Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017DC0563

    Voorstel voor een AANBEVELING VAN DE RAAD inzake een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen

    COM/2017/0563 final - 2017/0244 (NLE)

    Brussel, 5.10.2017

    COM(2017) 563 final

    2017/0244(NLE)

    Voorstel voor een

    AANBEVELING VAN DE RAAD

    inzake een Europees kader voor
    hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen

    {SWD(2017) 322 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Het voorstel voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen draagt bij tot de prioriteit van de EU voor banen, groei en investeringen. Het is enerzijds een vervolg op de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa uit 2016 en de ambitie ervan om de kwaliteit en relevantie van aangeleerde vaardigheden te verbeteren, en anderzijds op de mededeling "Investeren in de jongeren van Europa" uit 2016. Daarin wordt opgeroepen nieuwe inspanningen te leveren ter ondersteuning van jongeren zodat zij de kennis en vaardigheden verwerven en de ervaring opdoen die hen kunnen voorbereiden op hun eerste baan, om een geslaagde loopbaan uit te bouwen en om actieve burgers te worden.

    Leerlingplaatsen zijn een bijzonder doeltreffende vorm van werkplekleren in beroepsonderwijs en -opleiding die de overgang van onderwijs en opleiding naar werk gemakkelijker maken. Leerlingen verwerven op die manier de vaardigheden die werkgevers nodig hebben, en het concurrentievermogen en de productiviteit van bedrijven en arbeidsplaatsen worden gestimuleerd. De meeste leerlingen zijn jonge lerenden; niettegenstaande worden leerlingplaatsen ook meer en meer aangeboden aan oudere werknemers zodat zij een kwalificatie kunnen verwerven waarmee zij hun inzetbaarheid en kansen voor loopbaanontwikkeling verhogen.

    Tegen de achtergrond van de jeugdwerkloosheid in de EU die nog steeds meer dan dubbel zo hoog is als het totale werkloosheidscijfer (respectievelijk 16,9 % en 7,7 % in juli 2017), zijn leerlingplaatsen een beleidsprioriteit van de EU aangezien zij hebben bewezen de toegang van personen tot de arbeidsmarkt effectief te vergemakkelijken en hun loopbaankansen te verbeteren.

    Uit gegevens van Cedefop en het Europees semester blijkt dat de meeste lidstaten ingrijpende veranderingen doorvoeren op het vlak van leerlingplaatsen en dat er een sterke impuls is om het aanbod van leerlingplaatsen te stimuleren.

    De positieve effecten van leerlingplaatsen op de arbeidsmarktomstandigheden en de inzetbaarheid van jongeren hangt af van de kwaliteit van de plaatsen. Leerlingstelsels zijn wijdverspreid in de EU maar worden op erg verschillende wijze georganiseerd. De OESO heeft benadrukt dat hoogwaardige normen nodig zijn om te vermijden dat leerlingplaatsen worden toegespitst op laaggekwalificeerde banen. Zelfs indien slechts een klein aandeel van het aanbod van lage kwaliteit is, kan dit de algemene reputatie van leerlingplaatsen schaden 1 .

    Deze aanbeveling steunt op de meest recente gegevens op het gebied en kan als leidraad dienen voor de manier waarop leerlingstelsels kunnen worden opgezet die werken en die resultaten opleveren voor zowel leerlingen als werkgevers.

    Bovendien kan het wederzijdse vertrouwen dat voortvloeit uit de gezamenlijk overeengekomen criteria een positieve invloed hebben op de mobiliteit van leerlingen.

    Deze aanbeveling is een aanvulling op de initiatieven van de Unie om de overgang van jongeren naar werk te vergemakkelijken, in het bijzonder de aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages.

    De algemene doelstelling is de inzetbaarheid en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen te verbeteren en bij te dragen tot de ontwikkeling van hooggekwalificeerde arbeidskrachten van wie de vaardigheden en kwalificaties aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt.

    De specifieke doelstelling is een coherent kader voor leerlingplaatsen te bieden dat is gebaseerd op een consensus over wat precies bepalend is voor kwaliteit en doeltreffendheid, rekening houdend met de diversiteit van beroepsonderwijs en -opleiding in de lidstaten.

    Zij zal hervormingen op het vlak van leerlingplaatsen in de lidstaten ondersteunen om de kwaliteit en doeltreffendheid van leerlingplaatsen te versterken. 

    Toepassingsgebied van het voorstel

    De aanbeveling is voor de lidstaten een aanmoediging om een volledige en coherente reeks criteria voor kwaliteit en doeltreffendheid toe te passen. Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt onder leerlingplaatsen verstaan:

    formele beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels waarin substantieel werkplekleren in bedrijven en op andere werkplekken wordt gecombineerd met leren in onderwijs- en opleidingsinstellingen en uitmondt in nationaal erkende kwalificaties. Zij worden gekenmerkt door een contractuele verhouding tussen de leerling, de werkgever en/of de instelling voor beroepsonderwijs en -opleiding waarbij de leerling wordt betaald of vergoed voor de arbeid die hij verricht.

    Deze definitie is breed genoeg om de uiteenlopende vormen van leerlingstelsels te omvatten die in de lidstaten bestaan; zij is ontwikkeld en wordt gebruikt in het kader van de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen.

    Het beleidskader

    In de verklaring van Rome 2 van 25 maart 2017 beloofden de Europese leiders toe te werken naar "een Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden". Hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen vormen een essentieel onderdeel van deze belofte aangezien jongeren zo de vaardigheden verwerven die toegang verlenen tot de arbeidsmarkt.

    De op 26 april 2017 gepresenteerde pijler van sociale rechten 3 bevat 20 grondbeginselen en belangrijke rechten ter ondersteuning van goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels. Deze zijn opgebouwd rond drie categorieën, die alle drie relevant zijn voor het verstrekken van hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen: 1) gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt; 2) billijke arbeidsvoorwaarden; 3) sociale bescherming en inclusie. Het eerste beginsel is dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen.

    Leerlingplaatsen op de politieke agenda

    In de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa van juni 2016 4 wordt benadrukt dat het bedrijfsleven en de sociale partners moeten worden betrokken bij de vormgeving en uitvoering van programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding en leerlingplaatsen. De Commissie heeft haar voornemen geuit de mogelijkheden voor meer werkplekleren te ondersteunen, een reeks ondersteunende diensten te ontwikkelen voor het faciliteren van kennisdeling, netwerkvorming en samenwerking op het gebied van leerlingplaatsen, en de sociale partners te ondersteunen om lessen te trekken uit hun gezamenlijke projecten met een mogelijk kwaliteitskader voor leerlingplaatsen. Deze verbintenis is in december 2016 bevestigd in de mededeling "Investeren in de jongeren van Europa" die het voornemen bevat om een initiatief voor te leggen om de kwaliteit, het aanbod, de aantrekkelijkheid en de inclusiviteit van leerlingplaatsen te verbeteren 5 .

    De nieuwe vaardighedenagenda voor Europa bouwde voort op vorige initiatieven zoals de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen waarmee in 2013 van start is gegaan met als doel de kwaliteit, het aanbod en het imago van leerlingplaatsen en (meer recentelijk) de mobiliteit van leerlingen te verbeteren. 27 lidstaten 6 maken deel uit van de alliantie door middel van nationale verbintenissen, en er zijn meer dan 200 toezeggingen gedaan door bedrijven, sociale partners, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en andere belanghebbenden. Meer dan 700 000 aanbiedingen voor leerlingplaatsen, stages en een eerste baan zijn dankzij deze toezeggingen beschikbaar geworden.

    In de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie 7 wordt aanbevolen dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle jongeren onder 25 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezette scholing, een plaats in het leerlingstelsel of een stage. Eind 2016 waren ongeveer 390 000 leerlingplaatsen aangeboden in het kader van de jongerengarantie.

    De Europese Rekenkamer heeft opgeroepen tot de vaststelling van een reeks kwaliteitseigenschappen voor leerlingplaatsen die zullen worden gefinancierd uit de EU-begroting 8 , en het Europees Parlement 9 heeft erop aangedrongen dat maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat kwaliteitsnormen worden ingevoerd voor stages. In een recente studie van het Parlement wordt ingegaan op de behoefte om de kwesties inzake arbeidsovereenkomsten en beloning in het kader van leerlingplaatsen op te helderen 10 .

    In 2015 hebben de Europese regeringen en de sociale partners overeenstemming bereikt over de conclusies van Riga voor doelstellingen voor de middellange termijn (2015-2020) op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. Eén prioriteit is het "bevorderen van leren op de werkplek in al zijn vormen, met bijzondere aandacht voor leerlingplaatsen, door samen te werken met sociale partners, bedrijven, kamers van koophandel en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en door innovatie en ondernemerschap te stimuleren."

    Vanaf mei 2018 zullen lidstaten vacatures voor leerlingplaatsen met een arbeidsovereenkomst bekendmaken via Eures 11 . Dankzij betere transparantie zullen kandidaten gemakkelijker gematcht kunnen worden met beschikbare aanbiedingen in andere landen. Dat zal bovendien de samenwerking op het gebied van de mobiliteit van leerlingen stimuleren die in het kader van Erasmus+ en op andere niveaus wordt verstrekt.

    Bestaande werkzaamheden inzake kwaliteit en doeltreffendheid

    In het kader van de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen zijn aanzienlijke inspanningen geleverd om te zorgen dat beter feitenmateriaal beschikbaar is inzake kwaliteit en doeltreffendheid van leerlingplaatsen. Op 15 oktober 2013 hebben de lidstaten de verklaring van de Raad over een Europese Alliantie voor leerlingplaatsen vastgesteld. Daarin worden gemeenschappelijke leidende beginselen omschreven voor de doeltreffendheid en aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen, die waar nodig en naargelang de nationale omstandigheden moeten worden aangemoedigd en gevolgd.

    Binnen het strategisch kader - onderwijs en opleiding (ET2020) heeft de werkgroep beroepsonderwijs en-opleiding (2014-2015) bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, sociale partners en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding 20 richtsnoeren ontwikkeld voor hoogwaardige leerlingplaatsen en werkplekleren, die gericht zijn op vier thema's: 1) governance op nationaal niveau en betrokkenheid van de sociale partners; 2) steun voor ondernemingen (in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen) die leerlingplaatsen aanbieden; 3) aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen en verbeterde loopbaanbegeleiding; 4) kwaliteitsborging bij werkplekleren.

    Met financiële steun van de Commissie hebben de bedrijfstakoverkoepelende Europese sociale partners gewerkt aan de kwaliteit (EVV) en kosteneffectiviteit (onder leiding van BusinessEurope namens de sectoroverkoepelende werkgeversorganisaties) van leerlingplaatsen. In juni 2016 hebben zij overeenstemming bereikt over de gezamenlijke verklaring "Towards a Shared Vision of Apprenticeships".

    Op initiatief van het EVV en BusinessEurope heeft het tripartiete raadgevend comité voor de beroepsopleiding — waarin vertegenwoordigers van de sociale partners en regeringen uit alle lidstaten zetelen — in december 2016 het advies over "A Shared Vision for Quality and Effective Apprenticeships and Work-based Learning" goedgekeurd. Het bevat 16 elementen waarmee rekening moet worden gehouden bij het opzetten van leerlingstelsels.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    In zoverre de leerlingplaats ondersteund wordt door een arbeidsovereenkomst zijn leerlingen standaard zowel lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding als werknemers. De rechtsgrondslag voor dit initiatief is te vinden in de artikelen 153, 166 en 292 VWEU.

    Volgens artikel 166 VWEU legt de Unie inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

    Volgens artikel 153 VWEU wordt het optreden van de lidstaten onder andere op de volgende gebieden door de Unie ondersteund en aangevuld: de arbeidsvoorwaarden, de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers (leerlingen met een arbeidsovereenkomst worden beschouwd als werknemers), alsook de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en de bestrijding van sociale uitsluiting.

    Volgens artikel 292 VWEU kan de Raad aanbevelingen vaststellen op basis van een voorstel van de Commissie op de gebieden waarvoor de EU bevoegd is.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    In haar streven naar de ontwikkeling van onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit en de uitvoering van een beleid inzake beroepsopleiding, heeft de EU de verantwoordelijkheid om samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun activiteiten te ondersteunen en aan te vullen waar nodig. In dit kader is het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie over wat hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen inhouden in de hele Europese Unie een taak die enkel op Europees niveau kan worden behandeld.

    Een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen zal nationale maatregelen op dit gebied ondersteunen en aanvullen overeenkomstig de artikelen 166 VWEU en 153 VWEU. In dit initiatief wordt het subsidiariteitsbeginsel toegepast, aangezien ten volle rekening wordt gehouden met het feit dat onderwijs- en opleidingsstelsels alsook de werking van de arbeidsmarkt en arbeidsvoorwaarden een nationale bevoegdheid zijn. In het initiatief wordt de diversiteit van de nationale leerlingstelsels ten volle gerespecteerd; tegelijkertijd wordt een reeks gemeenschappelijke criteria voorgesteld ter ondersteuning van deze verschillende stelsels, waarbij ervoor wordt gezorgd dat zowel de lerende als de bedrijven die mogelijkheden voor leerlingplaatsen aanbieden, er voordeel bij hebben.

    Het initiatief zal de transparantie en de wederzijdse kennis van leerlingstelsels en in het bijzonder de kwaliteit en doeltreffendheid van leerlingplaatsen in de EU verbeteren. Dit kan ook een positief effect hebben op de grensoverschrijdende mobiliteit van personen die van een leerlingplaats gebruikgemaakt hebben, aangezien een gecoördineerde aanpak op EU-niveau zou zorgen voor synergie en samenwerking en zo maximale positieve overloopeffecten zou creëren.

    Bovendien draagt het aanbieden van richtsnoeren op EU-niveau bij tot het creëren van een gezamenlijk inzicht in de manier waarop de kwaliteit van leerlingplaatsen kan worden verbeterd. Dit kan de lidstaten ook helpen met hun gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen, met name het Europees sociaal fonds, en bij de uitvoering van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief voor het bestrijden van werkloosheid, en in het bijzonder jeugdwerkloosheid en -inactiviteit.

    Evenredigheid

    De in de aanbeveling voorgestelde maatregelen staan in verhouding tot de doelstellingen. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad zal het hervormingsproces voor leerlingplaatsen waarmee op nationaal niveau is gestart ondersteunen en zal de inspanningen van de lidstaten op dit gebied aanvullen in de context van het kader voor economische governance waarin is voorzien in het kader van het Europees semester. De voorgestelde maatregel houdt rekening met de praktijken en de diversiteit van de stelsels in de lidstaten. Hij komt tegemoet aan een gedifferentieerde aanpak die is afgestemd op de verschillende economische, financiële en sociale situaties en de diverse arbeidsmarktsituaties in de lidstaten. Door gebruik te maken van bestaande toezichtsmechanismen in het kader van het Europees semester zal ervoor worden gezorgd dat geen extra administratieve belasting wordt gecreëerd.

    Keuze van het instrument

    Het voorgestelde instrument is een voorstel voor een aanbeveling van de Raad waarin het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel worden gerespecteerd. Het bouwt voort op de bestaande Europese wetgeving en is in overeenstemming met de aard van de instrumenten die beschikbaar zijn voor Europese maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding en werkgelegenheid. Een aanbeveling als juridisch instrument verbindt de lidstaten tot de maatregelen die erin zijn vastgesteld en biedt een sterke politieke basis voor samenwerking op Europees niveau op dit gebied, terwijl tegelijkertijd de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van onderwijs en opleiding en sociaal beleid wordt gerespecteerd.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    ·Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Niet van toepassing.

    ·Raadpleging van belanghebbenden

    De aanbeveling is een afspiegeling van de besprekingen en het overleg met relevante belanghebbenden, met inbegrip van de sociale partners, het bedrijfsleven, intermediaire instanties zoals kamers van industrie, koophandel en ambachten, beroeps- en sectorale organisaties, aanbieders van onderwijs en opleiding, jongeren-, studenten- en ouderverenigingen alsook lokale, regionale en nationale overheden.

    Om ervoor te zorgen dat de Europese bedrijfstakoverkoepelende en sectorale sociale partners en de kamers van koophandel en industrie op diepgaandere en bredere wijze werden betrokken, hebben op 30 maart en 7 juni 2017 hoorzittingen plaatsgevonden. De geraadpleegde belanghebbenden hebben benadrukt dat het voorstel:

    ·moet voortbouwen op het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, en met name de bijlage erbij betreffende elementen in het kader van leerlingplaatsen en de partnerschapsbenadering;

    ·een duidelijk toepassingsgebied moet hebben en tegelijkertijd rekening moet houden met de diversiteit van de stelsels in de lidstaten en dus ook met de moeilijkheid een gemeenschappelijk overeengekomen definitie van leerlingplaatsen en het onderscheid met andere vormen van werkplekleren vast te stellen;

    ·de behoefte aan zowel kwaliteit als doeltreffendheid van leerlingplaatsen moet weerspiegelen overeenkomstig de gezamenlijke verklaring van de Europese sociale partners en het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding;

    ·mobiliteit moet opnemen als een element van, maar niet een voorwaarde voor, hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.

    Er hebben besprekingen plaatsgevonden tijdens de vergadering van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding op 20 april 2017. Naast de reeds vermelde punten heeft het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding de Commissie geadviseerd om duidelijkheid te verschaffen over:

    ·wat precies onder het voorstel valt, nl. of het van toepassing is op leerlingplaatsen in de strikte betekenis dan wel of het ook andere vormen van werkplekleren omvat;

    ·hoe het voorstel verband houdt met andere relevante platformen en initiatieven, zoals de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen, het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) en het Europees portaal voor beroepsmobiliteit Eures.

    Sommige regeringsleden van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding hebben hun bezorgdheid geuit over het mogelijk brede toepassingsgebied van het kader wat kwesties inzake kwaliteitscriteria en governance betreft.

    Hoewel het voorstel zou voortbouwen op het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding waarmee de regeringsvertegenwoordigers en Europese sociale partners reeds hadden ingestemd, heeft de Commissie benadrukt dat het voorstel niet bindend zou zijn voor de lidstaten in de Raad. Zij heeft tevens haar voornemen benadrukt om een duidelijk en relevant kader voor te stellen dat een verschil maakt voor de lidstaten en belanghebbenden.

    Er hebben eveneens raadplegingen plaatsgevonden met de directeuren-generaal voor de beroepsopleiding, Europese verenigingen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en belanghebbenden die betrokken zijn in de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen.

    ·Effectbeoordeling

    Gezien de complementaire benadering van de voorgestelde activiteiten voor de initiatieven van de lidstaten, de vrijwillige aard van de voorgestelde activiteiten en de reikwijdte van de verwachte effecten, is de mate waarin effecten vooraf duidelijk in kaart kunnen worden gebracht beperkt. Bijgevolg is er geen effectbeoordeling uitgevoerd. Het voorstel is opgesteld op basis van het feitenmateriaal dat is verzameld aan de hand van studies, via raadplegingen van belangrijke belanghebbenden en de specifieke werkzaamheden van de Europese sociale partners en het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding.

    ·Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Niet van toepassing.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De grote verschillen tussen de leerlingstelsels en de flexibiliteit voor de uitvoering van deze aanbeveling maken het moeilijk om een raming te maken van de gevolgen voor de nationale begrotingen. Aan leerlingplaatsen zijn mogelijk kosten verbonden maar hoogwaardigere en doeltreffendere leerlingplaatsen moeten op lange termijn begrotingsvoordelen opleveren op nationaal en/of regionaal niveau, op bedrijfs- of werkgeversniveau en voor aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding. De overheidsbegrotingen kunnen profiteren van een grotere inzetbaarheid en een vermindering van de uitgaven voor werkloosheid, terwijl ondernemingen kunnen profiteren van een verbeterde productiviteit en een sterker concurrentievermogen.

    In het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit voorstel worden drie gebieden onderscheiden waar de aanbeveling van de Raad gevolgen kan hebben voor de kosten:

    ·Naleving

    Er kunnen kosten verbonden zijn aan de naleving van de aanbeveling, zoals kosten in verband met beloning of schadevergoedingen, financiële steun of stimulansen en de beschikbaarstelling van opleiders en begeleiders voor pedagogische ondersteuning. Afhankelijk van de opzet ervan, zullen deze kosten worden gedeeld tussen de overheidsbegrotingen en de werkgevers die opleiding verstrekken. Er kan bijvoorbeeld financiering worden verstrekt door middel van de nationale begroting of via specifieke heffingen, belastingen of vrijwillige bijdragen.

    ·Administratie

    De opzet en uitvoering van kwaliteitsmaatregelen kunnen administratieve kosten inhouden die hetzij eenmalige kosten (of kosten voor de oprichting) hetzij lopende (of herhaalde) kosten zijn. Hoewel het kader op Europees niveau wordt vastgesteld, kunnen er kosten zijn op nationaal of regionaal niveau.

    ·Uitvoering

    Naar verwachting zullen er bepaalde kosten verbonden zijn aan de uitvoering en follow-up van de criteria voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen. Naargelang de manier waarop de taken en verantwoordelijkheden zijn georganiseerd, kunnen dergelijke kosten voor rekening zijn van de overheid, bemiddelende instanties of aanbieders van onderwijs en opleiding.

    Het verbeteren van de kwaliteit en doeltreffendheid van leerlingplaatsen zou een hoger niveau van vaardigheden, inzetbaarheid en productiviteit met zich mee moeten brengen. De OESO heeft geconstateerd dat goed ontworpen leerlingstelsels een goede investering kunnen zijn voor zowel werkgevers als leerlingen, de overgang van school naar werk voor jongeren kunnen vergemakkelijken en het concurrentievermogen en de economische groei kunnen ondersteunen.

    De aanbeveling vergt geen extra middelen uit de EU-begroting of personeel voor de Commissie.

    5.    OVERIGE ELEMENTEN

    ·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Op nationaal niveau worden de lidstaten met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad uitgenodigd om de actieve betrokkenheid van de sociale partners bij de opzet, governance en uitvoering van leerlingstelsels te bevorderen, overeenkomstig de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en onderwijs- en opleidingspraktijken. De lidstaten zouden de relevante maatregelen ook moeten opnemen in hun nationale hervormingsprogramma’s in het kader van het Europees semester, en dit kader in aanmerking nemen wanneer zij gebruikmaken van de financiering en instrumenten van de Unie.

    De Commissie wordt uitgenodigd toe te zien op de toepassing van het kader met de steun van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, voortbouwend op bestaande rapportageregelingen binnen het Europees semester, en binnen drie jaar aan de Raad verslag uit te brengen.

    ·Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

    Niet van toepassing.

    ·Artikelsgewijze toelichting

    Aanbevelingen voor de lidstaten

    Rekening houdend met de diversiteit van de nationale structuren en stelsels zal het kader een reeks criteria bevatten voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen, waarbij verschillende elementen van deze criteria in elke lidstaat prioritair zullen kunnen worden behandeld naargelang de specifieke kenmerken en behoeften van de verschillende nationale leerlingstelsels. Deze flexibiliteit is absoluut noodzakelijk, gezien de grote verschillen tussen de nationale stelsels en de verschillende mogelijke beleidsoplossingen die op nationaal niveau kunnen worden toegepast.

    In de aanbeveling wordt onderscheid gemaakt tussen twee reeksen criteria: een reeks voor de noodzakelijke leer- en arbeidsvoorwaarden in leerlingstelsels en een reeks voor de randvoorwaarden voor leerlingplaatsen op het niveau van het stelsel.

    Criteria voor leer- en arbeidsvoorwaarden

    Om de kwaliteit en doeltreffendheid van leerlingstelsels te waarborgen, bevat de aanbeveling de volgende zeven criteria voor leer- en arbeidsvoorwaarden:

    1) schriftelijke overeenkomst; 2) leerresultaten; 3) pedagogische ondersteuning; 4) werkplekcomponent; 5) beloning en/of vergoeding; 6) sociale bescherming; 7) arbeidsvoorwaarden en gezondheid en veiligheid op het werk.

    Criteria voor randvoorwaarden

    De aanbeveling bevat tevens de volgende zeven criteria voor randvoorwaarden die aanwezig moeten zijn om de opzet en werking van hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen te ondersteunen:

    8) regelgevingskader; 9) betrokkenheid van de sociale partners; 10) ondersteuning voor bedrijven; 11) flexibele trajecten en mobiliteit; 12) loopbaanbegeleiding en voorlichting; 13) transparantie; 14) kwaliteitsborging en volgen van afgestudeerden.

    In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie wordt nadere toelichting verstrekt over elk van de criteria.

    Follow-up op EU-niveau

    De aanbeveling bevat bepalingen inzake de ontwikkeling van een reeks ondersteunende diensten voor kennisdeling, netwerkvorming en wederzijds leren om de lidstaten en relevante belanghebbenden te helpen leerlingstelsels ten uitvoer te leggen in overeenstemming met dit kader. Zij is een vervolg op de mededeling van de Commissie "Investeren in de jongeren van Europa" waarin de oprichting werd aangekondigd van een vraaggestuurde ondersteuningsdienst voor leerlingplaatsen voor landen die leerlingstelsels invoeren of hervormen, voortbouwend op het geslaagde benchlearning-model van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening.

    Er wordt ook voorgesteld om verder werk te maken van voorlichting en om de uitvoering van dit kader door middel van relevante EU-financiering te ondersteunen.

    2017/0244 (NLE)

    Voorstel voor een

    AANBEVELING VAN DE RAAD

    inzake een Europees kader voor
    hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name

    de artikelen 153, 166 en 292,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen die uitmonden in het verwerven van een combinatie van arbeidsgerelateerde vaardigheden, op werk gebaseerde ervaring en leerresultaten en sleutelcompetenties bevorderen de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt, en helpen volwassenen met hun loopbaanontwikkeling en de overgang naar de arbeidsmarkt.

    (2)Goed ontworpen leerlingstelsels komen zowel werkgevers als werknemers ten goede. Met hoogwaardige normen wordt vermeden dat leerlingplaatsen worden toegespitst op laaggekwalificeerde banen en gebrekkige opleidingen die nefast zijn voor de reputatie ervan. Leerlingplaatsen van goede kwaliteit dragen ook bij tot sociale inclusie door kansarme lerenden en mensen met een migratieachtergrond in de arbeidsmarkt te integreren.

    (3)Hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen komen tot stand door middel van gestructureerde partnerschappen waarbij alle relevante belanghebbenden worden betrokken, met name de sociale partners, het bedrijfsleven, intermediaire instanties zoals kamers van industrie, koophandel en ambachten, beroeps- en sectorale organisaties, aanbieders van beroepsonderwijs en opleiding, jongeren-, studenten- en ouderverenigingen alsook lokale, regionale en nationale overheden. Sinds 2013 bevordert de Commissie in samenwerking met de lidstaten en relevante belanghebbenden het aanbod, de kwaliteit en het imago van leerlingplaatsen via de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen, die tot nu toe meer dan 700 000 aanbiedingen voor leerlingplaatsen, stages of een eerste baan beschikbaar heeft gemaakt. Initiatieven die door het bedrijfsleven worden geleid, zoals het Europees pact voor de jeugd, hebben meer aanbiedingen beschikbaar gemaakt en partnerschappen tussen bedrijfsleven en onderwijs in de hele Unie helpen bevorderen.

    (4)De Europese bedrijfstakoverkoepelende sociale partners hebben feitenmateriaal verzameld inzake kwaliteit en kosteneffectiviteit van leerlingplaatsen via gelijktijdige werkzaamheden en hun gezamenlijke verklaring "Towards a Shared Vision of Apprenticeships" van juni 2016. Die vormde de basis voor het advies "A Shared Vision for Quality and Effective Apprenticeships and Work-based Learning", dat op 2 december 2016 door het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding is aangenomen.

    (5)Het Europees kwalificatiekader (EKK), dat voor het eerst werd vastgesteld in 2008 en herzien in 2017 12 , verbetert de transparantie, vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van de kwalificaties van burgers, met inbegrip van leerlingen.

    (6)De aanbeveling van de Raad van 18 juni 2009 inzake een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) 13 heeft een referentie-instrument vastgesteld dat de lidstaten moet helpen bij de permanente verbetering van hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en bij de bewaking van dit proces.

    (7)Via het Europees kwaliteitshandvest voor leerlingplaatsen en stages uit 2012 heeft het Europees Jeugdforum er bij de Europese landen, de Europese instellingen en de sociale partners op aangedrongen wettelijke kwaliteitskaders voor leerlingplaatsen tot stand te brengen of te versterken.

    (8)In de aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie 14 wordt aanbevolen dat de lidstaten ervoor zorgen dat alle jongeren onder 25 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het formele onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezette scholing, een plaats in het leerlingstelsel of een stage.

    (9)De Europese sociale partners, de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie hebben zich er in de gezamenlijke verklaring tot oprichting van de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen van 2 juli 2013 toe verbonden bij te dragen aan het aanbod, de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen.

    (10)In de verklaring van de Raad over de Europese Alliantie voor leerlingplaatsen van 15 oktober 2013 werd opgemerkt dat de doeltreffendheid en aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen moet worden aangemoedigd via hun onderschrijving van verschillende gemeenschappelijke richtsnoeren.

    (11)De op 10 maart 2014 goedgekeurde aanbeveling van de Raad inzake een kwaliteitskader voor stages 15 bevat een aantal beginselen ter verbetering van de kwaliteit van stages buiten formeel onderwijs en opleiding.

    (12)In de conclusies van Riga van 22 juni 2015, die zijn bekrachtigd door de ministers bevoegd voor beroepsonderwijs en -opleiding, zijn met name leerlingplaatsen en de ontwikkeling van mechanismen voor kwaliteitsborging (als onderdelen van werkplekleren in al zijn vormen) tot twee van de vijf Europese prioriteiten voor de periode 2015-2020 gemaakt.

    (13)Tijdens zijn mandaat voor 2014-2015 heeft de werkgroep beroepsonderwijs en-opleiding in het kader van onderwijs en opleiding 2020 20 leidende beginselen ontwikkeld inzake hoogwaardige leerlingplaatsen en werkplekleren.

    (14)In zijn Verslag over Erasmus+ en andere instrumenten om de mobiliteit bij beroepsopleiding en scholing te stimuleren – een concept van levenslang leren van 4 maart 2016 heeft het Europees Parlement erop aangedrongen dat maatregelen worden genomen om te zorgen voor kwaliteitsnormen voor stages.

    (15)In Verordening (EU) 2016/589 van het Europees Parlement en de Raad 16 is bepaald dat leerlingplaatsen waarbij een arbeidsverhouding wordt aangegaan vanaf mei 2018 op het Europees portaal voor beroepsmobiliteit Eures kunnen worden bekendgemaakt.

    (16)In haar mededeling van 10 juni 2016 "Een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa" heeft de Commissie haar steun benadrukt aan de sociale partners om lessen te trekken uit hun gezamenlijke projecten, bv. door de vaststelling van een kwaliteitskader voor leerlingplaatsen.

    (17)In de mededeling "Investeren in de jongeren van Europa" van 7 december 2016 17 drong de Commissie aan op nieuwe inspanningen om jongeren te ondersteunen zodat zij de best mogelijke start in het leven krijgen door in hun kennis, vaardigheden en ervaring te investeren en door hen te helpen met het vinden van een eerste baan of de opleiding daarvoor. De oproep had als doel jongeren te helpen kansen te benutten, goed in de maatschappij te integreren, actieve burgers te worden en een geslaagde carrière op te bouwen, onder meer door middel van een kwaliteitskader met basisbeginselen voor leerlingplaatsen.

    (18)In de verklaring van Rome van 25 maart 2017 beloofden de Europese leiders toe te werken naar een Unie waar jongeren het best mogelijke onderwijs en de best mogelijke opleiding genieten en op het hele continent kunnen studeren en een baan kunnen vinden.

    (19)De pijler van sociale rechten van 26 april 2017 bevat een aantal beginselen ter ondersteuning van goed werkende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, waaronder het recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs en opleiding voor het verwerven van vaardigheden die relevant zijn voor de arbeidsmarkt en voor participatie in de samenleving. De pijler bevat de ambitie van de Commissie om een voorstel te doen voor een aanbeveling van de Raad waarin de essentiële elementen zullen worden beschreven die voorhanden zouden moeten zijn om mensen in staat te stellen de nodige vaardigheden en kwalificaties te verwerven door middel van kwalitatief hoogwaardige programma’s voor leerlingstelsels.

    (20)Het voorstel van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad inzake het volgen van afgestudeerden dat op 30 mei 2017 is goedgekeurd, heeft tot doel de beschikbaarheid te verbeteren van kwalitatieve en kwantitatieve informatie over wat afgestudeerden, met inbegrip van leerlingen, doen nadat zij hun onderwijs en opleiding hebben afgerond.

    (21)Via de Europese structuur- en investeringsfondsen (2014-2020), met name het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) alsook Erasmus+, het programma van de EU voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), het programma van de EU voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, wordt steun verleend voor leerlingplaatsen.

    (22)Recentelijk hebben het Europees Parlement en belanghebbenden de Commissie opgeroepen de mobiliteit op lange termijn in de EU te stimuleren door jongeren de mogelijkheid te bieden zowel beroepsspecifieke als sleutelcompetenties te verwerven. De Commissie heeft geantwoord door in het Erasmus+-programma een nieuwe activiteit op te nemen genaamd Erasmus Pro waarmee specifiek stages van langere duur in het buitenland worden ondersteund.

    (23)In haar verslagen over de jongerengarantie uit 2015 en 2017 beveelt de Europese Rekenkamer aan dat de Commissie kwaliteitscriteria ontwikkelt voor leerlingplaatsen en voor andere aanbiedingen die in het kader van dat initiatief worden ondersteund.

    (24)Een gemeenschappelijk begrip tussen de lidstaten van wat hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen inhouden, ondersteunt hen in hun inspanningen om de leerlingstelsels te hervormen en te moderniseren zodat zij een uitstekend leer- en loopbaantraject bieden. Ook draagt een gemeenschappelijk begrip bij tot meer wederzijds vertrouwen en vergemakkelijkt zo de grensoverschrijdende mobiliteit van leerlingen.

    (25)De algemene doelstelling van deze aanbeveling is de inzetbaarheid en persoonlijke ontwikkeling van leerlingen te verbeteren en bij te dragen tot de ontwikkeling van hooggekwalificeerde arbeidskrachten van wie de vaardigheden en kwalificaties aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt.

    (26)De specifieke doelstelling is een coherent kader voor leerlingplaatsen te bieden dat is gebaseerd op een consensus over wat precies bepalend is voor kwaliteit en doeltreffendheid, rekening houdend met de diversiteit van de regelingen voor beroepsonderwijs en -opleiding in de lidstaten.

    (27)Voor de toepassing van deze aanbeveling worden onder leerlingplaatsen formele beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels verstaan waarin substantieel werkplekleren in bedrijven en op andere werkplekken wordt gecombineerd met leren in onderwijs- en opleidingsinstellingen en uitmondt in nationaal erkende kwalificaties. Zij worden gekenmerkt door een contractuele verhouding tussen de leerling, de werkgever en/of de instelling voor beroepsonderwijs en -opleiding waarbij de leerling wordt betaald of vergoed voor de arbeid die hij verricht.

    (28)Deze aanbeveling weerhoudt de lidstaten er niet van voor leerlingen gunstigere bepalingen te handhaven of vast te stellen dan die welke worden aanbevolen,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    In overeenstemming met de nationale wetgeving en in nauwe samenwerking met de belanghebbenden zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat leerlingstelsels aansluiten bij de behoeften van de arbeidsmarkt en zowel voor lerenden als voor werkgevers voordelig zijn door te stoelen op de hieronder vermelde criteria voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen.

    Criteria voor leer- en arbeidsvoorwaarden

    Schriftelijke overeenkomst

    1.Voor de leerling in de leerlingplaats aan het werk gaat, zou een schriftelijke overeenkomst moeten worden gesloten tussen de werkgever, de leerling en de instelling voor beroepsopleiding waarin de rechten en plichten van elke partij met betrekking tot opleiding en arbeid worden vastgesteld.

    Leerresultaten

    2.Werkgevers en instellingen voor beroepsopleiding zouden een reeks brede leerresultaten moeten vaststellen die zorgen voor een evenwicht tussen specifieke beroepsgerelateerde vaardigheden en sleutelcompetenties ter ondersteuning van zowel de persoonlijke ontwikkeling als levenslange loopbaankansen voor de leerlingen zodat zij zich kunnen aanpassen aan veranderende loopbaantrajecten.

    Pedagogische ondersteuning

    3.In bedrijven zouden interne opleiders moeten worden aangeduid die de taak krijgen nauw samen te werken met aanbieders en leerkrachten van beroepsonderwijs en -opleiding om leerlingen te begeleiden en te zorgen voor wederzijdse en regelmatige feedback. Leerkrachten, opleiders en mentors zouden ondersteund moeten worden om hun vaardigheden en competenties bij te werken zodat zij leerlingen opleiden overeenkomstig de laatste onderwijs- en opleidingsmethoden en de behoeften van de arbeidsmarkt.

    Werkplekcomponent

    4.Een aanzienlijk onderdeel van de leerervaring, d.w.z. ten minste de helft van de duur van de leerlingplaats, zou op een werkplek moeten worden uitgevoerd. Hieronder zouden mogelijkheden moeten worden verstaan om een deel van dergelijke ervaringen in het buitenland te doen.

    Beloning en/of vergoeding

    5.Leerlingen zouden een beloning en/of vergoeding moeten ontvangen overeenkomstig bestaande nationale en sectorale vereisten of collectieve arbeidsovereenkomsten waarbij tevens rekening wordt gehouden met regelingen voor het delen van de kosten tussen werkgevers, leerlingen en overheden.

    Sociale bescherming

    6.Leerlingen zouden recht moeten hebben op sociale bescherming, met inbegrip van de noodzakelijke verzekering in overeenstemming met de nationale wetgeving.

    Arbeidsvoorwaarden en gezondheid en veiligheid op het werk

    7.De werkplek voor de leerlingplaats zou moeten voldoen aan de desbetreffende regels en voorschriften inzake arbeidsomstandigheden, in het bijzonder de wetgeving inzake gezondheid en veiligheid.

    Criteria voor randvoorwaarden

    Regelgevingskader

    8.Er zou een duidelijk en coherent regelgevingskader voorhanden moeten zijn op basis van een billijke partnerschapsbenadering, met inbegrip van een gestructureerde en transparante dialoog tussen alle relevante belanghebbenden. Dit kan accrediteringsprocedures omvatten voor bedrijven en werkplekken die leerlingplaatsen aanbieden.

    Betrokkenheid van de sociale partners

    9.De sociale partners, ook op sectoraal niveau, zouden actief betrokken moeten worden bij de opzet, governance en uitvoering van leerlingstelsels overeenkomstig de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en onderwijs- en opleidingspraktijken.

    Ondersteuning voor bedrijven

    10.Er zou financiële en/of niet-financiële ondersteuning moeten worden geboden, in het bijzonder voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen op basis van regelingen voor het delen van de kosten tussen werkgevers, leerlingen en overheden, zodat bedrijven kosteneffectieve leerlingplaatsen kunnen aanbieden.

    Flexibele trajecten en mobiliteit

    11.De toegangseisen voor leerlingplaatsen zouden rekening moeten houden met relevante vormen van informeel en niet-formeel leren. Leerlingplaatsen zouden moeten uitmonden in nationaal erkende kwalificaties die zijn gerelateerd aan het Europees kwalificatiekader 18 en zouden de toegang tot andere leermogelijkheden mogelijk moeten maken, ook op het niveau van hoger onderwijs en opleiding en voor loopbaantrajecten. Transnationale mobiliteit van leerlingen zou een onderdeel moeten zijn van de kwalificatie na een leerlingplaats.

    Loopbaanbegeleiding en voorlichting

    12.Tijdens de duur van de leerlingplaats zouden loopbaanbegeleiding, mentorschap en ondersteuning van lerenden moeten worden verstrekt om te zorgen voor succesvolle resultaten en om schooluitval terug te dringen. Leerlingplaatsen zouden via voorlichtingsactiviteiten gepromoot moeten worden.

    Transparantie

    13.De transparantie van en toegang tot aanbiedingen voor leerlingplaatsen binnen en tussen lidstaten zouden moeten worden gegarandeerd met de steun van openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening en in voorkomend geval via het gebruik van EU-instrumenten zoals Eures.

    Kwaliteitsborging en volgen van afgestudeerden

    14.Er moeten benaderingen van kwaliteitsborging voorhanden zijn in overeenstemming met het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet) 19 , met inbegrip van een geldige en betrouwbare beoordeling van de leerresultaten. Er zou moeten worden gezorgd voor het volgen van de arbeids- en loopbaanontwikkeling van de leerlingen.

    Uitvoering op nationaal niveau

    Voor de uitvoering van deze aanbeveling zouden de lidstaten het volgende moeten doen:

    15.de actieve betrokkenheid van de sociale partners bij de opzet, governance en uitvoering van leerlingstelsels bevorderen overeenkomstig de nationale stelsels van arbeidsverhoudingen en onderwijs- en opleidingspraktijken;

    16.de relevante maatregelen opnemen in hun nationale hervormingsprogramma’s in het kader van het Europees semester;

    17.dit kader in aanmerking nemen wanneer zij gebruikmaken van de financiering en instrumenten van de Europese Unie ter ondersteuning van leerlingplaatsen.

    De Commissie zou de nodige steun moeten bieden, onder meer via de volgende acties:

    Ondersteunende diensten

    18.de ontwikkeling van een reeks ondersteunende diensten voor kennisdeling, netwerkvorming en wederzijds leren om de lidstaten en relevante belanghebbenden te helpen leerlingstelsels ten uitvoer te leggen in overeenstemming met dit kader;

    Voorlichting

    19.de bevordering van de excellentie en aantrekkelijkheid van leerlingplaatsen door middel van voorlichtingscampagnes zoals de Europese Week van beroepsvaardigheden;

    Financiering

    20.de ondersteuning van de uitvoering van deze aanbeveling via relevante EU-financiering overeenkomstig de relevante wettelijke basis;

    Follow-up

    21.toezicht op de uitvoering van deze aanbeveling met steun van het tripartiete raadgevend comité voor de beroepsopleiding, voortbouwend op de rapportageregelingen binnen het Europees semester;

    22.rapportage aan de Raad over de uitvoering van het kader binnen drie jaar vanaf de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) OESO (2017), Striking the right balance - Costs and benefits of apprenticeship.
    (2) http://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2017/03/25-rome-declaration/  
    (3) COM (2017) 250 final en C(2017) 2600 final.
    (4) COM(2016) 381 final.
    (5) COM(2016) 940 final.
    (6) Alle EU-lidstaten met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk. Ook de 5 kandidaat-lidstaten en 3 EVA-landen (IJsland, Noorwegen en Zwitserland) hebben nationale verbintenissen aangegaan.
    (7) PB, 2013/C 120/01.
    (8) Europese Rekenkamer, Speciaal verslag nr. 3/2015: De EUjongerengarantie: eerste stappen genomen, maar uitvoeringsrisico’s in het verschiet.
    (9) Europees Parlement, Verslag over Erasmus+ en andere instrumenten om de mobiliteit bij beroepsopleiding en scholing te stimuleren – een concept van levenslang leren (2015/2257(INI)).
    (10) Europees Parlement, Skills development and employment: Apprenticeships, internships and volunteering, studie voor de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, 2017.
    (11) Verordening (EU) 2016/589.
    (12) PB C 189/15.
    (13) PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.
    (14) PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1.
    (15) PB C 88 van 27.3.2014, blz. 1.
    (16) PB L 107 van 22.4.2016, blz. 1.
    (17) COM(2016) 940 final.
    (18) PB C 189/15.
    (19) PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.
    Top