EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 29.3.2017
COM(2017) 144 final
2017/0064(NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie
in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
(Begrotingsonderdeel 33.02.03.01 Vennootschapsrecht)
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Met het oog op de nodige rechtszekerheid en homogeniteit van de interne markt moet het Gemengd Comité van de EER alle relevante EU-wetgeving zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan in de EER-overeenkomst opnemen en het voor de EER-/EVA-staten mogelijk maken aan voor de EER relevante EU-acties of -programma's deel te nemen.
Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad beoogt de wijziging van protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, teneinde de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te laten deelnemen aan EU-acties betreffende begrotingsonderdeel 33 02 03 01: "Vennootschapsrecht", ingevoegd in de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2017.
•Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied
Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité in de bijlage hangt volledig samen met de doelstelling van de EER-overeenkomst om een voortdurende en evenwichtige versterking van de commerciële en economische betrekkingen tussen de overeenkomstsluitende partijen te bevorderen, met gelijke concurrentievoorwaarden, en de naleving van dezelfde regel, om een homogene Europese Economische Ruimte tot stand te brengen.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Het besluit van het Gemengd Comité hangt ook samen met andere beleidsgebieden van de Unie, met name via de doelstelling om de homogeniteit van de interne markt van de EU te beschermen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.
De Commissie dient in samenwerking met de EDEO het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.
•Evenredigheid
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling - te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt - te verwezenlijken.
•Keuze van het instrument
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.
3.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De EER-/EVA-staten dragen financieel bij aan de begroting van de Unie, begrotingsonderdeel 33 02 03 01: "Vennootschapsrecht". Het exacte bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de EER-overeenkomst zodra dit ontwerp-besluit is goedgekeurd.
2017/0064 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie
in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
(Begrotingsonderdeel 33.02.03.01 Vennootschapsrecht)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.
(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij die overeenkomst (hierna "Protocol 31" genoemd) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.
(3)Protocol 31 bij de EER-overeenkomst bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.
(4)Het is wenselijk om de samenwerking tussen de partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot uit de algemene begroting van de Europese Unie gefinancierde EU-acties met betrekking tot het vennootschapsrecht.
(5)Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 1 januari 2017 mogelijk te maken.
(6)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerp-besluit,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter