Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018AE1695

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan: duurzame groei financieren (COM(2018) 97 final)

    EESC 2018/01695

    PB C 62 van 15.2.2019, p. 73–82 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.2.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 62/73


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan: duurzame groei financieren

    (COM(2018) 97 final)

    (2019/C 62/12)

    Rapporteur:

    Carlos TRIAS PINTÓ

    Raadpleging

    Europese Commissie, 10.4.2018

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

     

     

    Bevoegde afdeling

    Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

    Goedkeuring door de afdeling

    7.9.2018

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    17.10.2018

    Zitting nr.

    538

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    164/6/5

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Om de grootste problemen van de kapitaalmarktenunie (KMU) aan te pakken en de eurozone veerkrachtiger te maken, alsook om het vertrouwen in de markten te herstellen en besparingen gepaard te laten gaan met duurzame investeringen, terwijl voor het midden- en kleinbedrijf aanvullende bronnen worden aangeboord en groene en sociale infrastructuurprojecten een extra steun in de rug krijgen, is een solide systeem voor de financiering van duurzame groei op de lange termijn van eminent belang.

    1.2

    Het Comité verwelkomt het actieplan van de Commissie en beaamt dat „Europa […] in een goede positie [verkeert] om de rol van wereldleider op zich te nemen” (1). Het Comité meent dat het van belang is dat het concurrentievermogen van de EU op lange termijn gewaarborgd wordt. Ruimer gezien gaat het hier om de bevordering van aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen (nr. 8 van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen).

    1.3

    Deze uitdagingen moeten op harmonieuze wijze worden aangepakt, waarbij iedereen — ook actoren in de financiële sector, ondernemingen, burgers en overheden — de handen ineenslaat. Voorts is de overgang naar een duurzaam groeimodel een complexe taak en ongetwijfeld een geleidelijk proces waarbij rekening moet worden gehouden met specifieke sectorale kenmerken.

    1.4

    Prioriteit moet uitgaan naar een holistische visie, samenwerking en verdere integratie tussen de lidstaten. Het is van het grootste belang dat de hele EU op dit gebied met één stem spreekt en dezelfde aanpak hanteert. Dit is niet alleen zinvol om de gestelde doelen te bereiken, maar ook om vorderingen op andere belangrijke gebieden, zoals de energie-unie, de bankenunie, de kapitaalmarktunie en de digitale agenda, mogelijk te maken.

    1.5

    Duurzame economische modellen moeten steunen op een divers financieel stelsel waarin banken van verschillende omvang en met uiteenlopende bedrijfsmodellen en andere financiële actoren op voet van gelijkheid opereren. In dit verband is het overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van essentieel belang dat de regels worden aangevuld, een grotere samenhang gaan vertonen en beter worden toegepast.

    Het omleiden van de kapitaalstromen naar een duurzamere economie, dient absoluut hand in hand te gaan met financiële integratie en sociale cohesie — in Europa mag niemand achterblijven. De groeiende verschillen tussen de inkomens van de burgers kunnen namelijk een belemmering vormen voor duurzame groei, en deze situatie moet worden aangepakt met corporate governance en institutionele governance.

    1.6

    Er moet voor coherentie tussen de verschillende financiële kaders op mondiaal niveau worden gezorgd, waarbij de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen (Sustainable Development Goals — SDG's) van de VN de gezamenlijke leidraad zijn en de duurzame taxonomie daaraan wordt getoetst (2). De vernieuwde EU-taxonomie waarin het plan voorziet moet wereldwijd worden gepromoot, en dient in alle lidstaten op uniforme wijze en gelijktijdig te worden geïntegreerd in het EU-recht, waarbij voor periodieke herziening en actualisering moet worden gezorgd.

    1.7

    Kortom, het EESC steunt nadrukkelijk de routekaart van de Commissie voor het financieren van duurzame groei, die de hele financiële waardeketen duurzamer moet maken. Wel wil het een aantal opmerkingen plaatsen over de maatregelen in het plan en hun uitvoering:

    I.

    Een alomvattende aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van de levenscyclusmethodologie (3) voor het integreren van financiële materialiteit in het investeringsproces, vergt duurzaam beleggen en verantwoorde kredietverlening: als een van beide ontbreekt zou dat inconsequent zijn en de voltooiing van de financiële unie (banken en kapitaal) vertragen

    II.

    De taxonomie dient dynamisch te zijn en geleidelijk te worden opgebouwd aan de hand van een duidelijke definitie van de MSG-criteria voor duurzame economische activiteiten. Het is zaak om in een vroeg stadium te beginnen met de configuratie van milieufactoren (M), al dient daarbij gezorgd te worden voor waarborgen op sociaal gebied en op het gebied van goed ondernemingsbestuur.

    III.

    De tien acties vertonen grote onderlinge samenhang en grijpen op elkaar in. Daarom moet de configuratie van de nieuwe taxonomie (actie 1) goed worden afgestemd op de mening van kredietbeoordelaars (actie 6) voor de ontwikkeling van scoringsystemen op basis van betrouwbare, door bedrijven verstrekte informatie (actie 9), ter aanvulling van de labels (actie 2) en duurzaamheidsbenchmarks (actie 5). De actoren van het financiële stelsel zullen aldus over een betrouwbare basis beschikken om bij hun beleggingsbeslissingen rekening te kunnen houden met milieu-, sociale en corporate-governancefactoren (M) (actie 7) op basis van voorafgaand advies en proactief contact met hun cliënten (actie 4). Dit zal gebeuren in de geest van de fiduciaire plicht om in het belang van investeerders of begunstigden te handelen (op basis van de „prudent person”-regel in het EU-acquis).

    IV.

    Standaardisering en, waar nodig, verdere labeling van duurzame financiële producten zouden kunnen worden aangevuld met het nieuwe Europese kader voor gedekte obligaties (4) en kunnen worden gebruikt voor de geplande duurzame pan-Europese producten, te beginnen met de pensioenen.

    V.

    Het is van het allergrootste belang dat de verschillende prikkels om duurzame investeringen te stimuleren op elkaar worden afgestemd, mits daarvan aantoonbaar positieve externe effecten zullen uitgaan. Een geharmoniseerde methode voor koolstofarme emissiewaarden moet als leidraad dienen voor de berekening van andere effecten. Rekening houdend met de weerbaarheid en stabiliteit van de financiële sector zou de mogelijkheid van een groene ondersteuningsfactor moeten worden onderzocht, teneinde de grenzen ervan goed te definiëren. In dit verband onderschrijft het EESC het standpunt van het EP dat de opname van duurzaamheidsrisico's in het Bazel IV-kader moet worden bevorderd (5). Eventueel moet nagedacht worden over andere alternatieven die de uiteindelijke kredietnemers en investeerders rechtstreeks ten goede komen, zoals belastingstimulansen.

    VI.

    Voor betere externe controles moet worden gestreefd naar de publicatie van zoveel mogelijk geharmoniseerde, volledigere, relevante en vergelijkbare niet-financiële informatie van hoge kwaliteit. Daartoe dient ook de impact van Richtlijn 95/2014/EU betreffende de niet-financiële verslaglegging te worden herzien geëvalueerd. Parallel hieraan zouden alternatieve boekhoudkundige behandelingen moeten worden ontwikkeld.

    VII.

    De Europese toezichthoudende autoriteiten en hun gemengd comité (‘Joint Committee’) dienen gebruik te maken van gespecialiseerde technische middelen (er zijn veel entiteiten met een lange ervaring op het gebied van duurzaam beleggen) om de technische normen vorm te geven die verband houden met de door de Europese Commissie voorgestelde gedelegeerde handelingen en met het latere toezicht op de tenuitvoerlegging van de omvangrijke regelgeving. Daarbij moeten zij evenredige en efficiënte processen opzetten zonder in overmatige technocratie te vervallen.

    VIII.

    De bewaarder van een belegging moet in staat zijn om efficiënt toezicht te houden op de werkzaamheden van de beheermaatschappij of beleggingsmaatschappij. Zijn onafhankelijkheid moet dan ook gewaarborgd zijn. Dit vereist met name een beleid inzake belangenconflicten in het geval aandeelhoudersverbanden of wederzijdse participaties (6).

    IX.

    Wat het verband met het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 (7) betreft, is het EESC van mening dat het voorstel een stap in de goede richting is, hoewel het ambitieuzer zou moeten zijn om de verplichtingen van de agenda voor duurzame ontwikkeling van 2030 te kunnen nakomen. In dit verband dringt het EESC erop aan om de EU-uitgaven die bijdragen tot de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen met ten minste 30 % te verhogen, zonder dat dit ten koste gaat van andere zaken (8). Het EESC is bovendien ingenomen met de aanzienlijke ‘procentuele’ stijging van de vastleggingen voor milieu- en klimaatactie (+46 %). De hiervoor uitgetrokken begrotingsmiddelen blijven echter duidelijk ontoereikend voor de overgang naar een duurzame ontwikkeling en de strijd tegen de klimaatverandering.

    1.8

    Uit studies (9) blijkt dat beleggers wensen dat bij hun beleggingen rekening gehouden wordt met klimaat- en milieuaspecten en met sociale overwegingen. Om de toegang van beleggers eenvoudiger en veiliger te maken, moeten „duurzame pan-Europese financiële vlaggenschipproducten” worden opgezet, te beginnen met pan-Europese persoonlijke pensioenproducten (PEPP). De internationale promotie van deze veilige en duurzame producten zou buitenlandse investeringen naar Europa aantrekken.

    1.9

    Communiceren over deze acties is uiterst belangrijk om de burgers duidelijk te maken wat de EU voor hen doet. Alle publieke en private actoren moeten samen verantwoordelijkheid dragen en financiële educatie (10) moet worden verplicht om ervoor te zorgen dat de mensen de nieuwe aanpak begrijpen en dat zo een impuls wordt gegeven aan zowel maatschappelijk verantwoorde retailinvesteringen als de duurzame productie van goederen en diensten.

    1.10

    Tot slot wijst het EESC op het potentieel van kunstmatige intelligentie om investeringen te vinden die beantwoorden aan de voorkeuren van eindbeleggers. Gezien de ervaringen met de toegevoegde waarde van „ESG Machine Learning” (een combinatie van duurzaamheidsindicatoren, duurzaamheidsbenchmarks, enz.) zou in deze nieuwe initiatieven de nieuwe taxonomie moeten worden uitgeprobeerd. Er moet ook worden gekeken naar de oplossingen die ‘machine learning’ biedt om ervoor te zorgen dat banken en beleggers meer leningen kunnen verstrekken aan specifieke sectoren of activiteiten die aan de MSG-principes voldoen.

    1.11

    Het EESC roept de medewetgevers publiekelijk op om de drie uit het actieplan voortvloeiende wetgevingsvoorstellen die de Commissie op 24 mei 2018 heeft aangenomen, snel te bespreken en goed te keuren.

    2.   Inleiding: naar het nieuwe scenario

    2.1

    De financialisering of financiële verdieping van de economie begon snel toe te nemen vanaf 1971, toen de VS de dollar loskoppelden van de goudstandaard en geld een meer fiduciair en immaterieel karakter kreeg, waarvoor vertrouwen cruciaal was. Tot de jaren tachtig vormde de geldhoeveelheid (M2) ongeveer 50 % van het mondiale bbp, vergelijkbaar met het aandeel financiële derivaten.

    2.2

    Na een terugval tijdens de crisis keerde het cijfer in 2015 terug naar de eerdere niveaus, waarbij de M2 verviervoudigde en het aantal derivaten meer dan vertienvoudigde.

    2.3

    Deze onbalans tussen de reële en de financiële economie wordt steeds groter door de recente opkomst van FinTech en InsurTech. Er zijn dan ook bijkomende inspanningen nodig om een degelijke regelgeving en supervisie met het oog op financiële stabiliteit te waarborgen.

    2.4

    De 17 SDG's van de VN voor 2030 en de Overeenkomst van Parijs, die tot doel heeft structuren aan te passen aan en bestand te maken tegen de klimaatverandering, moeten zorgen voor stabiliteit, herstel en een beter evenwicht tussen inclusieve samenlevingen en welvarende economieën.

    2.5

    Overeenkomstig de geest van de EU-Verdragen en het daaruit volgende beleid is de overgang naar een koolstofarme, meer hulpbronnenefficiënte en circulaire economie cruciaal om het concurrentievermogen van de EU op lange termijn te waarborgen, maar ook om de economische, de sociale en de governancedimensie („ESG”) op een evenwichtige manier te integreren.

    2.6

    Het Europese antwoord op de Agenda 2030 moet dan ook stroken met onze Verdragen, en gericht zijn op een langetermijnvisie op duurzaamheid waarin economische groei, sociale cohesie en milieubescherming hand in hand gaan en elkaar versterken.

    2.7

    Het financieel stelsel kan een belangrijke rol spelen bij de aanpak van duurzaamheidsproblemen, met name wat betreft het aantrekken van de middelen die nodig zijn om de jaarlijkse investeringskloof van bijna 180 miljard euro te dichten. Dat is nodig is om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 te halen (11). In dit verband wijst de Groep op hoog niveau inzake duurzame financiering er terecht op dat de transformatie van de EU-economie in de reële economie moet plaatsvinden, waarbij een stabiele samenwerking tussen de publieke en de particuliere sector bevorderen dient te worden bevorderd.

    2.8

    Bij de transitie naar een duurzame economie zullen digitale technologie en innovatie een rol spelen en zouden mondiale waarden beschermd en bevorderd moeten worden (12), zoals de secretaris-generaal van de VN zegt. Door de gebrekkige regulering en transparantie van de blockchain-technologie, cryptovaluta en slimme contracten worden de juridische en operationele risico’s hiervan groter. Voor een betere bescherming van consumenten en beleggers, het behoud van de marktintegriteit en het vermijden van schadelijke praktijken (belastingontduiking, witwassen van geld of financiering van terrorisme) zijn stimulansen nodig om financiële-innovatienetwerken veiliger en transparanter te maken (13).

    2.9

    Voor projecten in verband met de doelstellingen van de COP21 (14) moet genoeg stabiel kapitaal worden toegezegd, zowel financieel als immaterieel (menselijk, technologisch en ander relationeel, waaronder institutioneel, kapitaal).

    2.10

    Een aanpassing van het overheidsbeleid, waarbij de privésector stimulansen krijgt, en bijkomende begrotingsmiddelen zijn nodig, waarbij transparantie en langetermijndenken in de economie ruim baan moeten krijgen.

    2.11

    Een duurzame visie vereist een nauwere, meer omvattende en holistische koppeling met specifieke beleidsmaatregelen zoals de energie-unie, de digitale agenda en de Europese pijler van sociale rechten. Dat is de manier om sociale en groene investeringen — particuliere en publieke — aan te zwengelen.

    2.12

    Deze denkwijze staat ook centraal in het EU-project van de kapitaalmarktenunie, en het EESC deelt de mening dat particulier kapitaal, EFSI-financiering (Europees Fonds voor strategische investeringen) en andere EU-middelen op een efficiënte manier zouden moeten worden gecombineerd om beleggingen toe te leiden naar bedrijven die positieve maatschappelijke en ecologische effecten kunnen voorleggen.

    2.13

    Het is tijd om te handelen. Europa is al 28 jaar een koploper op het gebied van duurzaamheid, maar het is zeker niet de enige speler.

    3.   Financiële sector voor een duurzamere wereld

    3.1

    Steeds meer worden we geconfronteerd met de catastrofale, onvoorspelbare gevolgen van de klimaatverandering en de uitputting van hulpbronnen. Meestal nemen de sociale uitsluiting of de ongelijkheid daardoor toe.

    3.2

    Artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de EU duurzame, milieuvriendelijke groei moet bevorderen. De klimaatproblematiek is inmiddels een absolute prioriteit geworden, ook voor het EESC, en noopt overheden, maar ook economische actoren, werknemers en burgers wereldwijd tot actie. Derhalve moet een omvangrijke economische, sociale en ecologische transitie worden georganiseerd en vooral gefinancierd.

    3.3

    Deze uitdagingen moeten op harmonieuze wijze worden aangepakt, via een gezamenlijke inspanning van iedereen. De financiële sector moet een belangrijke rol spelen in het kanaliseren van middelen, spaargelden en beleggingen van burgers, spaarders en investeerders in de economie. Uiteindelijk is het in de economie dat de werkelijke transitie zal plaatsvinden, en de rol van bedrijven is dan ook essentieel en onmisbaar. Ook de autoriteiten zullen in dit opzicht hun verantwoordelijkheid moeten nemen.

    3.4

    Europa zal alleen sterk kunnen staan als een zo groot mogelijke consensus over het Plan bestaat. De lidstaten moeten hier één lijn trekken en hun krachten bundelen. Individuele benaderingen en eigenbelang moeten hier wijken ten voordele van een gezamenlijk toekomstproject, dat tegelijk de toekomst van de komende generaties veilig moet stellen. Het Europese antwoord op de Agenda 2030 moet gericht zijn op een langetermijnvisie op duurzaamheid en duidelijke doelstellingen, waarin economische groei, sociale cohesie en milieubescherming hand in hand gaan en elkaar versterken.

    3.5

    Een langetermijnbenadering van duurzame groei moet hand in hand gaan met overheidsbeleid waarin negatieve externe effecten en duurzame en niet-duurzame investeringsopties naar behoren worden beoordeeld. Dit moet ook gepaard gaan met een voorspelbaar en beter geïntegreerd industriebeleid binnen de mondiale waardeketens, in alle lidstaten. Een en ander moet gebeuren aan de hand van een grondige analyse, gevolgd door een adequaat politiek proces dat door de Commissie en de lidstaten moet worden ondersteund.

    3.6

    Het EESC benadrukt dat duurzame groei betrekking moet hebben op ecologische, economische, sociale en governance-aspecten, middels een evenwichtige, mondiale en alomvattende aanpak die strookt met alle SDG's en met de Klimaatovereenkomst van Parijs, waarbij minimale horizontale voorwaarden gelden die niet kunnen worden vervangen. Deze niet te negeren drempels zitten vervat in de internationale verdragen inzake de rechten van kwetsbare bevolkingsgroepen (vrouwen en meisjes, kinderen, vluchtelingen en arbeidsmigranten, personen met een handicap enz.) (15) en worden gehandhaafd door inachtneming van een goed begrotingsbeheer.

    3.7

    Aangezien duidelijk is aangetoond dat de Europese burgers het belangrijk vinden dat hun spaargeld en beleggingen worden gebruikt voor maatschappelijke en ecologische doeleinden, moeten zij ook vertrouwd worden gemaakt met vraagstukken inzake duurzame financiering.

    3.8

    Daarom zou moet het financieel stelsel uiteindelijk meer in de richting van een transparant, op feiten gebaseerd en voor de EU-burger begrijpelijk systeem moeten gaan. Het verbeteren van de toegang tot informatie over duurzaamheidsprestaties en het bevorderen van financiële geletterdheid (een beter begrip van hoe de financiële wereld functioneert) zijn in dit verband essentieel.

    4.   Kapitaalstromen heroriënteren naar een duurzamere economie

    4.1

    Sinds zijn oprichting heeft het EFSI particuliere en overheidsinvesteringen in strategisch belangrijke EU-projecten gemobiliseerd, en is het beheerd volgens de projectenlijst van de Europese Investeringsbank (investeringen in groene energie en hulpbronnenefficiëntie, water, digitale sectoren, vervoer enz.).

    4.2

    Er zijn echter los van het EFSI meer investeringen nodig in andere sectoren, met name die welke gericht zijn op maatschappelijke infrastructuur en instellingen die jongeren, vrouwen en andere uitgesloten of kwetsbare sociale groepen in staat stellen hun immaterieel kapitaal te benutten.

    4.3

    Endogeen spaargeld is cruciaal voor duurzame economische groei, en dus moeten duurzame projecten van kleine en middelgrote ondernemingen via lokale banken worden gefinancierd.

    4.4

    Volgens het EESC dient de EFSI-financiering te worden verhoogd door daarin kapitaal op te nemen van financiële instellingen en staatsbanken van de EU-lidstaten, die als een netwerk moeten fungeren om gezamenlijk een meer strategisch en inclusief langetermijnperspectief te ontwikkelen, na de vaststelling van een gemeenschappelijke definitie van „duurzaam” en van een routekaart voor de geleidelijke decarbonisatie van bedrijven.

    4.5

    Tegelijkertijd zou het EESC graag zien dat de Europese Centrale Bank (ECB) nagaat of een groene en sociale rentevoet haalbaar is om een impuls geven aan duurzame investeringen en leningen en deelt het de mening van het Europees Parlement dat de ECB in haar richtsnoeren die de koers van haar aankoopprogramma bepalen, expliciet rekening moet houden met de Overeenkomst van Parijs en de MSG-doelstellingen.

    4.6   Uniform classificatiesysteem voor duurzame activiteiten

    4.6.1

    De traditionele berekeningsmethoden en effectbeoordelingen moeten opnieuw tegen het licht worden gehouden. Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren moeten beter worden afgelijnd zodat ze betrouwbaarder worden en een evenwicht houden tussen economische en ecologische prioriteiten enerzijds en maatschappelijke waarden en het voortbestaan van de mensheid anderzijds.

    4.6.2

    Het EESC is het met de Commissie eens dat dringend werk moet worden gemaakt van de eerste fase in de totstandbrenging van een robuuste maar dynamische „taxonomie van de duurzaamheid”, om met een holistische aanpak te zorgen voor consistentie op de markt en voor een duidelijk beeld van wat verstaan wordt onder „groen”, „sociaal” en „goed bestuur”.

    4.6.3

    Een technische deskundigengroep inzake duurzame financiering moet dit proces schragen. Zij dient te allen tijde hooggekwalificeerd te zijn en specifieke expertise te bezitten inzake strategische industriële sectoren, zodat een robuuste en betrouwbare ecologische en sociale taxonomie van de grond kan komen.

    4.6.4

    De groep zou om te beginnen duidelijke inhoudelijke doelstellingen en een duidelijk tijdschema moeten bepalen, waarbij de eerste stap moet zijn de nieuwe taxonomie te stroomlijnen met andere bestaande internationale classificaties (economische werkzaamheden, beroepen, studies enz.) teneinde beter aan te sluiten op de criteria en referenties van de VN.

    4.6.5

    Deze Europese taxonomie moet drie niveaus omvatten:

    een minimumnorm, conform de SDG's voor 2030, de Overeenkomst van Parijs en het „do-no-harm”-beginsel in overeenstemming met de ESG-risicoanalyse;

    een tussenniveau met activiteiten die een aantoonbaar „positief effect” hebben, volgens de definitie van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties voor financiële instellingen (UNEP FI);

    een niveau met activiteiten die een positieve omslag kunnen bespoedigen en ecologische, economische en sociale uitdagingen kunnen ondersteunen, in overeenstemming met de behoeften van de verschillende belanghebbenden die de taxonomie als referentiepunt zullen nemen.

    4.6.6

    Er is dringend behoefte aan een indeling van de verschillende soorten voordelen van investeringen die kunnen worden toegeschreven aan de invoering van de duurzaamheidsfactor (taxonomie). Positieve criteria moeten dan ook worden aangevuld met voor het milieu schadelijke effecten (16), die het mogelijk maken niet-duurzame activa in kaart te brengen.

    4.6.7

    De nieuwe taxonomie moet worden gekoppeld aan de EU-strategie en het EU-investeringsplan voor de overgang naar een koolstofarme economie. Zij moet financiële activiteiten ten behoeve van emissiereductie in de sectoren van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) (17) en in de sectoren van de verordening inzake de verdeling van de inspanningen (18) omvatten.

    4.7   Normen en labels voor duurzame financiële producten

    4.7.1

    De toegang van beleggers eenvoudiger en veilig maken is essentieel om duurzame financiële markten uit te breiden. De Europese normen voor duurzame financiering moeten oordeelkundig worden ontworpen, waarbij het zaak is minimumnormen inzake maatschappelijk verantwoord investeren (Socially Responsible Investment — SRI) vast te stellen.

    4.7.2

    Dat zou de aanzet geven tot een officiële EU-norm voor groene obligaties, en zou een EU-label of -certificaat voor groene obligaties, onderworpen aan een verplichte externe controle, kunnen worden overwogen met het oog op heilzame investeringen. In het kader van het „actieplan inzake financiële diensten voor de consument: betere producten, meer keuze” beveelt het EESC aan (19) dat de Commissie bijkomende producten moet omschrijven die onderling gemakkelijk te vergelijken, volkomen transparant en eenvoudig zijn en dezelfde kenmerken bezitten,

    4.7.3

    Dit maakt het mogelijk „duurzame pan-Europese vlaggenschipproducten” aan te bieden, alsook passende, onafhankelijke, verplicht gecertificeerde vergelijkingsinstrumenten (20) voor duurzame financiële producten in de diverse rechtsgebieden van de EU.

    4.7.4

    Krachtens de regeling betreffende pan-Europese persoonlijke pensioenproducten (PEPP) (21), zoals vermeld in het door de Commissie op 29 juni 2017 goedgekeurde wetsvoorstel, zouden pensioenverstrekkers openbaar moeten maken of en hoe zij ESG-factoren meewegen in hun risicobeheersystemen, maar zij zijn niet verplicht rekening te houden met ESG-factoren in hun beleggingsbeleid. Als dit een verplichting wordt, zou het ertoe bijdragen dat het als een van de duurzame oplossingen wordt gebruikt.

    4.7.5

    Het EESC verzoekt de lidstaten om deze verplichting tijdig uit te breiden tot alle pensioenproducten Dit zou bijdragen tot een duurzame oplossing voor de problemen met de huidige „pay-as-you-go”-regeling (omslagstelsel).

    4.8   Investeringen in duurzame projecten bevorderen

    4.8.1

    Op grond van de hernieuwde strategische doelstellingen van het industriebeleid van de EU is het zaak om bij de heroriëntatie van kapitaalstromen naar langetermijnbeleggingen de groei van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen, minder ontwikkelde regio's te ondersteunen, infrastructuur te verbeteren, en mensen te emanciperen via onderwijs en opleiding.

    4.8.2

    Wat de uitdaging van het investeren in duurzame infrastructuur betreft, is een breder macroprudentieel beleid nodig dat rekening houdt met de fysieke effecten (hogere blootstelling aan klimaatgebonden risico's), conform de Solvabiliteit II-richtlijn. Zo zou de uitwerking van bouwcodes om de gevolgen van natuurrampen te beperken verzekeringsmaatschappijen ertoe nopen hun risicobeleid aan te passen aan de nieuwe beginselen van duurzaam verzekeren.

    4.8.3

    Het EESC steunt de versterking van het EFSI 2.0 en het EFDO. Wat het MFK 2021-2027 betreft is het EESC ingenomen met de oprichting van InvestEU, dat meer particulier kapitaal zou moeten omvatten en in staat zou moeten zijn de obligatie-, verzekerings- en pensioenmarkt te bereiken.

    4.8.4

    Er moet worden gezocht naar aanvullend particulier kapitaal om bedrijven, met name het mkb, aan te moedigen en te ondersteunen bij hun investeringen in innovatie en O&O.

    4.8.5

    Tot slot beveelt het EESC aan beter in kaart te brengen waar publieke en particuliere initiatieven erin geslaagd zijn de meest duurzame en weerbare infrastructuur tot stand te brengen, zodat deze voorbeelden zowel in de EU als in de partnerlanden kunnen worden gevolgd in een aanpak op maat.

    4.9   Duurzaamheidsoverwegingen bij financieel advies

    4.9.1

    Zoals te lezen staat in zijn advies over „Duurzaamheidsverplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders (22)” is het EESC voorstander van het wijzigen van de MiFID II en de richtlijn verzekeringsdistributie, zodat zal moeten worden nagegaan hoe de duurzaamheidsvoorkeuren van beleggers in deze wetgeving kunnen worden opgenomen. Zo zouden adviseurs passende aanbevelingen over financiële producten kunnen doen, en daarbij duidelijke informatie verstrekken over de mogelijke risico's en voordelen van het opnemen van de verschillende duurzaamheidsfactoren.

    4.9.2

    Het is een goede zaak dat de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in haar richtsnoeren inzake duurzaamheidsbeoordelingen bepalingen over duurzaamheidsvoorkeuren opneemt

    4.10   Duurzaamheidsbenchmarks

    4.10.1

    Idealiter komt er uiteindelijk een gemeenschappelijke methode tot stand om de niet-financiële prestaties van duurzame investeringen te meten. Daarom juicht het EESC initiatieven voor het harmoniseren van benchmarks met koolstofarme emittenten toe, en het ziet dit als een eerste stap die moet worden uitgebreid tot andere duurzaamheidsparameters.

    4.10.2

    Het EESC vraagt de Commissie dan ook aandacht te schenken aan de sociale dimensie, via de technische deskundigengroep die de taak krijgt alle belanghebbenden te raadplegen en een rapport over het ontwerp en de methode van de koolstofbenchmark te publiceren.

    5.   Duurzaamheid tot vast onderdeel van risicobeheer maken

    Duurzaamheid betreft alle risico's waarmee welvaartcreatie gepaard gaat; daarbij kan niet voorbijgegaan worden aan de impact van de ontginning, de verwerving en de teloorgang van hulpbronnen.

    5.1   Duurzaamheid in marktonderzoek en kredietbeoordelingen

    5.1.1

    Het EESC heeft beklemtoond dat kredietbeoordelaars geen enkel belangenconflict mogen kennen, teneinde de onafhankelijkheid van onderzoekers/scorers te garanderen. Voorts is een transparante en tijdige verantwoording van de gebruikte methode, per geval, noodzakelijk.

    5.1.2

    De huidige kredietbeoordelaars houden bij het bepalen van de toekomstige kredietwaardigheid van emittenten onvoldoende rekening met de invloed van disruptieve ESG-tendensen. Het EESC pleit voor duidelijke EU-normen en -toezicht wat betreft de integratie van ESG-factoren in het werk van alle in de EU actieve kredietbeoordelaars. Ook pleit het voor het opzetten van een accreditatieprocedure voor een „label voor groene financiering” door de ESMA gecertificeerde agenten.

    5.1.3

    Verder moet worden gedacht aan het accrediteren van actoren: banken, fondsbeheerders, enz. Dit zou de verschillende financiële actoren meer verplichten en „greenwashing” voorkomen.

    5.1.4

    Tot slot stelt het EESC voor om na te gaan of onafhankelijke groene kredietratings kunnen worden opgesteld. Een duidelijke „groene” beoordeling naast een landenbeoordeling zou landen ook stimuleren om hun prestaties steeds te blijven verbeteren. Tegelijkertijd zouden zo buitenlandse investeringen kunnen worden aangetrokken.

    5.2   Duurzaamheidsverplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders: fiduciaire verplichting

    5.2.1

    De toezichthoudende autoriteiten van de EU- (ETA's) moeten waarborgen dat de taken van diensten voor financiële bemiddeling volledig worden nagekomen.

    5.2.2

    Dit vergt een meer holistische aanpak dan die welke in het actieplan van de Commissie wordt voorgesteld, met het accent op betrekkingen op onderwijskundig, factorieel, gendergerelateerd, geografisch, raciaal of etnisch, religieus of cultureel gebied dan wel op een ander diversiteitsgebied.

    5.2.3

    Een fundamentele wettelijke verplichting van de beleggers bestaat erin dat zij proactief de dialoog met hun cliënten moeten aangaan, teneinde zicht te krijgen op hun niet-financiële belangen en hen duidelijk in te lichten over de mogelijke financiële risico's en voordelen van het opnemen van ESG-factoren.

    5.2.4

    Regelgevende instanties, beleggers, vermogensbeheerders, werknemers in de financiële sector en adviseurs moeten handelen in het belang van de begunstigde (bijv. toekomstige gepensioneerden) of de cliënt (individuele of institutionele beleggers). In alle overheidsacties en bij elke stemming moet de bescherming van de duurzame waarde van beleggingsactiva centraal staan, conform de fiduciaire verplichtingen. Zij moeten verslag uitbrengen over de wijze waarop zij als houders van fondsactiva gebruik maken van hun stemrechten.

    5.2.5

    Door de verplichtingen van beleggers met betrekking tot duurzaamheidsfactoren te verduidelijken bevordert de EU langetermijninvesteringen (duurzame financiering heeft per definitie betrekking op de lange termijn).

    5.3   Prudentiële vereisten voor banken en verzekeringsmaatschappijen

    5.3.1

    Het EESC heeft recentelijk gewezen op de potentiële rol die banken door middel van hun taken als intermediair tussen bewust sparen en SRI kunnen vervullen. Het pleit voor „een gunstigere behandeling, wat kapitaalvereisten betreft, voor investeringen in de groene economie en niet-complexe inclusieve langetermijnleningen, zoals bijv. hypotheken, met name wanneer zij verband houden met energie-efficiëntie, de installatie van zonnepanelen enz. Daarnaast zouden kapitaaltoeslagen moeten worden overwogen voor beleggingen in de ecologisch schadelijke activa om een positieve overgang naar duurzame activiteiten te stimuleren. Er moet eventueel worden gekeken naar alternatieven die rechtstreeks ten goede komen aan de uiteindelijke kredietnemers en investeerders, bijvoorbeeld fiscale prikkels. Het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) zou hierop gericht toezicht moeten houden (23).”

    5.3.2

    Niettemin moet, voor de berekening van naar risico gewogen activa, bij modellen voor de rating van banken telkens worden uitgegaan van het meest actuele risiconiveau in verband met die duurzame activa, zodat een hoog niveau van consumentenbescherming gewaarborgd wordt.

    5.3.3

    Derhalve is het nodig de reikwijdte van de zogenoemde „groene ondersteuningsfactor” beter af te bakenen en daarbij aan de hand van een nauwkeurige omschrijving van ‘groene investeringen’ te zorgen voor volledig en duidelijk feitenmateriaal. Verantwoord onderzoek en verantwoorde innovatie (Engelse afkorting: RRI), in het kader van Horizon 2020 en het komende Horizon Europa-programma, zou een uitstekende manier kunnen zijn om tot wetenschappelijke resultaten te komen.

    5.3.4

    Kortom, om de veerkracht en de financiële stabiliteit te behouden, vereist dit nieuwe scenario een goed beheer van financiële risico's, waarbij rekening wordt gehouden met de ESG-impact op het financiële rendement, en waarbij de regels middels een dynamisch proces worden aangepast. Zoals vermeld in de resolutie van het Europees Parlement over duurzame financiering (24) moet de Commissie ijveren voor de opname van duurzaamheidsrisico’s in het kader van Bazel IV.

    6.   Transparantie en langetermijndenken stimuleren

    6.1.1

    Voor duurzame financieringen zijn stimulansen nodig die kapitaalstromen sturen naar waar er behoefte is aan investeringen, zodat er wordt gezorgd voor een billijke ecologische en sociale transitie in Europa. Op die manier, met zijn voortrekkersrol als het op waarden aankomt, kan Europa het Europese bedrijfsleven een concurrentievoordeel bieden.

    6.2   Openbaarmaking en verslaglegging

    6.2.1

    Het EESC merkt op dat de EU-richtlijn betreffende de openbaarmaking van niet-financiële informatie is omgezet op een weinig ambitieuze en niet-gestroomlijnde manier, waarbij alleen grote ondernemingen de gevolgen voelden. De omzetting heeft nauwelijks bijdragen tot eerlijke, alomvattende duurzame investeringen in Europa.

    6.2.2

    Duurzaamheid brengt een aantal nieuwe zorgen en uitdagingen met zich mee wanneer het gaat om de openbaarmaking van niet-financiële informatie, zoals digitalisering, nieuwe metingen, standaardisering, verplichte taken, nieuwe duurzame economische modellen enz. De taxonomie en de methode voor verslaglegging moeten zoveel mogelijk worden gestandaardiseerd en de regels moeten worden aangepast met het oog op meer en beter beschikbare niet-financiële informatie. Regelgevende instanties en markttoezichthouders zouden zo een beter zicht krijgen op de mondiale markttrends en beter in staat zijn daarnaar te handelen. De huidige fase wordt „geschiktheidscontrole” genoemd en zal rekening houden met overwegingen in overeenstemming met de taskforce voor de openbaarmaking van klimaatgerelateerde financiële informatie van de Raad voor financiële stabiliteit, na de openbare raadpleging die de Commissie heeft opgestart.

    6.2.3

    Wat crowdfundingplatforms betreft, dienen vanuit boekhoudkundig oogpunt (25) op het blad met essentiële beleggersinformatie („key investment information sheet”) ook de belangrijkste immateriële maar in financieel opzicht concrete risico's en voordelen in verband met het financieren van een crowdfundingproject te worden vermeld.

    6.2.4

    Het EESC steunt tevens de resolutie van het Europees Parlement over de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS 9) (26), en dringt aan op een effectbeoordeling over IFRS'en inzake duurzame beleggingen.

    6.2.5

    Het EESC is ingenomen met het feit dat de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) de gevolgen van nieuwe of herziene IFRS'en voor duurzame beleggingen zal moeten beoordelen en zal moeten onderzoeken of er andere boekhoudkundige behandelingen mogelijk zijn.

    6.2.6

    Het EESC beveelt ook aan dat de Commissie de ESMA verzoekt om:

    de huidige praktijken op de markt van kredietbeoordelaars te evalueren, en te bekijken in welke mate ESG-overwegingen in aanmerking worden genomen;

    gegevens over ecologische en sociale duurzaamheid in haar richtsnoeren inzake door kredietbeoordelaars te verstrekken informatie op te nemen, en waar nodig bijkomende maatregelen te overwegen.

    6.3   Corporate governance en overmatig kortetermijndenken op de kapitaalmarkt

    6.3.1

    Veel beleggers willen weten of een bedrijf correcte en transparante boekhoudmethodes toepast, en of gewone aandeelhouders mogen meestemmen over belangrijke kwesties. Zij willen tevens dat bedrijven belangenconflicten bij de aanstelling van leden van de raad van bestuur, kredietbeoordelaars en auditors vermijden.

    6.3.2

    Het is tijd dat niet alleen de factoren E (ecologisch) en S (sociaal) (normen, labels, groene en sociale ondersteuningsfactor voor prudentiële vereisten, duurzaamheidsbenchmarks), maar ook de factor G (governance) ernstig worden genomen, zodat bedrijven die verzuimen transparant te zijn over cruciale aspecten, zoals budgettaire governance, mensenrechten, corruptie, witwassen van geld en andere illegale activiteiten, al hun voordelen en hun duurzame ranking verliezen.

    7.   Uitvoering van het actieplan

    7.1

    Het EESC dringt erop aan dat de acties van alle betrokken Europese instellingen, instanties en mechanismen op elkaar worden afgestemd, en dat zij zo nodig hun respectieve mandaten aanpassen aan het tijdschema van de uitvoering van het actieplan.

    7.2

    Onzekerheid over de toekomst en het gebrek aan openheid over langetermijnrisico's vormen een aanzienlijke belemmering voor het maken van langetermijnanalyses (slechts enkele analyses bestrijken een periode van meer dan 5 jaar).

    7.3

    De Europese toezichthoudende autoriteiten zouden een volwaardige rol moeten spelen bij het monitoren van duurzaamheid. Met het oog op een gemeenschappelijke EU-methode voor scenarioanalyses zouden ESG-risicofactoren op langere termijn moeten worden bestudeerd, en deze zouden geleidelijk kunnen worden meegenomen in de stresstests van het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB).

    7.4

    Ten slotte moet de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (IOSCO) internationale normen voor regelgeving en toezicht (27) op het gebied van duurzame financiering ontwikkelen en de naleving ervan bevorderen om wereldwijde consistentie in de nieuwe duurzaamheidsarchitectuur te bewerkstelligen.

    Brussel, 17 oktober 2018.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  Zie het Actieplan: duurzame groei financieren (COM(2018) 97 final), hoofdstuk 6.

    (2)  Zie de ontwerptaxonomie van de EIB: https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/180131-sustainable-finance-final-report-annex-3_en.pdf

    (3)  Een materialiteitskader analyseert de factoren die het meest relevant zijn voor de financiële prestaties van de bedrijven’ met inbegrip van duurzaamheidsfactoren van financieel materieel belang.

    (4)  Gedekte obligaties zijn schuldinstrumenten die door kredietinstellingen worden uitgegeven en worden zeker gesteld door een afgezonderde pool activa waarop obligatiehouders als preferente crediteuren direct verhaal kunnen nemen. Zie de nieuwe reguleringsvoorstellen COM(2018) 93 final, 2018/0042 (COD) en COM(2018) 94 final, 2018/043 (COD).

    (5)  Het kader van Bazel is een internationaal regelgevingsakkoord dat een reeks hervormingen heeft ingevoerd om de regelgeving, het toezicht en het risicobeheer binnen de banksector te verbeteren. Alle normen van het Bazelse Comité zijn minimumeisen die gelden voor internationaal opererende banken, en daarom zullen ook in dit kader bepalingen voor duurzaamheid ertoe bijdragen dat wereldwijd dezelfde koers wordt aangehouden. https://www.bis.org/bcbs/basel3.html

    (6)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=uriserv%3AOJ.L_.2016.078.01.0011.01.ENG

    (7)  Zie voor het uitgebreide standpunt van het EESC-advies ECO/460 over het MFK na 2020 (PB C 440 van 6.12.2018, blz. 106).

    (8)  De Europese Commissie heeft voorgesteld dat minimaal 25 % van de EU-uitgaven zou moeten bijdragen aan de klimaatdoelstellingen voor de periode 2021-2027 (in de periode 2014-2020 was dat 20 %).

    (9)  https://www.morganstanley.com/pub/content/dam/msdotcom/ideas/sustainable-signals/pdf/Sustainable_Signals_Whitepaper.pdf

    (10)  Zie het IOSCO/OESO-rapport The Application of Behavioural Insights to Financial Literacy and Investor Education Programmes and Initiatives.

    (11)  Supra, Actieplan, Achtergrond, punt 1.1

    (12)  Het doel is te bepalen hoe het systeem van de Verenigde Naties het gebruik van deze technologieën zal ondersteunen om de uitvoering van de agenda voor duurzame ontwikkeling voor 2030 te versnellen en de aanpassing ervan aan de waarden die zijn vastgelegd in het VN-Handvest, de Universele verklaring van de rechten van de mens en de normen en standaarden van het internationaal recht te vergemakkelijken. http://www.un.org/en/newtechnologies/images/pdf/SGs-Strategy-on-New-Technologies.pdf

    (13)  Zie EESC-advies over actieplan van de Commissie over Financiële technologie (Fin Tech) (PB C 367 van 10.10.2018, blz. 61).

    (14)  COP 21: VN-klimaatconferentie 2015

    (15)  Zie met name de leidende beginselen van de Verenigde Naties inzake bedrijfsleven en mensenrechten, het Handvest van de grondrechten van de EU en de fundamentele arbeidsnormen van de IAO.

    (16)  Zie de OESO-aanbeveling inzake een gemeenschappelijke aanpak van door de overheid gesteunde exportkredieten en de in acht te nemen zorgvuldigheid op milieu- en sociaal gebied.

    (17)  Zoals genoemd in Richtlijn 2003/87/EG, bijlage 1 — gewijzigd bij Richtlijn 2009/29.

    (18)  Verordening betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013.

    (19)  Zie het advies van het EESC over financiële diensten voor de consument (PB C 434 van 15.12.2017, blz. 51).

    (20)  Op basis van de „belangrijkste beginselen voor vergelijkingsinstrumenten”.

    (21)  In de OESO-landen waren activa in publieke en particuliere pensioenregelingen eind 2016 goed voor meer dan 38 biljoen USD.

    (22)  Zie EESC-advies ECO/466 — Duurzaamheidsverplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders, paragraaf 3.8. (zie blz. 97 van dit Publicatieblad).

    (23)  Zie het EESC-advies over de voltooiing van de bankenunie (PB C 237, 6.7.2018, blz. 46).

    (24)  http://www.europarl.europa.eu/news/en/press-room/20180529IPR04517/meps-back-resolution-on-sustainable-finance

    (25)  De posten in de jaarrekening zijn van materieel belang indien zij de economische beslissingen van de gebruikers zouden kunnen beïnvloeden. Het materialiteitsbegrip is het algemeen aanvaarde boekhoudbeginsel dat rapporterende ondernemingen al deze zaken moeten vermelden. https://www.business-case-analysis.com/materiality-concept.html

    (26)  http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P8-TA-2016-0381+0+DOC+XML+V0//NL

    (27)  Zie Methodology for Assessing Implementation of the IOSCO Objectives and Principles of Securities Regulation.


    Top