Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017XC0928(02)

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer — Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie 2016

    PB C 323 van 28.9.2017, p. 1–150 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.9.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 323/1


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

    Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie 2016

    (2017/C 323/01)

    INHOUD

    VOORWOORD 2
    POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 4
    NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING 9
    GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 10
    BALANS 11
    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 12
    KASSTROOMOVERZICHT 13
    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 14
    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN 15
    FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE 91
    VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 107
    VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 147

    VOORWOORD

    Het is mij een genoegen de jaarrekening 2016 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU voor 2016 — dit omvat informatie over de financiële situatie van de Unie, de manier waarop de begroting voor het jaar werd uitgevoerd, de voorwaardelijke verplichtingen, alsmede de financiële vastleggingen en verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie gaat de rekening vergezeld van toelichtingen bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan.

    2016 was voor de Europese Unie een jaar van resultaten, maar ook van uitdagingen. De focus van de EU-begroting lag op de versterking van de economie, de stimulering van werkgelegenheid en groei en investeringen in onderzoek. Er was beterschap voor de Europese economie en de arbeidsmarkt, en de werkloosheid in de EU verminderde.

    Minder dan anderhalf jaar na de lancering heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), het sluitstuk van het investeringsplan voor Europa, al tastbare resultaten opgeleverd. Het fonds is in alle 28 lidstaten actief om het economisch herstel aan te zwengelen en had medio mei 2017 al ruim 190 miljard EUR aan investeringen losgemaakt, wat meer dan de helft is van de doelstelling van 315 miljard EUR voor medio 2018. Eind 2016 was het garantiefonds dat de EFSI-verrichtingen van de EIB-groep dekt, voorzien van middelen uit de EU-begroting en voor in 1 miljard EUR opgenomen in deze jaarrekening.

    De werkgelegenheid, groei en investeringen stimuleren blijft de belangrijkste prioriteit van de EU-begroting. De Commissie blijft zich beijveren om het economische herstel in de EU te versterken en te investeren in de jeugd en werkzoekenden, alsook in startende ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Een goed voorbeeld is de leninggarantiefaciliteit in het kader van het COSME-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, die ook in 2016 zeer succesvol is gebleken, mede dankzij de aanvullende risicodragende capaciteit van het EFSI. Eind 2016 hadden reeds ruim 143 000 kleine en middelgrote ondernemingen in 21 landen financiering ten belope van meer dan 5,5 miljard EUR gekregen met steun van het COSME-programma.

    Het programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 is cruciaal voor het tot stand brengen van een op kennis gebaseerde economie en maatschappij in de EU. Het heeft 49 000 deelnames opgeleverd en er zijn voor in totaal 20,5 miljard EUR subsidieovereenkomsten ondertekend. Ruim 21 % van alle deelnames betreft kleine of middelgrote ondernemingen. De uitbreiding van de Horizon 2020-activiteiten weerspiegelt zich in een bijna 40 % hogere waardering van de garantie-instrumenten voor Horizon 2020 in vergelijking met de jaarrekening van vorig jaar.

    Met de Aankondiging inzake de initiële diensten is het Galileo-programma, dat Europa zijn eigen wereldomspannende satellietnavigatiesysteem verschaft, in 2016 na de ontplooiingsfase nu de exploitatiefase binnengetreden. De operationele Galileosatellieten en de grondinfrastructuur zijn in deze jaarrekening per eind 2016 gewaardeerd op 2 miljard EUR. Projecten uitgevoerd in het kader van Horizon 2020 hebben de ontwikkeling van nieuwe Galileo-toepassingen gestimuleerd. Deze projecten hebben al geleid tot 13 innovaties die op de markt werden gebracht, 5 octrooien, 34 geavanceerde prototypes, twee gecommercialiseerde producten en 223 gepubliceerde wetenschappelijke artikelen. Het wereldwijde markt van satellietnavigatiesystemen zal naar verwachting groeien van 5,8 miljard apparaten in gebruik in 2017 tot naar schatting 8 miljard in 2020.

    De Connecting Europe Facility (CEF), die tot doel heeft de toegang tot financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken, heeft bijgedragen aan de realisatie van de Brenner Base Rail-tunnel, die met zijn 64 km de langste hogecapaciteitsspoortunnel ter wereld zal zijn. Het CEF-schuldinstrument in de jaarrekening biedt risicodeling aan ten behoeve van financiering in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.

    In 2016 heeft Europa nieuwe uitdagingen als gevolg van de veranderende geopolitieke situatie verder beantwoord. De EU-begroting heeft de lidstaten gesteund om migratiestromen doelmatig te beheren, de diepere oorzaken van migratie aan te pakken en het Schengengebied te beschermen. De uitvoering van de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid kwam in 2016 in een hogere versnelling.

    De Commissie richtte ook de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije op, die op 17 februari 2016 operationeel is geworden en waarvoor 630 miljoen EUR aan in 2016 geïnde bijdragen van de lidstaten in de jaarrekening is opgenomen. Samen met andere initiatieven heeft dit de Commissie in staat gesteld een vernieuwend programma, het sociale vangnet voor noodgevallen genaamd, te lanceren om tot één miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen in Turkije periodiek de beschikking te geven over cash. Dit illustreert hoe steun uit de EU-begroting in toenemende mate wordt gebruikt als efficiënte en effectieve manier om hulp te verlenen aan personen in noodsituaties.

    In juni 2016 heeft de Commissie in het kader van de Europese migratieagenda een nieuw partnerschapskader met derde landen voorgesteld. Het gaat om een Europese benadering om de samenwerking met landen van herkomst, doorreis of bestemming van de migratiestromen te verdiepen. Zij wordt ondersteund door het merendeel van de „Europa als wereldspeler”-programma’s van de begroting, en ook door de betrokken EU-trustfondsen, in het bijzonder het trustfonds voor Syrië, dat is opgenomen in de jaarrekening. Adequate financiering voor het partnerschapskader is essentieel om intensiever te kunnen samenwerken met de prioritaire partnerlanden en de inspanningen op de migratieroute van het centrale Middellandse Zeegebied voort te zetten.

    Andere wereldwijde uitdagingen, zoals de aanpak van de klimaatverandering, behielden hun prioritaire status in de EU-begroting. In 2016 werd de totale bijdrage om het klimaat in alle beleidsdomeinen te integreren geraamd op 20,9 %, wat in lijn was met de doelstelling voor het huidige MFK 2014-2020.

    Vanuit begrotingsoogpunt blijven de Europese structuur- en investeringsfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid de grootste investeringsposten van de EU. De EU-begroting spendeerde in 2016 57,4 miljard EUR aan landbouw en plattelandsontwikkeling en, ondanks aanvankelijke vertragingen bij het opstarten en de tenuitvoerlegging van het huidige MFK, 37,8 miljard euro aan economische, sociale en territoriale samenhang.

    De Commissie heeft een debat op gang gebracht over de toekomst en prioriteiten van de EU met 27 lidstaten. Wij zullen samen blijven werken aan een toekomst met meer welvaart, concurrentievermogen en veiligheid.

    Günther H. Oettinger

    Commissaris voor Begroting en Personeelszaken, Europese Commissie

    POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

    De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de 28 (1) deelnemende Europese landen (de lidstaten) bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

    1.   POLITIEK KADER

    EU-Verdragen

    De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de Verdragen zo om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moet dit doen in overeenstemming met de beginselen (2) van subsidiariteit en evenredigheid.

    Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de doelstellingen in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer.

    De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere zijn bijvoorbeeld het voorstellen van wetgevingshandelingen of het uitvoeren van beleidsstrategieën.

    De Europa 2020 -strategie

    De Europa 2020-strategie, in 2010 overeengekomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, is een strategisch tienjarenplan voor groei en werkgelegenheid op EU-niveau (3). De strategie omvat drie elkaar versterkende prioriteiten — slimme, duurzame en inclusieve groei — en vijf kerndoelen voor de EU. Het welslagen ervan hangt af van de collectieve inzet van alle actoren van de Unie.

    De EU-begroting is slechts een van de hefbomen van de EU die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Een breed scala aan acties wordt ondernomen op nationaal, EU- en internationaal niveau opdat de Europa 2020-strategie tastbare resultaten zou voortbrengen.

    Politieke prioriteiten van de Commissie

    De politieke prioriteiten zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie, die een routekaart vormen voor het optreden van de Commissie en volledig consistent en verenigbaar zijn met de Europa 2020-groeistrategie voor de lange termijn.

    10 PRIORITEITEN

    een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen

    een redelijke en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten

    een connectieve digitale eengemaakte markt

    een ruimte van justitie en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen

    een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid

    naar een nieuw beleid op het gebied van migratie

    een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis

    een krachtiger rol op het wereldtoneel

    een diepere en billijkere economische en monetaire unie (EMU)

    een Unie van democratische verandering

    Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK).

    Het MFK

    Het MFK vertaalt de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen voor ten minste 5 jaar. Het bepaalt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten.

    Het MFK ondersteunt het optreden van de EU ter verwezenlijking van haar beleidsdoelstellingen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en te zorgen voor een coherente langetermijnvisie voor de begunstigden en de medefinancierende nationale autoriteiten. Het MFK 2014-2020 en de constituerende programma’s, waarin de maximale begrotingsvastleggingen voor de periode zijn vastgesteld op 960 miljard EUR en de betalingen op 908 miljard EUR (prijzen van 2011), zijn ontworpen vanuit een sterk Europese logica en focussen op meerwaarde om bij te dragen tot de verwezenlijking van de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor banen en groei.

    Het MFK wordt unaniem goedgekeurd om aan te tonen dat alle lidstaten achter de doelstellingen en de uitgaven staan. De EU-begroting financiert tal van beleidsmaatregelen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben vastgesteld, zorgt de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de programma's, activiteiten en projecten. Binnen het belangrijke uitgavengebied van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) gaat de EU de juridische verbintenis aan deze acties uit te voeren door de goedkeuring van de operationele programma’s.

    Interinstitutioneel Akkoord

    Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (4); het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, dat in 2013 is aangenomen in overeenstemming met artikel 295 van het VWEU, is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren en goed financieel beheer te waarborgen.

    Jaarlijkse begroting

    De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

    De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de ter financiering van de begroting vereiste eigen middelen wordt bepaald door van de totale uitgaven de overige ontvangsten af te trekken. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.

    De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen:

    Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.

    Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.

    Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen, of aan internationale organisaties.

    Financieel Reglement

    Het Financieel Reglement (FR) van toepassing op de algemene begroting is een cruciaal onderdeel van het regelgevingskader van de EU-financiën waarin de financiële spelregels voor de EU zijn vastgelegd. Hij bepaalt de algemene regels voor de begroting van de EU.

    2.   GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING IN DE EU

    2.1.   INSTITUTIONELE STRUCTUUR

    De organisatiestructuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie.

    De Commissie is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie en waakt over het algemeen belang. Zij doet dit door wetgeving voor te stellen, het EU-beleid ten uitvoer te leggen, erop toe te zien dat de Verdragen en de Europese wetgeving correct worden toegepast, de EU-begroting te beheren en de Unie naar buiten toe te vertegenwoordigen.

    De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.

    2.2.   DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE

    De Europese Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording. Het systeem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen (5).

    Het College van commissarissen draagt collegiale politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie. De operationele uitvoering van de begroting wordt gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan (6).

    Het College delegeert de taken van financieel beheer aan de directeuren-generaal of diensthoofden, die zodoende gedelegeerd ordonnateur worden. Deze taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt.

    Binnen de Commissie heerst er derhalve duidelijkheid omtrent de afbakening en de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer. Deze gedecentraliseerde werkwijze met een duidelijke opzet heeft tot doel een bestuurscultuur te creëren die ambtenaren stimuleert verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij de leiding hebben en hen de controle geeft over de activiteiten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.

    In het kader van de cyclus van strategische planning en programmering van de Commissie dient elke ordonnateur een „jaarlijks activiteitenverslag” over de activiteiten en de beleidsverwezenlijkingen en -resultaten van het jaar op te stellen waarin hij/zij verklaart dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat hij/zij controleprocedures heeft ingesteld die de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op Commissieniveau worden deze resultaten goedgekeurd en in geaggregeerde vorm gepubliceerd in het jaarlijks beheer- en prestatieverslag over de EU-begroting, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden en het belangrijkste instrument is waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.

    De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en -methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie. De functie van intern controleur van de Commissie is eveneens centraal en onafhankelijk.

    De rol van de bestuursraad in de corporate governance van de Commissie bestaat uit het uitoefenen van toezicht op en het verstrekken van strategische oriëntaties inzake belangrijke bestuurlijke aangelegenheden, zoals het beheer van de financiële en personele middelen. De raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal en brengt op gezette tijden de directeuren-generaal en de kabinetten bijeen die verantwoordelijk zijn voor begroting, personeelsbeheer en IT, om ervoor te zorgen dat de nodige organisatorische en technische structuren in de Commissie aanwezig zijn om de politieke prioriteiten van de voorzitter op efficiënte en effectieve manier te realiseren.

    2.3.   EEN SOLIDE PRESTATIEKADER

    De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een EU-meerwaarde en goed beheer van de EU-programma’s. Bij de uitvoering van de EU-begroting moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de doelstellingen, alsmede met de complementariteit en mainstreaming van beleid en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting. De Commissie verplicht zich ertoe om met de EU-begroting betere resultaten voort te brengen in het belang van de burgers en de politieke prioriteiten te ondersteunen. Om ervoor te zorgen dat middelen aan de prioriteiten worden toegewezen en dat elke actie goede resultaten en een meerwaarde oplevert, is er het Commissie-initiatief voor een resultaatgerichte EU-begroting. Op basis van het prestatiekader 2014-2020 streeft het naar een beter evenwicht tussen naleving van de regels en resultaten. Prestatiekaders zijn in de lopende programmeringsperiode 2014-2020 opgenomen als nieuw verplicht element waarop de grotere resultaatgerichtheid steunt. Zij omvatten de vaststelling van duidelijke en meetbare doelstellingen, indicatoren en streefcijfers alsmede regelingen inzake toezicht, verslaglegging en evaluatie.

    Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.

    2.4.   FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

    Het belangrijkste element van de financiële verslaglegging is het pakket geïntegreerde financiële rapportage (IFRP) van de EU, bestaande uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie en andere verslagen bij de rekening, nl. het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting en het verslag over de follow-up van de kwijting. De IFRP verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU.

    De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien zowel vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.

    De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:

    a)

    de geconsolideerde financiële staten, en

    b)

    verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.

    De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie „Financiële staten — bespreking en analyse”, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.

    Verslaglegging en rekening en verantwoording in de Commissie:

    Pakket geïntegreerde financiële rapportage

    Geconsolideerde jaarrekening van de EU

    Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de begroting

    Verslag over de follow-up van de kwijting

    Andere verslagen

    Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU

    De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal

    Verslag over het begrotings- en financieel beheer

    2.5.   CONTROLES

    Externe controle

    De Europese Rekenkamer („de Rekenkamer”) is de externe controleur van de Europese instellingen (en organen). De Rekenkamer heeft als opdracht bij te dragen tot de verbetering van het financieel beheer van de EU, het afleggen van rekenschap en verantwoording en de transparantie te bevorderen, en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. De rol van de Rekenkamer als onafhankelijk extern controleur van de EU is na te gaan of de EU-middelen naar behoren zijn geboekt, of ze zijn geïnd en besteed in overeenstemming met de geldende regels en of ze kosteneffectief besteed zijn.

    De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door de Rekenkamer, die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:

    (1)

    een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;

    (2)

    een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de geïnde ontvangsten en de betalingen aan eindbegunstigden; en

    (3)

    speciale verslagen over specifieke domeinen.

    Kwijting

    De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Er wordt kwijting verleend aan de Commissie en alle andere instellingen en organen van de EU. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting van het vorige begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting van de Commissie, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.

    Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement betreffende de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, maken deel uit van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting door het Europees Parlement aangenomen. De kwijtingsaanbevelingen van de Raad worden vastgesteld door de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin). Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.

    NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

    De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2016 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

    Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

    Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

    [ondertekend]

    Rosa ALDEA BUSQUETS

    Rekenplichtige van de Commissie

    23 juni 2017

    GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ (1)

    INHOUD

    BALANS 11
    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 12
    KASSTROOMOVERZICHT 13
    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 14
    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN 15

    1.

    BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING 15

    2.

    TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS 27

    3.

    TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 56

    4.

    VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA 65

    5.

    VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN 69

    6.

    FINANCIEEL RISICOBEHEER 73

    7.

    INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN 86

    8.

    GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM 87

    9.

    CONSOLIDATIEBEREIK 88

    BALANS

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    VASTE ACTIVA

     

     

     

    Immateriële activa

    2.1

    381

    337

    Materiële vaste activa

    2.2

    10 068

    8 700

    Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    2.3

    528

    497

    Financiële activa

    2.4

    62 247

    56 965

    Voorfinanciering

    2.5

    21 901

    29 879

    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    2.6

    717

    870

     

     

    95 842

    97 248

    VLOTTENDE ACTIVA

     

     

     

    Financiële activa

    2.4

    3 673

    9 907

    Voorfinanciering

    2.5

    23 569

    15 277

    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    2.6

    10 905

    9 454

    Voorraden

    2.7

    165

    138

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    2.8

    28 585

    21 671

     

     

    66 897

    56 448

    TOTAAL ACTIVA

     

    162 739

    153 696

    LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN

     

     

     

    Pensioenen en andere personeelsbeloningen

    2.9

    (67 231 )

    (63 814 )

    Voorzieningen

    2.10

    (1 936 )

    (1 716 )

    Financiële verplichtingen

    2.11

    (55 067 )

    (51 764 )

     

     

    (124 234 )

    (117 293 )

    KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

     

     

     

    Voorzieningen

    2.10

    (675)

    (314)

    Financiële verplichtingen

    2.11

    (2 284 )

    (7 939 )

    Crediteuren

    2.12

    (40 005 )

    (32 191 )

    Overlopende posten

    2.13

    (67 580 )

    (68 402 )

     

     

    (110 544 )

    (108 846 )

    TOTAAL PASSIVA

     

    (234 778 )

    (226 139 )

    NETTOACTIVA

     

    (72 040 )

    (72 442 )

    Reserves

    2.14

    4 841

    4 682

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen  (2)

    2.15

    (76 881 )

    (77 124 )

    NETTOACTIVA

     

    (72 040 )

    (72 442 )

    STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    2016

    2015

    ONTVANGSTEN

     

     

     

    Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

     

     

     

    Bni-middelen

    3.1

    95 578

    95 355

    Traditionele eigen middelen

    3.2

    20 439

    18 649

    Btw-middelen

    3.3

    15 859

    18 328

    Geldboeten

    3.4

    3 858

    531

    Terugvordering van uitgaven

    3.5

    1 947

    1 547

    Overige

    3.6

    5 740

    5 067

     

     

    143 422

    139 478

     

     

     

     

    Ontvangsten uit ruiltransacties

     

     

     

    Financiële baten

    3.7

    1 769

    1 846

    Overige

    3.8

    996

    1 562

     

     

    2 765

    3 408

    Totale ontvangsten

     

    146 187

    142 886

    UITGAVEN

     

     

     

    Uitgevoerd door de lidstaten

    3.9

     

     

    Europees Landbouwgarantiefonds

     

    (44 152 )

    (45 032 )

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

     

    (12 604 )

    (16 376 )

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

     

    (35 045 )

    (38 745 )

    Europees Sociaal Fonds

     

    (9 366 )

    (9 849 )

    Overige

     

    (1 606 )

    (2 380 )

    Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

    3.10

    (15 610 )

    (15 626 )

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

    3.11

    (2 547 )

    (1 209 )

    Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

    3.11

    (3 258 )

    (3 031 )

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    3.11

    (2 035 )

    (2 107 )

    Personeels- en pensioenkosten

    3.12

    (9 776 )

    (10 273 )

    Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

    3.13

    (1 068 )

    (2 040 )

    Financieringskosten

    3.14

    (1 904 )

    (1 986 )

    Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    3.15

    2

    (641)

    Overige uitgaven

    3.16

    (5 486 )

    (6 623 )

    Totale uitgaven

     

    (144 454 )

    (155 919 )

    ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

     

    1 733

    (13 033 )

    KASSTROOMOVERZICHT

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Economisch resultaat voor het jaar

    1 733

    (13 033 )

    Bedrijfsactiviteiten

     

     

    Afschrijving

    88

    74

    Waardevermindering

    575

    489

    (Toename)/afname leningen

    1 774

    1 591

    (Toename)/afname voorfinanciering

    (314)

    7 439

    (Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    (1 297 )

    5 253

    (Toename)/afname voorraden

    (26)

    (10)

    Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

    3 417

    5 198

    Toename/(afname) voorzieningen

    581

    (253)

    Toename/(afname) financiële passiva

    (2 351 )

    (977)

    Toename/(afname) vorderingen

    7 813

    (10 989 )

    Toename/(afname) in overlopende posten

    (821)

    12 429

    Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

    (1 349 )

    (1 435 )

    Overige non-cash mutaties

    18

    32

    Investeringsactiviteiten

     

     

    (Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

    (2 073 )

    (1 381 )

    (Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    (31)

    (87)

    (Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa

    (822)

    (213)

    (Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    (0)

    NETTOKASSTROOM

    6 914

    4 126

    Netto toename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

    6 914

    4 126

    Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

    21 671

    17 545

    Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen per jaareinde

    28 585

    21 671

    MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

    in miljoen EUR

     

    Reserves (A)

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B)

    Nettoactiva = (A)+(B)

     

    Reëlewaarde-reserve

    Overige reserves

    Gecumuleerd overschot/(tekort)

    Economisch resultaat voor het jaar

    SALDO OP 31.12.2014

    238

    4 197

    (51 161 )

    (11 280 )

    (58 006 )

    Mutatie in de reserve Garantiefonds

    189

    (189)

    Mutaties reële waarde

    54

    54

    Overige

    2

    (24)

    (22)

    Toewijzing economisch resultaat 2014

    3

    (11 283 )

    11 280

    Begrotingsresultaat 2014 gecrediteerd aan de lidstaten

    (1 435 )

    (1 435 )

    Economisch resultaat voor het jaar

    (13 033 )

    (13 033 )

    SALDO OP 31.12.2015

    292

    4 390

    (64 091 )

    (13 033 )

    (72 442 )

    Mutatie in de reserve Garantiefonds

    82

    (82)

    Mutaties reële waarde

    33

    33

    Overige

    39

    (54)

    (15)

    Toewijzing economisch resultaat 2015

    5

    (13 038 )

    13 033

    Begrotingsresultaat 2015 gecrediteerd aan de lidstaten

    (1 349 )

    (1 349 )

    Economisch resultaat voor het jaar

    1 733

    1 733

    SALDO OP 31.12.2016

    325

    4 516

    (78 614 )

    1 733

    (72 040 )

    TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN

    1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

    1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

    De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna „het Financieel Reglement” genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

    Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen.

    1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

    De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

    De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).

    1.3.   CONSOLIDATIE

    Consolidatiebereik

    De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 van de EU-jaarrekening. Het omvat thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2016 zijn 7 entiteiten ingedeeld als kleine entiteiten.

    Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

    Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept „zeggenschap”. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

    De meeste gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

    Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.

    Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

    Gezamenlijke overeenkomsten

    Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gezamenlijke bedrijfsactiviteiten of gemeenschappelijke ondernemingen zijn. Indien een gezamenlijke overeenkomst in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en de partijen bij de gezamenlijke overeenkomst rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst, kan de gezamenlijke overeenkomst als een gemeenschappelijke onderneming worden bestempeld. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Wanneer de partijen rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst, wordt de gezamenlijke overeenkomst als een gezamenlijke bedrijfsactiviteit bestempeld. Met betrekking tot haar belang in gezamenlijke bedrijfsactiviteiten neemt de EU in haar financiële staten op: de activa en passiva, de inkomsten en uitgaven, evenals haar aandeel in de gezamenlijke activa, passiva, baten en lasten.

    Geassocieerde ondernemingen

    Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

    Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

    De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

    1.4.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

    De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

    1.4.1.    Munteenheid en omrekeningsbeginselen

    Functionele en rapporteringsvaluta

    De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.

    Verrichtingen en saldi

    Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.

    Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

    De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

    Wisselkoersen met de euro

    Valuta

    31.12.2016

    31.12.2015

    BGN

    1,9558

    1,9558

    CZK

    27,0210

    27,0230

    DKK

    7,4344

    7,4626

    GBP

    0,8562

    0,7340

    HRK

    7,5597

    7,6380

    HUF

    309,8300

    315,9800

    PLN

    4,4103

    4,2639

    RON

    4,5390

    4,5240

    SEK

    9,5525

    9,1895

    CHF

    1,0739

    1,0835

    JPY

    123,4000

    131,0700

    USD

    1,0541

    1,0887

    1.4.2.    Gebruik van ramingen

    Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.

    1.5.   BALANS

    1.5.1.    Immateriële activa

    Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.

    1.5.2.    Materiële vaste activa

    Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

    De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

    Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

    Type actief

    Lineair afschrijvingspercentage

    Gebouwen

    4 % tot 10 %

    Ruimteobjecten

    8 % tot 20 %

    Materieel en apparatuur

    10 % tot 25 %

    Meubilair en wagenpark

    10 % tot 25 %

    Computerhardware

    25 % tot 33 %

    Overige

    10 % tot 33 %

    Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Leaseovereenkomsten

    Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (kort- en langlopende). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.

    Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.

    1.5.3.    Afwaardering van niet-financiële activa

    Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een afwaarderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

    De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor afwaarderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de afwaarderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

    1.5.4.    Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

    Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode, worden de eerste maal tegen kostprijs opgenomen. Het belang van de EU in die beleggingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reëlewaardereserves onder de nettoactiva. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

    Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op („verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

    Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

    Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.

    Geassocieerde deelnemingen en joint ventures ingedeeld als kleine entiteiten worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

    1.5.5.    Financiële activa

    Indeling

    De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.

    (i)   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als ze hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als ze als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.

    (ii)   Leningen en kortlopende vorderingen

    Leningen en kortlopende vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.

    (iii)   Tot einde looptijd aangehouden beleggingen

    Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.

    (iv)   Voor verkoop beschikbare financiële activa

    Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.

    Eerste opname en waardering

    Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

    De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige afgeleide contracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

    Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:

    De „marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten; zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de „optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

    Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.

    Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.

    Waardering na eerste opname

    (i)

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie „financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort” worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.

    (ii)

    Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    (iii)

    Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.

    (iv)

    Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of afgewaardeerd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.

    De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

    Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

    Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.

    Afwaardering van financiële activa

    De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.

    (a)   Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

    (b)   Activa geboekt tegen reële waarde

    In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies — gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa — uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

    1.5.6.    Voorraden

    Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

    1.5.7.    Voorfinanciering

    Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).

    Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

    Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

    Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgenomen. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

    De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

    1.5.8.    Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie

    Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).

    Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.

    Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.

    1.5.9.    Geldmiddelen en kasequivalenten

    Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

    1.5.10.    Pensioenen en andere personeelsbeloningen

    Pensioenverplichtingen

    Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum minus de reële waarde van de activa van de regeling. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

    Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.

    Ziektekosten na tewerkstelling

    De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun verwanten komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan „inactieven” worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als „personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).

    1.5.11.    Voorzieningen

    Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

    1.5.12.    Financiële verplichtingen

    Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Ze worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.

    Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

    EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.

    Financiële passiva die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of verlies (zie toelichting 1.5.5).

    1.5.13.    Crediteuren

    Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Ze worden geboekt als te betalen posten voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.

    Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

    1.5.14.    Overlopende posten

    Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

    Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.

    1.6.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

    1.6.1.    Ontvangsten

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

    De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:

    Bni- en btw-middelen

    De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn ze — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.

    Traditionele eigen middelen

    De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

    Geldboeten

    Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:

    hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;

    hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.

    Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.

    Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.

    Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

    ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

    Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

    Rentebaten en -lasten

    Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

    Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

    Dividendinkomen

    Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

    1.6.2.    Uitgaven

    De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.

    Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

    Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

    De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

    1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

    1.7.1.    Voorwaardelijke activa

    Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

    1.7.2.    Voorwaardelijke verplichtingen

    Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.

    1.8.   KASSTROOMOVERZICHT

    Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

    Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.

    Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

    Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele activiteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).

    Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen beleggingsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- (of financierings)activiteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de operationele activiteiten vallen ook investeringen zoals investeringen in het Europees Investeringsfonds (EIF), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en risicokapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsdoelen.

    Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de beleggingen van de EU.

    2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

    ACTIVA

    2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

    in miljoen EUR

    Brutoboekwaarde op 31.12.2015

    698

    Toevoegingen

    137

    Vervreemdingen

    (22)

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    0

    Overige wijzigingen

    7

    Brutoboekwaarde op 31.12.2016

    820

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2015

    (361)

    Afschrijvingskosten voor het jaar

    (88)

    Vervreemdingen

    12

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    0

    Overige wijzigingen

    (2)

    Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2016

    (439)

    Nettoboekwaarde op 31.12.2016

    381

    Nettoboekwaarde op 31.12.2015

    337

    Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

    2.2.   VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

    De categorie ruimteobjecten omvat vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. In 2015 werden de vaste activa met betrekking tot Egnos en Copernicus ten bedrage van 584 miljoen EUR opgenomen onder de rubriek materieel en apparatuur.

    Voor Galileo werd na de verklaring over de initiële diensten van Galileo op 15 december 2016 een som van 2 165 miljoen EUR aan satellieten en grondcomponenten overgedragen van activa in aanbouw naar vaste activa; het betreft 14 operationele Galileo-satellieten en grondinfrastructuur. De operationele vaste activa van Galileo werden op 31 december 2016 gewaardeerd op 2 146 miljoen EUR na afschrijvingen. De resterende activa in aanbouw van in totaal 756 miljoen EUR (2015: 2 110 miljoen EUR) omvatten 4 in 2016 gelanceerde satellieten waarvan de tests in de omloopbaan op de balansdatum nog niet waren voltooid. De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen.

    Voor de operationele Copernicus-satellieten (Sentinels 1A, 2A, 3A en 1B) is 1 073 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen geboekt onder de rubriek ruimteobjecten (2015: 498 miljoen EUR). Nog eens 1 133 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2015: 1 188 miljoen EUR).

    Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 83 miljoen EUR (2015: 85 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 21 miljoen EUR (2015: 14 miljoen EUR).

    De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

    Materiële vaste activa

    in miljoen EUR

     

    Terreinen en gebouwen

    Ruimte-objecten

    Installaties en uitrusting

    Meubilair en wagenpark

    Computer-hardware

    Overige

    Financiële leasing

    Activa in aanbouw

    Totaal

    Brutoboekwaarde op 31.12.2015

    4 856

    725

    563

    248

    627

    277

    2 784

    3 832

    13 911

    Toevoegingen

    145

    14

    28

    22

    73

    20

    5

    1 639

    1 945

    Vervreemdingen

    (2)

    (1)

    (14)

    (10)

    (49)

    (10)

    (3)

    0

    (90)

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    294

    2 864

    3

    6

    3

    9

    (2)

    (3 177 )

    Overige wijzigingen

    5

    1

    4

    3

    4

    2

    0

    (3)

    16

    Brutoboekwaarde op 31.12.2016

    5 297

    3 603

    583

    269

    658

    298

    2 783

    2 292

    15 783

    Cumulatieve afschrijving op 31.12.2015

    (2 701 )

    (141)

    (440)

    (176)

    (517)

    (182)

    (1 054 )

    (5 211 )

    Afschrijvingskosten voor het jaar

    (166)

    (160)

    (47)

    (19)

    (62)

    (29)

    (100)

    (583)

    Teruggeboekte afschrijving

    1

    0

    6

    1

    8

    Vervreemdingen

    2

    0

    13

    10

    42

    7

    3

    77

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    0

    0

    0

    (2)

    0

    2

    Overige wijzigingen

    0

    0

    (2)

    (1)

    (2)

    0

    (1)

    (6)

    Cumulatieve afschrijving op 31.12.2016

    (2 865 )

    (301)

    (474)

    (186)

    (535)

    (203)

    (1 150 )

    (5 715 )

    NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2016

    2 432

    3 302

    109

    83

    122

    95

    1 633

    2 292

    10 068

    NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2015

    2 155

    584

    124

    72

    110

    94

    1 730

    3 832

    8 700

    2.3.   BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

    2.3.1

    5

    Belangen in geassocieerde deelnemingen

    2.3.2

    528

    491

    Totaal

     

    528

    497

    2.3.1.    Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen

    Er zijn een aantal entiteiten die deels door de EU worden gefinancierd die voldoen aan de vereisten om te worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten van de EU, maar die niet van materieel belang zijn voor de financiële staten als geheel en daarom niet zijn verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten voor 2016. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” — zie toelichting 1.3. De immaterialiteit wordt jaarlijks beoordeeld om te bepalen of deze uitsluiting gerechtvaardigd blijft. De EU-bijdragen aan deze entiteiten zijn geboekt als uitgave. De lijst van deze entiteiten in 2016 is opgenomen in toelichting 9.

    2.3.2.    Belangen in geassocieerde deelnemingen

    Het belang van de EU in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2016 had de EU een belang van 28,1 % in het EIF (2015: 26,5 %) en 28,1 % van de stemrechten (2015: 26,5 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijkse nettowinst in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

    in miljoen EUR

     

    Europees Investeringsfonds

    Belang op 31.12.2015

    491

    Bijdragen

    41

    Ontvangen dividenden

    (6)

    Aandeel in het nettoresultaat

    34

    Verandering in de reëlewaardereserve

    (0)

    Overige vermogensmutaties

    (32)

    Belang op 31.12.2016

    528

    De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Totaal EIF

    EU-aandeel

    Totaal EIF

    EU-aandeel

    Activa

    2 301

    647

    2 183

    578

    Verplichtingen

    (423)

    (119)

    (328)

    (87)

    Ontvangsten

    240

    67

    192

    51

    Uitgaven

    (118)

    (33)

    (95)

    (25)

    Overschot/(tekort)

    122

    34

    97

    26

    De EU heeft 20 % van haar belang gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 986 miljoen EUR.

    in miljoen EUR

     

    Totaal kapitaal EIF

    EU-inschrijving

    Totaal aandelenkapitaal

    4 382

    1 232

    Volgestort

    (876)

    (246)

    Niet-opgevraagd

    3 506

    986

    2.4.   FINANCIËLE ACTIVA

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Niet-vlottende financiële activa

     

     

     

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    2.4.1

    9 131

    7 222

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    2.4.2

    Leningen

    2.4.3

    53 116

    49 743

     

     

    62 247

    56 965

    Vlottende financiële activa

     

     

     

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    2.4.1

    1 311

    2 399

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    2.4.2

    0

    Leningen

    2.4.3

    2 361

    7 508

     

     

    3 673

    9 907

    Totaal

     

    65 920

    66 871

    2.4.1.    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    BUFI-beleggingen

    2 013

    2 647

    EGKS in liquidatie

    1 685

    1 699

    Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

    188

    188

     

    3 886

    4 534

    Garantiefondsen voor garanties uit de begroting:

     

     

    Garantiefonds voor externe acties

    2 069

    2 002

    EFSI-garantiefonds

    948

     

    3 017

    2 002

    Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd:

     

     

    Horizon 2020

    1 213

    765

    Financieringsfaciliteit met risicodeling

    719

    773

    Connecting Europe Facility (3)

    483

    425

    ETF-startersregeling

    476

    485

    Verrichtingen met risicodragend kapitaal

    132

    152

    Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

    118

    118

    Overige

    398

    366

     

    3 539

    3 084

    Totaal

    10 442

    9 620

    Langlopend

    9 131

    7 222

    Kortlopend

    1 311

    2 399

    Op een totaal van 10 442 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 8 920 miljoen EUR, vermogensinstrumenten van 1 302 miljoen EUR en beleggingen in het EIB Unitary Fund (een geldmarktfonds) van 221 miljoen EUR. De schuldtitels en de eenheden in het EIB Unitary Fund worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.

    BUFI-beleggingen

    Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI — 'Budget Fines') gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.

    EGKS in liquidatie

    Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.

    Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

    Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de EU gewaardeerd tegen kostprijs.

    in miljoen EUR

     

    Totaal kapitaal EBWO

    Inschrijving door de Commissie op 31.12.2016

    Totaal geplaatst aandelenkapitaal

    29 703

    900

    Volgestort

    (6 207 )

    (188)

    Niet-opgevraagd

    23 496

    712

    GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES

    Garantiefonds voor externe acties

    Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het is een langetermijninstrument (niet-vlottend gedeelte: 1 946 miljoen EUR) dat door de EIB wordt beheerd, ter dekking van leningen waarvoor de debiteur in gebreke blijft en de EU borg staat. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het in het fonds aan te houden bedrag zou moeten overeenkomen met 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.

    EFSI-garantiefonds

    Volgens de EFSI-verordening moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 operationeel geworden. Het zal tussen 2016 en 2022 progressief worden voorzien van middelen tot 8 miljard EUR, zijnde 50 % van het totale bedrag van de EU-EFSI-garantie.

    FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD

    Voor een overzicht van alle financieringsinstrumenten die uit de begroting worden gefinancierd, zie de bespreking en analyse van de financiële staten.

    Horizon 2020

    Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.

    Risicodelende financieringsfaciliteit

    De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het kader van het MFK 2007-2013 maximaal 1 miljard EUR toegewezen aan de RSFF. In het kader van het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF gepland. Het globale risico voor de EU is beperkt tot haar inbreng in de faciliteit.

    Connecting Europe Facility

    Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). De LGTT- en PBI-portefeuilles zijn met ingang van 1 januari 2016 samengevoegd in het CEF-financieringsinstrument. Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.

    ETF-startersregeling

    Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die werden gefinancierd door het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

    2.4.2.    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Notioneel bedrag („receive leg”)

    Notioneel bedrag („pay leg”)

    Reële waarde

    Notioneel bedrag „receive”

    Notioneel bedrag „pay”

    Reële waarde

    Termijncontracten in vreemde valuta

    50

    (50)

    0

    In 2016 heeft de EU twee valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig deze termijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta („pay leg”) en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR („receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt. Op 31 december 2016 leverde een valutatermijncontract met een onderliggende waarde van 50 miljoen EUR een positieve reële waarde van 0,5 miljoen EUR op, geboekt onder de financiële activa. Het andere contract, met een onderliggende waarde van 101 miljoen EUR, leverde een negatieve reële waarde op en is als zodanig onder de financiële passiva opgenomen (zie toelichting 2.11.2).

    Op 31 december 2016 zijn alle financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie — zie onderstaande tabel.

    Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Activa van niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

    8 910

    8 123

    Activa van niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

    231

    188

    Activa van niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

    1 302

    1 310

    Totaal

    10 442

    9 620

    Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.

    Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):

    in miljoen EUR

    Beginsaldo op 31.12.2015

    1 310

    Aan- en verkopen

    32

    Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten

    (54)

    Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen

    13

    Overdrachten naar niveau 3

    Overdrachten vanuit niveau 3

    Overige

    Eindsaldo op 31.12.2016

    1 302

    2.4.3.    Leningen

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Leningen voor financiële bijstand

    2.4.3.1

    55 134

    56 874

    Andere leningen

    2.4.3.2

    343

    377

    Totaal

     

    55 477

    57 251

    Langlopend

     

    53 116

    49 743

    Kortlopend

     

    2 361

    7 508

    2.4.3.1.   Leningen voor financiële bijstand

    in miljoen EUR

     

    EFSM

    BB-mechanisme

    Macro-financiële bijstand

    Euratom

    EGKS in liquidatie

    Totaal

    Totaal op 31.12.2015

    47 509

    5 811

    3 024

    301

    229

    56 874

    Nieuwe leningen

    4 750

    10

    4 760

    Aflossingen

    (4 750 )

    (1 500 )

    (70)

    (49)

    (6 369 )

    Wisselkoersverschillen

    (33)

    (33)

    Veranderingen in boekwaarde

    (53)

    (40)

    (5)

    (98)

    Afwaardering

    Totaal op 31.12.2016

    47 456

    4 272

    2 964

    252

    191

    55 134

    Langlopend

    46 800

    3 050

    2 889

    199

    101

    53 039

    Kortlopend

    656

    1 222

    75

    53

    90

    2 096

    De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

    De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand op 31 december 2016 is 54 373 miljoen EUR (2015: 56 011 miljoen EUR).

    Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.

    De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd.

    Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan partnerlanden die momenteel een IMF-programma uitvoeren. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Op 31 december 2016 was 1 313 miljoen EUR betreffende een leningfaciliteitovereenkomst in het kader van macrofinanciële bijstand toegekend aan Oekraïne (1 200 miljoen euro), Tunesië (100 miljoen EUR) en Georgië (13 miljoen EUR), maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2).

    De juridische entiteit Euratom (die door de Commissie wordt vertegenwoordigd) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Op 31 december 2016 was 300 miljoen EUR aan leningen aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2). Van derden is 252 miljoen EUR (2015: 301 miljoen EUR) ontvangen uit hoofde van garanties voor leningen van Euratom.

    Leningen van de EGKS in vereffening zijn verstrekt uit geleende middelen overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag.

    Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Macrofinanciële bijstand

    0 % – 4,54  %

    0 % – 4,54  %

    Euratom

    0 % – 5,76  %

    0,08  % – 5,76  %

    Betalingsbalans

    2,37  % – 3,37  %

    2,37  % – 3,62  %

    Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

    0,62  % – 3,75  %

    0,62  % – 3,75  %

    EGKS in liquidatie

    5,23  % – 5,81  %

    5,23  % – 5,81  %

    2.4.3.2.   Andere leningen

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Leningen met bijzondere voorwaarden

    93

    113

    Gesubrogeerde leningen

    Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen

    5

    6

    Termijndeposito’s op 3 tot 12 maanden

    245

    257

    Totaal

    343

    377

    Langlopend

    77

    88

    Kortlopend

    266

    290

    De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2016 673 miljoen EUR (2015: 609 miljoen EUR).

    Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.

    Gesubrogeerde leningen zijn noodlijdende leningen die werden verstrekt door de EIB en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 332 miljoen EUR (2015: 218 miljoen EUR).

    Waardevermindering op andere leningen

    in miljoen EUR

     

    31.12.2015

    Toevoegingen

    Terugnemingen

    Afschrijving

    Overige

    31.12.2016

    Leningen met bijzondere voorwaarden

    13

    0

    (6)

    0

    0

    7

    Gesubrogeerde leningen

    218

    114

    0

    0

    0

    332

    Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen

    Totaal

    231

    114

    (6)

    0

    0

    339

    2.5.   VOORFINANCIERING

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopende voorfinanciering

     

     

     

    Voorfinanciering

    2.5.1

    20 219

    28 543

    Overige voorschotten voor de lidstaten

    2.5.2

    1 651

    1 332

    Bijdragen aan trustfondsen

     

    31

    4

     

     

    21 901

    29 879

    Kortlopende voorfinanciering

     

     

     

    Voorfinanciering

    2.5.1

    21 386

    11 498

    Overige voorschotten voor de lidstaten

    2.5.2

    2 183

    3 779

     

     

    23 569

    15 277

    Totaal

     

    45 470

    45 156

    Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.

    2.5.1.    Voorfinanciering

    in miljoen EUR

     

    Brutobedrag

    Afgewikkeld in het kader van afsluiting

    Nettobedrag op 31.12.2016

    Brutobedrag

    Afgewikkeld in het kader van afsluiting

    Nettobedrag op 31.12.2015

    Gedeeld beheer

     

     

     

     

     

     

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    3 955

    3 955

    4 726

    (1 629 )

    3 097

    EFRO & CF

    19 858

    (4 727 )

    15 131

    24 268

    (7 416 )

    16 852

    ESF

    6 477

    (617)

    5 860

    7 251

    (1 325 )

    5 926

    Overige

    4 219

    (2 393 )

    1 826

    4 359

    (2 365 )

    1 994

     

    34 509

    (7 737 )

    26 772

    40 604

    (12 735 )

    27 869

    Direct beheer

     

     

     

     

     

     

    Uitgevoerd door:

     

     

     

     

     

     

    Commissie

    12 424

    (8 843 )

    3 581

    12 512

    (9 536 )

    2 976

    uitvoerende EU-agentschappen

    13 136

    (8 348 )

    4 788

    11 065

    (7 767 )

    3 298

    trustfondsen

    142

    (82)

    60

    14

    (5)

    9

     

    25 701

    (17 273 )

    8 429

    23 591

    (17 308 )

    6 283

    Indirect beheer

     

     

     

     

     

     

    Uitgevoerd door:

     

     

     

     

     

     

    andere EU-agentschappen & -organen

    616

    (157)

    459

    627

    (95)

    532

    derde landen

    1 861

    (1 135 )

    726

    2 151

    (1 229 )

    922

    internationale organisaties

    7 230

    (4 432 )

    2 797

    6 640

    (4 014 )

    2 626

    andere entiteiten

    6 498

    (4 077 )

    2 422

    5 330

    (3 521 )

    1 809

     

    16 206

    (9 801 )

    6 404

    14 748

    (8 859 )

    5 889

    Totaal

    76 416

    (34 811 )

    41 605

    78 943

    (38 902 )

    40 041

    Langlopend

    20 219

    20 219

    28 543

    28 543

    Kortlopend

    56 197

    (34 811 )

    21 386

    50 401

    (38 902 )

    11 498

    Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog af te wikkelen verplichtingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

    De bedragen op de balans worden hoofdzakelijk bepaald door de afsluiting van programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke invoering van programma’s in het kader van de periode 2014-2020: de voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af naarmate kosten worden aanvaard en voor de nieuwe programmeringsperiode zijn er nieuwe voorschotten uitbetaald.

    Wat het gedeeld beheer betreft, verklaart deze overgang van de ene naar de andere programmeringsperiode ook het verloop tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als niet-vlottend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als vlottend.

    De bovenstaande tabel geeft een aanzienlijke vermindering van de brutovoorfinancieringen in het kader van gedeeld beheer te zien, wat kan worden verklaard door de goedkeuring van 18 521 miljoen EUR aan kosten, gedeeltelijk gecompenseerd door de uitbetaling van nieuwe voorfinancieringen ten belope van 12 426 miljoen euro.

    Ontvangen garanties op voorfinanciering

    Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de „nominale waarde” en de „lopende waarde”. Voor de „nominale” waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de „lopende” waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2016 beliep de „nominale waarde” van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 683 miljoen EUR. De „lopende waarde” van die garanties beliep 496 miljoen EUR (in 2015: respectievelijk 844 miljoen EUR en 626 miljoen EUR).

    Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.

    Op 31 december 2016 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2015: 1,7 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.

    Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 951 miljoen EUR (2015: 1 838 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.

    2.5.2.    Overige voorschotten voor de lidstaten

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer

    2 534

    3 287

    Steunregelingen

    1 300

    1 824

    Totaal

    3 834

    5 111

    Langlopend

    1 651

    1 332

    Kortlopend

    2 183

    3 779

    Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten in het kader van gedeeld beheer

    In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.

    Periode 2014-2020:

    De lidstaten hebben in het kader van het cohesiebeleid 3 681 miljoen EUR bijgedragen, waarvan naar schatting nog 1 842 miljoen EUR moest worden geïmplementeerd op 31 december 2016. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (745 miljoen EUR betaald, waarvan naar schatting 481 miljoen EUR nog niet is gerealiseerd).

    Voor plattelandsontwikkeling was per jaareinde 6 miljoen EUR nog ongebruikt was.

    Periode 2007-2013:

    In de vorige programmeringsperiode bevatten de rechtsgrondslagen geen verplichting voor de lidstaten om over het gebruik van die voorschotten periodiek verslag uit te brengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zelfs niet om die voorschotten op te nemen in de bij de Commissie in te dienen uitgavenstaten.

    Voor het cohesiebeleid verzamelt de Commissie bij de lidstaten jaarlijks informatie over deze financieringsinstrumenten, die zij in een jaarlijks uitvoeringsverslag consolideert. Het volgende verslag wordt het eindverslag over de uitvoering maar zal niet tijdig beschikbaar zijn voor opname in deze rekeningen. Bijgevolg, zoals voorgaande jaren, wordt de waarde van deze activa geraamd op basis van de meest recent beschikbare betrouwbare informatie, d.w.z. het jaarlijkse uitvoeringsverslag per 31 december 2015 en de in 2016 verrichte betalingen. De raming berust deels op de aanname dat de middelen volledig en gelijkmatig zullen worden gebruikt over de resterende looptijd (tot 31 maart 2017). Geschat wordt dat aan het einde van het begrotingsjaar 2016 nog 686 miljoen EUR overbleef voor investeringen in de eindbegunstigden.

    Voor plattelandsontwikkeling hadden op het einde van het jaar alle bedragen een bestemming gekregen of waren zij vóór het einde van de programmeringsperiode via herverdeling aan andere maatregelen toegewezen.

    Steunregelingen

    Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.

    Periode 2014-2020:

    Voor plattelandsontwikkeling was op het einde van het jaar 117 miljoen EUR nog ongebruikt.

    In het landbouwbeleid heeft de Commissie informatie over de ongebruikte bedragen rechtstreeks bij de betaalorganen in de lidstaten opgevraagd. Op basis van deze informatie wordt geraamd dat op het einde van het jaar 721 miljoen EUR nog ongebruikt was.

    Periode 2007-2013:

    Geraamd wordt dat 461 miljoen EUR voor voorschotten in het kader van het landbouwbeleid einde 2016 ongebruikt is gebleven.

    2.6.   VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopend

     

     

     

    Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

    2.6.1

    700

    857

    Vorderingen uit ruiltransacties

    2.6.2

    16

    13

     

     

    717

    870

    Kortlopend

     

     

     

    Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

    2.6.1

    10 347

    8 882

    Vorderingen uit ruiltransacties

    2.6.2

    558

    572

     

     

    10 905

    9 454

    Totaal

     

    11 621

    10 324

    2.6.1.    Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopend

     

     

     

    Lidstaten

    2.6.1.1

    700

    857

     

     

    700

    857

    Kortlopend

     

     

     

    Lidstaten

    2.6.1.1

    8 162

    6 845

    Geldboeten

    2.6.1.2

    1 808

    1 601

    Overlopende posten

    2.6.1.3

    329

    369

    Andere verhaalbare bedragen

     

    47

    67

     

     

    10 347

    8 882

    Totaal

     

    11 047

    9 739

    2.6.1.1.   Op de lidstaten verhaalbare bedragen

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    TEM vastgesteld in de A-boekhouding

    3 261

    3 041

    TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

    1 437

    1 283

    Te ontvangen eigen middelen

    1 764

    Afwaardering

    (753)

    (760)

    Overige

    36

    10

    Verhaalbare bedragen eigen middelen

    5 745

    3 573

    Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

    2 606

    3 846

    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

    924

    750

    Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

    30

    26

    Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard)

    167

    175

    Afwaardering

    (999)

    (1 092 )

    Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

    2 729

    3 705

    Verwachte terugvordering van voorfinanciering

    293

    313

    Betaalde en terugvorderbare btw

    41

    36

    Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

    55

    75

    Totaal

    8 863

    7 701

    Langlopend

    700

    857

    Kortlopend

    8 162

    6 845

    De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.

    Verhaalbare bedragen eigen middelen

    Traditionele eigen middelen (TEM), bestaande uit douanerechten en suikerheffingen, worden geïnd door de lidstaten in naam van de Commissie. De lidstaten stellen de TEM vast en delen de bedragen van de vastgestelde rechten aan de Commissie mee door middel van maandelijkse overzichten van de A-boekhouding. Vastgestelde rechten die niet in de „A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist), worden opgenomen in de „specifieke boekhouding”.

    De bijdrage van de lidstaten op basis van btw en bni is onderworpen aan een jaarlijkse aanpassing die plaatsvindt op de eerste werkdag van december. De te ontvangen eigen middelen zijn inclusief de aanpassingen voor de begrotingsjaren 2014, 2015 en 2016 in verband met de nieuwe bepalingen van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 na voltooiing van het ratificatieproces en de inwerkingtreding op 1 oktober 2016; de uiterste datum voor de vereffening vna deze aanpassingen door de lidstaten was 1 januari 2017.

    Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

    Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

    Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2016 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2016 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2016 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

    2.6.1.2.   Geldboeten

    Dit betreft door de Commissie opgelegde geldboeten die (voorlopig) niet werden geïnd aan het einde van het jaar (1 986 miljoen EUR) minus de afgeschreven bedragen (178 miljoen EUR). Voor de geldboeten die per jaareinde uitstonden, is voor in totaal 1 012 miljoen EUR aan garanties ontvangen (2015: 1 428 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2016 651 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.

    2.6.1.3.   Overlopende posten

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: Financiële correcties

    9

    10

    Overige toegerekende baten

    64

    162

    Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

    256

    196

    Totaal

    329

    369

    Langlopend

    Kortlopend

    329

    369

    2.6.2.    Vorderingen uit ruiltransacties

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopend

     

     

    Andere vorderingen

    16

    13

     

    16

    13

    Kortlopend

     

     

    Afnemers

    246

    225

    Waardevermindering van vorderingen op afnemers

    (128)

    (107)

    Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

    250

    228

    Overige

    191

    227

     

    558

    572

    Totaal

    574

    585

    De hierboven vermelde waardevermindering van vorderingen op afnemers omvat een afwaardering van 55 miljoen EUR vastgesteld op individuele basis.

    2.7.   VOORRADEN

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Wetenschappelijk materieel

    54

    55

    Overige

    111

    83

    Totaal

    165

    138

    2.8.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

     

    24 566

    17 119

    Rekeningen-courant

     

    127

    110

    Gelden ter goede rekening

     

    5

    4

    Transfers (geld in omloop)

     

    Andere termijndeposito's

     

    28

    Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

    2.8.1

    24 698

    17 262

    Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

    2.8.2

    1 390

    1 298

    Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

    2.8.3

    1 325

    1 908

    Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen

     

    1 006

    1 012

    Geldmiddelen van trustfondsen

     

    167

    192

    Totaal

     

    28 585

    21 671

    2.8.1.    Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's

    Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het uitzonderlijk hoge kassaldo per jaareinde 2016 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:

    wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijnin de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;

    een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;

    het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.

    2.8.2.    Geldmiddelen van financieringsinstrumenten

    De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (zie toelichting 2.4.1). De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.

    2.8.3.    Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten

    Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.

    De afname van dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in het BUFI-fonds en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).

    VERPLICHTINGEN

    2.9.   PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

    Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

    in miljoen EUR

     

    Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

    Andere pensioen-stelsels

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Totaal op 31.12.2016

    Totaal op 31.12.2015

    Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen

    58 746

    1 882

    7 036

    67 664

    64 242

    Fondsbeleggingen

    N/A

    (139)

    (293)

    (432)

    (428)

    Netto-verplichtingen

    58 746

    1 743

    6 742

    67 231

    63 814

    De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de verlaging van het reële discontopercentage van 0,6 % tot 0,3 %, in combinatie met het feit dat aanvullende rechten verworven door deelnemers aan het stelsel groter waren dan de uitbetalingen.

    2.9.1.    Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

    Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

    Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,8 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).

    De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2016 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). In 2016 heeft de Commissie maatregelen genomen ter verbetering van de processen en de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens die worden gebruikt om de verplichting voor personeelsbeloningen te becijferen. De werkzaamheden zullen in 2017 worden voortgezet; de eventuele uitkomsten zullen waar zulks passend is in de jaarrekening over 2017 worden verwerkt.

    2.9.2.    Andere pensioenstelsels

    Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van leden van het Europees Parlement.

    2.9.3.    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).

    Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen

    De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde, zonder aftrek van fondsbeleggingen, van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.

    De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

    in miljoen EUR

     

    Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren

    Andere pensioen-stelsels

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

    Totaal

    Actuele waarde op 31.12.2015

    54 967

    1 613

    7 662

    64 242

    Aan het dienstjaar toegerekende kosten

    2 267

    83

    283

    2 634

    Rentekosten

    1 264

    29

    161

    1 454

    Netto actuariële (winsten) en verliezen

    2 142

    148

    (1 039 )

    1 251

    Bijdragen van leden

    24

    24

    Betaalde uitkeringen

    (1 330 )

    (44)

    (55)

    (1 429 )

    Toename/(afname) van de verplichting als gevolg van belastingen op pensioenen

    (565)

    52

    (513)

    Actuele waarde op 31.12.2016

    58 746

    1 882

    7 036

    67 664

    De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.

    Rentekosten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

    Netto actuariële winsten en verliezen omvatten:

    ervaringsaanpassingen (de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële veronderstellingen voor 2016 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2016); en

    de gevolgen van wijzigingen in actuariële hypothesen, financiële (zoals bijvoorbeeld verwachte salarisverhogingen) of demografische (zoals de sterftecijfers). Deze hypothesen zijn inherent onzeker en kunnen derhalve aanzienlijke schommelingen van jaar tot jaar vertonen.

    Betaalde uitkeringen zijn in de loop van het jaar betaalde uitkeringen volgens het reglement van de regeling. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten als zij niet langer in de toekomst te betalen zijn.

    Actuariële hypothesen — personeelsbeloningen

    De belangrijkste actuariële hypothesen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:

     

    Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    2016

     

     

    Nominale disconteringsvoet

    1,7  %

    1,9  %

    Verwacht inflatiepercentage

    1,4  %

    1,5  %

    Reële disconteringsvoet

    0,3  %

    0,4  %

    Verwacht percentage van loonsverhogingen

    1,2  %

    1,1  %

    Trend van de medische kosten

    n.v.t.

    3,0  %

    Pensioengerechtigde leeftijd

    63/64/66

    63/64/66

    2015

     

     

    Nominale disconteringsvoet

    2,0  %

    2,1  %

    Verwacht inflatiepercentage

    1,4  %

    1,4  %

    Reële disconteringsvoet

    0,6  %

    0,7  %

    Verwacht percentage van loonsverhogingen

    1,2  %

    1,2  %

    Trend van de medische kosten

    n.v.t.

    3,0  %

    Pensioengerechtigde leeftijd

    63/64/65

    63/64/66

    Sterftecijfers gebaseerd op de International Civil Servants Life Table (ICSLT 2013).

    De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 21 jaar, in december 2016, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 26 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

    Mutatie in contante waarde van fondsbeleggingen

    in miljoen EUR

     

    Andere pensioenstelsels

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Totaal

    Actuele waarde op 31.12.2015

    149

    280

    428

    Nettomutatie van fondsbeleggingen

    (10)

    14

    4

    Actuele waarde op 31.12.2016

    139

    293

    432

    5-jarige trend

    in miljoen EUR

     

    2012

    2013

    2014

    2015

    2016

    Verplichting personeelsbeloningen

    42 503

    46 818

    58 616

    63 814

    67 231

    De aanzienlijke toename van de verplichting voor werknemersbeloningen over een periode van vijf jaar kan grotendeels worden verklaard door een verlaging van de reële disconteringsvoet voor de toekomstige kasstromen. Deze verlaging houdt verband met de onderliggende economische omstandigheden, met name de lage rente. Voor de belangrijkste pensioenregeling voor de Europese ambtenaren bijvoorbeeld, is de reële disconteringsvoet gedaald van 1,6 % eind 2012 tot 0,3 % eind 2016.

    In de staat van de financiële resultaten opgenomen bedragen

    in miljoen EUR

     

    Pensioenregeling van de Europese ambtenaren

    Andere pensioen-stelsels

    Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering

    Totaal

    2016

     

     

     

     

    Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

    2 042

    97

    283

    2 422

    Rentekosten

    1 138

    33

    161

    1 332

    Pensioenkosten van verstreken diensttijd

    Verandering in de fondsbeleggingen

    (7)

    (45)

    (52)

    Personeels- en pensioenkosten

    3 180

    124

    399

    3 702

    Actuariële winsten en verliezen

    1 929

    179

    (1 039 )

    1 068

    Totaal

    5 108

    302

    (640)

    4 770

    Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

    Een verandering van één procentpunt in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:

    in miljoen EUR

     

    Toename met één procentpunt

    Vermindering met één procentpunt

    Het totaal van de componenten 'aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten' en 'rentekosten' van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding

    89

    (74)

    De cumulatieve brutoverplichting uit hoofde van de vergoeding na uitdiensttreding van kosten voor medische verzorging.

    2 201

    (1 828 )

    2.10.   VOORZIENINGEN

    in miljoen EUR

     

    Bedrag per 31.12.2015

    Aanvullende voorzieningen

    Teruggeboekte ongebruikte bedragen

    Gebruikte bedragen

    Overdrachten tussen categorieën van activa

    Wijziging in raming

    Bedrag per 31.12.2016

    Rechtszaken

     

     

     

     

     

     

     

    Landbouw

    40

    (21)

    0

    129

    149

    Cohesie

    19

    198

    217

    Overige

    459

    8

    (2)

    (33)

    (327)

    (2)

    102

    Ontmanteling kerninstallaties

    1 078

    (29)

    64

    1 113

    Financiële voorzieningen

    411

    536

    (7)

    (53)

    (6)

    880

    Geldboeten

    4

    20

    23

    Overige

    79

    24

    9

    (23)

    38

    127

    Totaal

    2 030

    647

    (21)

    (138)

    94

    2 611

    Langlopend

    1 716

    491

    (22)

    (9)

    (304)

    65

    1 936

    Kortlopend

    314

    156

    1

    (128)

    304

    29

    675

    Voorzieningen zijn bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

    Rechtszaken

    Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken.

    Ontmanteling kerninstallaties

    In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de in 2014 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die in 2012 zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2016 resulteerde dat in een voorziening van 1 113 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2016 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 086 miljoen EUR).

    Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.

    Financiële voorzieningen

    Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de garanties voor de EU is echter naar boven toe begrensd. De langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).

    De toename van de financiële voorzieningen betreft hoofdzakelijk aanvullende voorzieningen voor uitstaande gegarandeerde leningen aan Syrië in het kader van het EIB-mandaat voor leningen aan derde landen en een toename van de activiteiten in het kader van H2020- en COSME-garantie-instrumenten.

    2.11.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopende financiële verplichtingen

     

     

     

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    2.11.1

    55 067

    51 764

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

    2.11.2

    Financiële verplichtingen in verband met garanties

    2.11.3

     

     

    55 067

    51 764

    Kortlopende financiële verplichtingen

     

     

     

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    2.11.1

    2 283

    7 939

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

    2.11.2

    1

    Financiële verplichtingen in verband met garanties

    2.11.3

     

     

    2 284

    7 939

    Totaal

     

    57 351

    59 703

    2.11.1.    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Leningen voor financiële bijstand

    2.11.1.1

    55 128

    56 860

    Overige financiële verplichtingen

    2.11.1.2

    2 222

    2 842

    Totaal

     

    57 350

    59 703

    Langlopend

     

    55 067

    51 764

    Kortlopend

     

    2 283

    7 939

    2.11.1.1.   Leningen voor financiële bijstand

    in miljoen EUR

     

    EFSM

    BB-mechanisme

    Macro-financiële bijstand

    Euratom

    EGKS in liquidatie

    Totaal

    Totaal op 31.12.2015

    47 509

    5 811

    3 024

    301

    215

    56 860

    Nieuwe leningen

    4 750

    10

    4 760

    Aflossingen

    (4 750 )

    (1 500 )

    (70)

    (49)

    (6 369 )

    Wisselkoersverschillen

    (30)

    (30)

    Veranderingen in boekwaarden

    (53)

    (40)

    (1)

    (94)

    Totaal op 31.12.2016

    47 456

    4 272

    2 964

    252

    184

    55 128

    Langlopend

    46 800

    3 050

    2 889

    199

    96

    53 034

    Kortlopend

    656

    1 222

    75

    53

    88

    2 094

    De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 54 951 miljoen EUR belopen (in 2015: 56 656 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.

    Afgezien van de EGKS in liquidatie, wordt de terugbetaling van de leningen in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.

    Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Macrofinanciële bijstand

    0 % – 4,54  %

    0 % – 4,54  %

    Euratom

    0 % – 5,68  %

    0 % – 5,67  %

    Betalingsbalans

    2,37  % – 3,37  %

    2,37  % – 3,62  %

    Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

    0,62  % – 3,75  %

    0,62  % – 3,75  %

    EGKS in liquidatie

    6,92  % – 9,78  %

    6,92  % – 9,78  %

    2.11.1.2.   Overige financiële verplichtingen

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Langlopend

     

     

    Financiëleleaseschulden

    1 545

    1 648

    Gebouwen betaald in termijnen

    329

    352

    Overige

    160

    122

     

    2 034

    2 122

    Kortlopend

     

     

    Terug te betalen geldboeten

    25

    625

    Financiëleleaseschulden

    84

    75

    Gebouwen betaald in termijnen

    22

    21

    Overige

    58

    (0)

     

    189

    721

    Totaal

    2 222

    2 842

    Financiëleleaseschulden

    in miljoen EUR

    Beschrijving

    In de toekomst te betalen bedragen

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal verplichtingen

    Grond en gebouwen

    80

    403

    1 136

    1 619

    Overige materiële activa

    4

    6

    10

    Totaal op 31.12.2016

    84

    409

    1 136

    1 629

    Rentebestanddeel

    72

    269

    304

    645

    Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2016

    156

    678

    1 439

    2 274

    Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2015

    132

    658

    1 608

    2 396

    De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

    2.11.2.    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte

    Notioneel bedrag te betalen gedeelte

    Reële waarde

    Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte

    Notioneel bedrag te betalen gedeelte

    Reële waarde

    Termijncontract in vreemde valuta

    99

    (101)

    1

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort op 31 december 2016 hebben betrekking op een termijncontract in vreemde valuta dat de EU in 2016 is aangegaan ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.2).

    Op 31 december 2016 zijn alle financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie (waardering op basis van waarneembare input, anders dan prijsnoteringen).

    2.11.3.    Financiële verplichtingen in verband met garanties

    De financiële verplichting in verband met garanties heeft betrekking op de garantie in het kader van het EFSI. Op 31 december 2016 bedraagt deze verplichting voor het EFSI nul, aangezien de uit hoofde van de garantie te ontvangen inkomsten groter zijn dan de verwachte verliezen (zie toelichting 4.1.1).

    2.12.   CREDITEUREN

    in miljoen EUR

     

    Brutobedrag

    Aanpassingen (4)

    Nettobedrag op 31.12.2016

    Brutobedrag

    Aanpassingen (4)

    Nettobedrag op 31.12.2015

    Kosten-declaraties & facturen ontvangen van:

     

     

     

     

     

     

    Lidstaten:

     

     

     

     

     

     

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    500

    (34)

    467

    2 621

    (230)

    2 391

    EFRO & CF

    10 663

    (793)

    9 871

    8 361

    (950)

    7 411

    ESF

    4 145

    (95)

    4 050

    3 355

    (2)

    3 353

    Overige

    793

    (47)

    747

    434

    (102)

    332

    Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

    1 677

    (169)

    1 507

    1 928

    (223)

    1 705

    Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

    17 779

    (1 138 )

    16 641

    16 699

    (1 507 )

    15 192

    ELGF

    12 193

    n.v.t.

    12 193

    6 851

    n.v.t.

    6 851

    Schulden uit eigen middelen

    10 441

    n.v.t.

    10 441

    9 506

    n.v.t.

    9 506

    Diverse crediteuren

    364

    n.v.t.

    364

    356

    n.v.t.

    356

    Overige

    364

    n.v.t.

    364

    286

    n.v.t.

    286

    Totaal

    41 142

    (1 138 )

    40 005

    33 698

    (1 507 )

    32 191

    De post Crediteuren omvat kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Ze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als „geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten” (zie hieronder).

    Bijna alle kostendeclaraties zijn opgenomen in het RAL-bedrag per jaareinde; het gaat om alle bedragen voor lidstaten en een groot gedeelte van de facturen van andere entiteiten.

    De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de stijging met 5,3 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare daling van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.13).

    De aanzienlijke daling van de crediteurenpost uit hoofde van het ELFPO is voornamelijk het gevolg van een vermindering van het aantal ontvangen declaraties voor de periode 2007-2013, waarvan de afsluiting vergevorderd is.

    De andere grote toename van de crediteurenpost betreft het cohesiebeleid (13,9 miljard EUR in 2016 tegenover 10,8 miljard EUR in 2015) en houdt hoofdzakelijk verband met de voorgaande programmeringsperiode 2007-2013. De ingediende kostendeclaraties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 blijven beperkt, om verschillende redenen, onder andere de niet-aanwijzing van diverse beheersautoriteiten.

    Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het boekjaar (1 juli — 30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de zekerheidsverklaringen en de rekeningen die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden verstrekt. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2016 1 miljard EUR.

    Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, volgend op de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, dienden te worden teruggestort. Het aanzienlijke bedrag is toe te schrijven aan de late vaststelling van de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, die waren gebaseerd op de eigenmiddelenverordening, en aan de aanpassingen als gevolg van de nieuwe, bij het nieuwe eigen middelenbesluit van 2014 ingevoerde bepalingen, die pas in januari 2017 aan de lidstaten werden terugbetaald.

    Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten

    Deze post wordt gedrukt door het geraamde niet-subsidiabele deel van de ontvangen maar nog niet gecontroleerde verzoeken om terugbetaling. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. De crediteurenpost wordt voorts gedrukt door het deel van de ontvangen verzoeken om terugbetaling betreffende andere, per jaareinde nog uit te betalen voorschotten aan de lidstaten (395 miljoen EUR)(zie toelichting 2.5.2).

    Verzoeken om voorfinanciering

    Afgezien van de bovenstaande bedragen, is voor 594 miljoen EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die per jaareinde nog niet uitbetaald waren. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.

    2.13.   OVERLOPENDE POSTEN

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Toegerekende lasten

    66 800

    67 358

    Uitgestelde baten

    638

    869

    Overige

    143

    175

    Totaal

    67 580

    68 402

    De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    ELGF

    33 033

    38 263

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    17 024

    14 806

    EFRO en CF

    7 157

    5 026

    ESF

    3 473

    2 636

    Overige

    6 112

    6 627

    Totaal

    66 800

    67 358

    De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de daling met 5,2 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare stijging van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.12).

    De stijging met 3 miljard EUR voor de cohesie-uitgaven is het gevolg van een hogere uitvoeringsgraad op het niveau van de eindbegunstigden.

    De toename van de toegerekende lasten voor het ELFPO (2,2 miljard EUR) houdt verband met een geringer volume ontvangen declaraties voor de periode 2014-2020 meer bedragen, waardoor de bedragen per jaareinde aangroeiden.

    Afgezien van het ELGF, zijn alle andere aan de lidstaten toegerekende lasten in de begrotings-RAL opgenomen, zoals de meeste „overige” toegerekende lasten (zie toelichting 5.1).

    NETTOACTIVA

    2.14.   RESERVES

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Reëlewaarde-reserve

    2.14.1

    325

    292

    Reserve Garantiefonds

    2.14.2

    2 643

    2 561

    Overige reserves

    2.14.3

    1 873

    1 829

    Totaal

     

    4 841

    4 682

    2.14.1.    Reëlewaarde-reserve

    Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.

    Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Voor verkoop beschikbare financiële activa:

     

     

    Opgenomen in de reëlewaardereserve

    34

    79

    Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

    0

    (33)

     

    34

    46

    Betreffende deelnemingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

    (0)

    7

    Totaal

    33

    53

    2.14.2.    Reserve Garantiefonds

    Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor externe leningen aan te houden (zie toelichting 2.4.1).

    2.14.3.    Overige reserves

    Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 524 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de afwikkeling van de EGKS.

    2.15.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

    in miljoen EUR

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2015

    77 124

    Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2015 aan de lidstaten

    1 349

    Mutatie in de reserve Garantiefonds

    82

    Overige mutaties in reserves

    58

    Economisch resultaat voor het jaar

    (1 733 )

    Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2016

    76 881

    Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het Europees Landbouwgarantiefonds en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.

    Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven; elk overschot op de ontvangsten wordt aan de lidstaten terugbetaald.

    3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

    ONTVANGSTEN

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN

    3.1.   BNI-MIDDELEN

    De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen met 95 578 miljoen EUR (2015: 95 355 miljoen EUR) de belangrijkste.

    3.2.   TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Douanerechten

    20 301

    18 524

    Suikerheffingen

    138

    125

    Totaal

    20 439

    18 649

    De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.

    3.3.   BTW-MIDDELEN

    De btw-middelen worden geheven op basis van de voor dit doel hypothetisch geharmoniseerde btw-grondslagen van de lidstaten. De btw-bijdrage wordt berekend aan de hand van een uniform afroepingspercentage van 0,3 % van de grondslag van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden. De daling van de btw-ontvangsten in 2016 is hoofdzakelijk te verklaren door het feit dat het verlaagde afroepingspercentage voor het eerst van toepassing was in 2016, na de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014.

    ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS

    3.4.   GELDBOETEN

    Deze ontvangsten van 3 858 miljoen EUR (in 2015: 531 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de regelgeving, hoofdzakelijk in mededingingszaken. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. De grootste bedragen in 2016, en de aanzienlijke stijging in vergelijking met de geldboeten van 2015, betreffen de markten voor vrachtwagens (2 927 miljoen EUR) en de bankensector (485 miljoen EUR).

    3.5.   TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Gedeeld beheer

    1 876

    1 465

    Direct beheer

    56

    76

    Indirect beheer

    15

    6

    Totaal

    1 947

    1 547

    Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en vormen een belangrijke overweging bij de uitvoering van de EU-begroting. Zij beschermen de EU-begroting tegen onwettige uitgaven en bekleden een bijzonder belang omdat de Europese Rekenkamer bij controles een materieel foutenniveau heeft aangetroffen in betalingen uit de EU-begroting (zie het jaarverslag van de Rekenkamer, dat de betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en de rechtmatigheid van de onderliggende verrichtingen bevat).

    De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.

    De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten die voortvloeien uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.

    Terugvorderingen onder gedeeld beheer vormen het grootste deel van het totaal:

    Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

    In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

    Cohesiebeleid

    De voornaamste bedragen onder de rubriek cohesiebeleid omvatten invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen en inhoudingen op uitgaven; de afname van de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar is in mindering gebracht.

    3.6.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Budgettaire aanpassingen

    1 956

    984

    Belastingen en bijdragen personeel

    1 189

    1 115

    Bijdragen van derde landen

    953

    946

    Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp

    732

    0

    Overdracht van activa

    147

    197

    Aanpassing van voorzieningen

    14

    71

    Landbouwheffingen

    5

    814

    Overige

    744

    939

    Totaal

    5 740

    5 067

    De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2015 (1 349 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2016.

    De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.

    Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.

    Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.

    De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.

    Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien ze niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden ze in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. Het grote bedrag voor melkheffingen in het afgelopen jaar is vooral het gevolg van de extra heffing van 811 miljoen EUR.

    ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

    3.7.   FINANCIËLE OPBRENGSTEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Rentebaten op/over:

     

     

    Voorfinanciering

    (0)

    9

    Te late betalingen

    108

    20

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    24

    56

    Leningen

    1 446

    1 616

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    6

    14

    Financiële activa die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan

    9

    7

    Overige

    0

    0

    Rentebaten

    1 592

    1 721

    Dividendinkomen

    13

    8

    Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten

    35

    50

    Financiële baten van financiële activa of passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    0

    Overige financiële inkomsten

    128

    66

    Totaal

    1 769

    1 846

    Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).

    3.8.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Wisselkoerswinsten

    331

    970

    Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten

    267

    358

    Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financiële instrumenten

    48

    43

    Verkoop van goederen

    46

    43

    Ontvangsten in verband met vaste bedrijfsmiddelen

    17

    4

    Overige

    288

    145

    Totaal

    996

    1 562

    UITGAVEN

    3.9.   GEDEELD BEHEER

    in miljoen EUR

    Uitgevoerd door de lidstaten

    2016

    2015

    Europees Landbouw- en Garantiefonds

    44 152

    45 032

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    12 604

    16 376

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    35 045

    38 745

    Europees Sociaal Fonds

    9 366

    9 849

    Overige

    1 606

    2 380

    Totaal

    102 772

    112 382

    De vermindering van de uitgaven voor cohesie van 4,2 miljard EUR kan worden verklaard door de overgang van de vorige programmeringsperiode 2007-2013 naar 2014-2020: de gedeclareerde kosten voor de vorige periode zijn volgens verwachting gedaald, terwijl de kosten met betrekking tot de lopende periode toenemen maar lager blijven. Dezelfde reden verklaart de daling met 3,8 miljard EUR van de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (zie ook toelichting 2.13).

    De subrubriek „overige” omvat met name: Visserij en maritieme zaken (756 miljoen EUR), asiel en migratie (310 miljoen EUR) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (178 miljoen EUR).

    3.10.   DIRECT BEHEER

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Uitgevoerd door de Commissie

    9 254

    10 089

    Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

    6 259

    5 532

    Uitgevoerd door trustfondsen

    97

    6

    Totaal

    15 610

    15 626

    Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,1 miljard EUR) en programma's voor netwerken (2,0 miljard EUR), alsmede Europees nabuurschapsbeleid (1,0 miljard EUR), instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (1,2 miljard EUR) en humanitaire hulp (0,7 miljard EUR).

    3.11.   INDIRECT BEHEER

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

    2 547

    1 209

    Uitgevoerd door derde landen

    876

    905

    Uitgevoerd door internationale organisaties

    2 382

    2 127

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    2 035

    2 107

    Totaal

    7 840

    6 348

    3.12.   PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Personeelskosten

    6 074

    5 838

    Pensioenkosten

    3 702

    4 435

    Totaal

    9 776

    10 273

    De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen.

    3.13.   WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE HYPOTHESEN PERSONEELSBELONINGEN

    Het actuariële verlies van 1 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9).

    3.14.   FINANCIERINGSKOSTEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Rentelasten:

     

     

    Leningen

    1 440

    1 607

    Overige

    57

    21

    Financiële leasing

    67

    91

    Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa

    40

    27

    Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen

    184

    174

    Op de verkoop van financiële activa gerealiseerd verlies

    0

    3

    Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    1

    Overige financiële kosten

    116

    63

    Totaal

    1 904

    1 986

    Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).

    3.15.   AANDEEL VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN

    Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie toelichting 2.3).

    3.16.   OVERIGE UITGAVEN

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Administratieve en IT-uitgaven

    2 455

    2 419

    Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

    1 404

    1 304

    Aanpassing van voorzieningen

    685

    520

    Wisselkoersverliezen

    505

    785

    Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie

    18

    1 137

    Overige

    419

    458

    Totaal

    5 486

    6 623

    De afname van de overige uitgaven betreft voornamelijk de afschrijving van in 2015 opgelegde boeten in gevallen waarin het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan ten gunste van de beboete onderneming.

    In de rubriek „uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen” is 383 miljoen EUR (2015: 373 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases.

    De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Kosten voor onderzoek

    344

    384

    Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

    88

    60

    Totaal

    431

    443

    3.17.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    in miljoen EUR

     

    Slimme en inclusieve groei

    Duurzame groei

    Veiligheid en burgerschap

    Europa als wereldspeler

    Administratie

    Niet toegewezen aan een MFK-rubriek (7)

    Totaal

    Bni-middelen

    95 578

    95 578

    Traditionele eigen middelen

    20 439

    20 439

    Btw

    15 859

    15 859

    Geldboeten

    3 858

    3 858

    Terugvordering van uitgaven

    48

    1 871

    4

    23

    1

    1 947

    Overige

    785

    171

    28

    105

    4 750

    (97)

    5 740

    Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

    834

    2 041

    32

    128

    4 750

    135 638

    143 422

    Financiële baten

    87

    0

    0

    21

    0

    1 661

    1 769

    Overige

    121

    (11)

    (7)

    (5)

    307

    592

    996

    Ontvangsten uit ruiltransacties

    208

    (11)

    (7)

    16

    307

    2 253

    2 765

    Totaal ontvangsten

    1 041

    2 030

    25

    144

    5 057

    137 891

    146 187

    Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

     

     

     

     

     

     

     

    ELGF

    (44 152 )

    (44 152 )

    Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

    (12 604 )

    (12 604 )

    EFRO & CF

    (35 045 )

    (35 045 )

    ESF

    (9 366 )

    (9 366 )

    Overige

    (466)

    (754)

    (470)

    84

    (1 606 )

    Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

    (10 143 )

    (544)

    (957)

    (3 951 )

    (50)

    34

    (15 610 )

    Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

    (2 028 )

    (110)

    (662)

    (265)

    518

    (2 547 )

    Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

    (274)

    (5)

    (188)

    (2 792 )

    (3 258 )

    Uitgevoerd door andere entiteiten

    (1 411 )

    (16)

    (2)

    (606)

    (0)

    (2 035 )

    Personeels- en pensioenkosten

    (1 593 )

    (345)

    (390)

    (575)

    (5 968 )

    (904)

    (9 776 )

    Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen

    (1 068 )

    (1 068 )

    Financieringskosten

    (173)

    (47)

    (1)

    (20)

    (127)

    (1 536 )

    (1 904 )

    Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen

    2

    2

    Overige uitgaven

    (1 468 )

    (83)

    (102)

    (70)

    (3 196 )

    (566)

    (5 486 )

    Totaal uitgaven

    (61 964 )

    (58 659 )

    (2 772 )

    (8 195 )

    (10 409 )

    (2 455 )

    (144 454 )

    Economisch resultaat voor het jaar

    (60 923 )

    (56 629 )

    (2 747 )

    (8 051 )

    (5 352 )

    135 436

    1 733

    De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

    4.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

    4.1.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN

    Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

    4.1.1.    Begrotingsgaranties

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Maximum

    Ondertekend

    Uitbetaald

    Maximum

    Ondertekend

    Uitbetaald

    Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

    40 645

    30 161

    21 145

    41 764

    28 741

    19 450

    EFSI-garantie

    16 000

    11 245

    4 392

    16 000

    1 252

    202

    Totaal

    56 645

    41 406

    25 537

    57 764

    29 993

    19 652

    De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met door de EIB-groep afgegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten. Het maximumbedrag vertegenwoordigt de totale dekking waartoe de EU-begroting, en dus de lidstaten, zich heeft verbonden.

    Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen

    De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2016 stond in totaal 21,1 miljard EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

    19 481 miljoen EUR (2015: 19 450 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor externe maatregelen (zie toelichting 2.4.1) en

    rechtstreeks 1 664 miljoen EUR (2015: 1 987 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

    Naast de hierboven onder de voorwaardelijke verplichtingen opgenomen 21,1 miljard EUR waarborgt de EU 309 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen (zie toelichting 2.10).

    De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het volledige bedrag.

    Om het maximumrisico dat de EU loopt per 31 december 2016 weer te geven, moeten ook de leningen worden meegerekend waarvoor goedkeuring is gegeven maar die nog niet effectief ondertekend zijn (10,5 miljard EUR) en leningen die ondertekend zijn, maar nog niet uitbetaald (9 miljard EUR).

    Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

    Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB tot 61 miljard EUR in de EU kan investeren. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een inbreng van 5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 16 miljard EUR (maximaal bedrag). Het is de bedoeling dat extra middelen van de lidstaten, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders voor een totaal van 315 miljard EUR aan investeringen in de EU opleveren.

    Het EFSI opereert in twee „vensters”: het venster „infrastructuur en innovatie” (IIW), uitgevoerd door de EIB (EU-garantie van 13 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EU-garantie van 3 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EU.

    Met het oog op het gebruik van de EU-garantie wordt op de implementatie van het EFSI toezicht uitgeoefend door een stuurgroep, die bij consensus optreedt en vier leden telt, waarvan drie benoemd door de Commissie en een door de EIB. De stuurgroep neemt geen investeringsbeslissingen.

    De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures, op dezelfde wijze als voor haar eigen (risicodragende) operaties. Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB.

    De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-begrotingsgarantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie van de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

    De EU-garantie is beperkt tot 16 miljard EUR op eender welk moment en de totale nettobetalingen uit de EU-begroting mogen dat bedrag niet overschrijden. Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Per jaareinde 2016 bedragen de activa van het garantiefonds in totaal 1 miljard EUR, terwijl nog eens 2,4 miljard EUR toegezegd maar nog niet betaald is en in het gerapporteerde bedrag is opgenomen als „RAL” in toelichting 5.1.

    De EU-garantie die voor het EFSI aan de EIB-groep is verstrekt, is geboekt als verplichting uit hoofde van financiële garanties voor wat de schuldportefeuille betreft, en als voorwaardelijke verplichting voor zowel de schuldportefeuille als de portefeuille eigenvermogensinstrumenten. Omdat de gegarandeerde investeringen worden gefinancierd en beheerd door de EIB, zijn de desbetreffende financiële activa niet in de geconsolideerde jaarrekening van de EU opgenomen.

    De EU-garantie voor de EFSI-IIW-schuldportefeuille dekt de eersteverliestranche van een portefeuille financieringsoperaties van de EIB, die voornamelijk bestaat uit traditionele leningen en garanties. Deze garantie wordt aangesproken wanneer de debiteur in gebreke blijft of bij schuldherschikking. De EU-garantie wordt vergoed in verhouding tot het risico dat de EU draagt, in de vorm van een verdeling tussen de EIB en de EU van de uit hoofde van het risico aan de EIB toevallende ontvangsten uit de gegarandeerde verrichtingen. De ontvangsten van de EU dekken in eerste instantie de verliezen op de gegarandeerde verrichtingen. De EU-garantie wordt aldus in aanmerking genomen als verplichting uit hoofde van financiële garanties en bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de netto contante waarde van de te ontvangen premies (de ontvangsten van de EU). Op latere balansdata wordt de verplichting uit hoofde van financiële garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen van de inkomsten. De weergegeven verplichting uit hoofde van financiële garanties is na aftrek van de nog te ontvangen inkomsten van de EU — nul per 31 december 2016 (zie toelichting 2.11.3).

    In het kader van de EFSI-IIW-portefeuille eigenvermogensinstrumenten, die eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensdeelnemingen of achtergestelde leningen omvat, investeert de EIB op pari passu-basis voor eigen risico en voor risico van de EU. Bijgevolg dekt de EU-garantie — voor het gedeelte van de eigenvermogensinvesteringen die door de EU worden gegarandeerd — de negatieve waardeaanpassingen (niet-gerealiseerde verliezen) op elke balansdatum, de gerealiseerde verliezen op desinvesteringen en de financieringskosten van de EIB. In gevallen waarin de waarde van een investering waarop eerder een negatieve waardeaanpassing werd toegepast, op daaropvolgende verslagdatums vermeerdert, wordt het bedrag tot de oorspronkelijke kostprijs van de investering door de EIB aan de EU terugbetaald. Wanneer de investering van de hand wordt gedaan, heeft de EU ook recht op investeringswinsten op de oorspronkelijke kostprijs. De EU-garantie wordt vergoed uit inkomsten die de EIB ontvangt voor de gegarandeerde verrichtingen, inclusief rente, dividenden en gerealiseerde winsten. De vereffening tussen de EU en de EIB gebeurt jaarlijks, na verrekening van verliezen en inkomsten. Op 31 december 2016 was voor 35,7 miljoen EUR aan door de EU-gegarandeerde operaties in een IIW-portefeuille van eigenvermogensinstrumenten geïnvesteerd en in de boeken opgenomen als voorwaardelijke verplichting.

    De aandelenportefeuille van het mkb-venster ontstond pas in 2016 en de bedragen zijn niet materieel. De boekhoudkundige behandeling van de eigenvermogensoperaties zal door de rekenplichtige na raadpleging van de adviserende groep van deskundigen van de EU inzake boekhoudnormen worden bepaald. Door het EIF is 5 miljoen EUR geïnvesteerd; dit bedrag is per 31 december 2016 vermeld als voorwaardelijke verplichting.

    Deze voorwaardelijke verplichting omvat verrichtingen van de programma’s COSME en Horizon 2020 waarvoor een EU-EFSI-garantie op de schuldportefeuille van het mkb-venster geldt.

    4.1.2.    Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Aangesproken

    Niet aangesproken

    Totaal

    Aangesproken

    Niet aangesproken

    Totaal

    EFSM

    47 456

    47 456

    47 509

    47 509

    BB-mechanisme

    4 272

    4 272

    5 811

    5 811

    Macro-financiële bijstand

    2 964

    1 313

    4 277

    3 024

    1 323

    4 347

    Euratom

    252

    300

    552

    301

    300

    601

    Totaal

    54 944

    1 613

    56 557

    56 645

    1 623

    58 268

    De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren (zie ook toelichting 6). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1 voor details). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening 609/2014 van de Raad het volledige verlies dragen:

    de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

    de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;

    MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting; en

    garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.

    Door de EGKS in liquidatie uit ontleende middelen verstrekte leningen worden niet gedekt door een EU-begrotingsgarantie. Zij zijn gedekt door financiële activa van de EGKS in liquidatie (zie toelichting 2.4.1).

    4.1.3.    Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Horizon 2020

    921

    459

    Financieringsfaciliteit met risicodeling

    711

    845

    Connecting Europe Facility (5)

    465

    429

    Overige

    3

    16

    Totaal

    2 101

    1 749

    Overeenkomstig artikel 140, lid 3, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichting 2.10).

    4.1.4.    Rechtszaken

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Geldboeten

    1 834

    3 951

    Landbouw

    1 711

    1 377

    Cohesie

    3

    3

    Overige

    600

    795

    Totaal

    4 148

    6 125

    Geldboeten

    Deze bedragen betreffen door de Commissie voor schendingen van de mededingingsregels opgelegde geldboeten die door de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften bij het FR voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.

    Mocht de EU in een of meerdere van deze zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zou dit de EU-begroting niets kosten aangezien de geldboeten voorlopig zijn betaald en deze sommen hetzij op specifieke bankrekeningen zijn aangehouden (zie toelichting 2.8) of in het voor dit doel opgerichte BUFI-fonds (zie toelichting 2.4.1). De boetebedragen worden alleen in de begroting opgenomen als begrotingsontvangsten wanneer zij definitief zijn (artikel 83 FR).

    Landbouw

    Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

    Cohesie

    Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.

    Andere rechtszaken

    Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

    4.2.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Ontvangen garanties:

     

     

    uitvoeringsgaranties

    369

    398

    overige garanties

    28

    27

    Overige voorwaardelijke activa

    34

    48

    Totaal

    431

    474

    Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

    5.   VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

    Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2016.

    Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen („plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

    De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.

    Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 85 FR).

    De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 1303/2013) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar ook wanneer het budgettair nog niet zijn vastgelegd (zie toelichtingen 5.2 en 5.3 hierna).

    Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de „reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, programma’s of projecten waarvoor een verbintenis is aangegaan, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) is reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen en van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL na 31 december 2016 worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.

    De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2016 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

    in miljoen EUR

     

    Toelichting

    31.12.2016

    31.12.2015

    Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

    5.1

    189 881

    177 477

    Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering

    5.2

    276 351

    338 755

    Significante juridische verbintenissen in andere gebieden

    5.3

    22 275

    19 098

    Totaal

     

    488 507

    535 329

    5.1.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

    189 881

    177 477

    Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL („reste à liquider”) van 238 759 miljoen EUR, min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

    Per 31 december 2016 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 45,5 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.

    5.2.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING

    in miljoen EUR

    Fonds

    Financieel kader 2014-2020 (A)

    Gesloten juridische verbintenissen (B)

    Vastleggingen in de begroting (C)

    Vrij-makingen (D)

    Beschikbare begroting van het MFK (= A-C)

    Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D)

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

    262 058

    262 058

    102 172

    159 886

    159 886

    Europees Sociaal Fonds

    91 991

    91 991

    38 418

    53 573

    53 573

    Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD)

    3 814

    3 814

    1 570

    2 244

    2 244

    RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID

    357 862

    357 862

    142 160

    215 702

    215 702

    Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

    99 348

    99 348

    42 064

    57 284

    57 284

    Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

    5 749

    5 749

    2 392

    3 358

    3 358

    RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN

    105 097

    105 097

    44 455

    60 641

    60 641

    Fonds voor asiel en migratie

    3 607

    1 977

    1 970

    1 637

    7

    Fonds voor interne veiligheid

    2 195

    981

    981

    1 214

    0

    RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP

    5 802

    2 958

    2 951

    2 851

    7

    Totaal

    468 761

    465 917

    189 566

    279 195

    276 351

    Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

    Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:

    „De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.”

    De tabel hierboven begint met het totale MFK (kolom A) en toont de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en, ter informatie, de maximale vastleggingen voor de plafonds van de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. Deze juridische verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de EU een betalingsverplichting heeft na 31 december 2016. Kolom B bevat de door de Commissie aangegane juridische verbintenissen per jaareinde en kolom C de begrotingsvastleggingen die met betrekking tot deze juridische verbintenissen beschikbaar zijn gesteld, eveneens per jaareinde. Per 31 december 2016 waren geen annuleringen verricht (kolom D).

    5.3.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN IN ANDERE GEBIEDEN

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    31.12.2015

    Connecting Europe Facility

    13 799

    10 051

    Copernicus

    2 393

    2 939

    ITER

    1 891

    2 022

    Galileo

    523

    124

    Visserijovereenkomsten

    247

    373

    Vastleggingen voor operationele leases

    2 419

    2 511

    Overige contractuele verbintenissen

    1 003

    1 079

    Totaal

    22 275

    19 098

    Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen in de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.

    Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 85, lid 4, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

    Connecting Europe Facility;

    Copernicus;

    ITER; en

    Galileo.

    Connecting Europe Facility (CEF)

    De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken de periode van 2014 tot 2020 voor CEF-Vervoer en tot 2021 voor de CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 — Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.

    Copernicus

    Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (PB L 122/44 van 24 april 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), EUMETSAT en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening nr. 377/2014 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

    Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

    De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 791/2013/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 198/2007/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.

    Galileo

    Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening nr. 1285/2013 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

    Visserijovereenkomsten

    Dit zijn verbintenissen tot 2020 met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten. Zij zijn aangegaan op grond van besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. Besluit (EU) 1894/2015 van de Raad van 5 oktober 2015 betreffende de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië; PB L 277 van 22 oktober 2015). Het gaat hier om specifieke internationale verdragen waarbij meerjarige rechten en verplichtingen zijn vastgesteld.

    Vastleggingen voor operationele leases

    De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

    in miljoen EUR

     

    In de toekomst te betalen bedragen

     

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal

    Gebouwen

    373

    1 085

    944

    2 402

    IT-materiaal en overige uitrusting

    7

    10

    0

    17

    Totaal

    380

    1 095

    944

    2 419

    Overige contractuele verbintenissen

    De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op bouwcontracten van het Europees Parlement (276 miljoen EUR).

    6.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

    De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;

    de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;

    Activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: Het Garantiefonds voor externe acties en het garantiefonds van het EFSI; en

    Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd.

    6.1.   TYPES RISICO

    Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).

    (1)

    Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.

    (2)

    Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.

    Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.

    Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.

    6.2.   BELEID INZAKE RISICOBEHEER

    De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.

    Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. De met deze financiële instellingen ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgedragen. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.

    Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.

    Waardering van financiële instrumenten

    De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

    De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad en het EP, indien van toepassing, en op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten („hedging”) verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.

    Kasverrichtingen

    De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.

    Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:

    de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;

    de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

    bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overtrokken. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de rekeningactiva overtreffen;

    het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

    Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

    De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.

    Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste werkmethoden.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

    Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

    Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:

    a)

    gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en

    b)

    het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.

    Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.

    Bankgaranties

    Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.

    Garantiefonds voor externe acties

    De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.

    EFSI-garantiefonds

    Het EFSI garantiefonds werd opgericht bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015. De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016)165 van 21 januari 2016. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.

    6.3.   VALUTARISICO

    Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    EUR

    Overige

    Totaal

    Financiële activa

     

     

     

     

     

     

     

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    228

    58

    14

    42

    10 080

    21

    10 442

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    (49)

    50

    0

    Leningen  (8)

    4

    0

    329

    10

    343

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    1

    593

    51

    81

    10 888

    8

    11 622

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    39

    2 394

    428

    1 220

    22 387

    2 117

    28 585

     

    222

    3 045

    493

    1 342

    43 734

    2 156

    50 993

    Financiële verplichtingen

     

     

     

     

     

     

     

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    (100)

    100

    (1)

    Crediteuren

    (1)

    (5)

    (0)

    (0)

    (39 983 )

    (16)

    (40 005 )

     

    (101)

    (5)

    (0)

    (0)

    (39 883 )

    (16)

    (40 005 )

    Totaal

    121

    3 040

    493

    1 342

    3 851

    2 140

    10 987


    in miljoen EUR

     

    31.12.2015

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    EUR

    Overige

    Totaal

    Financiële activa

     

     

     

     

     

     

     

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    81

    76

    11

    8

    9 416

    28

    9 620

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    Leningen  (8)

    5

    0

    354

    18

    377

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    10

    542

    53

    85

    9 555

    78

    10 324

    Geldmiddelen en kasequivalenten

    36

    1 785

    368

    1 287

    17 342

    853

    21 671

     

    132

    2 403

    433

    1 380

    36 667

    977

    41 992

    Financiële verplichtingen

     

     

     

     

     

     

     

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    Crediteuren

    (1)

    (2)

    0

    (0)

    (32 187 )

    (1)

    (32 191 )

     

    (1)

    (2)

    0

    (0)

    (32 187 )

    (1)

    (32 191 )

    Totaal

    131

    2 401

    433

    1 380

    4 480

    976

    9 801

    Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn gestegen, zou dit het volgende effect hebben gehad:

    in miljoen EUR

     

    Economisch resultaat

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    2016

    (4)

    (272)

    (43)

    (118)

    2015

    (5)

    (212)

    (38)

    (125)


    in miljoen EUR

     

    Nettoactiva

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    31.12.2016

    (7)

    (5)

    (1)

    (4)

    31.12.2015

    (7)

    (7)

    (1)

    (1)

    Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:

    in miljoen EUR

     

    Economisch resultaat

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    2016

    5

    332

    53

    145

    2015

    6

    259

    47

    152


    in miljoen EUR

     

    Nettoactiva

    USD

    GBP

    DKK

    SEK

    31.12.2016

    9

    6

    2

    5

    31.12.2015

    9

    8

    1

    1

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

    De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.

    Kasverrichtingen

    De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Ze worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.

    De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.

    Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

    Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.

    Garantiefonds voor externe acties

    De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten („hedging”) om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

    EFSI-garantiefonds

    Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. In december 2016 vonden de eerste beleggingen in vastrentende schuldbewijzen in USD (VS-schatkistpapier) plaats om de rendementen te verbeteren en het marktrisico te diversifiëren door middel van posities op de Amerikaanse markt. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.

    6.4.   RENTERISICO

    De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).

    in miljoen EUR

     

    Stijging (+)/daling (-) in basispunten

    Effect op het economische resultaat en nettoactiva

    2016: Voor verkoop beschikbare financiële activa

    +100

    (291)

     

    - 100

    313

    2015: Voor verkoop beschikbare financiële activa

    +100

    (206)

     

    - 100

    223

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

    Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen).

    Kasverrichtingen

    Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

    Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden.

    Bovendien worden de eigenmiddelenrekeningen beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening 804/2016 van de Raad.

    Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties

    De rente op deposito’s loopt een beperkt renterisico omdat deze op minder dan één jaar zijn. De rest van de portefeuille wordt belegd in effecten, die een gemiddelde duur van 2,6 jaar hebben.

    Garantiefonds voor externe acties

    De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,59 jaar.

    EFSI-garantiefonds

    De middelen van het EFSI-Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,5 jaar.

    6.5.   KREDIETRISICO

    De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.

    Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd

    in miljoen EUR

     

    Totaal

    Noch vervallen, noch afgewaardeerd

    Vervallen maar niet afgewaardeerd

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Leningen

    55 477

    55 476

    1

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    11 622

    10 310

    130

    909

    273

    Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    0

    0

    Totaal op 31.12.2016

    67 099

    65 786

    131

    909

    273

    Leningen

    57 251

    57 251

    0

    Vorderingen en verhaalbare bedragen

    10 324

    8 672

    120

    1 384

    148

    Totaal op 31.12.2015

    67 575

    65 922

    120

    1 384

    148

    Vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar omvatten verhaalbare bedragen in verband met boeten in mededingingszaken ten belope van 870 miljoen EUR die in belangrijke mate gezekerd zijn met bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen.

    Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch afgewaardeerd

    in miljoen EUR

     

    31.12.2016

    VVB (9)

    Financiële activa RWOT (10)

    Leningen en vorderingen

    Contanten

    Totaal

    Tegenpartijen met externe rating

     

     

     

     

     

    Beste en uitstekende rating

    6 451

    3 386

    21 990

    31 828

    Rating hoge middenklasse

    1 412

    23 826

    5 325

    30 563

    Rating lage middenklasse

    1 056

    4 532

    492

    6 081

    Niet-investeringswaardig

    27 724

    744

    28 468

     

    8 920

    59 469

    28 552

    96 941

    Tegenpartijen zonder externe rating

     

     

     

     

     

    Groep 1

    0

    6 238

    33

    6 272

    Groep 2

    79

    79

     

    0

    6 317

    33

    6 351

    Totaal

    8 920

    0

    65 786

    28 585

    103 292


    in miljoen EUR

     

    31.12.2015

    VVB (9)

    Leningen en vorderingen

    Contanten

    Totaal

    Tegenpartijen met externe rating

     

     

     

     

    Beste en uitstekende rating

    5 945

    3 256

    16 147

    25 349

    Rating hoge middenklasse

    1 087

    23 818

    4 503

    29 409

    Rating lage middenklasse

    1 247

    4 527

    263

    6 037

    Niet-investeringswaardig

    32

    29 371

    732

    30 136

     

    8 310

    60 973

    21 646

    90 930

    Tegenpartijen zonder externe kredietrating

     

     

     

     

    Groep 1

    4 855

    25

    4 880

    Groep 2

    95

    95

     

    4 950

    25

    4 975

    Totaal

    8 310

    65 922

    21 671

    95 905

    In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:

    Prime en high grade: Moody P-1, Aaa — Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA — AA -; Fitch F1+, F1, AAA — AA- en gelijkwaardig

    Rating hoge middenklasse: Moody P-2, A1 — A3; S&P A-2, A+ — A-; Fitch F2, A+ — A- en gelijkwaardig

    Rating lage middenklasse: Moody P-3, Baa1 — Baa3, S&P A-3, BBB+ — BBB-; Fitch F-3, BBBB+ — BBB- en gelijkwaardig

    Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 — C; S&P B, C, BB+ — D; Fitch B, C, BB+ — D en gelijkwaardig

    De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.

    De hierboven weergegeven bedragen onder „leningen en vorderingen”, ingedeeld in „non-investment grade”, hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder „Contanten” heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

    De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.

    In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2016 werd 0,89 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2016 een beschikbare marge van 0,31 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.

    Kasverrichtingen

    De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 609/2014 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 100 miljoen EUR, gespreid over 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2016 schommelde tussen 1 miljard EUR en 30 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2016 verrichte betalingen (ruim 145 miljard EUR).

    Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:

    alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;

    de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken.

    in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's

    De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.

    Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

    Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

    Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Frankrijk, dat 31 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Frankrijk, Italië, België, Duitsland en Luxemburg) vertegenwoordigen in totaal 77 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

    Bankgaranties

    Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

    Garantiefonds voor externe acties

    De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa van de thesaurieportefeuille en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.

    EFSI-garantiefonds

    De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

    Omdat de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) per 31 december 2016 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

    6.6.   LIQUIDITEITSRISICO

    Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

    in miljoen EUR

     

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal

    Leningen

    2 094

    18 084

    34 950

    55 128

    Crediteuren

    40 005

    40 005

    Overige

    189

    637

    1 397

    2 222

    Totaal op 31.12.2016

    42 288

    18 721

    36 346

    97 355

    Leningen

    7 218

    9 660

    39 982

    56 860

    Crediteuren

    32 191

    32 191

    Overige

    721

    513

    1 609

    2 843

    Totaal op 31.12.2015

    40 130

    10 173

    41 591

    91 894

    Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    in miljoen EUR

     

    < 1 jaar

    1-5 jaar

    > 5 jaar

    Totaal

    Te ontvangen bedragen uit derivaten

    149

    149

    Te betalen bedragen uit derivaten

    (150)

    (150)

    Totaal op 31.12.2016

    (1)

    (1)

    Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand

    Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.

    Kasverrichtingen

    De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

    Geldboeten

    Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

    Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 33 % uit.

    Garantiefonds voor externe acties

    Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Per 31 december 2016 beliepen deze beleggingen inclusief kasmiddelen 197 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Per 31 december 2016 bedroeg dit aandeel 20 %.

    EFSI-garantiefonds

    Het garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit zeer liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen, onder andere de meest liquide activa in USD — VS-schatkistpapier, die 15 % van de totale beleggingsportefeuille op de verslagdatum uitmaken. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 23 % uit.

    De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.

    Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.

    7.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

    7.1.   VERBONDEN PARTIJEN

    De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

    7.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

    Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:

    Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.

    Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

    Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

    Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.

    Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

    Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

    GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

    EUR

    Rechten (per personeelslid)

    Categorie 1

    Categorie 2

    Categorie 3

    Categorie 4

    Categorie 5

    Basissalaris (per maand)

    27 031,43

    24 484,99 -

    19 587,99 -

    21 155,03 -

    12 455,10 -

     

     

    25 464,39

    22 036,49

    22 526,20

    19 587,99

     

     

     

     

     

     

    Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

    15 %

    15 %

    15 %

    15 %

    0-4 %-16 %

     

     

     

     

     

     

    Gezinstoelagen:

     

     

     

     

     

    Kostwinnerstoelage (% salaris)

    2 % +

    181,82

    2 % +

    181,82

    2 % +

    181,82

    2 % +

    181,82

    2 % +

    181,82

    Kindertoelage

    397,29

    397,29

    397,29

    397,29

    397,29

    Voorschoolse toelage

    97,05

    97,05

    97,05

    97,05

    97,05

    Schooltoelage of

    269,56

    269,56

    269,56

    269,56

    269,56

    schooltoelage buiten standplaats

    539,12

    539,12

    539,12

    539,12

    539,12

    Voorzitterstoelage

    n.v.t.

    n.v.t.

    627,76

    n.v.t.

    n.v.t.

     

     

     

     

     

     

    Representatietoelage

    1 464,87

    941,46

    627,76

    n.v.t.

    n.v.t.

     

     

     

     

     

     

    Jaarlijkse reiskosten

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

     

     

     

     

     

     

    Overdrachten naar lidstaten:

     

     

     

     

     

    Schooltoelage (11)

    Ja

    Ja

    Ja

    Ja

    Ja

    % salaris (11)

    5 %

    5 %

    5 %

    5 %

    5 %

    % salaris zonder correctiecoëfficiënt

    max. 25 %

    max. 25 %

    max. 25 %

    max. 25 %

    max. 25 %

    Representatie

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    n.v.t.

    n.v.t.

     

     

     

     

     

     

    Ambtsaanvaarding:

     

     

     

     

     

    Inrichtingskosten

    54 062,86

    48 969,98 -

    39 175,99 -

    42 310,07 -

    terugbetaald

     

     

    50 928,78

    44 072,99

    45 052,39

     

    Reiskosten familie

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Verhuiskosten

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Ambtsneerlegging:

     

     

     

     

     

    Inrichtingskosten

    27 031,43

    24 484,99 -

    19 587,99 -

    21 155,03 -

    terugbetaald

     

     

    25 464,39

    22 036,49

    22 526,20

     

    Reiskosten familie

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Verhuiskosten

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    terugbetaald

    Overbrugging (% salaris) (12)

    40 % – 65 %

    40 % – 65 %

    40 % – 65 %

    40 % – 65 %

    n.v.t.

    Ziektekostenverzekering

    gedekt

    gedekt

    gedekt

    gedekt

    gedekt

    Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

    max. 70 %

     

     

     

     

     

     

    Inhoudingen en heffingen:

     

     

     

     

     

    Belasting op salaris

    8 % – 45 %

    8 % – 45 %

    8 % – 45 %

    8 % – 45 %

    8 % – 45 %

    Ziektekostenverzekering (% salaris)

    1,7  %

    1,7  %

    1,7  %

    1,7  %

    1,7  %

    Speciale heffing op salaris

    7 %

    7 %

    7 %

    7 %

    6-7 %

    Pensioenbijdrage

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    n.v.t.

    9,8  %

    Aantal personen per jaareinde

    3

    6

    93

    28

    112

    8.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

    Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er buiten de hierna beschreven aangelegenheid geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.

    Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Europese Unie, en daarmee artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld. Overeenkomstig dit artikel en de richtsnoeren van de Europese Raad voor de financiële overeenkomst en de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad sluit de EU een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over de voorwaarden voor zijn terugtrekking. Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn de onderhandelingen nog maar net begonnen en hebben zij geen gevolgen voor de financiële situatie van de EU per 31 december 2016.

    9.   CONSOLIDATIEBEREIK

    A.   ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52)

    1.   Instellingen en raadgevende organen (11)

    Europees Parlement

    Europese Raad

    Europese Commissie

    Europese Rekenkamer

    Hof van Justitie van de Europese Unie

    Europese Dienst voor extern optreden

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    Europees Economisch en Sociaal Comité

    Europese ombudsman

    Comité van de Regio's

    Raad van de Europese Unie

    2.   EU-agentschappen (39)

    2.1.    Uitvoerende agentschappen (6)

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

    Uitvoerend Agentschap Onderzoek

    Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen

    Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

    2.2.    Gedecentraliseerde agentschappen (33)

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

    Europees Geneesmiddelenbureau

    Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS

    Europees Agentschap voor chemische stoffen

    Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie)

    Eurojust

    Europees Instituut voor gendergelijkheid

    Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

    Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding

    Europees Milieuagentschap

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

    Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

    Europese Bankautoriteit

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

    Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

    Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

    EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht)

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

    Europees Spoorwegbureau

    Communautair Bureau voor plantenrassen

    Europees Bureau voor visserijcontrole

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

    Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

    Europese Politiedienst (EUROPOL)

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

    Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    Europese Autoriteit voor effecten en markten

    Europese Stichting voor opleiding

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

    Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

    3.   Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

    Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie)

    Europees Instituut voor innovatie en technologie

    B.   GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

    Europees Investeringsfonds

    KLEINE ENTITEITEN

    De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2016 van de EU wegens de immaterialiteit:

    Gemeenschappelijke Onderneming Biogebaseerde industrieën

    Biogebaseerde industrieën is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De GO BBI heeft tot doel het potentieel van de Europese bio-economie te ontsluiten, biologische residuen en afval om te zetten in groenere alledaagse producten door middel van innovatieve technologieën en bioraffinaderijen, die de kern vormen van de bio-economie.

    Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky

    Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020,draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.

    Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)

    IMI is het grootste publiek-private initiatief in Europa en is in het leven geroepen om de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten te versnellen. Het is een joint venture van de Europese Unie met een groepering van de farmaceutische industrie.

    Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel) (samensmelting van de voormalige GO’s Artemis en ENIAC)

    Ecsel is een PPP op het gebied van elektronische componenten en systemen die de kloof tussen onderzoek en commercialisering dicht, strategieën op elkaar afstemt om Europese en nationale investeringen aan te zwengelen en een geavanceerd ecosysteem op te bouwen.

    Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)

    FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.

    Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (SESAR)

    SESAR is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.

    Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail

    Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen.

    De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.

    FINANCIËLE STATEN — BESPREKING EN ANALYSE

    BEGROTINGSJAAR 2016 (13)

    Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

    1.   DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2016

    1.1.   ONTVANGSTEN

    De meeste ontvangsten van de instellingen en organen van de Unie zijn ontvangsten uit niet-ruiltransacties. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste ontvangstencategorieën.

    Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in miljoen EUR

    Image

    De meest vermeldenswaarde punten betreffende de ontwikkeling van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in vergelijking met 2015 zijn:

    een daling van de btw-inkomsten met 2,5 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van het verminderde afdrachtpercentage van 0,15 % voor Duitsland, Nederland en Zweden, dat van toepassing is sinds de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 in 2016; en

    een aanzienlijke toename van de ontvangsten uit geldboeten in mededingingszaken met 3,3 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van in 2016 opgelegde boeten in de vrachtwagen- en de banksector.

    Terugvordering van uitgaven omvat door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn geïnd of verrekend met latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen.

    1.2.   UITGAVEN

    De uitgaven lagen met 144,5 miljard EUR een stuk lager dan vorig jaar (2015: 155,9 miljard EUR). Er was een daling van 3,7 miljard EUR voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), te wijten aan minder uitgaven voor de vorige programmeringsperiode (2007-2013) en de trage start van de uitvoering van de programmeringsperiode 2014-2020. Om dezelfde reden lagen ook de uitgaven van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling 3,7 miljard EUR lager.

    De belangrijkste uitgavenpost (102,8 miljard EUR) zijn betalingen in het kader van het gedeeld beheer. De belangrijkste fondsen zijn: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het ELFPO en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het EFRO en CF en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2016 waren deze goed voor bijna 71,1 % van de totale uitgaven.

    Image

    Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. Onder direct beheer staan ook de administratieve uitgaven van alle EU-instellingen en -agentschappen. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten tezamen ongeveer 16,2 % (23,4 miljard EUR) van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar.

    Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Zij worden in het bijzonder opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven, en leiden tot negatieve nettoactiva; deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen.

    1.3.   ACTIVA

    163 miljard EUR activa op de geconsolideerde balans van de EU

    Image

    De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 84 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen daalde met 1,8 miljard tot 55,5 miljard EUR, terwijl het bedrag aan voor verkoop beschikbare financiële instrumenten gefinancierd uit de EU-begroting (begrotingsinstrumenten) opnieuw toenam, met ongeveer 455 miljoen EUR (2015: 460 miljoen EUR). Onder „Ruimteobjecten” aan de actiefzijde zijn activa opgenomen betreffende de programma’s Copernicus en Galileo (voor 3,3 miljard EUR). Activa met betrekking tot Galileo werden verplaatst van activa in aanbouw naar vaste activa na de verklaring van 15 december 2016 over de initiële diensten van Galileo.

    De EU-instellingen en -organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het hoge kassaldo van 28,6 miljard EUR per jaareinde is vooral toe te schrijven aan:

    wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijn in de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;

    een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;

    het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.

    Voorfinanciering

    Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

    De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bekou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 41,6 miljard EUR (2015: 40 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 64 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).

    Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

    Image

    Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en CF (15,1 miljard EUR).

    Voorfinanciering op lange termijn is gedaald met 8,3 miljard EUR, terwijl de kortetermijnvoorfinanciering toenam met 9,9 miljard EUR. Deze shift in de voorfinancieringsbedragen hangt samen met het feit dat de programmeringsperiode 2007-2013 zich in de afsluitende fase bevindt waardoor binnen een termijn van twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als langlopend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als kortlopend.

    FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

    De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:

    financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd;

    financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties; en

    verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.

    Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd

    Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer neemt van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.

    Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde)

    Image

    De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2016:

    in miljoen EUR

    Meer dan één MFK betreffend

    Activa

    Verplichtingen

    Garanties

    Garanties en instrumenten voor risicodeling:

     

     

     

    Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF)

    29

    (17)

     (14)

     

    29

    (17)

    Eigenvermogensinstrumenten:

     

     

     

    Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE)

    119

    Fonds voor bedrijfsuitbreiding — ENEF

    10

    Fonds voor bedrijfsinnovatie -ENIF

    20

    Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap

    51

    Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië)

    9

    MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD)

    9

     

    218

    Totaal

    247

    (17)


    in miljoen EUR

    MFK 2014-2020

    Activa

    Verplichtingen

    Garanties

    Garanties en instrumenten voor risicodeling:

     

     

     

    Horizon 2020 — InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I

    698

    (8)

    (550)

    Horizon 2020 — InnovFin SME Guarantee

    467

    (99)

    (371)

    CEF-schuldinstrument (CEF DI) (15)

    493

    (1)

    (465)

    Cosme-leninggarantiefaciliteit

    160

    (156)

     (14)

    Werkgelegenheid en sociale innovatie

    50

    (16)

     (14)

    ElectriFI

    30

    Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector (CCS LGF)

    6

    (1)

     (14)

    Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte

    9

    0

    Garantiefaciliteit voor studentenleningen

    16

    (2)

     (14)

    Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal

    11

    SEMED MSME Financial Inclusion Programme

    15

    (1)

    0

    Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap

    20

    Programma Women in Business in het Oostelijk Partnerschap

    5

    Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE)

    18

    0

    (3)

    Steun voor de economische diversificatie van Mongolië

    2

     

    1 999

    (285)

    (1 389 )

    Eigenvermogensinstrumenten:

     

     

     

    Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I

    229

    (4)

    Eigenvermogensfaciliteit voor groei (Cosme)

    51

    (3)

     

    280

    (7)

    Totaal

    2 279

    (292)

    (1 389 )


    MFK vóór 2014

    Activa

    Verplichtingen

    Garanties

    Garanties en instrumenten voor risicodeling:

     

     

     

    Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF)

    839

    (88)

    (711)

    Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP

    100

    (190)

     (14)

    Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen

    25

    (34)

     (14)

    Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit

    10

    (7)

     (14)

    Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen

    17

    (14)

     (14)

     

    991

    (333)

    (711)

    Eigenvermogensinstrumenten:

     

     

     

    De faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het CIP

    423

    (3)

    Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit

    196

    (0)

    Europees Fonds voor energie-efficiëntie

    100

    Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor EaSI

    75

    Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie

    74

    Margueritefonds

    54

    Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF)

    11

    (0)

    Proefprojecten technologieoverdracht

    1

    (0)

     

    933

    (3)

    Leningen/Eigenvermogensinstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand:

     

     

     

    Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA

    202

    2

    Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI)

    142

    6

    Steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen

    18

     

    363

    (8)

    Totaal

    2 286

    (344)

    (711)

    Totaal

    4 812

    (652)

    (2 101 )

    Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties

    De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten) die aan de EIB-groep zijn gegeven. Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2016 bedragen:

    2,3 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties en

    1 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds.

    Het EFSI-garantiefonds is in 2016 operationeel geworden.

    Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s

    Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU: het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), de betalingsbalanssteun (BB) en macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen. Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.

    De MFB-leningen worden verleend aan partnerlanden buiten de EU; op 31 december 2016 stond in totaal 2 947 miljoen EUR in nominale bedragen uit.

    EFSM

    In 2014 liepen het Ierse en het Portugese programma voor financiële bijstand in het kader van het EFSM af, waardoor er geen leningen meer kunnen worden opgenomen. In januari 2016 heeft Portugal officieel verzocht om een verlenging van de termijn voor terugbetaling (3 juni 2016) van zijn eerste EFSM-lening. De tranche van 4,75 miljard EUR is geherfinancierd met drie nieuwe tranches van 1,5 miljard EUR, 2,25 miljard EUR en 1 miljard EUR, met vervaldag in respectievelijk 2023, 2031 en 2036. Dit is de belangrijkste reden voor de daling van de kortlopende verstrekte/opgenomen leningen en een toename van de langlopende verstrekte/opgenomen leningen op de balans voor 2016.

    BB-mechanisme

    Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije liep af in 2010 en de respectieve steunprogramma’s voor Letland en Roemenië in 2012. Bovendien zijn de twee programma’s van anticiperende bijstand voor Roemenië respectievelijk in 2013 en 2015 afgelopen, zonder opvragingen. In april 2016 heeft Hongarije de laatste resterende tranche van 1,5 miljard EUR terugbetaald.

    Overzicht van de verstrekte leningen in nominale bedragen:

    miljard EUR

     

    BBM

    EFSM (16)

    TOTAAL

    Hongarije

    Let-land

    Roe-menië

    Totaal

    Ierland

    Portugal

    Totaal

    Totaal toegestaan

    6,5

    3,1

    5,0  (17)

    14,6

    22,5

    26,0

    48,5

    63,1

    Totaal uitbetaald op 31.12.2016

    5,5

    2,9

    5,0

    13,4

    22,5

    24,3

    46,8

    60,2

    Totaal terugbetaald op 31.12.2016

    (5,5 )

    (2,2 )

    (1,5 )

    (9,2 )

    (9,2 )

    Uitstaand bedrag op 31.12.2016

    0,7

    3,5

    4,2

    22,5

    24,3

    46,8

    51,0

    1.4.   VERPLICHTINGEN

    235 miljard EUR verplichtingen op de geconsolideerde balans van de EU

    Image

    De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, ontleningen, crediteuren en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2015 is de toename van de post crediteuren met bijna 8 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van een betere uitvoering van het ELGF (d.w.z. de betalingen op het niveau van de lidstaten) in 2016 ten opzichte van 2015 (zie toelichting 2.12 bij de geconsolideerde financiële staten).

    Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder crediteuren

    Image

    Nettoactiva

    Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2016 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2017 (of later) uit de begroting van latere jaren zullen worden betaald en de overeenkomstige ontvangsten slechts in de toekomst zullen worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (betaald in 2017) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).

    2.   BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING

    Overzicht van financiële correcties en terugvorderingen voor 2016

    Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat systeemtekortkomingen die leiden tot fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals het percentage materiële fouten in de betalingen. De bekendmaking van de EU-jaarrekening in het Publicatieblad gaat vergezeld van deze betrouwbaarheidsverklaring.

    De impact van deze fouten wordt door de Commissie getemperd door middel van twee mechanismen:

    (1)

    preventieve maatregelen (bijvoorbeeld controles vooraf, onderbrekingen en opschortingen van betalingen); en

    (2)

    correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).

    Onder gedeeld beheer (uitgaven op het gebied van landbouw en structuurmaatregelen) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn.

    De corrigerende maatregelen, d.w.z. financiële correcties en terugvorderingen, vinden hun oorsprong in controles en verificaties van de Commissie en, in het geval van uitgaven onder gedeeld beheer, ook van de lidstaten met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie of terugvordering rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, ook in geval van tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen. De meeste correcties vinden plaats nadat betaling heeft plaatsgevonden.

    Procedure van financiële correctie en terugvordering:

    Image

    Financiële correcties en terugvorderingen worden voorgesteld in twee procedurestadia. Beide stadia kunnen in hetzelfde jaar of in verschillende jaren plaatsvinden:

    (1)

    Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van bevestiging: deze bedragen zijn ofwel goedgekeurd door de betrokken lidstaat of bij besluit van de Commissie vastgesteld. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 777 miljoen EUR (2015: EUR 3 499 miljoen).

    In 2016 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein

    Image

    (2)

    Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van tenuitvoerlegging: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 389 miljoen EUR (2015: EUR 3 853 miljoen). De tenuitvoerlegging van financiële correcties en terugvorderingen kan een aantal jaar in beslag nemen, voornamelijk omdat in het landbouwbeleid aan de lidstaten kan worden toegestaan om in tranches of met uitstel te betalen. Het rechtskader van het cohesiebeleid voorziet in tenuitvoerlegging bij of na de afsluiting van de programmeringsperiode.

    In 2016 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein

    Image

    3.   BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING

    3.1.   MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT

    Het macro-economisch klimaat in de EU (18) beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.

    Er heerst momenteel een hoge mate van onzekerheid wat de mondiale economische vooruitzichten betreft. Ook 2016 was een moeilijk jaar, waarin de Europese economie werd geconfronteerd met talrijke internationale en binnenlandse uitdagingen, waaronder de laagste groei van de mondiale economie en handel sinds 2009, geopolitieke spanningen, terroristische aanslagen in verschillende lidstaten, problemen in de banksector, de keuze van het Verenigd Koninkrijk om uit te EU te stappen en toenemend verzet tegen de globalisering. Tot dusver echter, heeft de Europese economie zich veerkrachtig getoond en is zij op koers gebleven wat de economische groei en banenschepping betreft. De bbp-groei in de EU trok tegen het einde van 2016 aan en lijkt zijn momentum in 2017 te bewaren. Deze veerkracht wordt ondersteund door een aantal welbekende gunstige factoren, zoals de relatief lage olieprijs, de goedkopere euro, een accommoderend monetair beleid en een vrijwel neutraal begrotingsbeleid. Het implementeren van structurele hervormingen in een aantal lidstaten, met name van de arbeidsmarkt, heeft eveneens het herstel geschraagd. De particuliere consumptie is nog steeds de voornaamste drijvende kracht achter de groei, maar de investeringen bleven teleurstellend. Deze aanhoudende zwakte van de investeringen zorgt voor enige twijfels over de duurzaamheid van het herstel en over de potentiële groei van de economie. De ongewisse uitkomst van het besluit van het VK om zich terug te trekken uit de EU leidt tot buitengewoon grote onzekerheid.

    De verwachting is dat de bbp-groei in de eurozone dit jaar, na de 1,7 % in 2016, lichtjes zal vertragen tot 1,6 % en vervolgens weer wat aantrekken tot 1,8 % in 2018. Deze bescheiden maar gestage stijging zou gedragen blijven worden door de binnenlandse vraag. Aangenomen wordt dat de wereldwijde bbp-groei in 2016 op zijn laagste punt was en dit en volgend jaar sterker zal zijn. De voorspelling is dat de groei buiten de EU geleidelijk zal aantrekken van 3,2 % in 2016 tot 3,7 % in 2017 en 3,9 % in 2018.

    3.2.   VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND

    De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.

    Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening nr. 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.

    Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. Dit betekent dat de timing en de looptijden van emissies afhangen van de daarmee samenhangende leningactiviteiten van de EU. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.

    In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op de balansdatum:

    miljard EUR

     

    BB-mechanisme

    EFSM

    TOTAAL

    Hongarije

    Letland

    Roemenië

    Totaal

    Ierland

    Portugal

    Totaal

    2017

     

     

    1,15

    1,15

     

     

     

    1,15

    2018

     

     

    1,35

    1,35

    3,9

    0,6

    4,5

    5,85

    2019

     

    0,5

    1,0

    1,5

     

     

     

    1,5

    2021

     

     

     

     

    3,0

    6,75

    9,75

    9,75

    2022

     

     

     

     

     

    2,7

    2,7

    2,7

    2023

     

     

     

     

    2,0

    1,5

    3,5

    3,5

    2024

     

     

     

     

    0,8

    1,8

    2,6

    2,6

    2025

     

    0,2

     

    0,2

     

     

     

    0,2

    2026

     

     

     

     

    2,0

    2,0

    4,0

    4,0

    2027

     

     

     

     

    1,0

    2,0

    3,0

    3,0

    2028

     

     

     

     

    2,3

     

    2,3

    2,3

    2029

     

     

     

     

    1,0

    0,4

    1,4

    1,4

    2031

     

     

     

     

     

    2,25

    2,25

    2,25

    2032

     

     

     

     

    3,0

     

    3,0

    3,0

    2035

     

     

     

     

    2,0

     

    2,0

    2,0

    2036

     

     

     

     

     

    1,0

    1,0

    1,0

    2038

     

     

     

     

     

    1,8

    1,8

    1,8

    2042

     

     

     

     

    1,5

    1,5

    3,0

    3,0

    Totaal

    0

    0,7

    3,5

    4,2

    22,5

    24,3

    46,8

    51,0

    De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

    3.3.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET BEGROTINGSGARANTIES

    De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2016 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) de latente verplichtingen voor beide garanties. Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds.

    Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting; het moet 9 % dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2016 dekken de totale activa van 2,3 miljard EUR een blootstelling van 19,8 miljard EUR aan uitbetaalde sommen en van 28,8 miljard EUR aan onderschreven sommen, bij een maximum van 39,3 miljard EUR.

    Het EFSI-garantiefonds is in 2016 met zijn activiteiten begonnen en zal tegen 2022 geleidelijk aangroeien tot 8 miljard EUR, waarmee 50 % van de maximale blootstelling van de EU-garantie (16 miljard EUR) is afgedekt. De voorziening voor het EFSI-garantiefonds bedroeg 1 miljard EUR in 2016, er is 4,4 miljard EUR van de gegarandeerde bedragen uitgekeerd en in totaal 11,2 miljard EUR onderschreven (inclusief uitgekeerde sommen).

    3.4.   BEHEER VAN DE VLUCHTELINGENCRISIS — FACILITEIT VOOR VLUCHTELINGEN IN TURKIJE

    De EU wordt geconfronteerd met een ongekende crisis, die solidariteit, eensgezindheid en efficiëntie vereist. De uitdagingen gelden voor iedereen en de respons moet worden gecoördineerd. Door zijn geografische ligging is Turkije een belangrijk opvang- en doorreisland voor vele vluchtelingen en migranten. Als gevolg van een ongekende toestroom, voornamelijk als gevolg van het conflict in Syrië, vangt het land het grootste aantal vluchtelingen en migranten van de hele wereld op.

    In 2015 besloten de EU en haar lidstaten om hun politiek en financieel engagement ter ondersteuning van de inspanningen van Turkije voor de opvang van vluchtelingen op te voeren. Er werd tussen de EU en Turkije binnen het kader van de Verklaring EU-Turkije van 29 november 2015 een omvattende samenwerking overeengekomen die is gebaseerd op gezamenlijke verantwoordelijkheid, wederzijdse verbintenissen en resultaten. Op de top van 29 november 2015 werd het gezamenlijke actieplan EU-Turkije (JAP) geactiveerd om Turkije te helpen het hoofd te bieden aan de gevolgen van het conflict in Syrië.

    Als antwoord op de oproep van een aantal EU-lidstaten om aanzienlijk meer financiële middelen te verstrekken voor steun aan de vluchtelingen in Turkije, heeft de Commissie bij besluit van de Commissie van 24 november 2015, gewijzigd op 10 februari 2016 (19), de vluchtelingenfaciliteit voor Turkije opgezet. De faciliteit is een mechanisme voor de coördinatie van de middelen die beschikbaar worden gesteld, zowel via de begroting van de EU, als via extra bijdragen van de lidstaten die in de EU-begroting worden geïntegreerd als externe bestemmingsontvangsten, en die voor de periode 2016-2017 in totaal 3 miljard EUR bedragen. De lidstaten hebben zich politiek ertoe verbonden om nationale bijdragen te leveren in het kader van het Gezamenlijk akkoord tussen de EU-lidstaten en de Europese Commissie dat op 3 februari 2016 is aangenomen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. Het Gezamenlijk akkoord stelt tevens een voorwaardenkader vast. De 3 miljard EUR komen bovenop de 345 miljoen EUR die reeds voor de start van de faciliteit door de Europese Commissie waren toegewezen aan Turkije als respons op de Syrische vluchtelingencrisis, en waarbij nog de bilaterale steunverlening van de lidstaten komt.

    De faciliteit werd op 17 februari 2016 operationeel met de eerste vergadering van het stuurcomité van de faciliteit. De vluchtelingenfaciliteit voor Turkije is een coördinatiemechanisme waarmee de snelle, doeltreffende en doelmatige beschikbaarstelling van EU-steun aan vluchtelingen in Turkije mogelijk wordt. De faciliteit garandeert de optimale gebruikmaking van de relevante bestaande EU-financieringsinstrumenten, hetzij als humanitaire steun of als niet-humanitaire steun, om ervoor te zorgen dat aan de behoeften van de vluchtelingen en de gastgemeenschappen op een omvattende en gecoördineerde manier wordt voldaan.

    Het stuurcomité van de faciliteit stippelt het strategische beleid uit inzake de algemene prioriteiten, het type acties dat wordt gesteund, de te besteden bedragen en de te gebruiken financieringsinstrumenten, alsook, waar passend, de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering door Turkije van zijn verbintenissen in het kader van het gezamenlijke actieplan EU-Turkije. Het stuurcomité wordt voorgezeten door de Commissie en is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de Commissie en één vertegenwoordiger van elke lidstaat, met Turkije in een adviserende rol.

    Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het besluit van de Commissie tot oprichting van de faciliteit, is tijdens de tweede vergadering van het stuurcomité op 12 mei 2016 overeengekomen dat de faciliteit zich moet richten op zes prioritaire gebieden: 1) humanitaire hulp, 2) migratiebeheer, 3) onderwijs, 4) gezondheidszorg, 5) gemeentelijke infrastructuur en 6) sociaal-economische steun.

    De totale begroting die via de faciliteit wordt gecoördineerd, beloopt 3 miljard euro die in de periode 2016-2017 besteed moeten worden. Daarvan komt 1 miljard EUR uit de EU-begroting, en 2 miljard EUR uit aanvullende financiering van de lidstaten. De nationale bijdragen gaan rechtstreeks naar de EU-begroting als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b), FR en worden toegewezen respectievelijk aan de begrotingsonderdelen IPA II en HUMA. Van de 1 miljard EUR uit de EU-begroting werd in 2016 250 miljoen EUR vrijgemaakt en werd 750 miljoen EUR gereserveerd voor de Faciliteit in de begroting van 2017.

    De faciliteit wordt uit de volgende bronnen gefinancierd:

    in miljoen EUR

     

    2016

    2017

    Totaal

    EU-begroting

     

     

     

    Humanitaire hulp

    165

    145

    310

    Andere dan humanitaire hulp

     

     

     

    Instrument voor pretoetredingssteun

    55

    595

    650

    Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking

    10

    10

    20

    Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede

    20

    0

    20

    Subtotaal andere dan humanitaire hulp

    85

    605

    690

    Totaal

    250

    750

    1 000

    Bijdragen van lidstaten

    2 000

    De Commissie heeft met alle lidstaten individuele bijdrage-overeenkomsten gesloten met betrekking tot hun nationale bijdragen voor het gecombineerde totaal van 2 miljard EUR, krachtens artikel 7, lid 2, van de uitvoeringsvoorschriften van het FR.

    De faciliteit wordt uitgevoerd in de vorm van humanitaire en niet-humanitaire hulp, met respectievelijk 1,4 miljard EUR en 1,6 miljard EUR indicatief toegewezen. Humanitaire hulp is bestemd voor de meest kwetsbare vluchtelingen (en andere personen over wie bezorgdheid bestaat), via betrouwbare en waardige steunmaatregelen voor basisbehoeften en bescherming. Niet-humanitaire hulp ondersteunt de bestaanszekerheid op de langere termijn, alsook het sociaal-economische en onderwijsperspectief van de vluchtelingen. Het is de bedoeling kinderen te helpen toegang te krijgen tot de lagere school en het secundair onderwijs en de onderwijsinfrastructuur te verbeteren, met inbegrip van schoolgebouwen en leermaterialen. De bijstand richt zich ook op kwetsbare groepen, bv. door vrouwen te beschermen tegen seksueel en gendergerelateerd geweld en betere toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg.

    De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad geregeld over de uitvoering van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije informeren en heeft het eerste jaarverslag van de faciliteit op 2 maart 2017 uitgebracht (20).

    3.5.   WERKGELEGENHEID VOOR JONGEREN

    Bijna 4,2 miljoen jongeren onder de 25 jaar in de EU waren werkloos in augustus 2016, wat neerkomt op een werkloosheidsgraad van 18,6 %. Ofschoon een verbetering ten opzichte van de piek van 23,7 % in 2013, betekent dit dat nog altijd bijna 1 op de 5 jongeren zonder baan zit. Dit aantal is nog groter in sommige lidstaten, zoals Griekenland (42,7 %), Spanje (43,2 %) en Italië (38,8 %) die in het bijzonder worden getroffen.

    De EU heeft ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid in 2016 de uitrol van de werkgarantieregeling in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) in de lidstaten verder ondersteund. Het YEI moet de jeugdwerkloosheid in de zwaarst getroffen regio’s van de EU terugdringen. Met het in 2013 gelanceerde initiatief wordt in de periode 2014-2020 in deze regio’s 6,4 miljard EUR gerichte financiering verstrekt ter ondersteuning van acties die jongeren helpen toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Van het totale YEI-budget van 6,4 miljard EUR is de helft afkomstig van een specifieke EU-begrotingspost en de andere helft van het ESF.

    De doelgroep zijn jongeren van 15 tot 24 jaar (15 tot 29 in sommige EU-lidstaten) die niet aan het werk zijn of onderwijs of een opleiding volgen (NEET’s). Het kan gaan om langdurig werkloze jongeren of om jongeren die niet als werkzoekende geregistreerd zijn. Om in aanmerking te komen voor de steun, moeten deze jongeren wonen in regio’s waar de jeugdwerkloosheid in 2012 meer dan 25 % bedroeg. Momenteel zijn er in 20 lidstaten regio’s die de YEI-steun ontvangen.

    De financiële middelen van het YEI worden gebruikt ten behoeve van werkgelegenheidspakketen voor jongeren, met name voor nationale werkgarantieregelingen in de ondersteunde EU-lidstaten. Het initiatief bereikt direct jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding en ondersteunt hen individueel. De aanbiedingen waarvoor het YEI de financiering verzorgt en die via de werkgarantieregelingen aan jongeren worden gedaan, gaan van leercontracten en opleidingen tot subsidies voor werkgevers en steun voor startende ondernemingen, afhankelijk van de specifieke individuele behoeften. Het YEI vormt aldus een aanvulling op de steun uit andere EU-financieringsbronnen zoals het ESF, dat op supra-individueel niveau opereert en hervormingen van onderwijssystemen en arbeidsstelsels helpt bewerkstelligen.

    De jongerenwerkgarantieregelingen zijn op maat gesneden nationale programma’s die moeten verzekeren dat alle jongeren jonger dan 25 jaar (of 29 in sommige lidstaten) een concreet en goed aanbod ontvangen binnen de vier maanden nadat zij van school komen of werkloos worden. Dit omvat directe maatregelen gericht op de jongeren, alsmede ingrijpende hervormingen op langere termijn van onderwijssystemen en arbeidsstelsels, gedragen door brede partnerschappen tussen alle belanghebbenden.

    In een voortgangsverslag van oktober 2016 wordt geïllustreerd hoe de jongerengarantiemaatregel van 2013, met de steun van het YEI, het ESF en nationale financiering, tastbare resultaten heeft opgeleverd. Drie jaar na de lancering ervan in 2013 zijn er 1,4 miljoen minder jonge mensen werkloos in de EU. Ongeveer 9 miljoen jongeren hebben een aanbod aanvaard voor een baan, een stage of een leerlingplaats. De garantie leidde in veel lidstaten tot doortastende structurele hervormingen en zij droeg bij tot het opzetten van partnerschappen tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Met het oog op een volledige en duurzame implementatie van de jongerengarantiemaatregel heeft de Commissie voorgesteld het YEI voort te zetten tot 2020 en de middelen ervoor uit te breiden. Daarnaast heeft de Commissie Erasmus Pro aangekondigd, een nieuwe mobiliteitsregeling voor langdurige leerlingplaatsen (tussen zes en twaalf maanden), binnen het kader van het bestaande Erasmus+-programma, ter ondersteuning van werkplekleren in het buitenland.

    De Commissie lanceerde in juni 2016 een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa met tien maatregelen om de kwaliteit van vaardigheden en de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt te verbeteren, waaronder een initiatief om laaggeschoolde volwassenen te helpen hun lees-, reken- en digitale vaardigheden te verbeteren en/of hen te helpen een diploma hoger secundair onderwijs of een gelijkwaardige kwalificatie te behalen.

    Gedurende de eerste drie jaar van de programmeringsperiode 2014-20 had het YEI te kampen met vertragingen bij de uitvoering, vergelijkbaar met die voor andere ESI-fondsen in MFK-rubriek 1b. Voor het trager dan voorziene tempo van betalingen zijn verschillende redenen, zoals de late goedkeuring van de betrokken operationele ESF-programma’s en de tijdrovende voorbereiding van de uitvoering, waarvoor onder andere structuren en procedures overeenkomstig het toepasselijke ESF regelgevingskader moesten worden opgezet. Tot op zekere hoogte kunnen de vertragingen in de eerste fasen van de tenuitvoerlegging van het YEI eveneens worden toegeschreven aan tekorten inzake administratieve capaciteit bij de verschillende verantwoordelijke structuren, met name gezien de overlapping van twee programmeringsperioden. Ondanks deze vertragingen is de uitvoering van het YEI, zowel in het veld als in termen van de betalingen door de Commissie, tot dusver sneller verlopen dan voor acties van het ESF, het EFRO en het CF.

    VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ (21)

    INHOUD

    EU-BEGROTINGSRESULTAAT 109
    VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN 110
    TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 113

    1.

    HET EU-BEGROTINGSKADER 113

    1.1.

    MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020 113

    1.2.

    JAARLIJKSE BEGROTING 115

    1.3.

    BELEIDSTERREINEN 116

    1.4.

    ONTVANGSTEN 116

    1.5.

    BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT 117

    1.6.

    AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 118

    2.

    UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2016 — BESPREKING 120

    2.1.

    ONTVANGSTEN 120

    2.2.

    UITGAVEN 120

    3.

    UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 122

    3.1.

    OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 122

    4.

    UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 123

    4.1.

    MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 123

    4.2.

    MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 124

    4.3.

    MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 126

    4.4.

    MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 127

    4.5.

    MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 128

    4.6.

    BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 129

    4.7.

    BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 131

    4.8.

    BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 134

    4.9.

    BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 136

    4.10.

    BELEIDSGEBIED: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 138

    5.

    UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 140

    5.1.

    UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 140

    5.2.

    BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 141

    5.3.

    BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 142

    6.

    UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 143

    6.1.

    BEGROTINGSONTVANGSTEN 143

    6.2.

    VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP 145

    EU-BEGROTINGSRESULTAAT

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    Ontvangsten van het begrotingsjaar

    144 717

    146 624

    Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

    (135 180 )

    (143 485 )

    Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

    (1 655 )

    (1 299 )

    Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen van jaar n–1

    63

    29

    Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten

    (1 367 )

    (704)

    Wisselkoersverschillen voor het jaar

    (173)

    182

    Begrotingsresultaat  (22)

    6 405

    1 347

    VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

    BEGROTINGSONTVANGSTEN

    in miljoen EUR

     

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    1

    Eigen middelen

    142 269

    133 677

    132 192

    132 166

     

    11-Suikerheffingen

    125

    133

    133

    133

     

    12-Douanerechten

    18 465

    20 115

    19 987

    19 961

     

    13-VAT

    18 813

    16 279

    15 935

    15 935

     

    14-GNI

    104 866

    97 149

    95 578

    95 578

     

    15-Correctie van begrotingsonevenwichtigheden

    580

    580

     

    16-Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden

    (22)

    (22)

    3

    Overschotten, saldi en aanpassingen

    1 349

    1 358

    1 358

    4

    Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

    1 348

    1 348

    1 459

    1 452

    5

    Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen

    55

    55

    600

    579

    6

    Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie

    60

    60

    6 204

    5 928

    7

    Achterstandsrente en geldboeten

    123

    123

    9 739

    3 175

    8

    Opgenomen en verstrekte leningen

    5

    5

    46

    41

    9

    Diverse ontvangsten

    25

    25

    27

    17

    Totaal

    143 885

    136 642

    151 624

    144 717

    Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 3 en voor de uitleg hierover toelichting 2.1 .

    BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane vastleggingen

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    69 841

    69 841

    73 039

    71 731

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    19 010

    19 010

    21 569

    20 332

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    50 831

    50 831

    51 471

    51 400

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    62 484

    62 470

    66 952

    64 547

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    42 220

    42 218

    46 051

    44 285

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    4 052

    4 292

    4 423

    4 336

    4.

    Europa als wereldspeler

    9 167

    9 377

    12 240

    11 278

    5.

    Administratie

    8 935

    8 951

    9 642

    9 358

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 771

    3 778

    4 121

    3 979

    6.

    Compensaties

    8.

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    9.

    Speciale instrumenten

    525

    346

    395

    61

    Totaal

    155 004

    155 277

    166 690

    161 310

    BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

    Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane betalingen

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    66 263

    59 459

    63 618

    56 265

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    17 418

    17 406

    20 976

    18 461

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    48 844

    42 053

    42 642

    37 804

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    55 121

    55 214

    59 464

    57 412

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    42 212

    42 210

    46 057

    44 084

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    3 022

    3 069

    3 195

    3 077

    4.

    Europa als wereldspeler

    10 156

    9 860

    11 163

    10 277

    5.

    Administratie

    8 935

    8 951

    10 490

    9 324

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 771

    3 778

    4 683

    3 975

    6.

    Compensaties

    8.

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    9.

    Speciale instrumenten

    389

    90

    140

    61

    Totaal

    143 885

    136 642

    148 069

    136 416

    Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 4 en voor de uitleg hierover toelichting 2.2 .

    TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

    1.   HET EU-BEGROTINGSKADER

    De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.

    1.1.   MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020

    in miljoen EUR

     

    2014

    2015

    2016

    2017

    2018

    2019

    2020

    Totaal

    1.

    Slimme en inclusieve groei

    52 756

    77 986

    69 304

    73 512

    76 420

    79 924

    83 661

    513 563

    1.a

    Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    16 560

    17 666

    18 467

    19 925

    21 239

    23 082

    25 191

    142 130

    1.b

    Economische, sociale en territoriale cohesie

    36 196

    60 320

    50 837

    53 587

    55 181

    56 842

    58 470

    371 433

    2.

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    49 857

    64 692

    64 262

    60 191

    60 267

    60 344

    60 421

    420 034

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    43 779

    44 190

    43 951

    44 146

    44 163

    44 241

    44 264

    308 734

    3.

    Veiligheid en burgerschap

    1 737

    2 456

    2 546

    2 578

    2 656

    2 801

    2 951

    17 725

    4.

    Europa als wereldspeler

    8 335

    8 749

    9 143

    9 432

    9 825

    10 268

    10 510

    66 262

    5.

    Administratie

    8 721

    9 076

    9 483

    9 918

    10 346

    10 786

    11 254

    69 584

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    7 056

    7 351

    7 679

    8 007

    8 360

    8 700

    9 071

    56 224

    6.

    Compensaties

    29

    29

    8.

    Negatieve reserve

    9.

    Speciale instrumenten

    Vastleggingskredieten

    121 435

    162 959

    154 738

    155 631

    159 514

    164 123

    168 797

    1 087 197

    Totaal betalingskredieten

    135 762

    140 719

    144 685

    142 906

    149 713

    154 286

    157 358

    1 025 429

    In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2016 was het derde begrotingsjaar van het MFK voor de periode 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2016 bedroeg 154 738 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,05 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 144 685 miljoen EUR, oftewel 0,98 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2016.

    De aanpassing van de toewijzingen voor het cohesiebeleid overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening is uitgevoerd door middel van de technische aanpassing van het MFK voor 2017 door de Commissie (COM(2016) 311 van 30 juni 2016); het resultaat was een opwaartse herziening van de MFK-plafonds voor 2017-2020 met in totaal 4 642 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 1b en 1 367 miljoen EUR aan betalingskredieten (lopende prijzen).

    Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen overeengekomen. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2015 (1 288 miljoen euro in lopende prijzen) en 2016 (13 991 miljoen EUR in lopende prijzen) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en van de maxima voor 2015, 2016 en 2018-2020 werden dienovereenkomstig aangepast (zie de bovengenoemde technische aanpassing van het MFK voor 2017 en de technische aanpassing voor 2018 (COM(2017) 220 van 24 mei 2017).

    Op 14 september 2016 presenteerde de Commissie een mededeling over de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK 2014-2020 (COM(2016) 603), vergezeld van een aantal wetgevingsvoorstellen, waaronder een voorstel tot wijziging van de MFK-verordening (COM(2016) 604) en een voorstel tot vereenvoudiging van de financiële regels van het Financieel Reglement en een aantal basishandelingen (COM(2016) 605). Op begrotingsvlak is het doel van deze voorstellen de flexibiliteit binnen het MFK te vergroten door middel van een aantal wijzigingen in de MFK-verordening en extra financiering voor prioritaire uitgaven voor werkgelegenheid en groei, migratie en veiligheid door gebruik te maken van de beschikbare marges en flexibiliteitsopties. Een akkoord over deze voorstellen worden verwacht in de zomer van 2017.

    Ten slotte zijn na de inwerkingtreding van Besluit 2014/335 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014) overeenkomstig artikel 3, lid 3, ervan de in dat besluit vastgestelde maxima herberekend op basis van ESR2010-gegevens voor het bni, dat in het algemeen hoger uitviel dan op basis van het ESR95. Het maximum voor de eigen middelen is als gevolg daarvan aangepast van 1,23 % tot 1,20 % van het bni van de EU; het maximum voor de vastleggingskredieten is aangepast van 1,29 % tot 1,26 % van het bni van de EU (COM(2016) 829 definitief van 21 december 2016).

    Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:

    Rubriek 1 — Slimme en inclusieve groei

    Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:

    1a

    concurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;

    1b

    economische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.

    Rubriek 2 — Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.

    Rubriek 3 — Veiligheid en burgerschap

    Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.

    Rubriek 4 — Europa als wereldspeler

    Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.

    Rubriek 5 — Administratie

    Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.

    Rubriek 6 — Compensaties

    Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.

    Rubriek 9 — Speciale instrumenten

    Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen te mobiliseren om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.

    1.2.   JAARLIJKSE BEGROTING

    Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.

    De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

    vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

    betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

    In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:

    Definitief goedgekeurde begrotingskredieten

    Aanvullende kredieten uit

    overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en

    bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.

    Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

    1.3.   BELEIDSTERREINEN

    Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.

    Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.

    1.4.   ONTVANGSTEN

    1.4.1.    Ontvangsten uit eigen middelen

    De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:

    (1)

    Traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 14 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

    (2)

    Middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 12 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

    (3)

    Middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 74 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.

    De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EG, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. De gevolgen voor 2014 en 2015 zijn in aanmerking genomen in het begrotingsjaar 2016.

    Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.

    1.4.2.    Traditionele eigen middelen (TEM)

    Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. De lidstaten houden hierop 20 % in als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

    in de „normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.

    In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

    Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.

    1.4.3.    Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

    De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.

    1.4.4.    Bruto nationaal inkomen (bni)

    De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

    De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.

    1.4.5.    Correctie voor het Verenigd Koninkrijk

    Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).

    1.4.6.    Brutovermindering

    De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en in Zweden 185 miljoen EUR. Oostenrijks’ brutovermindering werd vastgesteld op 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen in prijzen van 2011).

    1.4.7.    Aanpassing in verband met de tenuitvoerlegging van het eigenmiddelenbesluit van 2014 voor de jaren 2014 en 2015

    Artikel 11 van het eigenmiddelenbesluit van 2014 bepaalt dat het besluit na zijn inwerkingtreding van kracht is op 1 januari 2014. Dit betekent dat de financiering voor de jaren 2014 en 2015 moest worden herberekend volgens de nieuwe regels. De aanpassing (het verschil tussen het oude en het nieuwe eigenmiddelenbesluit voor de jaren 2014 en 2015) werd opgenomen in de gewijzigde begroting nr. 5/2016 en werd in een enkele betaling uitgevoerd op de eerste werkdag in januari 2017.

    1.5.   BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

    Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

    De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

    Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een latere conformiteitsbeschikking worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

    Het begrotingsresultaat omvat twee elementen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:

    de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en en

    het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

    Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

    het nettosaldo van de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

    de ontwikkeling van de bestemmingsontvangsten en

    de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

    Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

    De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

    1.6.   AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

    in miljoen EUR

     

    2016

    2015

    ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

    1 733

    (13 033 )

    Ontvangsten

     

     

    Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

    (1 969 )

    (318)

    Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

    3 363

    7 943

    Toegerekende baten (netto)

    611

    (359)

    Uitgaven

     

     

    Toegerekende kosten (netto)

    10 678

    9 920

    Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

    (7 656 )

    (1 208 )

    Netto-effect voorfinanciering

    (468)

    (4 831 )

    Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

    (3 102 )

    (2 195 )

    Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

    1 379

    1 979

    Mutaties in voorzieningen

    3 962

    4 950

    Overige

    (2 142 )

    (1 671 )

    Economisch resultaat agentschappen en EGKS

    16

    169

    BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

    6 405

    1 347

    In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.

    Afstemmingsposten — Ontvangsten

    De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

    De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

    Afstemmingsposten — Uitgaven

    De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.

    Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

    Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

    De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

    2.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2016 — BESPREKING

    2.1.   ONTVANGSTEN

    Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 25 november 2015 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 143 885 miljoen EUR, voor 142 269 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

    In 2016 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Als hiermee rekening wordt gehouden, bedroegen de definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2016 136 642 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 133 677 miljoen EUR (dus 8 592 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. Het verschil is in hoofdzaak toe te schrijven aan het overschot van het vorige begrotingsjaar en de aanzienlijke verlaging van de betalingskredieten die voor een kleinere aanvullende bni-bijdrage van de lidstaten zorgde.

    Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt in de eerste plaats doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd toen gewijzigde begroting nr. 4/2016 werd opgesteld (volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2016).

    De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

    Voor de btw- en bni-saldi geldt een nieuwe procedure. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening 609/2014). De nieuwe procedure leidt niet tot een gewijzigde begroting; de Commissie zal de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten afroepen. De gevolgen voor de EU-begroting zijn ongeveer nihil. De Commissie deelt de jaarlijkse aanpassingen aan de lidstaten mee en de bedragen worden in juni 2017 ter beschikking gesteld. Mede vanwege de wijziging zijn er voor 2016 geen saldo.

    De post „Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU” betreft voornamelijk ontvangsten van het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.

    De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.

    2.2.   UITGAVEN

    2016 was het derde jaar van de lopende programmeringsperiode 2014-2020. Zoals het jaar daarvoor, was het creëren van groei en banen een prioriteit van de begroting 2016. Zij benadrukte echter ook het belang van de nieuwe uitdagingen inzake migratie in verband met de crisis in Syrië en Noord-Afrika.

    Inzake vastleggingskredieten was de begroting 2016 met een totaal van 155,3 miljard EUR 4,3 % kleiner dan de begroting 2015; de aanzienlijke daling in rubriek 1b (min 15,8 %, vooral te wijten aan het eenmalige effect van de herprogrammering 2014-2015) werd gedeeltelijk gecompenseerd door een grote stijging in rubriek 3 (plus 70,2 %).

    Gewijzigde begroting 4/2016 verhoogde de vastleggingskredieten voor de programma’s van rubriek 3 — Veiligheid en burgerschap -om migratie- en veiligheidskwesties aan te pakken nog eens met 250 miljoen EUR. 130 miljoen EUR daarvan ging naar het AMIF en 70 miljoen EUR naar het ISF. De extra vastleggingskredieten van 74 miljoen EUR voor rubriek 1a werden toegewezen aan het EFSI voor de verlenging tot 2020.

    Rubriek 4 — Europa als wereldspeler kreeg 210 miljoen EUR meer vastleggingskredieten via gewijzigde begrotingen, voornamelijk voor het Europees nabuurschapsinstrument en programma’s voor humanitaire hulp. De financiering was gedeeltelijk afkomstig van de inkrimping van de programma’s van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en voor macrofinanciële bijstand.

    Inzake betalingskredieten bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 136,6 miljard EUR, 3,3 % minder dan 2015. Dit was voornamelijk het gevolg van een verlaging met 7,3 miljard EUR via gewijzigde begroting 4, betreffende vooral rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale samenhang en in mindere mate rubriek 2 — Duurzame groei. Hierna wordt uitvoeriger stilgestaan bij de redenen voor deze verlaging.

    Uitvoering van de beschikbare kredieten in 2016

    2016 werd afgesloten met een uitvoeringspercentage van 97 % van de vastleggingskredieten en 4,8 miljard EUR ongebruikte betalingskredieten. Er werd voor 157,3 miljard EUR aan vastleggingen uitgevoerd. Wat de betalingen betreft, was dit 132,4 miljard EUR of 92 % van de beschikbare kredieten.

    Na verschillende jaren van krappe betalingskredieten en zich opstapelende onbetaalde vorderingen (voornamelijk in het cohesiebeleid), werd de abnormale achterstand volledig weggewerkt 2016, in overeenstemming met het betalingsplan dat in 2015 met het EP en de Raad was overeengekomen. De Commissie constateerde al in maart 2016 het risico van onderbesteding van de betalingskredieten voor cohesie en verhoogde haar overschotramingen gevoelig in september, aansluitend op de geactualiseerde prognoses van de lidstaten van juli. Bovendien heeft de Commissie rekening gehouden met de vertragingen bij de aanwijzing van nationale autoriteiten, het tempo van uitvoering op het terrein en de gemiddelde voorspelde uitvoeringsgraad voor eerdere programmeringsperioden. Vervolgens stelde zij gewijzigde begroting 4/2016 voor ter verlaging van de betalingskredieten met 7,3 miljard EUR, voornamelijk in begrotingsonderdelen van subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang). De daadwerkelijk tegen het einde van het jaar door de lidstaten ingediende te betalen claims voor de programma’s van de periode 2014-2020 bleken 8 miljard EUR lager dan voorspeld; 26 lidstaten vroegen minder betalingen dan geraamd.

    Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    De aan het eind van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen („RAL”) namen aanzienlijk toe tot 238,8 miljard EUR. De toename met ruim 21 miljard EUR ten opzichte van 2015 was twee keer zo groot als oorspronkelijk verwacht, als gevolg van de toegenomen kloof tussen vastleggingen en betalingen uitgevoerd (als gevolg van gewijzigde begroting nr. 4/2016 en onderbesteding aan het einde van het jaar). In 2017 wordt een verdere toename van de RAL verwacht gezien het verschil tussen de gebudgetteerde vastleggings- en betalingskredieten (ratio 85 %).

    De niet-afgewikkelde juridische verbintenissen in het kader van de vorige programmeringsperioden, d.w.z. van vóór 2014, in 2016 verminderden van 75 miljard EUR tot 40 miljard EUR (-47 %). Bijgevolg zal een groter deel van de betalingskredieten beschikbaar zijn voor de huidige programma’s die in 2017 van start gaan.

    In het verslag over het begrotings- en financieel beheer — Begrotingsjaar 2016 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) afzonderlijk), is een gedetailleerdere analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.

    Begrotingsoverschot

    Het begrotingsoverschot bedraagt 6,4 miljard EUR en is voornamelijk afkomstig van de uitgavenzijde als gevolg van onderbesteding, hoofdzakelijk in rubriek 1b (4,9 miljard EUR). Het overschot op de ontvangsten komt voornamelijk van aanzienlijke inkomsten uit boetes en iets minder eigen middelen (+1,7 miljard EUR). Het eindresultaat wordt gedrukt door een wisselkoersverlies van 173 miljoen EUR.

    3.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

    3.1.   OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

    in miljoen EUR

    Omschrijving

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    Nog te ontvangen

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten van lopend jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    % van de begroting

    1

    Eigen middelen

    142 269

    133 677

    132 164

    28

    132 192

    132 163

    3

    132 166

    99 %

    26

    3

    Overschotten, saldi en aanpassingen

    1 349

    1 358

    1 358

    1 358

    1 358

    101 %

    4

    Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie

    1 348

    1 348

    1 445

    14

    1 459

    1 438

    14

    1 452

    108 %

    7

    5

    Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen

    55

    55

    584

    17

    600

    568

    11

    579

    1 044  %

    21

    6

    Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie

    60

    60

    5 929

    274

    6 204

    5 804

    125

    5 928

    9 880  %

    275

    7

    Achterstandsrente en geldboeten

    123

    123

    2 946

    6 793

    9 739

    1 045

    2 131

    3 175

    2 582  %

    6 564

    8

    Opgenomen en verstrekte leningen

    5

    5

    40

    6

    46

    36

    6

    41

    792 %

    5

    9

    Diverse ontvangsten

    25

    25

    17

    10

    27

    16

    2

    17

    69 %

    10

    Totaal

    143 885

    136 642

    144 483

    7 141

    151 624

    142 427

    2 290

    144 717

    106 %

    6 907

    4.   UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

    4.1.   MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

    Definitief goedgekeurde begroting

    Overdrachten

    Bestemmingsontvangsten

    beschikbare kredieten

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

    Definitief goedgekeurde begroting

    Overdrachten

    Bestemmingsontvangsten

    beschikbare kredieten

    1

    2

    3=1+2

    4

    5

    6=3+4+5

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12=9+10+11

    1

    Slimme en inclusieve groei

    69 841

    69 841

    153

    3 045

    73 039

    66 263

    (6 804 )

    59 459

    117

    4 042

    63 618

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    19 010

    (0)

    19 010

    0

    2 558

    21 569

    17 418

    (13)

    17 406

    103

    3 467

    20 976

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    50 831

    50 831

    153

    487

    51 471

    48 844

    (6 791 )

    42 053

    15

    575

    42 642

    2

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    62 484

    (15)

    62 470

    410

    4 072

    66 952

    55 121

    93

    55 214

    430

    3 821

    59 464

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    42 220

    (2)

    42 218

    410

    3 424

    46 051

    42 212

    (3)

    42 210

    424

    3 424

    46 057

    3

    Veiligheid en burgerschap

    4 052

    240

    4 292

    131

    4 423

    3 022

    46

    3 069

    9

    117

    3 195

    4

    Europa als wereldspeler

    9 167

    210

    9 377

    237

    2 626

    12 240

    10 156

    (295)

    9 860

    33

    1 270

    11 163

    5

    Administratie

    8 935

    16

    8 951

    4

    687

    9 642

    8 935

    16

    8 951

    756

    783

    10 490

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    3 771

    7

    3 778

    3

    340

    4 121

    3 771

    7

    3 778

    472

    433

    4 683

    6

    Compensaties

    8

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    9

    Speciale instrumenten

    525

    (179)

    346

    50

    395

    389

    (299)

    90

    1

    50

    140

    Totaal

    155 004

    273

    155 277

    804

    10 610

    166 690

    143 885

    (7 243 )

    136 642

    1 345

    10 081

    148 069

    4.2.   MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

     

    Gedane vastleggingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Bestemmingsontvangsten

    Overdrachten bij besluit

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12

    13=10+ 11+12

    1

    Slimme en inclusieve groei

    73 039

    69 808

    145

    1 778

    71 731

    98 %

    1 267

    0

    1 267

    33

    8

    41

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    21 569

    18 997

    0

    1 335

    20 332

    94 %

    1 224

    0

    1 224

    13

    13

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    51 471

    50 811

    145

    443

    51 400

    100 %

    43

    43

    20

    8

    28

    2

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    66 952

    62 013

    396

    2 138

    64 547

    96 %

    1 934

    433

    2 368

    23

    14

    38

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    46 051

    41 770

    395

    2 120

    44 285

    96 %

    1 304

    433

    1 737

    15

    14

    29

    3

    Veiligheid en burgerschap

    4 423

    4 287

    49

    4 336

    98 %

    82

    82

    5

    5

    4

    Europa als wereldspeler

    12 240

    9 364

    237

    1 677

    11 278

    92 %

    948

    10

    959

    3

    3

    5

    Administratie

    9 642

    8 887

    4

    467

    9 358

    97 %

    221

    1

    222

    62

    0

    62

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    4 121

    3 721

    3

    254

    3 979

    97 %

    86

    86

    57

    0

    0

    57

    6

    Compensaties

    0 %

    8

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    0 %

    9

    Speciale instrumenten

    395

    61

    61

    15 %

    50

    130

    180

    155

    155

    Totaal

    166 690

    154 421

    781

    6 108

    161 310

    97 %

    4 502

    575

    5 077

    281

    22

    303

    4.3.   MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

     

    Gedane betalingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Automatische overdrachten

    Overdrachten bij besluit

    Bestemmingsontvangsten

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11

    12

    13

    14=11+12+13

    1

    Slimme en inclusieve groei

    63 618

    55 005

    102

    1 158

    56 265

    88 %

    126

    5

    2 881

    3 012

    4 323

    15

    3

    4 341

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    20 976

    17 257

    90

    1 114

    18 461

    88 %

    113

    5

    2 350

    2 468

    31

    12

    3

    46

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    42 642

    37 748

    12

    44

    37 804

    89 %

    13

    531

    544

    4 292

    3

    4 295

    2

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    59 464

    54 508

    414

    2 490

    57 412

    97 %

    202

    433

    1 330

    1 965

    71

    16

    87

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    46 057

    41 558

    408

    2 118

    44 084

    96 %

    197

    433

    1 305

    1 935

    22

    16

    37

    3

    Veiligheid en burgerschap

    3 195

    3 035

    7

    35

    3 077

    96 %

    11

    82

    93

    23

    2

    25

    4

    Europa als wereldspeler

    11 163

    9 421

    28

    828

    10 277

    92 %

    35

    86

    441

    562

    319

    5

    324

    5

    Administratie

    10 490

    8 163

    684

    477

    9 324

    89 %

    725

    1

    306

    1 032

    62

    72

    133

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    4 683

    3 247

    423

    305

    3 975

    85 %

    474

    128

    602

    57

    49

    106

    6

    Compensaties

    0 %

    8

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    0 %

    0

    9

    Speciale instrumenten

    140

    33

    0

    28

    61

    44 %

    0

    31

    22

    54

    25

    0

    25

    Totaal

    148 069

    130 164

    1 236

    5 016

    136 416

    92 %

    1 099

    557

    5 062

    6 717

    4 823

    109

    3

    4 936

    4.4.   MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

    RAL eind vorig jaar

    Vastleggingen van het jaar

    Totaal

    Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

    Vrijmakingen/herwaarderingen/annuleringen

    Betalingen

    Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

    Vastleggingen tijdens het jaar

    Betalingen

    Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

    Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    Aan het eind van het begrotingsjaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen

    1

    Slimme en inclusieve groei

    160 827

    (1 353 )

    (48 608 )

    110 866

    71 731

    (7 657 )

    (2)

    64 072

    174 938

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    34 455

    (701)

    (11 730 )

    22 024

    20 332

    (6 731 )

    (2)

    13 599

    35 622

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    126 372

    (652)

    (36 877 )

    88 843

    51 400

    (927)

    (0)

    50 473

    139 316

    2

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    28 191

    (1 378 )

    (12 605 )

    14 207

    64 547

    (44 806 )

    (0)

    19 740

    33 947

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    49

    (3)

    (24)

    22

    44 285

    (44 060 )

    225

    247

    3

    Veiligheid en burgerschap

    3 137

    (228)

    (1 396 )

    1 512

    4 336

    (1 681 )

    2 655

    4 167

    4

    Europa als wereldspeler

    24 673

    (699)

    (7 182 )

    16 792

    11 278

    (3 095 )

    (1)

    8 182

    24 974

    5

    Administratie

    865

    (166)

    (690)

    8

    9 358

    (8 634 )

    (0)

    724

    732

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    570

    (143)

    (420)

    7

    3 979

    (3 555 )

    0

    424

    431

    6

    Compensaties

    8

    Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar

    9

    Speciale instrumenten

    1

    (0)

    (0)

    61

    (61)

    0

    0

    Totaal

    217 693

    (3 825 )

    (70 482 )

    143 386

    161 310

    (65 935 )

    (3)

    95 373

    238 759

    4.5.   MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

    in miljoen EUR

    MFK-rubriek

    < 2010

    2010

    2011

    2012

    2013

    2014

    2015

    2016

    Totaal

    1

    Slimme en inclusieve groei

    1 741

    738

    1 120

    3 461

    23 109

    16 371

    64 326

    64 072

    174 938

     

    1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    563

    733

    856

    2 223

    4 481

    5 972

    7 194

    13 599

    35 622

     

    1b: Economische, sociale en territoriale cohesie

    1 178

    5

    264

    1 237

    18 627

    10 399

    57 132

    50 473

    139 316

    2

    Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

    200

    58

    81

    128

    1 234

    1 220

    11 285

    19 740

    33 947

     

    waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    0

    2

    19

    225

    247

    3

    Veiligheid en burgerschap

    45

    40

    67

    149

    287

    154

    772

    2 655

    4 167

    4

    Europa als wereldspeler

    899

    539

    843

    1 750

    3 291

    3 784

    5 686

    8 182

    24 974

    5

    Administratie

    0

    0

    1

    731

    732

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    431

    431

    9

    Speciale instrumenten

    0

    0

    0

    Totaal

    2 884

    1 376

    2 111

    5 488

    27 920

    21 530

    82 069

    95 380

    238 759

    4.6.   BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    Beleidsgebied

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal kredieten

    Begrotingsmiddelen

    Aanvullende kredieten

    Totaal kredieten

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

    Definitief goedgekeurde begroting

    Overgedragen

    Bestemmingsontvangsten

    Beschikbare kredieten

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

    Definitief goedgekeurde begroting

    Overgedragen

    Bestemmingsontvangsten

    beschikbare kredieten

    1

    2

    3=1+2

    4

    5

    6=3+4+5

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12=9+10+11

    01

    Economische en financiële zaken

    2 533

    (7)

    2 525

    122

    2 648

    1 097

    432

    1 529

    6

    125

    1 660

    02

    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    2 286

    3

    2 289

    229

    2 518

    1 894

    (36)

    1 859

    13

    372

    2 243

    03

    Concurrentie

    103

    (1)

    102

    5

    107

    103

    (1)

    102

    9

    5

    116

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    12 924

    27

    12 952

    504

    13 456

    13 031

    (1 818 )

    11 213

    14

    576

    11 802

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    61 382

    (4)

    61 379

    410

    4 070

    65 858

    54 625

    166

    54 791

    431

    3 818

    59 039

    06

    Mobiliteit en vervoer

    4 219

    2

    4 221

    125

    4 346

    2 296

    (103)

    2 193

    5

    123

    2 321

    07

    Milieu

    448

    0

    448

    18

    467

    397

    (5)

    392

    4

    16

    412

    08

    Onderzoek en innovatie

    5 855

    (7)

    5 848

    897

    6 745

    5 403

    (10)

    5 393

    28

    1 391

    6 811

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    1 803

    53

    1 856

    173

    2 029

    2 373

    (32)

    2 341

    11

    274

    2 627

    10

    Eigen onderzoek

    397

    397

    538

    935

    403

    (17)

    385

    40

    479

    905

    11

    Maritieme zaken en visserij

    1 083

    (9)

    1 074

    0

    6

    1 081

    758

    (145)

    613

    3

    6

    622

    12

    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

    85

    0

    85

    4

    89

    86

    (3)

    83

    4

    4

    91

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    35 989

    40

    36 029

    146

    60

    36 235

    36 386

    (5 365 )

    31 021

    11

    76

    31 108

    14

    Belastingen en Douane-unie

    166

    0

    167

    0

    9

    176

    159

    0

    159

    5

    7

    171

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 889

    0

    2 890

    466

    3 356

    3 031

    25

    3 055

    13

    631

    3 699

    16

    Communicatie

    204

    0

    204

    12

    216

    197

    (2)

    195

    12

    12

    219

    17

    Gezondheid en voedselveiligheid

    571

    (14)

    557

    42

    598

    571

    (37)

    535

    9

    42

    586

    18

    Migratie en binnenlandse zaken

    3 225

    250

    3 475

    88

    3 563

    2 323

    61

    2 384

    6

    96

    2 487

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    783

    (119)

    663

    17

    53

    733

    677

    (50)

    628

    3

    52

    683

    20

    Handel

    107

    1

    108

    3

    111

    106

    1

    106

    2

    3

    112

    21

    Internationale samenwerking en ontwikkeling

    3 162

    1

    3 163

    220

    3 383

    3 346

    21

    3 367

    18

    203

    3 587

    22

    Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

    3 835

    146

    3 981

    7

    990

    4 978

    3 566

    (264)

    3 301

    12

    369

    3 683

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    1 202

    258

    1 460

    219

    1 253

    2 933

    1 560

    178

    1 739

    6

    532

    2 277

    24

    Fraudebestrijding

    80

    (1)

    79

    0

    79

    86

    (1)

    85

    7

    0

    92

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    206

    4

    210

    0

    12

    222

    206

    4

    210

    15

    12

    237

    26

    Administratie van de Commissie

    1 017

    (21)

    996

    178

    1 174

    1 016

    (15)

    1 001

    142

    180

    1 323

    27

    Begroting

    72

    (13)

    59

    8

    67

    72

    (13)

    59

    7

    8

    75

    28

    Audit

    19

    (0)

    19

    1

    20

    19

    (0)

    19

    1

    1

    20

    29

    Statistieken

    139

    0

    140

    16

    155

    128

    0

    128

    5

    21

    154

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 647

    37

    1 684

    0

    1 685

    1 647

    37

    1 684

    0

    1 685

    31

    Talendiensten

    399

    (3)

    396

    62

    458

    399

    (3)

    396

    17

    62

    475

    32

    Energie

    1 532

    (122)

    1 410

    96

    1 506

    1 524

    46

    1 570

    5

    141

    1 716

    33

    Justitie en consumentenzaken

    259

    (0)

    259

    10

    268

    239

    (8)

    232

    4

    9

    245

    34

    Klimaatactie

    138

    0

    138

    1

    139

    82

    (5)

    77

    4

    1

    82

    40

    Reserves

    475

    (238)

    236

    236

    309

    (288)

    21

    21

    90

    Overige instellingen

    3 771

    7

    3 778

    3

    340

    4 121

    3 771

    7

    3 778

    472

    433

    4 683

    Totaal

    155 004

    273

    155 277

    804

    10 610

    166 690

    143 885

    (7 243 )

    136 642

    1 345

    10 081

    148 069

    4.7.   BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    Beleidsgebied

     

    Gedane vastleggingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Bestemmingsontvangsten

    Bij besluit

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12

    13=10+ 11+12

    01

    Economische en financiële zaken

    2 648

    2 525

    9

    2 534

    96 %

    113

    113

    1

    1

    02

    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    2 518

    2 288

    121

    2 409

    96 %

    109

    0

    109

    0

    0

    03

    Concurrentie

    107

    102

    3

    105

    98 %

    2

    2

    0

    0

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    13 456

    12 938

    428

    13 367

    99 %

    76

    0

    76

    13

    13

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    65 858

    60 927

    395

    2 143

    63 466

    96 %

    1 927

    433

    2 360

    18

    14

    32

    06

    Mobiliteit en vervoer

    4 346

    4 218

    62

    4 281

    99 %

    63

    0

    63

    2

    2

    07

    Milieu

    467

    448

    10

    458

    98 %

    8

    0

    8

    0

    0

    08

    Onderzoek en innovatie

    6 745

    5 848

    538

    6 386

    95 %

    359

    359

    0

    0

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    2 029

    1 856

    81

    1 936

    95 %

    92

    0

    92

    0

    0

    10

    Eigen onderzoek

    935

    397

    114

    510

    55 %

    424

    424

    0

    0

    11

    Maritieme zaken en visserij

    1 081

    1 069

    0

    2

    1 071

    99 %

    5

    0

    5

    5

    5

    12

    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

    89

    85

    2

    87

    97 %

    2

    0

    2

    0

    0

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    36 235

    35 968

    145

    26

    36 139

    100 %

    34

    31

    65

    29

    1

    30

    14

    Belastingen en Douane-unie

    176

    166

    0

    4

    171

    97 %

    4

    4

    0

    0

    15

    Onderwijs en cultuur

    3 356

    2 890

    359

    3 249

    97 %

    107

    0

    107

    0

    0

    16

    Communicatie

    216

    204

    7

    211

    97 %

    5

    5

    0

    0

    17

    Gezondheid en voedselveiligheid

    598

    557

    17

    573

    96 %

    25

    25

    0

    0

    18

    Migratie en binnenlandse zaken

    3 563

    3 473

    32

    3 505

    98 %

    56

    0

    57

    1

    1

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    733

    654

    17

    18

    689

    94 %

    35

    9

    44

    0

    0

    20

    Handel

    111

    108

    2

    109

    99 %

    1

    0

    1

    0

    0

    21

    Internationale samenwerking en ontwikkeling

    3 383

    3 161

    187

    3 349

    99 %

    32

    1

    33

    1

    1

    22

    Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

    4 978

    3 979

    925

    4 904

    99 %

    65

    65

    2

    7

    9

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    2 933

    1 459

    219

    552

    2 231

    76 %

    701

    701

    1

    1

    24

    Fraudebestrijding

    79

    79

    79

    100 %

    0

    0

    0

    0

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    222

    209

    0

    7

    216

    97 %

    5

    0

    5

    1

    1

    26

    Administratie van de Commissie

    1 174

    995

    108

    1 104

    94 %

    69

    69

    0

    0

    27

    Begroting

    67

    59

    5

    64

    95 %

    3

    3

    0

    0

    28

    Audit

    20

    18

    1

    19

    97 %

    1

    1

    0

    0

    29

    Statistieken

    155

    139

    6

    145

    94 %

    10

    10

    0

    0

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 685

    1 684

    0

    1 684

    100 %

    0

    0

    0

    0

    31

    Talendiensten

    458

    396

    42

    437

    95 %

    20

    20

    0

    0

    32

    Energie

    1 506

    1 405

    41

    1 446

    96 %

    55

    0

    55

    5

    5

    33

    Justitie en consumentenzaken

    268

    256

    3

    259

    97 %

    7

    7

    2

    2

    34

    Klimaatactie

    139

    137

    1

    138

    100 %

    0

    0

    0

    0

    0

    40

    Reserves

    236

    0 %

    99

    99

    138

    138

    90

    Overige instellingen

    4 121

    3 721

    3

    254

    3 979

    97 %

    86

    86

    57

    0

    0

    57

    Totaal

    166 690

    154 421

    781

    6 108

    161 310

    97 %

    4 502

    575

    5 077

    281

    22

    303

    4.8.   BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    Beleidsgebied

     

    Gedane betalingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Automatische overdrachten

    Overdrachten bij besluit

    Bestemmingsontvangsten

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11

    12

    13

    14=11+ 12+13

    01

    Economische en financiële zaken

    1 660

    1 512

    5

    11

    1 529

    92 %

    5

    114

    119

    12

    1

    13

    02

    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    2 243

    1 843

    11

    59

    1 913

    85 %

    15

    0

    313

    328

    1

    1

    2

    03

    Concurrentie

    116

    94

    8

    3

    105

    90 %

    8

    3

    10

    0

    1

    1

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    11 802

    8 819

    10

    44

    8 873

    75 %

    12

    532

    544

    2 381

    4

    0

    2 385

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    59 039

    54 127

    414

    2 488

    57 029

    97 %

    203

    433

    1 330

    1 965

    28

    16

    44

    06

    Mobiliteit en vervoer

    2 321

    2 183

    4

    64

    2 251

    97 %

    4

    0

    59

    63

    6

    0

    1

    7

    07

    Milieu

    412

    379

    3

    9

    392

    95 %

    3

    0

    7

    11

    9

    0

    9

    08

    Onderzoek en innovatie

    6 811

    5 359

    25

    396

    5 780

    85 %

    29

    994

    1 023

    6

    2

    8

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    2 627

    2 326

    10

    113

    2 449

    93 %

    15

    0

    162

    177

    1

    1

    0

    2

    10

    Eigen onderzoek

    905

    339

    36

    95

    469

    52 %

    46

    385

    431

    0

    5

    5

    11

    Maritieme zaken en visserij

    622

    585

    2

    2

    589

    95 %

    2

    0

    5

    6

    26

    0

    27

    12

    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

    91

    80

    3

    2

    85

    93 %

    3

    0

    2

    5

    0

    0

    1

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    31 108

    29 072

    10

    40

    29 123

    94 %

    10

    31

    36

    78

    1 906

    1

    1 908

    14

    Belastingen en Douane-unie

    171

    155

    5

    2

    161

    94 %

    5

    5

    9

    0

    0

    0

    15

    Onderwijs en cultuur

    3 699

    3 043

    12

    299

    3 354

    91 %

    12

    0

    332

    344

    0

    1

    1

    16

    Communicatie

    219

    185

    11

    6

    202

    92 %

    10

    6

    16

    0

    1

    1

    17

    Gezondheid en voedselveiligheid

    586

    526

    8

    16

    550

    94 %

    8

    25

    34

    0

    1

    2

    18

    Migratie en binnenlandse zaken

    2 487

    2 364

    5

    24

    2 393

    96 %

    7

    0

    73

    80

    12

    1

    13

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    683

    595

    3

    19

    617

    90 %

    3

    33

    36

    29

    1

    29

    20

    Handel

    112

    103

    2

    2

    107

    96 %

    3

    0

    2

    5

    0

    0

    0

    21

    Internationale samenwerking en ontwikkeling

    3 587

    3 344

    16

    133

    3 493

    97 %

    21

    0

    70

    91

    1

    2

    3

    22

    Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

    3 683

    3 007

    10

    317

    3 334

    91 %

    11

    52

    62

    284

    2

    286

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    2 277

    1 637

    6

    360

    2 002

    88 %

    7

    86

    173

    265

    9

    1

    10

    24

    Fraudebestrijding

    92

    72

    6

    78

    84 %

    7

    5

    0

    12

    1

    2

    2

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    237

    194

    13

    6

    213

    90 %

    15

    0

    6

    21

    0

    2

    3

    26

    Administratie van de Commissie

    1 323

    879

    135

    83

    1 097

    83 %

    121

    97

    218

    1

    8

    8

    27

    Begroting

    75

    53

    7

    4

    63

    85 %

    6

    5

    11

    0

    0

    0

    28

    Audit

    20

    18

    1

    1

    19

    94 %

    1

    1

    1

    0

    0

    0

    29

    Statistieken

    154

    123

    4

    6

    134

    87 %

    5

    15

    20

    0

    1

    1

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 685

    1 684

    0

    1 684

    100 %

    0

    0

    0

    0

    31

    Talendiensten

    475

    381

    16

    37

    435

    92 %

    15

    25

    39

    0

    1

    1

    32

    Energie

    1 716

    1 549

    5

    67

    1 621

    94 %

    5

    0

    71

    76

    15

    1

    3

    19

    33

    Justitie en consumentenzaken

    245

    222

    3

    4

    229

    94 %

    4

    5

    9

    6

    1

    7

    34

    Klimaatactie

    82

    64

    3

    1

    68

    83 %

    4

    0

    1

    4

    9

    1

    9

    40

    Reserves

    21

    0 %

    21

    21

    90

    Overige instellingen

    4 683

    3 247

    423

    305

    3 975

    85 %

    474

    128

    602

    57

    49

    106

    Totaal

    148 069

    130 164

    1 236

    5 016

    136 416

    92 %

    1 098

    557

    5 062

    6 717

    4 823

    109

    3

    4 936

    4.9.   BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

    in miljoen EUR

    Beleidsgebied

    RAL eind vorig jaar

    Vastleggingen van het jaar

    Totaal vastleggingen

    Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

    Vrijmakingen/herwaarderingen/annuleringen

    Betalingen

    Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

    Vastleggingen tijdens het jaar

    Betalingen

    Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

    Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde

    uitstaand aan het einde van het jaar

    01

    Economische en financiële zaken

    1 884

    (28)

    (1 127 )

    728

    2 534

    (401)

    2 133

    2 861

    02

    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    2 179

    (26)

    (1 145 )

    1 008

    2 409

    (768)

    (1)

    1 640

    2 648

    03

    Concurrentie

    9

    (1)

    (8)

    105

    (97)

    8

    8

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    33 275

    (438)

    (8 516 )

    24 321

    13 367

    (357)

    (0)

    13 010

    37 331

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    25 424

    (1 340 )

    (12 274 )

    11 810

    63 466

    (44 756 )

    (0)

    18 710

    30 520

    06

    Mobiliteit en vervoer

    5 883

    (114)

    (1 528 )

    4 241

    4 281

    (723)

    3 558

    7 799

    07

    Milieu

    1 118

    (2)

    (275)

    841

    458

    (117)

    341

    1 182

    08

    Onderzoek en innovatie

    12 813

    (107)

    (3 844 )

    8 863

    6 386

    (1 937 )

    (0)

    4 449

    13 312

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    3 365

    (20)

    (1 488 )

    1 856

    1 936

    (961)

    (0)

    975

    2 832

    10

    Eigen onderzoek

    174

    (19)

    (100)

    55

    510

    (369)

    (0)

    141

    196

    11

    Maritieme zaken en visserij

    2 201

    (53)

    (409)

    1 740

    1 071

    (180)

    (0)

    891

    2 630

    12

    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

    12

    (2)

    (7)

    3

    87

    (78)

    (0)

    9

    13

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    92 788

    (286)

    (28 491 )

    64 010

    36 139

    (631)

    (0)

    35 508

    99 518

    14

    Belastingen en Douane-unie

    125

    (6)

    (73)

    45

    171

    (88)

    83

    128

    15

    Onderwijs en cultuur

    2 801

    (52)

    (1 256 )

    1 494

    3 249

    (2 099 )

    (0)

    1 150

    2 644

    16

    Communicatie

    56

    (3)

    (49)

    4

    211

    (153)

    (0)

    58

    62

    17

    Gezondheid en voedselveiligheid

    503

    (46)

    (264)

    193

    573

    (286)

    287

    480

    18

    Migratie en binnenlandse zaken

    2 596

    (168)

    (1 096 )

    1 332

    3 505

    (1 297 )

    2 207

    3 539

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    905

    (46)

    (339)

    520

    689

    (278)

    (0)

    410

    930

    20

    Handel

    20

    (1)

    (13)

    6

    109

    (94)

    16

    22

    21

    Internationale samenwerking en ontwikkeling

    9 572

    (278)

    (2 937 )

    6 358

    3 349

    (557)

    (0)

    2 792

    9 150

    22

    Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

    11 606

    (306)

    (2 547 )

    8 753

    4 904

    (787)

    (0)

    4 117

    12 870

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    827

    (5)

    (542)

    279

    2 231

    (1 460 )

    770

    1 050

    24

    Fraudebestrijding

    30

    (2)

    (19)

    9

    79

    (59)

    20

    29

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    15

    (2)

    (13)

    216

    (200)

    16

    16

    26

    Administratie van de Commissie

    185

    (9)

    (169)

    8

    1 104

    (928)

    176

    184

    27

    Begroting

    7

    (0)

    (7)

    64

    (56)

    8

    8

    28

    Audit

    1

    (0)

    (1)

    19

    (18)

    1

    1

    29

    Statistieken

    115

    (7)

    (50)

    57

    145

    (83)

    (0)

    62

    119

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    1 684

    (1 684 )

    31

    Talendiensten

    17

    (1)

    (16)

    437

    (418)

    19

    19

    32

    Energie

    6 225

    (309)

    (1 325 )

    4 590

    1 446

    (296)

    1 150

    5 740

    33

    Justitie en consumentenzaken

    224

    (4)

    (91)

    129

    259

    (138)

    121

    250

    34

    Klimaatactie

    168

    (1)

    (43)

    124

    138

    (25)

    113

    237

    90

    Overige instellingen

    570

    (143)

    (420)

    7

    3 979

    (3 555 )

    0

    424

    431

    Totaal

    217 693

    (3 825 )

    (70 482 )

    143 386

    161 310

    (65 935 )

    (3)

    95 373

    238 759

    4.10.   BELEIDSGEBIED: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

    in miljoen EUR

    Beleidsgebied

    < 2010

    2010

    2011

    2012

    2013

    2014

    2015

    2016

    Totaal

    01

    Economische en financiële zaken

    11

    0

    117

    244

    10

    346

    2 133

    2 861

    02

    Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    13

    11

    29

    93

    86

    144

    633

    1 640

    2 648

    03

    Concurrentie

    0

    8

    8

    04

    Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

    382

    6

    265

    420

    4 112

    4 118

    15 018

    13 010

    37 331

    05

    Landbouw en plattelandsontwikkeling

    34

    2

    868

    985

    9 921

    18 710

    30 520

    06

    Mobiliteit en vervoer

    100

    64

    249

    508

    571

    1 321

    1 430

    3 558

    7 799

    07

    Milieu

    80

    58

    68

    98

    137

    181

    217

    341

    1 182

    08

    Onderzoek en innovatie

    77

    112

    318

    705

    1 686

    2 835

    3 129

    4 449

    13 312

    09

    Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    29

    16

    37

    141

    298

    615

    721

    975

    2 832

    10

    Eigen onderzoek

    9

    2

    1

    1

    11

    11

    19

    141

    196

    11

    Maritieme zaken en visserij

    85

    0

    13

    27

    286

    26

    1 302

    891

    2 630

    12

    Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie

    0

    1

    3

    9

    13

    13

    Regionaal beleid en stadsontwikkeling

    1 022

    1

    8

    825

    14 947

    5 750

    41 459

    35 508

    99 518

    14

    Belastingen en Douane-unie

    0

    0

    1

    11

    32

    83

    128

    15

    Onderwijs en cultuur

    83

    26

    66

    128

    220

    436

    535

    1 150

    2 644

    16

    Communicatie

    0

    0

    0

    0

    4

    58

    62

    17

    Gezondheid en voedselveiligheid

    14

    3

    5

    10

    15

    52

    93

    287

    480

    18

    Migratie en binnenlandse zaken

    45

    46

    67

    158

    322

    111

    583

    2 207

    3 539

    19

    Instrumenten voor het buitenlands beleid

    12

    5

    11

    38

    55

    168

    231

    410

    930

    20

    Handel

    0

    0

    1

    1

    4

    16

    22

    21

    Internationale samenwerking en ontwikkeling

    227

    219

    331

    699

    1 237

    1 525

    2 120

    2 792

    9 150

    22

    Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen

    414

    290

    473

    993

    1 507

    2 037

    3 039

    4 117

    12 870

    23

    Humanitaire hulp en civiele bescherming

    22

    25

    24

    23

    22

    28

    135

    770

    1 050

    24

    Fraudebestrijding

    0

    1

    3

    6

    20

    29

    25

    Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie

    0

    16

    16

    26

    Administratie van de Commissie

    2

    1

    4

    176

    184

    27

    Begroting

    (0)

    8

    8

    28

    Audit

    1

    1

    29

    Statistieken

    0

    0

    3

    17

    37

    62

    119

    30

    Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven

    31

    Talendiensten

    (0)

    19

    19

    32

    Energie

    225

    491

    142

    496

    1 273

    1 053

    910

    1 150

    5 740

    33

    Justitie en consumentenzaken

    0

    0

    4

    6

    13

    36

    70

    121

    250

    34

    Klimaatactie

    1

    54

    69

    113

    237

    90

    Overige instellingen

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    431

    431

     

    2 884

    1 376

    2 111

    5 488

    27 920

    21 530

    82 069

    95 380

    238 759

    5.   UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

    5.1.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

    in miljoen EUR

    Instelling

    Begrotingskredieten

    Vastgestelde rechten

    Ontvangsten

    Ontvangsten als

    % van de begroting

    Nog te ontvangen

    Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

    Definitief goedgekeurde begroting

    Lopend jaar

    Overgedragen

    Totaal

    Op rechten van lopend jaar

    Op overgedragen rechten

    Totaal

    Commissie

    143 548

    136 305

    143 854

    7 119

    150 972

    141 804

    2 285

    144 089

    106 %

    6 883

    Comité van de Regio's

    8

    8

    11

    11

    11

    11

    133 %

    0

    Europese Rekenkamer

    20

    20

    20

    0

    20

    20

    0

    20

    99 %

    0

    Hof van Justitie

    52

    52

    50

    0

    50

    50

    0

    50

    97 %

    0

    Economisch en Sociaal Comité

    11

    11

    15

    15

    15

    15

    142 %

    Europese Raad en Raad

    50

    50

    76

    3

    79

    75

    2

    78

    154 %

    2

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    95 %

    Europese Dienst voor extern optreden

    41

    41

    269

    1

    269

    268

    1

    268

    659 %

    1

    Europees Parlement

    153

    153

    186

    19

    205

    181

    2

    183

    119 %

    22

    Europese Ombudsman

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    91 %

    Totaal

    143 885

    136 642

    144 483

    7 141

    151 624

    142 427

    2 290

    144 717

    106 %

    6 907

    Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.

    Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (140 miljoen EUR; 2015: 138 miljoen EUR) en het EOF (44 miljoen EUR; 2015: 61 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.

    5.2.   BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

    in miljoen EUR

    Instelling

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane vastleggingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Van bestemmingsontvangsten

    Overdrachten bij besluit

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9=7+8

    10

    11

    12

    13=10+ 11+12

    Commissie

    162 569

    150 699

    778

    5 854

    157 332

    97 %

    4 416

    575

    4 991

    224

    22

    246

    Comité van de Regio’s

    93

    89

    2

    91

    98 %

    0

    0

    1

    0

    1

    Europese Rekenkamer

    138

    136

    0

    136

    99 %

    0

    0

    1

    0

    1

    Hof van Justitie

    382

    373

    1

    374

    98 %

    1

    1

    7

    0

    7

    Economisch en Sociaal Comité

    135

    127

    4

    131

    97 %

    0

    0

    4

    0

    4

    Europese Raad en Raad

    591

    519

    2

    21

    541

    92 %

    23

    23

    26

    0

    0

    26

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    9

    9

    9

    95 %

    1

    0

    1

    Europese Dienst voor extern optreden

    877

    634

    1

    200

    835

    95 %

    40

    40

    2

    0

    0

    2

    Europees Parlement

    1 886

    1 824

    26

    1 850

    98 %

    21

    21

    15

    0

    15

    Europese Ombudsman

    11

    10

    10

    95 %

    0

    0

    0

    Totaal

    166 690

    154 421

    781

    6 108

    161 310

    97 %

    4 502

    575

    5 077

    281

    22

    303

    5.3.   BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

    Instelling

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane betalingen

    Naar 2017 overgedragen kredieten

    Vervallen kredieten

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    %

    Automatische overdrachten

    Overdrachten bij besluit

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    Van definitief goedgekeurde begroting

    Van overdrachten

    Van bestemmingsontvangsten

    Totaal

    1

    2

    3

    4

    5=2+3+4

    6=5/1

    7

    8

    9

    10=7+8+9

    11

    12

    13

    14=11+ 12+13

    Commissie

    143 386

    126 917

    813

    4 711

    132 442

    92 %

    624

    557

    4 934

    6 115

    4 766

    60

    3

    4 830

    Comité van de Regio’s

    102

    81

    7

    2

    90

    89 %

    8

    0

    9

    1

    1

    0

    3

    Europese Rekenkamer

    147

    127

    9

    0

    136

    92 %

    9

    0

    9

    1

    1

    0

    2

    Hof van Justitie

    401

    351

    18

    1

    370

    92 %

    22

    1

    23

    7

    2

    0

    9

    Economisch en Sociaal Comité

    145

    119

    7

    3

    129

    89 %

    8

    1

    9

    4

    4

    0

    7

    Europese Raad en Raad

    636

    457

    38

    20

    515

    81 %

    62

    23

    86

    26

    9

    0

    35

    Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    10

    8

    1

    9

    84 %

    1

    1

    1

    0

    0

    1

    Europese Dienst voor extern optreden

    968

    557

    75

    185

    816

    84 %

    77

    62

    139

    2

    11

    13

    Europees Parlement

    2 262

    1 539

    268

    94

    1 900

    84 %

    285

    40

    325

    15

    21

    0

    36

    Europese Ombudsman

    11

    9

    1

    10

    86 %

    1

    1

    0

    0

    0

    1

    Totaal

    148 069

    130 164

    1 236

    5 016

    136 416

    92 %

    1 098

    557

    5 062

    6 717

    4 823

    109

    3

    4 936

    6.   UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

    6.1.   BEGROTINGSONTVANGSTEN

    in miljoen EUR

    Agentschap

    Financiering van de Commissie (beleidsterrein)

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Ontvangen bedragen

    Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators — ACER

    6

    16

    16

    Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

    9

    4

    4

    Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

    17

    16

    13

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding — CHAFEA

    17

    9

    9

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

    15

    49

    49

    Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

    4

    15

    15

    Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA

    18

    80

    97

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken — EASO

    18

    53

    53

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

    6

    193

    140

    Europese Bankautoriteit — EBA

    12

    36

    37

    Europees Grens- en kustwachtagentschap — Frontex

    18

    233

    252

    Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

    17

    58

    58

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding — CEDEFOP

    15

    18

    18

    Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

    2

    103

    105

    Europees Milieuagentschap — EEA

    7

    42

    57

    Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA

    11

    10

    10

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

    17

    79

    79

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

    4

    21

    21

    Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

    6

    29

    223

    Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

    4

    8

    8

    Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

    15

    264

    264

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

    12

    22

    22

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

    6

    71

    71

    Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

    2

    308

    305

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EMCDDA

    18

    15

    15

    Europol

    18

    104

    117

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

    8

    43

    43

    Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

    12

    39

    39

    Europese Stichting voor opleiding — ETF

    15

    20

    20

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

    18

    22

    22

    Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving — Cepol

    18

    9

    10

    Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — ENISA

    9

    11

    11

    Europees Spoorwegbureau

    6

    28

    28

    Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie — EUIPO

    12

    418

    231

    EU-agentschap voor justitiële samenwerking — Eurojust

    33

    44

    44

    Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen — EASME

    6

    36

    36

    Fusion for Energy — F4E

    8

    720

    724

    Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken — INEA

    6

    22

    22

    Uitvoerend Agentschap onderzoek — REA

    8

    60

    60

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    15

    51

    42

    Totaal

     

    3 377

    3 389


    in miljoen EUR

    Soort ontvangsten

    Definitief goed-gekeurde begroting

    Ontvangen bedragen

    Subsidie van de Commissie

    1 524

    1 540

    Inkomsten uit heffingen

    642

    638

    Overige inkomsten

    1 211

    1 211

    Totaal

    3 377

    3 389

    6.2.   VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

    in miljoen EUR

    Agentschap

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane vastleggingen

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane betalingen

    Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

    16

    16

    18

    12

    Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie — Berec

    4

    4

    5

    4

    Communautair Bureau voor plantenrassen — CPVO

    18

    17

    17

    15

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding — CHAFEA

    9

    9

    10

    8

    Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur — EACEA

    49

    48

    54

    47

    Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk — EU-OSHA

    17

    16

    21

    15

    Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht — eu-LISA

    85

    80

    104

    94

    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken — EASO

    66

    53

    55

    35

    Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart — EASA

    220

    160

    226

    144

    Europese Bankautoriteit — EBA

    36

    35

    40

    35

    Europees Grens- en kustwachtagentschap — Frontex

    256

    244

    300

    199

    Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding — ECDC

    59

    58

    69

    56

    Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding — CEDEFOP

    19

    19

    20

    18

    Europees Agentschap voor chemische stoffen — ECHA

    113

    110

    124

    106

    Europees Milieuagentschap — EEA

    69

    64

    74

    50

    Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA

    10

    10

    11

    9

    Europese Autoriteit voor voedselveiligheid — EFSA

    80

    80

    88

    79

    Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden — Eurofound

    21

    21

    24

    20

    Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)

    3 331

    1 104

    626

    139

    Europees Instituut voor gendergelijkheid — EIGE

    8

    8

    10

    8

    Europees Instituut voor innovatie en technologie — EIT

    285

    271

    267

    265

    Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — Eiopa

    22

    22

    25

    22

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid — EMSA

    80

    72

    82

    66

    Europees Geneesmiddelenbureau — EMA

    314

    301

    347

    294

    Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving — EMCDDA

    16

    16

    17

    16

    Europol

    122

    115

    133

    112

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad — ERCEA

    43

    43

    45

    43

    Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA

    42

    40

    47

    38

    Europese Stichting voor opleiding — ETF

    21

    21

    21

    21

    Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten — FRA

    22

    22

    28

    22

    Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving — Cepol

    10

    9

    11

    9

    Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging — ENISA

    11

    11

    12

    10

    Europees Spoorwegbureau

    28

    28

    30

    28

    Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie — EUIPO

    450

    238

    453

    214

    EU-agentschap voor justitiële samenwerking — Eurojust

    44

    44

    47

    39

    Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen — EASME

    36

    36

    41

    36

    Fusion for Energy — F4E

    764

    763

    730

    716

    Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken — INEA

    22

    22

    23

    22

    Uitvoerend Agentschap onderzoek — REA

    60

    60

    63

    59

    Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

    51

    45

    55

    46

    Totaal

    6 926

    4 330

    4 376

    3 169


    in miljoen EUR

    Soort uitgaven

    Vastleggingskredieten

    Betalingskredieten

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane vastleggingen

    Totaal beschikbare kredieten

    Gedane betalingen

    Personeel

    1 054

    1 033

    1 069

    1 029

    Administratieve uitgaven

    367

    341

    431

    330

    Operationele uitgaven

    5 505

    2 956

    2 875

    1 811

    Totaal

    6 926

    4 330

    4 376

    3 169

    VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

    Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

    De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

    Actuariële veronderstellingen

    Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

    Actuariële winsten en verliezen

    Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

    Administratieve kredieten

    Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

    Annulering van kredieten

    Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

    Begrotingsonderdeel

    De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

    Bestemmingsontvangsten

    Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.

    Betalingskredieten

    Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

    Bij de lidstaten op te vragen bedragen

    Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

    Derivaten

    Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

    Direct beheer

    Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

    Disconteringsvoet

    Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

    Doorhaling

    Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

    Effectieve rentevoet

    De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

    Eigen middelen

    De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.

    Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

    Financiële correctie

    Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

    Een „bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een „vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

    De financiële correctie is „uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

    Gedeeld beheer

    Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.

    Gewijzigde begroting

    Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

    Goedgekeurde begroting

    De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.

    Indirect beheer

    Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

    Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

    De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en de vorm van de interne controle. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

    Kredieten

    De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de „gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

    Overdracht van kredieten

    Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

    Onderbrekingen en opschortingen

    Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

    Onregelmatigheid

    Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.

    Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

    Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.

    Preventieve maatregel

    Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

    Regeling met toegezegde uitkeringen

    Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

    Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

    De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

    Traditionele eigen middelen

    Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de „eigen middelen” waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

    Vastlegging

    Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

    Vastleggingskredieten

    Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

    Voorfinanciering

    Betaling die ten doel heeft de begunstigde te voorzien van een voorschot. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald.

    Vervallen kredieten

    Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet.

    Voor verkoop beschikbare financiële activa

    Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).


    (1)  Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk formeel kennis gegeven van zijn voornemen zich uit de EU terug te trekken en daarmee het terugtrekkingsproces overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld.

    (2)  Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Zie artikel 5 VWEU.

    (3)  Zie de Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.

    (4)  Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01).

    (5)  Bijvoorbeeld de interne controlenormen zijn gebaseerd op de internecontrolebeginselen van COSO 2013.

    (6)  De term „de Europese Commissie” wordt daarom zowel gebruikt ter aanduiding van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College, als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).

    (1)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

    (2)  Het Europees Parlement heeft op 1 december 2016 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2017 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

    (3)  De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.

    (4)  Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten.

    (7)  „Niet toegewezen aan een MFK-rubriek” omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma's met immateriële bedragen.

    (5)  De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.

    (8)  Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.

    (9)  Voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. eigenvermogensinstrumenten en Unitary Fund).

    (10)  Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

    (11)  Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

    (12)  Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

    (13)  Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

    (14)  Het door de EU gedragen risico is volledig gedekt door voorzieningen.

    (15)  Met inbegrip van de fusie van het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten en projectobligaties.

    (16)  Zonder herfinancieringsverrichtingen.

    (17)  Exclusief anticiperende bijstand.

    (18)  Voor meer informatie: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2017.

    (19)  Besluit C(2016) 60/03 van de Commissie van 10.2.2016 betreffende de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije en tot wijziging van Besluit C(2015) 9500 van 24 November 2015.

    (20)  Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Eerste jaarverslag over de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, COM(2017) 130 final definitief van 2.3.2017.

    (21)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

    (22)  Waarvan de EVA goed is voor (0) miljoen EUR in 2016 en (2) miljoen EUR in 2015.


    Top