This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52016XG0723(02)
Council conclusions on the next steps under a One Health approach to combat antimicrobial resistance
Conclusies van de Raad over de volgende stappen in het kader van de „één gezondheid”-benadering ter bestrijding van antimicrobiële resistentie („One Health”)
Conclusies van de Raad over de volgende stappen in het kader van de „één gezondheid”-benadering ter bestrijding van antimicrobiële resistentie („One Health”)
PB C 269 van 23.7.2016, p. 26–30
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
23.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 269/26 |
Conclusies van de Raad over de volgende stappen in het kader van de „één gezondheid”-benadering ter bestrijding van antimicrobiële resistentie („One Health”)
(2016/C 269/05)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
1. |
HERINNERT AAN de aanbeveling van de Raad van 15 november 2001 betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in menselijke geneeskunde (1) en de verslagen van december 2005 en april 2010 van de Commissie aan de Raad over de uitvoering ervan (2) en de aanbeveling van de Raad van 9 juni 2009 betreffende patiëntveiligheid, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties (3) en de verslagen van november 2012 en juni 2014 van de Commissie aan de Raad over de uitvoering ervan (4). |
2. |
WIJST OP de conclusies van de Raad van 10 juni 2008 over antimicrobiële resistentie (AMR) (5), de conclusies van de Raad van 1 december 2009 over innovatieve stimuli voor effectieve antibiotica (6), de conclusies van de Raad van 22 juni 2012 over de gevolgen van antimicrobiële resistentie in de volksgezondheidssector en de veterinaire sector — een „één gezondheid”-perspectief (7) en de conclusies van de Raad van 1 december 2014 over patiëntveiligheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, met inbegrip van de preventie en bestrijding van zorginfecties en antimicrobiële resistentie (8). |
3. |
MEMOREERT de resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2011 over antibioticaresistentie (9), de resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2011 over het gevaar van antimicrobiële resistentie voor de volksgezondheid (10), de resolutie van het Europees Parlement van 11 december 2012 over microbiële uitdagingen — het toenemende gevaar van AMR (11) en de resolutie van het Europees Parlement van 19 mei 2015 over veiligere gezondheidszorg in Europa: verbetering van de patiëntveiligheid en bestrijding van antimicrobiële resistentie (12). |
4. |
HERINNERT AAN de communautaire strategie van 2001 tegen AMR (13) en de mededeling van de Europese Commissie van 15 november 2011 over een actieplan tegen het toenemende gevaar van antimicrobiële resistentie (14) en het resultaat van de evaluatie van het vijfjarige actieplan van de Europese Commissie. |
5. |
IS INGENOMEN MET het mondiaal actieplan (GAP) inzake antimicrobiële resistentie (15) dat is opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) met de bijdrage van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) en de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) en dat in mei 2015 unaniem is goedgekeurd door de 68e Wereldgezondheidsvergadering, waarbij alle lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie worden opgeroepen om uiterlijk medio 2017 nationale actieplannen tegen AMR uit te werken. |
6. |
IS VERHEUGD OVER de resolutie over antimicrobiële resistentie die in juni 2015 door de 39e conferentie van de FAO is aangenomen en over de resolutie voor het bestrijden van antimicrobiële resistentie en het bevorderen van het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen bij dieren, die in mei 2015 tijdens de World Assembly of Delegates van de OIE is aangenomen. |
7. |
VERWELKOMT het initiatief van de Codex Alimentarius-Commissie (16) met betrekking tot de noodzaak tot het herzien en actualiseren van de normen, codes en richtsnoeren in verband met AMR. |
8. |
STAAT POSITIEF TEGENOVER andere internationale en regionale initiatieven zoals de verklaring van de G-7 over antimicrobiële resistentie (17) en het besluit om antimicrobiële resistentie op de agenda van de G20 te zetten. |
9. |
HERINNERT ERAAN dat met betrekking tot de volksgezondheid het optreden van de Unie is vastgelegd in artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. |
10. |
WIJST EROP dat antimicrobiële resistentie een grensoverschrijdende gezondheidsbedreiging vormt, die door een enkele lidstaat niet afdoende kan worden aangepakt en die niet tot een geografisch gebied of een lidstaat kan worden beperkt, en dat daarom nauwe samenwerking en coördinatie tussen de lidstaten nodig is, zoals omschreven in Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid (18). |
11. |
BRENGT IN HERINNERING dat in de veterinaire sector al een aantal wetgevende en niet-wetgevende maatregelen op EU-niveau zijn genomen en worden genomen om een gemeenschappelijke EU-aanpak te coördineren en te verzekeren om het risico op AMR te verminderen. Deze maatregelen omvatten vooral die welke zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (19), die het gebruik van antibiotica als groeibevorderaars verbieden, het Uitvoeringsbesluit 2013/652/EU van de Commissie van 12 november 2013 betreffende de monitoring en rapportage van antimicrobiële resistentie bij zoönische en commensale bacteriën (20), de beschikkingen van de Commissie na afloop van de arbitrageprocedures overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG, met als resultaat wijzigingen in de toekenning van vergunningen voor het in de handel brengen van producten met cruciale antimicrobiële stoffen, om de specifieke maatregelen weer te geven die tegen de ontwikkeling van AMR zijn genomen, en de richtsnoeren voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde (2015/C-99/04) (21). |
12. |
IS VERHEUGD OVER de lopende werkzaamheden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Wereldbank inzake de economische gevolgen van AMR. |
13. |
SPREEKT ZIJN BEZORGDHEID UIT over de door de OESO verstrekte gegevens waaruit blijkt dat naar schatting 700 000 sterfgevallen per jaar in de wereld te wijten zijn aan AMR. In vergelijking met een wereld zonder AMR, kan de economische gevolgen van de huidige cijfers voor antibacteriële resistentie in OESO-landen oplopen tot ongeveer 0,03 % van het bbp in 2020, 0,07 % in 2030 en 0,16 % in 2050. Dit zou in 2050 tot cumulatieve verliezen van ongeveer 2,9 biljoen USD leiden (22). |
14. |
IS ZICH BEWUST VAN de wetenschappelijke adviezen en verslagen over antimicrobiële resistentie gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). |
15. |
ERKENT dat door de complexiteit van het probleem, de grensoverschrijdende dimensie ervan en de hoge economische kosten, de gevolgen van antimicrobiële resistentie verder reiken dan alleen de gezondheid van mens en dier en een wereldwijde bedreiging voor de volksgezondheid vormen, die de hele samenleving beïnvloedt en een dringend en gecoördineerd intersectoraal optreden vereist, waar nodig gebaseerd op het voorzorgsbeginsel (23). |
16. |
ONDERSTREEPT dat om de ontwikkeling van nieuwe antimicrobiële stoffen, alternatieve therapieën en (snelle) diagnosevorming te bevorderen, er op EU en mondiaal niveau coördinatie en samenwerking bij onderzoeksprogramma’s en initiatieven nodig zijn en ONDERKENT het werk dat onder andere is verricht door het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) project Drive-AB (bevordering van herinvestering in onderzoek en ontwikkeling en verantwoordelijk antibioticagebruik), de voorstellen van het beoordelingsteam van antimicrobiële resistentie (24) en het gezamenlijke programmeringsinitiatief inzake antimicrobiële resistentie (25). |
17. |
BENADRUKT dat nauwere samenwerking tussen de lidstaten en met de Commissie en de farmaceutische industrie van cruciaal belang is op het vlak van verminderde beschikbaarheid en de mogelijke verwijdering uit de handel van antimicrobiële stoffen, wat kan leiden tot tekorten aan antimicrobiële stoffen en ontoereikende vervangende therapieën. |
18. |
WIJST EROP dat om vooruitgang te boeken in de strijd tegen AMR, het nieuwe EU-actieplan meetbare (kwantitatief en kwalitatief duidelijk omschreven) doelstellingen, maatstaven en doeltreffende maatregelen moet bevatten om deze doelstellingen te bereiken. |
19. |
BEKLEMTOONT dat het succes van de strijd tegen antimicrobiële resistentie sterk afhangt van het engagement en de bereidheid van regeringen om actie te ondernemen om de uitvoering van de initiatieven in het kader van de „één gezondheid”-benadering waarbij alle relevante sectoren worden betrokken, te waarborgen, en van de wil van alle EU-lidstaten om samen te werken binnen de EU en op internationaal niveau. |
20. |
IS INGENOMEN MET de ministeriële „één gezondheid”-conferentie over AMR (26) die op 9 en 10 februari 2016 in Amsterdam is gehouden en waar de politieke wil om het AMR-probleem aan te pakken door middel van een „één gezondheid”-benadering werd besproken, met onder meer een betere samenwerking tussen de lidstaten via een „één gezondheid”-netwerk van de EU voor AMR. Het „één gezondheid”-netwerk van de EU is geen nieuwe bestuursstructuur, maar zal functioneren via gezamenlijke vergaderingen van bestaande groeperingen op het gebied van volksgezondheid, voeding en diergeneeskunde, zoals de Groep AMR en het Comité voor de beveiliging van de gezondheid. Het „één gezondheid”-netwerk van de EU zal op regelmatige basis worden gebruikt om kwesties in verband met AMR te bespreken vanuit een „één gezondheid”-perspectief, en er zal onder meer informatie tussen de lidstaten worden uitgewisseld over de gemaakte vooruitgang bij de uitvoering van de nationale actieplannen tegen AMR en over de ontwikkeling en uitvoering van het EU-actieplan. |
21. |
ROEPT DE LIDSTATEN ERTOE OP:
|
22. |
ROEPT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE ERTOE OP:
|
23. |
ROEPT DE COMMISSIE ERTOE OP:
|
(1) PB L 34 van 5.2.2002, blz. 13.
(2) 5427/06 [COM(2005) 684 definitief] en 8493/10 [COM(2010) 141 definitief].
(3) PB C 151 van 3.7.2009, blz. 1.
(4) COM(2012) 658 en COM(2014) 371.
(5) 9637/08.
(6) PB C 302 van 12.12.2009, blz. 10.
(7) PB C 211 van 18.7.2012, blz. 2.
(8) PB C 438 van 6.12.2014, blz. 7.
(9) P7_TA(2011)0238.
(10) P7_TA(2011)0473.
(11) 2012/2041 (INI).
(12) 2014/2207 (INI).
(13) COM(2001) 333 definitief, deel I.
(14) Doc. 16939/11 [COM(2011)748].
(15) http://apps.who.int/gb/ebwha/pdf_files/WHA68/A68_ACONF1Rev1-en.pdf?ua=1
(16) CAC 39-C-2015/21.
(17) https://www.g7germany.de/Content/EN/Artikel/2015/06_en/g7-gipfel-dokumente_en.html
(18) PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1.
(19) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(20) PB L 303 van 14.11.2013, blz. 26.
(21) PB C 299 van 11.9.2015, blz. 7.
(22) http://www.oecd.org/els/health-systems/Antimicrobial-Resistance-in-G7-Countries-and-Beyond.pdf;
NB: in het aangehaalde verslag betekent het Engelse „trillion”„biljoen”, namelijk 1012.
(23) Mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel (COM(2000) 1 definitief van 2 februari 2000).
(24) Onder leiding van J. O’Neill (http://amr-review.org/).
(25) http://www.jpiamr.eu/
(26) http://english.eu2016.nl/events/2016/02/10/ministerial-conference-on-amr
(27) Richtsnoeren van de Commissie voor het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de diergeneeskunde (2015/C-299/04) http://ec.europa.eu/health/antimicrobial_resistance/docs/2015_prudent_use_guidelines_en.pdf
(28) http://www.jpiamr.eu/
(29) Zie punt 18.
(30) Het Directoraat Audits en analyses op het gebied van gezondheid en voedsel van het Directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid van de Commissie, voorheen het „Voedsel- en Veterinair Bureau”.
(31) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
(32) Zie ook punt 15.