuleerd en moet een en ander gebeuren op basis van referentiedocumenten over de beste beschikbare technieken (BREFs). Een passende prijsstelling van fossiele energie middels emissierechten en sociaal aanvaardbare belastingen is een fundamentele voorwaarde voor de transitie naar duurzame energie. Het CvdR is dan ook ingenomen met de recente mededeling van de Europese Commissie over “een efficiëntere en democratischere besluitvorming op het gebied van het Europese energie- en klimaatbeleid' en is van mening dat veel van de voorstellen in dit document, met name met betrekking tot het cruciale onderwerp energiebelasting, van essentieel belang zijn om een gecoördineerde, coherente en tijdige reactie te waarborgen op de enorme uitdagingen waarvoor de EU zich geplaatst ziet.

    Ruimtelijke ordening en klimaatneutraliteit

    17.

    Regionale en lokale overheden spelen een belangrijke rol bij de uitvoering van het beleid inzake duurzaam personen- en goederenvervoer, ook via maatregelen inzake stadsplanning en ruimtelijke ordening die de vervoerswijzen beter op elkaar moeten afstemmen alsook het autogebruik en het ruimtebeslag moeten doen afnemen.

    18.

    Het CvdR wijst opnieuw op de noodzaak om het vervoer — de enige sector waarin de CO2-emissies nog steeds boven het niveau van 1990 liggen (7) — klimaatneutraal te maken, onder meer door een verhoging van de financiële en technische steun voor Europese platforms als S3P Energy (8).

    19.

    De Commissie wordt opgeroepen Europese middelen vrij te maken om de aanleg van oplaadpunten voor voertuigen te versnellen, zodat de huidige infrastructuur geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van schone mobiliteit in Europa om aan de toekomstige vraag te voldoen.

    20.

    Het is van groot belang de transitie naar collectieve, gedeelde, multimodale en intermodale vervoerswijzen te bevorderen en te financieren, ook via de ontwikkeling van lokale en regionale logistieke platforms en mobiliteitsbeheerplannen, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van dunbevolkte en perifere, ultraperifere en eilandregio’s.

    21.

    De mobiliteitsplannen moeten aansluiten bij de toenemende productie en distributie van groene stroom en hernieuwbare brandstoffen (9) en gericht zijn op emissievrij vervoer. Ze moeten worden geïntegreerd in de stadsplanning en ruimtelijke ordening en, in voorkomend geval, in de actieplannen voor duurzame energie en de klimaatactieplannen, aangezien dergelijke maatregelen een cruciale bijdrage leveren aan de verbetering van de levenskwaliteit en de bescherming van de volksgezondheid.

    22.

    Het CvdR wijst erop dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar de mogelijke maatregelen om het vervoerstelsel koolstofvrij te maken, door het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en alternatieve brandstoffen te bevorderen, en bijgevolg ook de aanleg van specifieke infrastructuur om een milieuvriendelijke en gediversifieerde energievoorziening tot stand te brengen, met name door het versterken van lokale distributienetbedrijven.

    23.

    De wisselwerking tussen landgebruik, beperking van klimaatverandering en aanpassingsvermogen, evenals de aanpak van de enorme klimaatimpact van de landbouw zijn van groot belang, aangezien dit essentiële elementen zijn van elke strategie om de naleving van de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) gepaard te laten gaan met verbeteringen op het gebied van milieu, gezondheid en sociaal-economisch welzijn.

    24.

    Het CvdR benadrukt de rol van eilandgemeenschappen als potentiële testgebieden voor klimaatneutraliteitsbeleid en dringt aan op maatregelen om het zeevervoer koolstofvrij te maken, rekening houdend met kwetsbare gebieden die sterk afhankelijk zijn van vervoer over zee.

    Een klimaatneutrale economie

    25.

    Het CvdR wijst op de rol van duurzame overheidsopdrachten bij het bevorderen van de ontwikkeling van de groene economie en van gedragsveranderingen. Ook is het van belang om snel over te schakelen op circulaire overheidsopdrachten en om milieubeheersystemen te gebruiken in de particuliere sector, te beginnen bij de volledige omzetting van de richtlijn industriële emissies (10), de toepassing van de BREF’s voor alle productiesectoren alsook het milieucertificeringssysteem EMAS en de ISO-normen (11).

    26.

    Het CvdR wijst erop dat nergens in de strategie wordt verwezen naar de afvalsector, naar de Europese afvalhiërarchie of naar de beginselen van de circulaire economie (12) en stelt daarom voor om maatregelen te nemen voor een spoedige vaststelling van uniforme criteria voor de eindeafvalfase, teneinde minder afval te verwijderen, de terugwinning te bevorderen en de schadelijke emissies van de desbetreffende industriële processen zo veel mogelijk te beperken. De hoeveelheid afval moet ook tot een minimum worden beperkt door eisen inzake ecologisch ontwerp te stellen met betrekking tot de chemische samenstelling en recycleerbaarheid van producten en door middel van investeringen in sortering en terugwinning van materiaal en energie.

    27.

    Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan regio’s met energie-intensieve industrieën en energie-infrastructuur om te zorgen voor een snelle start van de transitie en voor een billijk en inclusief beheer ervan, waarbij de sociale en milieueffecten worden beperkt of gecompenseerd. Voorts is het van belang dat lokale en regionale overheden, alsook de betrokken burgers en ngo’s, het bedrijfsleven, universiteiten en onderzoeksinstellingen worden betrokken bij de vaststelling van maatregelen om de mogelijke negatieve gevolgen van de energietransitie te compenseren.

    28.

    Er moet worden gezorgd voor een billijke verdeling van de milieukosten en van de gezondheids-, milieu-, economische en sociale voordelen voor burgers die de gevolgen ondervinden van de aanleg van energie-infrastructuur. Met name in regio’s die worden doorkruist door infrastructuur waarlangs grote hoeveelheden energie worden vervoerd, moeten lokale en regionale overheden door de binnenlandse bevoegde autoriteiten worden betrokken bij het vaststellen van criteria voor de spreiding van milieukosten en -voordelen, zodat burgers die er het meeste last van hebben een billijk deel van de gegenereerde opbrengsten kunnen ontvangen. Ook moet ervoor worden gezorgd dat alle EU-beleid, met inbegrip van het EU-beleid voor de handel met derden, strookt met de doelstelling van klimaatneutraliteit.

    Strategieën inzake emissieabsorptie en -compensatie

    29.

    Het CvdR is ingenomen met de bijgewerkte strategie voor de bio-economie van de EU (13), waarmee de ontwikkeling wordt ondersteund van productiesystemen die broeikasgasemissies helpen verminderen.

    30.

    Het CvdR wijst op de cruciale rol die stedelijke en landelijke groene gebieden in de bestrijding van klimaatverandering spelen als ecologische systemen die fungeren als natuurlijke equivalenten van koolstofputten, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare gebieden zoals ultraperifere en eilandgebieden. Het CvdR herinnert aan het belang van een beter beheer van organische bodems, het herstel van veengebieden en wetlands en van alle landbouwsystemen voor het afvangen van emissies. Ook benadrukt het de noodzaak om de bescherming en het correcte beheer van het bosareaal te bevorderen en te ondersteunen, samen met de volledige integratie van het landbouw- en bosbouwbeleid in het beleid voor het beheer van de hydrogeologische en klimatologische risico’s.

    31.

    De Europese Commissie wordt verzocht regionale en lokale overheden te betrekken bij de tenuitvoerlegging van de verordening inzake de verdeling van inspanningen (ESD) en de verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader (LULUCF) (14), alsook emissiereductiedoelstellingen voor 2030 vast te stellen en realistische initiatieven te definiëren om die doelstellingen te halen.

    32.

    Het CvdR wijst op de bevoegdheden van steden en regio’s bij het verzamelen van de gegevens die nodig zijn voor het inventariseren van de broeikasgasemissies in de sectoren die vallen onder LULUCF en de ESD, en beveelt de lidstaten en de Commissie aan hen te steunen teneinde hun beschikbare capaciteit te verhogen (15).

    33.

    Alle technieken en technologieën voor de volledige terugwinning van massa en energie in productiesystemen en alle vormen van milieucompensatie voor diffuse en vluchtige emissies moeten verder worden ontwikkeld, ook wat betreft koolstofdioxide, die moet worden gecompenseerd door middel van natuurlijke ecologische systemen en, als er geen andere mogelijkheden zijn, met behulp van koolstofafvang- en -opslagtechnieken. Dergelijke technologieën moeten hun doeltreffendheid en veiligheid echter nog bewijzen en daarom moet absoluut prioriteit worden gegeven aan maatregelen om de productie van emissies te vermijden.

    Financiering van klimaatneutraliteit

    34.

    Het CvdR herinnert aan het belang te zorgen voor voldoende financiële dekking om een economie zonder broeikasgasemissies tot stand te brengen door het bbp-percentage dat jaarlijks wordt geïnvesteerd in het energiesysteem en in de bijbehorende infrastructuur te verhogen. Het is ingenomen met het in 2018 door de Commissie gepubliceerde actieplan voor het financieren van duurzame groei (16).

    35.

    Het Comité herhaalt dat de doelstelling inzake begrotingsuitgaven voor het klimaat tot ten minste 30 % moet worden opgetrokken om de verbintenissen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs volledig na te komen. Nationale regeringen moeten in dit verband middelen vrijmaken voor de lange termijn (17).

    36.

    Gezien de belangrijke sociale gevolgen die te verwachten zijn van de overgang naar een koolstofvrije economie, moet er een specifiek fonds voor een rechtvaardige transitie worden opgericht ter ondersteuning van de regio’s of maatschappelijke sectoren waar de kortetermijneffecten van de stopzetting van het gebruik van fossiele brandstoffen het sterkst voelbaar zullen zijn.

    37.

    Het CvdR herinnert eraan dat er aanzienlijke financiële middelen nodig zijn om innovatieve oplossingen, waaronder hernieuwbare energiebronnen, te ontwikkelen en op de markt te brengen. Het is van belang om een geïntegreerde en gemeenschappelijke aanpak voor overheden op alle niveaus vast te stellen teneinde de verschillende financieringsbronnen samen te brengen en een multiplicatoreffect tot stand te brengen. De aandacht moet daarbij worden gevestigd op het bestaan van verschillende instrumenten, waarvan de algemene toegankelijkheid moet worden verbeterd. Ook moet de EU-wetgeving inzake hernieuwbare energie en staatssteun worden herzien, zodat deze niet alleen bevorderlijk is maar ook aanzet tot de ontwikkeling van nieuwe emissievrije technologieën met betrekking tot klimaatvoordelen en duurzaamheid. Zo zouden de energiebelastingrichtlijn en de staatssteunregels zodanig moeten worden gewijzigd dat de energiebelasting op hernieuwbare energie kan worden verlaagd zodat deze kan concurreren met fossiele energie.

    38.

    Investeringen in milieuvriendelijke infrastructuur zijn op de lange termijn buitengewoon winstgevend, aangezien ze een sterke stijging van het bbp en van de werkgelegenheid teweeg kunnen brengen. Dergelijke investeringen leveren voorts besparingen op omdat het energieverbruik aldus omlaag kan en er minder fossiele brandstof moet worden ingevoerd.

    39.

    Het is daarom van belang beknopte, heldere en uniforme regels vast te stellen voor overheidsopdrachten en voor de juridische procedures ter bevordering van investeringen (18). Het CvdR is ingenomen met de ambitie van de Commissie om de regels voor de programmeringsperiode 2021-2027 te vereenvoudigen en om het EFRO en het Cohesiefonds in één verordening onder te brengen (19).

    40.

    Het CvdR herhaalt dat klimaatneutraliteit, een duurzaam milieu en aanpassing aan de klimaatverandering moeten worden aangemerkt als horizontale componenten van alle fondsen en financieringsprogramma’s met doelstellingen voor een klimaatneutrale economie, die moeten worden bereikt door specifieke indicatoren vast te stellen. Het CvdR is dan ook ingenomen met het initiatief om het Europees Semester te vergroenen (20), waarbij wordt aangedrongen op verdere inspanningen in deze richting. Het CvdR stelt in dit verband ook voor om klimaatgerelateerde indicatoren op te nemen in het waarschuwingsmechanismeverslag van de Commissie.

    41.

    Het CvdR stelt voor om bij de voorafgaande effectbeoordelingen van EU-ontwerpwetgeving een beoordeling van de klimaatimpact en van de bijdrage aan de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te voegen (21). Voorts zou het graag zien dat een passende effectbeoordeling wordt verricht van de Europese middelen die worden ingezet voor sectoren en regio’s die door de energietransitie worden getroffen, zodat wordt verzekerd dat deze middelen het proces doeltreffend ondersteunen.

    42.

    Het CvdR onderstreept het belang van hoge EU-medefinancieringspercentages om te zorgen dat ook kleine lokale en regionale overheden toegang hebben, waarbij specifieke methoden en indicatoren voor de evaluatie van te financieren projecten moeten worden vastgesteld die rekening houden met de doelstellingen van een klimaatneutrale economie.

    43.

    Ook benadrukt het CvdR de rol van de verzekeringssector bij het opvangen van verliezen en schade om de lokale weerbaarheid te versterken.

    44.

    Het CvdR is verheugd over de verwachte besparingen in de gezondheidssector als gevolg van het klimaat- en milieubeleid, en verzoekt de Commissie verder te onderzoeken of het mogelijk is om zulke besparingen te kwantificeren door specifieke indicatoren vast te stellen in samenwerking met de WHO (22). Het wijst in dit verband op de ervaringen van bijvoorbeeld het WHO-netwerk van gezonde steden en roept op tot meer maatregelen om synergieën tot stand te brengen tussen dergelijke initiatieven en initiatieven die gericht zijn op de energietransitie en de klimaatverandering in steden.

    45.

    Het CvdR schaart zich achter de doelstellingen van het actieplan voor duurzame financiering om duurzame groei te ondersteunen en achter het voornemen om de financiële sector en particuliere beleggers toe te staan een rol te spelen bij de verwezenlijking van ambitieuze gemeenschappelijke doelstellingen inzake klimaat en milieuduurzaamheid. Het erkent dat er zowel op Europees en nationaal als op lokaal en regionaal niveau sprake moet zijn van langetermijnplanning en stabiele regelgeving om privaat kapitaal te kunnen aantrekken.

    46.

    Het CvdR benadrukt het belang van een solide kader voor de financiering van onderzoeksactiviteiten en activiteiten op het gebied van technologieën voor klimaatneutraliteit, en is ingenomen met de oprichting van het innovatiefonds. Het hoopt dat de uitvoeringsverordening (23) spoedig wordt goedgekeurd om “vrije kennisruimtes” op te richten waarvoor aanzienlijke belastingverlagingen gelden.

    47.

    Regionale en lokale overheden moeten beschikken over een coherent en hanteerbaar geïntegreerd kader van verplichtingen en beste beschikbare technieken via een portaalsite waarop de beste beschikbare technieken per sector, de Horizon 2020-projecten en de initiatieven van het Burgemeestersconvenant worden vermeld.

    Rekening houden met de internationale verplichtingen en de huidige wetgeving

    48.

    Het CvdR is ingenomen met de ambitieuze doelstelling van de EU om de vaststelling van mondiale beleidsmaatregelen en -acties ter omkering van de huidige niet-duurzame emissiekoers te bevorderen, en verzoekt de EU-instellingen en de lidstaten om lokale overheden op permanente, duurzame en samenhangende wijze te betrekken bij de uitvoering van de mondiale agenda voor duurzame ontwikkeling en de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (24), alsook van de Overeenkomst van Parijs, onder meer door het CvdR bij de voorbereiding van COP25 te betrekken, om ervoor te zorgen dat het onderhandelingsstandpunt van de EU door alle bestuursniveaus wordt ondersteund.

    49.

    Het CvdR zou graag zien dat een vertegenwoordiger uit zijn midden als waarnemer kan deelnemen aan alle voorbereidende werkzaamheden van de UNFCCC-organen, om ervoor te zorgen dat de behoeften van de lokale overheden en de regio’s, en hun mogelijkheden om met concrete maatregelen een bijdrage te leveren, naar behoren in aanmerking worden genomen en worden meegenomen in de open, inclusieve en transparante evaluatie van de gemeenschappelijke werkzaamheden, verricht in het kader van de algemene inventarisatie.

    Brussel, 27 juni 2019.

    De voorzitter

    van het Europees Comité van de Regio’s

    Karl-Heinz LAMBERTZ


    (1)  Advies van het Europees Comité van de Regio’s over governance van de energie-unie en schone energie (2017/C 342/13), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52017AR0830

    (2)  https://unfccc.int/topics/2018-talanoa-dialogue-platform

    (3)  Mededelingen van de Commissie over het actieplan inzake duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid (COM(2008) 397), over overheidsopdrachten voor een beter milieu (COM(2008) 400) en “Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie” (COM(2015) 614), die door de Raad van ministers van de Europese Unie zijn goedgekeurd.

    (4)  http://ec.europa.eu/environment/eussd/buildings.htm.

    (5)  https://ec.europa.eu/energy/en/topics/energy-strategy-and-energy-union/clean-energy-all-europeans.

    (6)  Modellen van lokale verantwoordelijkheid voor energie en de rol van lokale gemeenschappen bij de energietransitie in Europa (CDR 2515/2018), https://cor.europa.eu/NL/our-work/Pages/OpinionTimeline.aspx?opId=CDR-2515-2018

    (7)  Europa in beweging: bevordering van naadloze mobiliteitsoplossingen (CDR 3560/2017), https://cor.europa.eu/NL/our-work/Pages/OpinionTimeline.aspx?opId=CDR-3560-2017

    (8)  https://e3p.jrc.ec.europa.eu/articles/smart-specialisation-platform-energy-s3p-energy.

    (9)  Invulling geven aan emissiearme mobiliteit (CDR 6151/2017), https://cor.europa.eu/NL/our-work/Pages/OpinionTimeline.aspx?opId=CDR-6151-2017

    (10)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17) https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32010L0075

    (11)  Verordening (EU) 2017/1505 van de Commissie van 28 augustus 2017 tot wijziging van de bijlagen I, II en III bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (PB L 222 van 29.8.2017, blz. 1) — https://www.iso.org/home.html

    (12)  Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 109), Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 141), Richtlijn (EU) 2018/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 1999/31/EG van de Raad betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 100) en Richtlijn (EU) 2018/849 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van de Richtlijnen 2000/53/EG betreffende autowrakken, 2006/66/EG inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s, en 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 93).

    (13)  Een duurzame bio-economie voor Europa: versterking van de verbinding tussen economie, samenleving en milieu (2018).

    (14)  Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26) en Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136) — https://unfccc.int/topics/land-use/workstreams/land-use–land-use-change-and-forestry-lulucf.

    (15)  Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Wetgevingsvoorstellen voor een verordening inzake de verdeling van inspanningen (ESD) en een LULUCF-Verordening (PB C 272 van 17.8.2017, blz. 36), https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52016AR5780

    (16)  Mededeling van de Commissie, “Actieplan: duurzame groei financieren” (COM(2018) 97).

    (17)  Het InvestEU-programma (CDR 03766/2018), rapporteur: Konstantinos Agorastos (EL/EVP).

    (18)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1), Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65) en Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

    (19)  Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, rapporteur: Michiel Rijsberman (NL/ALDE).

    (20)  http://ec.europa.eu/environment/integration/green_semester/index_en.htm

    (21)  Advies over “Klimaatfinanciering: een essentieel instrument voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs” (CDR 2108/2017); https://cor.europa.eu/NL/our-work/Pages/OpinionTimeline.aspx?opId=CDR-2108-2017

    (22)  https://www.who.int/publications/guidelines/en/

    (23)  Voorstel voor een gedelegeerde verordening van de Commissie met betrekking tot de werking van het innovatiefonds (C(2019) 1492 final van 26.2.2019).

    (24)  Ook wel SDG’s genoemd, de Engelse afkorting van Sustainable Development Goals.


    Top