Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016XG0723(02)

Conclusies van de Raad over de volgende stappen in het kader van de „één gezondheid”-benadering ter bestrijding van antimicrobiële resistentie („One Health”)

PB C 269 van 23.7.2016, p. 26–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/26


Conclusies van de Raad over de volgende stappen in het kader van de „één gezondheid”-benadering ter bestrijding van antimicrobiële resistentie („One Health”)

(2016/C 269/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

HERINNERT AAN de aanbeveling van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in menselijke geneeskunde (1) en de verslagen van december 2005 en april 2010 van de Commissie aan de Raad over de uitvoering ervan (2) en de aanbeveling van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (3) en de verslagen van november 2012 en juni 2014 van de Commissie aan de Raad over de uitvoering ervan (4).

2.

WIJST OP de conclusies van de Raad van 10 juni 2008 over antimicrobiële resistentie (AMR) (5), de conclusies van de Raad van 1 december 2009 over innovatieve stimuli voor effectieve antibiotica (6), de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 over de gevolgen van antimicrobiële resistentie in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector — een „één gezondheid”-perspectief (7) en de conclusies van de Raad van 1 december 2014 over patiëntveiligheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties en antimicrobiële resistentie (8).

3.

MEMOREERT de resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie (9), de resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2011 over het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de volksgezondheid (10), de resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over microbiële uitdagingen — het toenemende gevaar van AMR (11) en de resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 2015 over veiligere gezondheidszorg in Europa: verbetering van de patiëntveiligheid en bestrijding van antimicrobiële resistentie (12).

4.

HERINNERT AAN de communautaire strategie van 2001 tegen AMR (13) en de mededeling van de Europese Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (14) en het resultaat van de evaluatie van het vijfjarige actieplan van de Europese Commissie.

5.

IS INGENOMEN MET het mondiaal actieplan (GAP) inzake antimicrobiële resistentie (15) dat is opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) met de bijdrage van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) en de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en dat in mei 2015 unaniem is goedgekeurd door de 68e Wereldgezondheidsvergadering, waarbij alle lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie worden opgeroepen om uiterlijk medio 2017 nationale actieplannen tegen AMR uit te werken.

6.

IS VERHEUGD OVER de resolutie over antimicrobiële resistentie die in juni 2015 door de 39e conferentie van de FAO is aangenomen en over de resolutie voor het bestrijden van antimicrobiële resistentie en het bevorderen van het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen bij dieren, die in mei 2015 tijdens de World Assembly of Delegates van de OIE is aangenomen.

7.

VERWELKOMT het initiatief van de Codex Alimentarius-Commissie (16) met betrekking tot de noodzaak tot het herzien en actualiseren van de normen, codes en richtsnoeren in verband met AMR.

8.

STAAT POSITIEF TEGENOVER andere internationale en regionale initiatieven zoals de verklaring van de G-7 over antimicrobiële resistentie (17) en het besluit om antimicrobiële resistentie op de agenda van de G20 te zetten.

9.

HERINNERT ERAAN dat met betrekking tot de volksgezondheid het optreden van de Unie is vastgelegd in artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

10.

WIJST EROP dat antimicrobiële resistentie een grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging vormt, die door een enkele lidstaat niet afdoende kan worden aangepakt en die niet tot een geografisch gebied of een lidstaat kan worden beperkt, en dat daarom nauwe samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten nodig is, zoals omschreven in Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid (18).

11.

BRENGT IN HERINNERING dat in de veterinaire sector al een aantal wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU-niveau zijn genomen en worden genomen om een gemeenschappelijke EU-aanpak te coördineren en te verzekeren om het risico op AMR te verminderen. Deze maatregelen omvatten vooral die welke zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (19), die het gebruik van antibiotica als groeibevorderaars verbieden, het Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU van de Commissie van 12 november 2013 betreffende de monitoring en rapportage van antimicrobiële resistentie bij zoönische en commensale bacteriën (20), de beschikkingen van de Commissie na afloop van de arbitrageprocedures overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG, met als resultaat wijzigingen in de toekenning van vergunningen voor het in de handel brengen van producten met cruciale antimicrobiële stoffen, om de specifieke maatregelen weer te geven die tegen de ontwikkeling van AMR zijn genomen, en de richtsnoeren voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde (2015/C-99/04) (21).

12.

IS VERHEUGD OVER de lopende werkzaamheden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldbank inzake de economische gevolgen van AMR.

13.

SPREEKT ZIJN BEZORGDHEID UIT over de door de OESO verstrekte gegevens waaruit blijkt dat naar schatting 700 000 sterfgevallen per jaar in de wereld te wijten zijn aan AMR. In vergelijking met een wereld zonder AMR, kan de economische gevolgen van de huidige cijfers voor antibacteriële resistentie in OESO-landen oplopen tot ongeveer 0,03 % van het bbp in 2020, 0,07 % in 2030 en 0,16 % in 2050. Dit zou in 2050 tot cumulatieve verliezen van ongeveer 2,9 biljoen USD leiden (22).

14.

IS ZICH BEWUST VAN de wetenschappelijke adviezen en verslagen over antimicrobiële resistentie gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA).

15.

ERKENT dat door de complexiteit van het probleem, de grensoverschrijdende dimensie ervan en de hoge economische kosten, de gevolgen van antimicrobiële resistentie verder reiken dan alleen de gezondheid van mens en dier en een wereldwijde bedreiging voor de volksgezondheid vormen, die de hele samenleving beïnvloedt en een dringend en gecoördineerd intersectoraal optreden vereist, waar nodig gebaseerd op het voorzorgsbeginsel (23).

16.

ONDERSTREEPT dat om de ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële stoffen, alternatieve therapieën en (snelle) diagnosevorming te bevorderen, er op EU en mondiaal niveau coördinatie en samenwerking bij onderzoeksprogramma’s en initiatieven nodig zijn en ONDERKENT het werk dat onder andere is verricht door het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) project Drive-AB (bevordering van herinvestering in onderzoek en ontwikkeling en verantwoordelijk antibioticagebruik), de voorstellen van het beoordelingsteam van antimicrobiële resistentie (24) en het gezamenlijke programmeringsinitiatief inzake antimicrobiële resistentie (25).

17.

BENADRUKT dat nauwere samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie en de farmaceutische industrie van cruciaal belang is op het vlak van verminderde beschikbaarheid en de mogelijke verwijdering uit de handel van antimicrobiële stoffen, wat kan leiden tot tekorten aan antimicrobiële stoffen en ontoereikende vervangende therapieën.

18.

WIJST EROP dat om vooruitgang te boeken in de strijd tegen AMR, het nieuwe EU-actieplan meetbare (kwantitatief en kwalitatief duidelijk omschreven) doelstellingen, maatstaven en doeltreffende maatregelen moet bevatten om deze doelstellingen te bereiken.

19.

BEKLEMTOONT dat het succes van de strijd tegen antimicrobiële resistentie sterk afhangt van het engagement en de bereidheid van regeringen om actie te ondernemen om de uitvoering van de initiatieven in het kader van de „één gezondheid”-benadering waarbij alle relevante sectoren worden betrokken, te waarborgen, en van de wil van alle EU-lidstaten om samen te werken binnen de EU en op internationaal niveau.

20.

IS INGENOMEN MET de ministeriële „één gezondheid”-conferentie over AMR (26) die op 9 en 10 februari 2016 in Amsterdam is gehouden en waar de politieke wil om het AMR-probleem aan te pakken door middel van een „één gezondheid”-benadering werd besproken, met onder meer een betere samenwerking tussen de lidstaten via een „één gezondheid”-netwerk van de EU voor AMR. Het „één gezondheid”-netwerk van de EU is geen nieuwe bestuursstructuur, maar zal functioneren via gezamenlijke vergaderingen van bestaande groeperingen op het gebied van volksgezondheid, voeding en diergeneeskunde, zoals de Groep AMR en het Comité voor de beveiliging van de gezondheid. Het „één gezondheid”-netwerk van de EU zal op regelmatige basis worden gebruikt om kwesties in verband met AMR te bespreken vanuit een „één gezondheid”-perspectief, en er zal onder meer informatie tussen de lidstaten worden uitgewisseld over de gemaakte vooruitgang bij de uitvoering van de nationale actieplannen tegen AMR en over de ontwikkeling en uitvoering van het EU-actieplan.

21.

ROEPT DE LIDSTATEN ERTOE OP:

1.

uiterlijk medio 2017 een nationaal actieplan tegen antimicrobiële resistentie op te stellen, op basis van de „één gezondheid”-benadering en overeenkomstig de doelstellingen van het mondiale actieplan van de WHO. Het nationale actieplan is afgestemd op de nationale situatie en moet:

a)

ervoor zorgen dat bij maatregelen en acties op de verschillende gebieden rekening wordt gehouden met de bedreiging van de volksgezondheid door AMR;

b)

ontwikkeld en uitgevoerd worden in samenwerking met alle betrokken ministeries en belanghebbenden in de openbare en particuliere sector;

c)

meetbare doelstellingen omvatten ter vermindering van infecties bij mens en dier, het gebruik van antimicrobiële stoffen in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector en de antimicrobiële resistentie op alle gebieden. Deze doelstellingen kunnen kwalitatief en/of kwantitatief zijn en moeten bereikt worden met effectieve maatregelen die zijn aangepast aan de nationale situatie van de lidstaten;

d)

maatregelen omvatten om het risico van AMR te verminderen en het verstandig gebruik van antimicrobiële middelen in de diergeneeskunde te versterken, overeenkomstig EU- (27) en nationale richtsnoeren, zoals acties om het standaard preventieve gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik te vermijden en acties om het gebruik bij dieren van antimicrobiële stoffen die van cruciaal belang zijn voor de gezondheid van de mens te beteugelen (bijv. gebruik op basis van een test op antimicrobiële gevoeligheid);

e)

maatregelen omvatten om het risico van AMR te verminderen en het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde te versterken, zoals acties om voorschrijfpraktijken te verbeteren en het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen die van cruciaal belang zijn voor de gezondheid van de mens te bevorderen (bijv. gebruik op basis van een test op antimicrobiële gevoeligheid);

f)

het mechanisme omvatten om nationale actieplannen uit te voeren en toezicht te houden op de vorderingen daarbij, ook de manier om het toezicht verder aan te scherpen en de kwaliteit en de vergelijkbaarheid te verbeteren van gegevens die aan het ECDC, de EFSA en het EMA zijn verstrekt over het gebruik van antimicrobiële stoffen en over resistentie bij mens en dier, in de voedselketen en mogelijk het milieu;

g)

de wijze omvatten waarop de handhaving van de wetgeving op het gebied van AMR in de lidstaat wordt georganiseerd en gewaarborgd;

h)

onderwijsprogramma’s, in voorkomend geval, en gerichte campagnes omvatten ter bewustmaking van consumenten, houders van dieren en betrokken professionals;

2.

binnen het „één gezondheid”-netwerk van de EU hun nationale actieplannen voor te stellen en beste praktijken uit te wisselen, beleidsopties te bespreken, manieren om de reacties beter te coördineren en elkaar op de hoogte te houden van de vooruitgang bij het uitvoeren van de actieplannen;

3.

de dialoog met de farmaceutische industrie te ondersteunen om bestaande doeltreffende antimicrobiële stoffen voor menselijke geneeskunde en diergeneeskunde op de markt te houden, en alternatieve oplossingen te onderzoeken om de beschikbaarheid van deze antimicrobiële stoffen op de markt te waarborgen;

4.

hun engagement betreffende het bestaande gezamenlijke programmeringsinitiatief inzake AMR (28) te bundelen en te versterken;

5.

de tenuitvoerlegging van maatregelen ter voorkoming van infecties bij dieren te bevorderen en te vergemakkelijken, zoals het gebruik van vaccins en het treffen van bioveiligheidsmaatregelen om de infectiedruk te verminderen en aldus de noodzaak om antibiotica te gebruiken;

6.

het gebruik van diagnostische hulpmiddelen waaronder snelle tests en de aanvaarding ervan in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector te bevorderen om de voorschrijving van antimicrobiële middelen te verbeteren.

22.

ROEPT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE ERTOE OP:

1.

met inachtneming van de bevoegdheden van de lidstaten, samen een nieuw en alomvattend EU-actieplan inzake antimicrobiële resistentie volgens de „één gezondheid”-benadering uit te werken, rekening houdend met de evaluatie van het huidige actieplan, de besprekingen tijdens de ministeriële „één gezondheid”-conferentie van de EU over AMR van 10 februari 2016 en het mondiale actieplan van de WHO. Het nieuwe actieplan van de EU dient de volgende maatregelen en meetbare (29) doelstellingen te omvatten:

a)

maatregelen om infecties te voorkomen en het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde te waarborgen;

b)

maatregelen ter bestrijding van illegale praktijken op het gebied van de handel in en het gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde;

c)

het toezicht op AMR bij mens en dier, in de voeding en het milieu op EU-niveau op één lijn brengen;

d)

tijdens de looptijd van het nieuwe EU-actieplan de antimicrobiële resistentie bij mens en dier en in het milieu in de EU verminderen;

e)

tijdens de looptijd van het nieuwe EU-actieplan de verschillen tussen de lidstaten in het gebruik van antimicrobiële stoffen voor de gezondheid van mens en dier verminderen, terwijl lidstaten met een relatief laag gebruik hun verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen ook zouden moeten voortzetten;

f)

tijdens de looptijd van het nieuwe EU-actieplan zorginfecties in de EU verminderen;

g)

indicatoren ontwikkelen ter beoordeling van de vooruitgang die is geboekt bij het aanpakken van AMR en de uitvoering van het EU-actieplan.

2.

de coördinatie en de samenwerking tussen de lidstaten onderling, tussen de lidstaten en de Commissie, en tussen de menselijke, voedings-, veterinaire, milieu- en onderzoekssector en andere betrokken sectoren te versterken, en actief deel te nemen aan de gezamenlijke discussies van het „één gezondheid”-netwerk van de EU zoals gedefinieerd in punt 20;

3.

de ontwikkeling, vooruitgang en uitvoering van het EU-actieplan in het kader van het „één gezondheid”-netwerk te bespreken;

4.

te streven naar ambitieuze wetgevingsmaatregelen die het risico van AMR voor de volksgezondheid aanpakken, op de gebieden waar er bevoegdheid is om dat te doen, bijvoorbeeld op het gebied van diergeneesmiddelen en gemedicineerd diervoeder;

5.

richtsnoeren van de Europese Unie te ontwikkelen inzake het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in menselijke geneeskunde ter ondersteuning van nationale richtsnoeren en aanbevelingen;

6.

een vrijwillig systeem van intercollegiale toetsing tussen de landen in te stellen waarin vertegenwoordigers van een of meer lidstaten elkaars nationale actieplan evalueren, na te denken over beleidsopties en aanbevelingen te doen ter ondersteuning van lidstaten om genomen maatregelen te verbeteren. Dit systeem van intercollegiale toetsing tussen de landen vormt een aanvulling op andere bestaande beoordelingsinstrumenten of controleactiviteiten (bijv. ECDC, Directoraat Audits en analyses op het gebied van gezondheid en voedsel (30) of WHO);

7.

te verzekeren dat de EU een gemeenschappelijke aanpak heeft in de mondiale discussies over AMR, met name inzake de tenuitvoerlegging van het GAP van de WHO, de resoluties over AMR van de FAO en de OIE en de uitvoering en bijwerking van de intergouvernementele normen in verband met AMR die door de Codex Alimentarius en het OIE zijn gepubliceerd;

8.

in het kader van het „één gezondheid”-netwerk inzake AMR, de strategische onderzoeksagenda’s van bestaande R&D-initiatieven in verband met antibiotica, alternatieven en diagnostiek op één lijn te brengen, prioriteiten te stellen op basis van de maatschappelijke behoefde op het vlak van volksgezondheid, diergezondheid en het milieu, rekening houdend met de lacunes op dit gebied;

9.

actief deel te nemen aan initiatieven en voorstellen om een nieuw bedrijfsmodel ten uitvoer te leggen om nieuwe antibiotica op de markt te brengen, met inbegrip van modellen waarvan de kosten van of inkomsten uit investeringen losgekoppeld zijn van verkoopvolumes;

10.

alle betrokken partijen, met inbegrip van nationale regelgevende instanties, aan te moedigen om in de bestaande relevante fora (bv. het „één gezondheid”-netwerk) beraad te houden over het regelgevingskader met betrekking tot antibiotica teneinde onderzoek en ontwikkeling te stimuleren en procedures voor het verlenen van vergunningen voor het in de handel brengen van nieuwe antibiotica te vergemakkelijken;

11.

het gebruik van alternatieve opties voor behandeling en preventie aan te moedigen, met inbegrip van vaccins en de ontwikkeling en het gebruik van betaalbare diagnostische tests in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde;

12.

in nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie het voorstel te steunen om AMR op de agenda te zetten van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in september 2016, volgens het mandaat van het mondiaal actieplan van de WHO en de resoluties van de FAO inzake AMR, om bewustwording over de kwestie op het hoogste politieke niveau te creëren, met name bij alle staatshoofden en alle betrokken VN-organisaties, en te streven naar ambitieuze resultaten.

23.

ROEPT DE COMMISSIE ERTOE OP:

1.

het lidstaten te vergemakkelijken en ze te ondersteunen bij de ontwikkeling, beoordeling en uitvoering van nationale actieplannen tegen AMR, ook steun te bieden ter verbetering van toezicht- en surveillancesystemen en zich te beraden over financiële steun binnen bestaande kaders;

2.

de geregelde bijeenkomsten van het „één gezondheid”-netwerk van de EU betreffende AMR zoals omschreven in punt 20 te faciliteren en te ondersteunen;

3.

minstens eenmaal per jaar verslag uit te brengen bij de Raad over de activiteiten van het „één gezondheid”-netwerk, met inbegrip van de ontwikkelingen op het gebied van de uitvoering van het EU-actieplan tegen AMR;

4.

te zorgen voor een geharmoniseerde aanpak bij het voorkomen van de introductie en verspreiding van nieuwe antimicrobiële resistentie in de veehouderij en in de voedselketen met mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid (bijv. resistentie tegen carbapenem);

5.

bij wijze van prioriteit specifieke handelingen uit hoofde van de verordening betreffende overdraagbare dierziekten („diergezondheidswetgeving”) (31) uit te werken, met inbegrip van maatregelen ter voorkoming van infecties, goede beheerspraktijken in de veehouderij en geharmoniseerde surveillancesystemen voor dierziekteverwekkers;

6.

de EU-normen en het EU-beleid inzake AMR actief te bevorderen en te verdedigen bij multilaterale en bilaterale dialogen en overeenkomsten tussen de EU en haar partners, in het bijzonder:

a)

het belang van infectiepreventie en het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen, en het versterken van de bewustwording over de risico’s van AMR in de menselijke geneeskunde en de diergeneeskunde;

b)

het verbod op het gebruik van antibiotica als groeibevorderaar van vee;

c)

het vermijden van het standaard preventieve gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde;

d)

de beperkingen op het gebruik in de diergeneeskunde van antimicrobiële stoffen die niet zijn toegelaten of die in beperkte mate mogen worden gebruikt in de EU, omdat ze van cruciaal belang zijn voor de preventie en behandeling van levensbedreigende infecties bij mensen;

e)

de EU-voorschriften voor de invoer van levende dieren en producten daarvan;

f)

het concept van het voorzorgsbeginsel (32).

7.

studies naar de economische gevolgen voor de menselijke en de dierlijke sector aan te moedigen om de kosten van AMR te berekenen.


(1)  PB L 34 van 5.2.2002, blz. 13.

(2)  5427/06 [COM(2005) 684 definitief] en 8493/10 [COM(2010) 141 definitief].

(3)  PB C 151 van 3.7.2009, blz. 1.

(4)  COM(2012) 658 en COM(2014) 371.

(5)  9637/08.

(6)  PB C 302 van 12.12.2009, blz. 10.

(7)  PB C 211 van 18.7.2012, blz. 2.

(8)  PB C 438 van 6.12.2014, blz. 7.

(9)  P7_TA(2011)0238.

(10)  P7_TA(2011)0473.

(11)  2012/2041 (INI).

(12)  2014/2207 (INI).

(13)  COM(2001) 333 definitief, deel I.

(14)  Doc. 16939/11 [COM(2011)748].

(15)  http://apps.who.int/gb/ebwha/pdf_files/WHA68/A68_ACONF1Rev1-en.pdf?ua=1

(16)  CAC 39-C-2015/21.

(17)  https://www.g7germany.de/Content/EN/Artikel/2015/06_en/g7-gipfel-dokumente_en.html

(18)  PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1.

(19)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(20)  PB L 303 van 14.11.2013, blz. 26.

(21)  PB C 299 van 11.9.2015, blz. 7.

(22)  http://www.oecd.org/els/health-systems/Antimicrobial-Resistance-in-G7-Countries-and-Beyond.pdf;

NB: in het aangehaalde verslag betekent het Engelse „trillion”„biljoen”, namelijk 1012.

(23)  Mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel (COM(2000) 1 definitief van 2 februari 2000).

(24)  Onder leiding van J. O’Neill (http://amr-review.org/).

(25)  http://www.jpiamr.eu/

(26)  http://english.eu2016.nl/events/2016/02/10/ministerial-conference-on-amr

(27)  Richtsnoeren van de Commissie voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde (2015/C-299/04) http://ec.europa.eu/health/antimicrobial_resistance/docs/2015_prudent_use_guidelines_en.pdf

(28)  http://www.jpiamr.eu/

(29)  Zie punt 18.

(30)  Het Directoraat Audits en analyses op het gebied van gezondheid en voedsel van het Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie, voorheen het „Voedsel- en Veterinair Bureau”.

(31)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).

(32)  Zie ook punt 15.


Top