Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016XC0723(01)

Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bij de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen („ESI-fondsen”)

C/2016/4384

PB C 269 van 23.7.2016, p. 1–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

23.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 269/1


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Richtsnoeren voor de eerbiediging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bij de tenuitvoerlegging van de Europese structuur- en investeringsfondsen („ESI-fondsen”)

(2016/C 269/01)

Inhoud

1.

Inleiding 1

2.

De inhoud en juridische status van het Handvest van de grondrechten 2

2.1.

De inhoud van het Handvest 2

2.2.

Juridische status en toepasselijkheid van het Handvest 3

2.2.1.

Juridische status van het Handvest 3

2.2.2.

Toepasselijkheid van het Handvest 3

3.

Tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen en het Handvest 3

3.1.

Vaststellen van de interventiestrategie voor de ESI-fondsen en opstellen van de programmeringsdocumenten (uitstippelen van kaders voor strategisch beleid, partnerschapsovereenkomsten, programma’s e.d.) 4

3.2.

Opzetten van systemen voor beheer, bewaking en controle 5

3.3.

Ten uitvoer leggen van programma’s en uitvoeren van concrete acties zoals uiteengezet in een projectbeschrijving voor werkzaamheden ter uitvoering van ESI-fondsen 5

3.4.

Toepasselijkheid van het Handvest in het kader van het cohesiebeleid: waarom is het Handvest van belang voor de overheidsinstellingen die de ESI-fondsen beheren? 6

4.

Beoordeling van overeenstemming met het Handvest — controlelijst voor de grondrechten 6

Bijlagen

Bijlage I — Voorbeelden van tenuitvoerlegging van EU-recht door lidstaten in het kader van ESI-fondsen

Bijlage II — Grondrechten in de EU buiten het Handvest

Bijlage III — Kernvragen

1.   INLEIDING

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) is met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009 juridisch bindend geworden voor de EU. Het heeft nu dezelfde juridische waarde als de EU-Verdragen. Eerbiediging van de in het Handvest verankerde grondrechten is dan ook een juridische verplichting voor de instellingen, organen en instanties van de EU bij al hun acties en voor de lidstaten van de EU wanneer zij EU-recht ten uitvoer brengen.

Met deze richtsnoeren wordt lidstaten uitgelegd hoe belangrijk het is om het Handvest in acht te nemen bij de uitvoering van ESI-fondsen en wordt een praktisch instrument aangereikt, de „controlelijst voor de grondrechten”, waarmee lidstaten kunnen nagaan in hoeverre de uitvoeringsmaatregelen van de ESI-fondsen aan het Handvest voldoen.

In de richtsnoeren wordt ingegaan op de inhoud, de juridische status en de toepasselijkheid van het Handvest in het algemeen en in het kader van de ESI-fondsen. Tevens wordt uiteengezet hoe wordt toegezien op naleving van het Handvest in het kader van de ESI-fondsen en wat de mogelijke gevolgen zijn wanneer het Handvest niet in acht wordt genomen. De richtsnoeren bevatten ook aanbevelingen voor de relevante actoren over de beoordeling van overeenstemming van de acties met het Handvest en er wordt in aangegeven welke acties in het kader van ESI-fondsen worden beschouwd als acties die het EU-recht ten uitvoer leggen.

2.   DE INHOUD EN JURIDISCHE STATUS VAN HET HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN

2.1.   De inhoud van het Handvest

Het Handvest omvat rechten en beginselen rondom zes thema’s: waardigheid, vrijheden, gelijkheid, solidariteit, burgerschap en rechtspleging zoals samengevat in onderstaande tabel.

Titel I „Waardigheid” (artikelen 1-5):

de menselijke waardigheid, het recht op leven, het recht op menselijke integriteit, het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, het verbod van slavernij en dwangarbeid;

Titel II „Vrijheden” (artikelen 6-19):

het recht op vrijheid en veiligheid, de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten, de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, de vrijheid van vergadering en vereniging, de vrijheid van kunsten en wetenschappen, het recht op onderwijs, de vrijheid van beroep en het recht te werken, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op asiel, bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering;

Titel III „Gelijkheid” (artikelen 20-26):

gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal, de gelijkheid van vrouwen en mannen, de rechten van het kind, de rechten van ouderen, de integratie van personen met een handicap;

Titel IV „Solidariteit” (artikelen 27-38):

het recht op informatie en raadpleging van de werknemers binnen de onderneming, het recht op collectieve onderhandelingen en op collectieve actie, het recht op toegang tot arbeidsbemiddeling, bescherming bij kennelijk onredelijk ontslag, rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden, het verbod van kinderarbeid en de bescherming van jongeren op het werk, het beroeps- en gezinsleven, sociale zekerheid en sociale bijstand, de gezondheidszorg, de toegang tot diensten van algemeen economisch belang, milieubescherming, consumentenbescherming;

Titel V „Burgerschap” (artikelen 39-46):

actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen, recht op behoorlijk bestuur, recht van inzage in documenten, het recht zich tot de Europese Ombudsman te wenden, recht van petitie, vrijheid van verkeer en van verblijf, diplomatieke en consulaire bescherming;

Titel VI „Rechtspleging” (artikelen 47-50):

recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging, legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen, recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft.

De tekst van het Handvest kan via de volgende link worden geraadpleegd:

http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:12012P/TXT

De toelichtingen bij het Handvest vormen een hulpmiddel voor de interpretatie van de bepalingen ervan. Ze zijn via de volgende link te vinden:

http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:32007X1214(01)&from=EN

Het Bureau voor de grondrechten (FRA) heeft Charterpedia ontwikkeld, een gebruikersvriendelijke onlinetool voor publieksvoorlichting over grondrechten. Hierin is internationaal, Europees en nationaal constitutioneel recht op het gebied van grondrechten opgenomen dat verband houdt met de thema’s, hoofdstukken en artikelen van het Handvest (1)

2.2.   Juridische status en toepasselijkheid van het Handvest

2.2.1.   Juridische status van het Handvest

Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon heeft het Handvest dezelfde juridische waarde als de EU-Verdragen. Het is juridisch bindend en de eerbiediging van de in het Handvest verankerde grondrechten is een wettelijke verplichting.

Volgens artikel 51, lid 1, van het Handvest zijn de bepalingen ervan gericht tot de instellingen, organen en instanties van de Europese Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, en tot de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Derhalve dienen zij bij het vaststellen en uitvoeren van regelgeving de rechten en beginselen van het Handvest na te leven en de toepassing ervan te bevorderen overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden. In artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 51, lid 2, van het Handvest is vastgelegd dat de bepalingen van het Handvest de in de Verdragen verankerde bevoegdheden van de Unie geenszins uitbreiden.

De verplichting om in het Handvest neergelegde rechten te eerbiedigen, is voor lidstaten enkel bindend wanneer zij binnen de werkingssfeer van het EU-recht handelen. Wat betreft lidstaten is het Handvest van toepassing op alle „onderdelen van de overheid”. Bij de tenuitvoerlegging van het EU-recht geldt het Handvest dus voor centrale overheden, maar ook voor regionale, lokale en andere overheidsinstanties.

In het kader van de tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen vallen alle acties die de lidstaten ter uitvoering van de toepasselijke regelgeving ondernemen, binnen de werkingssfeer van het EU-recht. Het Handvest kan van toepassing zijn op begunstigden van ESI-fondsen, ongeacht hun rechtsvorm, waaraan op grond van een door een lidstaat aangenomen maatregel verantwoordelijkheid is toegekend voor het verrichten van een publieke dienst onder toezicht van de staat en die daartoe beschikken over bijzondere bevoegdheden die verder reiken dan de bevoegdheden die voortvloeien uit de normale regels zoals die gelden voor betrekkingen tussen individuen.

De eerbiediging van de grondrechten van het Handvest vormt een wettelijke verplichting, maar het Handvest bevat niet een wettelijke verplichting om actieve maatregelen te treffen ter bevordering van de rechten die erin zijn verankerd. Wel worden lidstaten aangemoedigd dergelijke maatregelen vast te stellen indien zij dat wensen.

2.2.2.   Toepasselijkheid van het Handvest

Overeenkomstig artikel 51, lid 1, van het Handvest, is het uitsluitend gericht tot de lidstaten wanneer zij het EU-recht ten uitvoer brengen.

Volgens vaste rechtspraak van het HvJ-EU waarin deze bepalingen zijn uitgelegd, houdt het begrip „lidstaten die EU-recht ten uitvoer brengen” niet in dat lidstaten automatisch EU-recht ten uitvoer leggen wanneer zij steun bieden in het kader van de ESI-fondsen, ongeacht de vraag welke „nationale maatregel” of „nationale wetgeving” ten grondslag ligt aan de handeling waartegen een klager of aanvrager bezwaar maakt.

Om te kunnen bepalen of een nationale regeling het EU-recht ten uitvoer brengt, moet volgens het HvJ-EU „onder meer worden nagegaan

of zij de uitvoering van een Unierechtelijke bepaling beoogt;

wat de aard van deze regeling is;

of zij niet andere doelstellingen nastreeft dan die waarop het EU-recht ziet, ook al zou die regeling dit recht indirect kunnen beïnvloeden,

en of er een Unierechtelijke regeling bestaat die specifiek is voor deze materie of deze kan beïnvloeden.”.

Bovenstaande redenering is mutatis mutandis van toepassing op elke nationale maatregel waarmee EU-recht ten uitvoer wordt gelegd, of het nu om wetgeving gaat of niet.

Het Hof heeft voorts bevestigd dat het begrip „ten uitvoer brengen van het EU-recht” in het kader van het cohesiebeleid, zoals op andere terreinen, vereist dat er een zekere mate van een verband bestaat dat verder gaat dan het dicht bij elkaar liggen van de betrokken materies of de indirecte invloed van de ene materie op de andere.

Uit deze rechtspraak volgt dat moet worden onderzocht of een nationale maatregel in de praktijk al dan niet dient ter uitvoering van een bepaling uit het EU-recht.

In deel 3 en bijlage I bij dit document wordt nader ingegaan op de tenuitvoerlegging van het EU-recht in het kader van de tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen.

3.   TENUITVOERLEGGING VAN DE ESI-FONDSEN EN HET HANDVEST

In het kader van de tenuitvoerlegging van het cohesiebeleid zijn de bepalingen van het Handvest onder onderstaande voorwaarden van toepassing.

Het beginsel van non-discriminatie is bekrachtigd in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) (hierna „de GB-verordening” genoemd), door de invoering van een ex-antebeoordeling waarbij wordt nagegaan of de naleving ervan daadwerkelijk wordt gewaarborgd.

Krachtens artikel 7 van de GB-verordening dienen lidstaten en de Commissie erop toe te zien dat de beginselen van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie tijdens de voorbereiding en uitvoering van programma’s worden geëerbiedigd.

Wat betreft het beginsel van non-discriminatie op basis van handicap en het beginsel van integratie van personen met een handicap zij erop gewezen dat de EU partij is bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (3). De juridische gevolgen van de ratificatie door de Unie van het VN-Gehandicaptenverdrag voor het beheer van ESI-fondsen worden hieronder in bijlage II beschreven.

In artikel 4, lid 2, van de GB-verordening is bepaald dat de Commissie en de lidstaten ervoor moeten zorgen dat steun uit de ESI-fondsen coherent is met de desbetreffende beleidsmaatregelen en de horizontale beginselen zoals bedoeld in onder meer artikel 7 van deze verordening en met de prioriteiten van de Unie.

Het juridisch kader voor het cohesiebeleid is bovendien versterkt om te waarborgen dat lidstaten over een systeem voor de afhandeling van klachten beschikken, waaronder klachten betreffende schendingen van het Handvest.

Wat ESI-fondsen betreft, zijn Unierechtelijke bepalingen waaruit de toepassing van het Handvest kan voortvloeien, te vinden in de volgende verordeningen en richtlijnen van de EU:

1.

de GB-verordening;

2.

fondsspecifieke verordeningen;

3.

gedelegeerde en uitvoeringsverordeningen van de Commissie die zijn vastgesteld op basis van de GB-verordening of de fondsspecifieke verordeningen;

4.

overige verordeningen en richtlijnen van de EU die van toepassing zijn op acties van lidstaten die de ESI-fondsen ten uitvoer leggen. Het zou de doelstelling van deze richtsnoeren te buiten gaan om een lijst op te stellen van de nationale maatregelen ter uitvoering van alle andere verordeningen en richtlijnen van de EU die van toepassing zijn op acties van lidstaten wanneer zij de ESI-fondsen ten uitvoer leggen. Nationale autoriteiten zijn echter verplicht om het Handvest ook in dit verband te eerbiedigen.

Wat betreft de ESI-fondsen brengen lidstaten EU-recht ten uitvoer wanneer zij de interventiestrategie voor de ESI-fondsen vaststellen en de programmeringsdocumenten opstellen (1), wanneer zij het systeem voor beheer, bewaking en controle opzetten (2) en wanneer zij programma’s ten uitvoer leggen (3) op grond van de in punt 1 t/m 3 genoemde regelgeving. lidstaten dienen de naleving van het Handvest daarom in de volgende fasen te waarborgen  (4):

3.1.   Vaststellen van de interventiestrategie voor de ESI-fondsen en opstellen van de programmeringsdocumenten (uitstippelen van kaders voor strategisch beleid, partnerschapsovereenkomsten, programma’s e.d.)

Lidstaten worden geacht te handelen binnen de werkingssfeer van het EU-recht wanneer zij handelingen vaststellen of documenten opstellen die voortvloeien uit een verplichting in de GB-verordening of een van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen daarvan. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het opstellen van de partnerschapsovereenkomst of operationele programma’s.

Wanneer lidstaten dergelijke documenten opstellen, moeten zij aan de hand van de „controlelijst voor de grondrechten” waarborgen dat de inhoud van het document strookt met de bepalingen van het Handvest. Het document moet inhoudelijk in overeenstemming zijn met de rechten die in het Handvest worden beschermd en met de daarin vervatte beginselen.

In dit verband zijn de meest relevante rechten en beginselen gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, het recht op eigendom en milieubescherming.

3.2.   Opzetten van systemen voor beheer, bewaking en controle

Lidstaten worden geacht te handelen binnen de werkingssfeer van het EU-recht wanneer zij krachtens de GB-verordening verplichte structuren en procedures voor beheer, bewaking en controle van de ESI-fondsen instellen of, indien dat niet uitdrukkelijk voorgeschreven is, wanneer zij dergelijke structuren instellen ter uitvoering van de GB-verordening, fondsspecifieke regels of de gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen. Het gaat hierbij om de aanwijzing van de autoriteiten en intermediaire instanties, hun onderlinge werkafspraken, het opzetten van het toezichtcomité en de vaststelling van procedurehandleidingen.

Daarbij dienen de autoriteiten van de lidstaten te waarborgen dat de rechten en beginselen van het Handvest worden geëerbiedigd. De meest relevante bepalingen in dit verband zijn met name de artikelen 7, 8, 41 en 47 van het Handvest.

In artikel 47 wordt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht erkend, inclusief het recht om te worden gehoord. Artikel 7 betreft de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven. Artikel 8 heeft betrekking op de bescherming van persoonsgegevens, terwijl artikel 41 betrekking heeft op de plicht van de diensten om hun beslissingen met redenen te omkleden.

Het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (eerlijk proces) dient te worden gewaarborgd in alle procedures waarmee uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van de GB-verordening, fondsspecifieke regels of de gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen.

Zo was het Seirekomitee, dat was opgezet in het kader van het programma voor grensoverschrijdende samenwerking tussen Estland en Letland, voorwerp van zaak C-562/12, Liivimaa Lihaveis MTÜ vs Eesti-Läti programmi 2007-2013, voor het HvJ-EU. Het betrof een orgaan bestaande uit vertegenwoordigers van beide lidstaten dat de definitieve besluiten nam over de kwalitatieve beoordeling van projectaanvragen in het kader van dat programma. Dat comité had ook een programmagids vastgesteld waarin was vastgelegd dat zijn besluiten niet vatbaar waren voor beroep voor een nationale rechter. Hoewel de vaststelling van een programmagids niet uitdrukkelijk was vastgelegd in de toepasselijke wetgeving voor de programmeringsperiode 2007-2013, noch in uitvoeringsbepalingen van de EU, is het HvJ-EU tot de slotsom gekomen dat de gids duidelijk was vastgesteld met de intentie het EU-recht ten uitvoer te leggen en dat hij bindend was voor iedereen die via het genoemde programma steun wenste te ontvangen. Dientengevolge werd het Handvest, inclusief artikel 47, in deze zaak toepasselijk geacht. Het HvJ-EU was van oordeel dat artikel 47 zich ertegen verzet dat rechterlijke toetsing door een nationale rechter van een besluit tot weigering van steun in een programmagids wordt uitgesloten.

Wat betreft de organisatie van het partnerschap zijn de meest relevante rechten en beginselen uit het Handvest: non-discriminatie, taalkundige verscheidenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen en integratie van personen met een handicap, terwijl het voor de formulering van regels voor lidmaatschap bijvoorbeeld noodzakelijk zou zijn om de aandacht met name te richten op rechten en beginselen van non-discriminatie, taalkundige verscheidenheid en gelijkheid van vrouwen en mannen.

Wat betreft de functies en verplichtingen van het toezichtcomité bij van het opzetten van het systeem voor beheer, bewaking en controle vormen de meest relevante rechten en beginselen uit het Handvest de bescherming van persoonsgegevens, non-discriminatie, taalkundige verscheidenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, gelijkheid voor de wet en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht.

3.3.   Ten uitvoer leggen van programma’s en uitvoeren van concrete acties zoals uiteengezet in een projectbeschrijving voor werkzaamheden ter uitvoering van ESI-fondsen

Voor de tenuitvoerlegging van de programma’s moeten acties worden ondernomen door de beheerautoriteit of intermediaire instanties (5). Dergelijke acties zijn acties voor die het EU-recht ten uitvoer leggen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het doen van oproepen tot het indienen van voorstellen, het selecteren van werkzaamheden, het ondertekenen van subsidieovereenkomsten, de follow-up van de tenuitvoerlegging, het controleren van betalingsaanvragen van begunstigden, het uitvoeren van controles ter plaatse, het toezien op de werkzaamheden van intermediaire instanties, het versturen van betalingsaanvragen en het opstellen en indienen van verslagen.

Ook de verantwoordelijkheden van certificeringsautoriteiten uit hoofde van artikel 126 van de GB-verordening kunnen het treffen van maatregelen omvatten waarmee het EU-recht ten uitvoer wordt gebracht. Dit geldt ook voor auditautoriteiten wanneer zij een auditstrategie opstellen, de audit uitvoeren of een auditoordeel en controleverslagen opstellen.

Zoals uiteengezet in Hoofdstuk 2.2, juridische status van het Handvest, kan het Handvest van toepassing zijn op bepaalde begunstigden, wanneer aan de in hoofdstuk 2.2 genoemde voorwaarden is voldaan (de lidstaat keurt een maatregel goed op grond waarvan deze begunstigden, ongeacht hun rechtsvorm, verantwoordelijk worden voor het verlenen van een publieke dienst onder toezicht van de centrale overheid. Voor dat specifieke doel beschikken zij over bijzondere bevoegdheden die verder reiken dan de bevoegdheden die voortvloeien uit de normale regels zoals die gelden voor betrekkingen tussen individuen) (6).

Bij de uitvoering van hun taken dienen de nationale autoriteiten erop toe te zien dat de rechten en beginselen van het Handvest worden geëerbiedigd; de meest relevante rechten en beginselen van het Handvest in dit verband zijn het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op gelijkheid voor de wet en gelijkheid van vrouwen en mannen, non-discriminatie, de rechten van het kind, de integratie van personen met een handicap en een hoog niveau van milieubescherming, taalkundige verscheidenheid, veilige werkomstandigheden, vrijheid van meningsuiting en van informatie, vrijheid van vergadering en vereniging, recht op onderwijs, vrijheid van ondernemerschap, recht op eigendom, bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering en eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven.

3.4.   Toepasselijkheid van het Handvest in het kader van het cohesiebeleid: waarom is het Handvest van belang voor de overheidsinstellingen die de ESI-fondsen beheren?

Inbreuken op in het Handvest verankerde grondrechten zijn onderworpen aan rechterlijke toetsing door de rechterlijke instanties van de lidstaten en het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU).

De bepalingen van het EU-recht en het nationale recht moeten in samenhang met de verplichtingen op grond van het Handvest worden uitgelegd, teneinde uitvoering te geven aan de rechten die het Handvest waarborgt. Als een nationale rechter twijfels heeft over de toepasselijkheid van het Handvest of de juiste uitlegging van de bepalingen ervan, kan hij — en moet de rechter in laatste instantie — de zaak verwijzen naar het HvJ-EU met het oog op een prejudiciële beslissing. Het antwoord van het HvJ-EU stelt de nationale rechter in staat het geding te beslechten. De nationale rechterlijke instanties maken regelmatig gebruik van deze procedure. Dit is goed voor de ontwikkeling van rechtspraak betreffende het Handvest en versterkt de rol van de nationale rechterlijke instanties bij de handhaving ervan.

Als hoedster van de Verdragen heeft de Commissie de bevoegdheid pogingen te ondernemen om een schending van het Handvest te beëindigen. Zij kan een niet-nakomingsprocedure in gang zetten tegen lidstaten wegens schending van het Handvest.

Aangezien het Handvest op de lidstaten alleen van toepassing is wanneer zij het EU-recht ten uitvoer brengen, kan de Commissie geen niet-nakomingsprocedure wegens schending van het Handvest door nationale wetgeving initiëren als die nationale wetgeving niet de tenuitvoerlegging van het EU-recht behelst. Wanneer het Handvest niet van toepassing is, blijven grondrechten op nationaal niveau gewaarborgd uit hoofde van de grondwetten of grondwettelijke tradities van lidstaten en internationale overeenkomsten die zij hebben geratificeerd. In dit verband wordt de naleving gewaarborgd door de nationale rechterlijke instanties.

Voorts moeten, wat ESI-fondsen betreft, acties die in dat kader worden ondersteund, op grond van artikel 6 van de GB-verordening in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht van de Unie en het nationale recht betreffende de toepassing hiervan. Als een lidstaat het Handvest niet adequaat naleeft bij het ondernemen van acties of het treffen van maatregelen waarmee EU-recht ten uitvoer wordt gebracht, kan dit een onregelmatigheid van een economisch subject vormen (artikel 2, punt 36, van de GB-verordening). De Commissie zal dan ook, in voorkomend geval, gebruikmaken van de middelen die tot haar beschikking staan om te waarborgen dat de EU-fondsen in overeenstemming met het Handvest worden ingezet en waar nodig overgaan tot de onderbreking van betalingstermijnen, de opschorting van betalingen, financiële correcties en het inleiden van inbreukprocedures uit hoofde van artikel 258 VWEU.

De verplichting van nationale autoriteiten om de naleving en bescherming van grondrechten te waarborgen, is in het bijzonder van belang met het oog op klachten die de lidstaten kunnen krijgen over mogelijke schendingen van het Handvest. In verband met de controle op de toepassing en de tenuitvoerlegging van het Handvest in de lidstaten is er de verplichting van de lidstaten op grond van artikel 74, lid 3, van de GB-verordening om te zorgen voor doeltreffende regelingen voor het onderzoek van klachten in verband met de ESI-fondsen die door natuurlijke of rechtspersonen worden ingediend. Klachten over de ESI-fondsen kunnen ook rechtstreeks aan de Commissie worden gericht.

4.   BEOORDELING VAN OVEREENSTEMMING MET HET HANDVEST — CONTROLELIJST VOOR DE GRONDRECHTEN

Nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen wordt verzocht zorgvuldig te beoordelen of de (door hen geplande of reeds goedgekeurde) acties en maatregelen binnen de werkingssfeer van het EU-recht vallen en na te gaan of deze van invloed kunnen zijn op de in het Handvest verankerde grondrechten.

De volgende controlelijst is een praktisch hulpmiddel voor deze beoordeling, maar het gebruik ervan is niet verplicht.

I.   CONTROLEER — of de geplande nationale actie of maatregel een maatregel is waarmee het EU-recht ten uitvoer wordt gebracht en dus binnen de werkingssfeer van het Handvest valt

NB: Deze controle is niet noodzakelijk voor acties en documenten die overeenkomstig deze richtsnoeren worden beschouwd als acties die het EU-recht ten uitvoer leggen.

a)

Controleer of er ingevolge het EU-recht behalve het Handvest nog andere verplichtingen van toepassing zijn op de nationale actie of maatregel.

b)

Als er een dergelijke Unierechtelijke verplichting bestaat, controleer dan of de nationale actie of maatregel de tenuitvoerlegging daarvan beoogt.

II.   CONTROLEER — of er mogelijk grondrechten worden geschonden

1.

Welke grondrechten zijn in het geding? (Toetsing van de geplande actie of maatregel aan de grondrechten in het Handvest en de „impactvragen” in bijlage III vormt een eerste indicatie van de betrokken grondrechten)

2.

Zijn dit absolute rechten? (Bijvoorbeeld het verbod op foltering en het verbod op slavernij en dienstbaarheid.)

Indien wordt geconcludeerd dat de onderzochte actie of maatregel een absoluut recht inperkt, moet deze reeds in dit stadium worden verworpen, aangezien absolute rechten niet mogen worden ingeperkt. Nadere analyse aan de hand van de punten 3 t/m 6 is derhalve niet nodig.

3.

Wat zijn de gevolgen van de geplande nationale actie of maatregel voor de grondrechten? Met deze stap wordt beoogd vast te stellen wat voor alle betrokken partijen de positieve gevolgen (bevordering van grondrechten) of de negatieve gevolgen (inperking van grondrechten) zijn.

4.

Heeft de geplande nationale actie of maatregel, naar gelang van de grondrechten in kwestie, zowel een gunstige als een ongunstige invloed (bijvoorbeeld een negatieve uitwerking op de vrijheid van meningsuiting en een positieve uitwerking op intellectuele eigendom)?

Indien uit de analyse blijkt dat de geplande actie of maatregel geen materiële impact op de grondrechten heeft of er alleen een positieve impact op heeft, is er geen verdere analyse nodig aan de hand van de punten 5 en 6. Als er negatieve gevolgen worden vastgesteld, moet het volgende worden bekeken:

5.

Zal de inperking van of de negatieve impact op de grondrechten op duidelijke en voorspelbare wijze wettelijk worden vastgesteld?

6.

Zal een dergelijke inperking of negatieve uitwerking:

daadwerkelijk een doelstelling van algemeen belang van de Unie verwezenlijken of de rechten en vrijheden van anderen beschermen? (Bij deze stap moet worden vastgesteld om welk doel van algemeen belang of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen het gaat.);

noodzakelijk zijn voor het bereiken van de beoogde doelstelling? (Bij deze stap moet worden onderzocht of het beoogde doel adequaat en effectief kan worden bereikt met de maatregel, zonder verder te gaan dan wat noodzakelijk is.) Waarom is er geen even effectieve, maar minder ingrijpende maatregel voorhanden?);

evenredig zijn met de beoogde doelstelling?

de wezenlijke inhoud van de betrokken grondrechten eerbiedigen?

Als het antwoord op al deze vragen bevestigend is, kan de inperking van het grondrecht in kwestie als legitiem worden beschouwd.

Ter illustratie van het gebruik van deze controlelijst volgt hierna een concreet voorbeeld op basis van de feiten van zaak C-401/11, Blanka Soukupová tegen Ministerstvo zemědělství, en de beoordeling van het HvJ-EU in zijn arrest van 11 april 2013.

De lidstaat in kwestie had een steunregeling voor vervroegde uittreding voor landbouwers opgezet, met medefinanciering uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL). Het begrip „pensioengerechtigde leeftijd” voor deelname aan de regeling was in nationale wetgeving gedefinieerd. Op grond van die wetgeving was deze pensioengerechtigde leeftijd afhankelijk van het geslacht van de aanvrager en, voor vrouwen, van het aantal grootgebrachte kinderen.

Bij de toepassing van de controlelijst op deze zaak zijn de volgende vragen leidend:

1.

Welke grondrechten zijn in het geding?

De steunregeling voor vervroegde uittreding raakt aan het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie zoals vastgelegd in de artikelen 20, 21, lid 1, en 23 van het Handvest.

2.

Zijn dit absolute rechten?

Neen, de rechten die zijn verankerd in artikel 20, artikel 21, lid 1, en artikel 23 van het Handvest zijn geen absolute rechten.

3.

Wat zijn de gevolgen van de geplande nationale actie of maatregel voor de grondrechten? Met deze stap wordt beoogd vast te stellen wat voor alle betrokken partijen de positieve gevolgen (bevordering van grondrechten) of de negatieve gevolgen (inperking van grondrechten) zijn.

Gezien het feit dat de „normale pensioengerechtigde leeftijd” varieert naar gelang van het geslacht van degene die steun voor vroegtijdige uittreding uit de landbouw aanvraagt en, in het geval van vrouwelijke aanvragers, van het aantal door de aanvraagster grootgebrachte kinderen, heeft de regeling voor vervroegde uittreding een negatieve uitwerking op het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen en pakt zij bijzonder ongunstig uit voor vrouwelijke landbouwers, vergeleken met hun mannelijke collega’s.

4.

Heeft de geplande nationale actie of maatregel, naar gelang van de grondrechten in kwestie, zowel een gunstige als een ongunstige invloed?

De geplande actie heeft alleen negatieve gevolgen voor het desbetreffende recht, met name voor vrouwen die meer kinderen hebben grootgebracht. Vrouwen die meer kinderen hebben grootgebracht, hebben objectief gezien een kortere periode waarbinnen zij een registratieaanvraag voor de steunregeling voor vroegtijdige uittreding kunnen indienen dan mannen of vrouwen die minder kinderen hebben grootgebracht.

5.

Zal de inperking van of de negatieve impact op de grondrechten op duidelijke en voorspelbare wijze wettelijk worden vastgesteld?

Ja, het begrip „normale pensioengerechtigde leeftijd” was in nationale wetgeving gedefinieerd.

6.

Zou een dergelijke inperking of negatieve uitwerking:

daadwerkelijk een doelstelling van algemeen belang van de Unie verwezenlijken of de rechten en vrijheden van anderen beschermen?

Neen, het verschil in behandeling vormt geen verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang van de Unie of dient niet ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

noodzakelijk zijn voor het bereiken van de beoogde doelstelling? (Bij deze stap moet worden onderzocht of het beoogde doel adequaat en effectief kan worden bereikt met de maatregel, zonder verder te gaan dan wat noodzakelijk is.) Waarom is er geen even effectieve, maar minder ingrijpende maatregel voorhanden?);

Neen, de maatregel is niet noodzakelijk voor het bereiken van het gewenste doel, dat erin bestaat dergelijke landbouwers, ongeacht geslacht en aantal grootgebrachte kinderen, te stimuleren vroegtijdig en definitief uit de landbouw te stappen, om de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven beter te waarborgen. Die landbouwers, zowel mannen als vrouwen, kunnen dergelijke steun aanvragen als zij definitief alle commerciële landbouwactiviteiten hebben beëindigd na een periode van tien jaar waarin zij als landbouwer werkzaam zijn geweest en op het moment van uittreding niet jonger waren dan 55 jaar en nog niet de normale pensioengerechtigde leeftijd hadden bereikt. Het beoogde doel had ook kunnen worden verwezenlijkt indien er geen onderscheid werd gemaakt op basis van geslacht of aantal grootgebrachte kinderen.

Aangezien het antwoord op deze vragen niet bevestigend is, kan de inperking van het grondrecht in kwestie (gelijke behandeling) niet als legitiem worden beschouwd. Zij vormt daarom een schending van artikel 20, artikel 21, lid 1, en artikel 23 van het Handvest.


(1)  https://infoportal.fra.europa.eu/InfoPortal/infobaseFrontEndCountryHome.do?btnCountryLinkHome_1

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(3)  Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (door de Algemene Vergadering goedgekeurd bij Resolutie 61/106 van 13 december 2006. Het verdrag is op 3 mei 2008 bij de 20e ratificatie in werking getreden) — https://www.un.org/development/desa/disabilities/conference-of-states-parties-to-the-convention-on-the-rights-of-persons-with-disabilities-2.html

(4)  De voorbeelden van acties van lidstaten die als tenuitvoerlegging van EU-recht worden beschouwd, worden gegeven in het kader van het juridisch kader voor de programmeringsperiode 2014-2020. De bepalingen van het Handvest dienen echter sinds 2009, onder meer in het kader van de tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen, te worden toegepast onder de in deze richtsnoeren in herinnering gebrachte voorwaarden.

(5)  Bijvoorbeeld plaatselijke actiegroepen waarnaar wordt verwezen in de artikelen 34, lid 1, en 125, van de GB-verordening die optreden als intermediaire instanties.

(6)  Met de controlelijst in hoofdstuk 4 van deze richtsnoeren kan worden beoordeeld of met een bepaalde actie van deze begunstigden EU-recht ten uitvoer wordt gebracht.


BIJLAGE I

Voorbeelden van tenuitvoerlegging van EU-recht door lidstaten in het kader van ESI-fondsen

In hoofdstuk 3 van deze richtsnoeren is uiteengezet in welke drie fasen van de tenuitvoerlegging van ESI-fondsen eerbiediging van het Handvest een aandachtspunt is.

Hieronder volgt een lijst met de meest relevante bepalingen uit de GB-verordening op basis waarvan acties en documenten van een nationale autoriteit/instantie (op centraal, regionaal of lokaal niveau) zijn vereist. Tevens worden voorbeelden gegeven van het in het Handvest neergelegde recht of beginsel dat in het specifieke geval van belang zou kunnen zijn, en van mogelijke kwesties in verband met de grondrechten.

Wanneer lidstaten documenten opstellen en handelingen vaststellen waarmee het EU-recht ten uitvoer wordt gebracht (in elke mogelijke vorm: besluiten, brieven, handleidingen, wetgeving e.d.), dient hierbij naar behoren te worden gelet op hun verplichtingen inzake naleving van alle in het Handvest verankerde rechten.

Zo dienen het recht op non-discriminatie, het recht op eigendom, het recht op gegevensbescherming en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (eerlijk proces) te worden gewaarborgd in alle procedures waarmee uitvoering wordt gegeven aan de bepalingen van de GB-verordening of de gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen daarvan.

1.   Vaststellen van de interventiestrategie voor de ESI-fondsen en opstellen van de programmeringsdocumenten

Wat betreft het uitstippelen van de interventiestrategie voor de ESI-fondsen en het opstellen van programmeringsdocumenten voorziet de GB-verordening in bepaalde acties van lidstaten die nationale maatregelen van tenuitvoerlegging van het EU-recht vormen en dus aan het Handvest dienen te voldoen. Acties van de lidstaten:

opstelling en wijziging van partnerschapsovereenkomsten - lidstaten dienen zowel in de procedure die leidt tot het voorleggen van het document aan de Commissie als in het document zelf de eerbiediging van het Handvest te waarborgen;

opstelling en wijziging van programma’s (artikel 26, lid 2, en artikel 30 van de GB-verordening, artikel 4, lid 4, artikelen 7 en 8 en artikel 19, lid 1, en bijlage XI bij de GB-verordening; EFRO, ESF, CF: artikel 96, lid 2, lid 4, onder a), lid 7, en lid 10, van de GB-verordening; EFRO: artikel 8, leden 7 en 12, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1); Elfpo: artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2); EFMZV: artikelen 17, 18 en 20 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 771/2014 van de Commissie (4) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1046/2014 van de Commissie (5);

programma’s.

De volgende in het Handvest neergelegde rechten en beginselen kunnen van bijzonder belang zijn: gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, het recht op eigendom en milieubescherming.

2.   Opzetten van systemen voor beheer, bewaking en controle

Lidstaten of door hen aangewezen autoriteiten wordt geadviseerd bij het opzetten van het systeem voor beheer, bewaking en controle bijzonder te letten op het eerbiedigen van het Handvest. Hier volgt een niet-exhaustieve lijst van acties en documenten die uit hoofde van de verordeningen verplicht zijn.

I.    Lidstaten: relevante acties zijn: het opzetten van beheers- en controlesystemen voor programma’s, de organisatie van een partnerschap en het formuleren van regels voor lidmaatschap van het comité van toezicht.

A)

Het opzetten van beheers- en controlesystemen voor programma’s (artikel 74, lid 2, van de GB-verordening, artikelen 7 en 72 en artikel 74, lid 2, van de GB-verordening, EFRO, ESF, CF, EFMZV: artikel 123 van de GB-verordening, Elfpo: artikelen 65 en 66 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6); EFMZV: artikelen 97 en 99 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1014/2014 van de Commissie (7)

Documenten in verband met het opzetten van beheers- en controlesystemen voor de programma’s:

documenten met de regels voor het opzetten van beheers- en controlesystemen;

documenten betreffende procedures voor het waarborgen van doeltreffende en evenredige fraudepreventiemaatregelen (artikel 125, lid 4, onder c), van de GB-verordening);

documenten betreffende procedures ter ondersteuning van het werk van het toezichtcomité;

documenten betreffende procedures voor een systeem voor de verzameling, vastlegging en opslag in gecomputeriseerde vorm van de voor toezicht, evaluatie, financieel beheer, verificatie en audit vereiste gegevens over elke concrete actie, inclusief, waar van toepassing, gegevens over individuele deelnemers en zo nodig een uitsplitsing naar geslacht van gegevens betreffende indicatoren;

documenten betreffende procedures voor het toezicht op de door de beheersautoriteit formeel gedelegeerde functies op grond van artikel 123, leden 6 en 7, van de GB-verordening;

documenten betreffende procedures voor de beoordeling, selectie en goedkeuring van concrete acties en om de naleving van de toepasselijke voorschriften te waarborgen gedurende de gehele uitvoeringsperiode (artikel 125, lid 3, van de GB-verordening), inclusief instructies en richtsnoeren om ervoor te zorgen dat de concrete acties bijdragen aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen en resultaten van de desbetreffende prioriteiten overeenkomstig artikel 125, lid 3, onder a), i), van de GB-verordening, en procedures om ervoor te zorgen dat concrete acties niet worden geselecteerd wanneer zij materieel al voltooid of geheel uitgevoerd zijn vóór de financieringsaanvraag door de begunstigde (inclusief de door de intermediaire instanties gebruikte procedures wanneer de beoordeling, selectie en goedkeuring van concrete acties aan hen is gedelegeerd);

documenten betreffende procedures om ervoor te zorgen dat de begunstigde een document ontvangt waarin de steunvoorwaarden voor iedere concrete actie staan vermeld, inclusief procedures om te waarborgen dat begunstigden hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem hanteren of adequate boekhoudcodes gebruiken voor alle transacties betreffende concrete acties;

documenten betreffende procedures voor de verificatie van concrete acties (overeenkomstig de vereisten van artikel 125, leden 4 tot en met 7, van de GB-verordening), mede om te waarborgen dat concrete acties in overeenstemming zijn met het EU-beleid (zoals het beleid betreffende partnerschappen en meerlagig bestuur, de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, non-discriminatie, toegankelijkheid voor personen met een handicap, duurzame ontwikkeling, overheidsopdrachten, staatssteun en milieuvoorschriften), en de vaststelling van de autoriteiten of organen die deze verificaties uitvoeren;

documenten betreffende de procedures waarmee verzoeken tot terugbetaling van begunstigden worden ontvangen, geverifieerd en gevalideerd, en waarmee betalingen aan begunstigden worden goedgekeurd, uitgevoerd en verantwoord, overeenkomstig de verplichtingen met ingang van 2016 vastgelegd in artikel 122, lid 3, van de GB-Verordening (inclusief de door intermediaire instanties gebruikte procedures indien de verwerking van verzoeken om terugbetaling gedelegeerd is), met het oog op nakoming van de termijn van negentig dagen voor de betaling aan begunstigden op grond van artikel 132 van de GB-verordening;

documenten betreffende procedures voor het opstellen en indienen bij de Commissie van jaarverslagen en eindverslagen over de uitvoering (artikel 125, lid 2, onder b), van de GB-verordening), inclusief de procedures voor het verzamelen en rapporteren van betrouwbare gegevens over prestatie-indicatoren (artikel 125, lid 2, onder a), van de GB-verordening);

documenten betreffende procedures voor het opstellen van de beheersverklaring (artikel 125, lid 4, onder e), van de GB-verordening);

documenten betreffende procedures voor het opstellen van de jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen (artikel 125, lid 4, onder e), van de GB-verordening);

documenten betreffende procedures voor de kennisgeving aan het personeel van de bovengenoemde procedures, alsook een overzicht van georganiseerde/geplande trainingen en eventuele verstrekte richtsnoeren (datum en referentie);

documenten betreffende de door de intermediaire instanties gebruikte procedures voor de uitvoering van gedelegeerde taken en de procedures die de certificeringsautoriteit gebruikt om toezicht te houden op de doeltreffende uitvoering van de aan de intermediaire instanties gedelegeerde taken;

documenten betreffende procedures voor de melding en correctie van onregelmatigheden (inclusief fraude), alsook de vervolgmaatregelen en de vastlegging van geschrapte en geïnde bedragen, terug te vorderen bedragen, oninbare bedragen en bedragen die betrekking hebben op concrete acties die zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking;

documenten betreffende procedures ter nakoming van de verplichting om onregelmatigheden aan de Commissie te melden overeenkomstig artikel 122, lid 2, van de GB-verordening;

documenten betreffende procedures voor het opstellen en indienen van betalingsaanvragen;

documenten betreffende de bestaande regelingen op grond waarvan de certificeringsautoriteit toegang krijgt tot alle informatie over concrete acties die nodig is voor het opstellen en indienen van betalingsaanvragen, inclusief de resultaten van de beheersverificaties (overeenkomstig artikel 125 van de GB-verordening) en alle desbetreffende audits;

documenten betreffende de procedure waarmee betalingsaanvragen worden opgesteld en ingediend bij de Commissie, inclusief de procedure om ervoor te zorgen dat de laatste aanvraag voor tussentijdse betaling uiterlijk op 31 juli na het voorgaande boekjaar wordt opgestuurd;

documenten betreffende het boekhoudsysteem dat wordt gebruikt als basis voor de certificering van de aan de Commissie verstrekte uitgavenstaten (artikel 126, onder d), van de GB-verordening);

documenten betreffende de bestaande procedures voor het opstellen van de rekeningen bedoeld in artikel 59, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) (artikel 126, onder b), van de GB-verordening);

documenten betreffende regelingen om te certificeren dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn en dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht (artikel 126, onder c), van de GB-verordening), rekening houdend met de resultaten van alle verificaties en audits;

documenten betreffende het systeem voor de snelle terugvordering van overheidssteun, inclusief EU-steun;

documenten betreffende procedures om te zorgen voor een toereikend controlespoor door het bijhouden van gecomputeriseerde gegevens, waaronder, voor iedere concrete actie, de geïnde bedragen, terug te vorderen bedragen, uit een betalingsaanvraag geschrapte bedragen, oninbare bedragen en bedragen die betrekking hebben op concrete acties die zijn geschorst door een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, inclusief de teruggevorderde bedragen op grond van de toepassing van artikel 71 van de GB-verordening betreffende de duurzaamheid van concrete acties;

documenten betreffende regelingen om teruggevorderde bedragen of te schrappen bedragen in mindering te brengen op de te declareren uitgaven;

documenten betreffende de informatiesystemen, inclusief stroomschema (centraal of gemeenschappelijk netwerksysteem of gedecentraliseerd systeem met verbanden tussen de systemen);

documenten betreffende procedures om te verifiëren dat de veiligheid van de IT-systemen is gewaarborgd;

nationale subsidiabiliteitsregels voor operationele programma’s en plattelandsontwikkelingsprogramma’s;

goedkeuring van regels inzake subsidiabiliteit van uitgaven voor samenwerkingsprogramma’s.

Wanneer lidstaten de interventiestrategie voor de ESI-fondsen vaststellen en de programmeringsdocumenten opstellen, moeten zij de rechten die door het Handvest worden beschermd en de daarin vervatte beginselen eerbiedigen. De meest relevante bepalingen in dit verband zijn artikel 47 van het Handvest, waarin het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht wordt erkend, inclusief het recht om te worden gehoord, artikel 7 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en artikel 8 inzake de bescherming van persoonsgegevens.

B)

De organisatie van een partnerschap (artikel 5, leden 1 en 2, van de GB-verordening), artikelen 5 en 7 en artikel 15, lid 1, onder c) en onder d), van de GB-verordening, artikelen 2, 3 en 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie (9)

Relevante documenten voor de organisatie van een partnerschap: documenten betreffende regelingen voor het partnerschap in de partnerschapsovereenkomst en overige documenten betreffende de organisatie van het partnerschap

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn:

non-discriminatie, taalkundige verscheidenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap

C)

Het formuleren van de regels voor het lidmaatschap van het toezichtcomité en van het reglement van orde van het toezichtcomité (artikel 10, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014), artikel 7, artikel 47, leden 1 t/m 3 (10), en artikel 48, lid 1, van de GB-verordening

Relevante documenten: documenten betreffende regels voor het lidmaatschap van het toezichtcomité en het reglement van orde van het toezichtcomité

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, taalkundige verscheidenheid

II.    Toezichtcomité

Bestudering en goedkeuring van de communicatiestrategie voor het operationele programma en van eventuele wijzigingen van de strategie, criteria voor de selectie van concrete acties (artikel 110, lid 2, onder a) en d), van de GB-verordening, Elfpo: artikel 74, onder a), van Verordening (EU) nr. 1305/2013.)

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens, non-discriminatie, taalkundige verscheidenheid, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap

Vaststelling van aanvullende subsidiabiliteitsregels voor uitgaven onder ETS-programma’s (artikel 18, lid 2, van de ETS-verordening)

Relevante documenten: documenten tot vaststelling van aanvullende subsidiabiliteitsregels voor uitgaven onder ETS-programma’s

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, taalkundige verscheidenheid, integratie van personen met een handicap, gelijkheid voor de wet, recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht

3.   Uitvoering van de programma’s

Bij de tenuitvoerlegging van de programma’s dienen lidstaten of door hen aangewezen autoriteiten in het kader van de volgende uit de GB-verordening voortvloeiende acties en documenten bijzondere aandacht te besteden aan naleving van het Handvest.

I.    Beheersautoriteit/intermediaire instantie

Relevante actie: opstelling en, na goedkeuring door het toezichtcomité, toepassing van adequate selectieprocedures en -criteria, waaronder de voorbereiding van oproepen tot het indienen van voorstellen (artikel 125, lid 3, onder a), van de GB-verordening, artikel 4, lid 4, artikelen 7, 8 en 34, artikel 36, lid 3, en artikel 47, lid 1, van de GB-verordening), EFRO, ESF, CF, EFMZV: artikel 125, lid 3, onder a), van de GB-verordening en Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2015/288 (11) en (EU) 2015/852 (12) van de Commissie, Elfpo: artikel 49 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 113 van Verordening (EU) nr. 508/2014, artikel 12 van de ETS-verordening (13), artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie

Relevante documenten voor deze actie:

documenten betreffende de selectieprocedure

documenten betreffende selectiecriteria

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens, taalkundige verscheidenheid, gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, milieubescherming, recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, veilige werkomstandigheden.

Relevante actie: tenuitvoerlegging van programma’s, verstrekking van cumulatieve gegevens over concrete acties die voor financiering zijn geselecteerd, artikel 4, leden 4 en 5, en artikelen 7, 8 en 74 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, EFRO, ESF, CF, EFMZV: artikelen 122 en 123 van de GB-verordening, artikel 21 van de ETS-verordening, Elfpo: artikelen 65 en 66 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013, EFMZV: artikel 97 van Verordening (EU) nr. 508/2014 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1242/2014 (14) en (EU) nr. 1243/2014 (15) van de Commissie.

Relevante documenten voor deze actie:

documenten waarin de voorwaarden voor steun voor elke concrete actie zijn vermeld, met inbegrip van de specifieke vereisten betreffende de producten of diensten die in het kader van de concrete actie moeten worden geleverd, het financieringsplan en de uitvoeringstermijn (artikel 125, lid 3, onder c), van de GB-verordening)

kennisgevingen van geselecteerde grote projecten (artikel 102, lid 1, eerste alinea, van de GB-verordening, artikel 1 en bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie (16))

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens, vrijheid van meningsuiting en van informatie, vrijheid van vergadering en vereniging, recht op onderwijs, vrijheid van ondernemerschap, recht op eigendom, bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering, gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, milieubescherming, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht

Relevante actie: voorlichting van potentiële begunstigden over financieringsmogelijkheden (artikel 115, lid 1, onder c), van de GB-verordening), artikel 7, EFRO, ESF, CF: artikel 115, lid 1, onder c), van de GB-verordening, Elfpo: artikel 66, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 (17)

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: gelijkheid voor de wet, non-discriminatie

Relevante actie: onderhouden en verstrekken van toegang tot de lijst van concrete acties die via de algemene website of portaalsite toegankelijk is (artikel 115, lid 2, van de GB-verordening): EFRO, ESF, CF: artikel 115, lid 2, van de GB-verordening (18); EFMZV: bijlage V bij Verordening (EU) nr. 508/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 763/2014 van de Commissie (19).

Relevante documenten voor deze actie: informatie op een website of portaalsite

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, bescherming van persoonsgegevens

II.    Toezichtcomité

Relevante actie: selectie van concrete acties (artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1299/2013): artikel 4, lid 4, artikelen 7 en 8, artikel 29, lid 4, en artikel 47, lid 1, van de GB-verordening, EFRO, Elfpo: artikel 49 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: gelijkheid voor de wet, non-discriminatie, gelijkheid van vrouwen en mannen, integratie van personen met een handicap, milieubescherming, recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht

Relevante actie: bestudering en goedkeuring van het jaarlijkse uitvoeringsverslag

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens

III.    Certificeringsautoriteit

Relevante acties: betalingsaanvragen opstellen, certificeren en indienen, de rekeningen opstellen, certificeren dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn en dat de in de rekeningen opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationele programma geldende criteria voor financiering en in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht, waarborgen dat er een systeem is waarin de boekhoudkundige gegevens voor elke concrete actie in gecomputeriseerde vorm worden opgeslagen en bewaard (en andere functies zoals vastgelegd in artikel 126 van de GB-verordening)

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens

IV.    Auditautoriteit

Relevante actie: audits uitvoeren (artikel 127, leden 1 en 2, van de GB-verordening)

Relevante documenten: auditstrategie (artikel 127, lid 4, van de GB-verordening), een auditoordeel overeenkomstig de tweede alinea van artikel 59, lid 5, van het Financieel Reglement, een controleverslag (artikel 127, lid 5, onder a) en b), van de GB-verordening)

Relevante in het Handvest neergelegde rechten en beginselen zijn: bescherming van persoonsgegevens, eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, non-discriminatie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.

(3)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1.

(4)  PB L 209 van 16.7.2014, blz. 20.

(5)  PB L 291 van 7.10.2014, blz. 1.

(6)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(7)  PB L 283 van 27.9.2014, blz. 11.

(8)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(9)  PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1.

(10)  Voor ETS-programma’s.

(11)  PB L 51 van 24.2.2015, blz. 1.

(12)  PB L 135 van 2.6.2015, blz. 13.

(13)  Op grond van artikel 12, lid 1, van de ETS-verordening worden concrete acties in het kader van samenwerkingsprogramma’s geselecteerd door het toezichtcomité of, indien van toepassing, door de stuurgroep.

(14)  PB L 334 van 21.11.2014, blz. 11.

(15)  PB L 334 van 21.11.2014, blz. 39.

(16)  PB L 286 van 30.9.2014, blz. 1.

(17)  Op grond van artikel 23, lid 2, van de ETS-verordening is dit een taak van het gezamenlijke secretariaat.

(18)  Zie voetnoot 17.

(19)  PB L 209 van 16.7.2014, blz. 1.


BIJLAGE II

Grondrechten in de EU buiten het Handvest

Het Handvest ligt in lijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens dat is aangenomen in het kader van de Raad van Europa. Daar waar het Handvest rechten bevat die aan dit verdrag zijn ontleend, zijn de betekenis en de reikwijdte hetzelfde (artikel 52, lid 3, van het Handvest) (1).

Wat betreft de integratie van personen met een handicap (artikel 26 van het Handvest) heeft de EU het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap in december 2010 geratificeerd. Het VN-Gehandicaptenverdrag „maakt [dan ook] deel uit van de rechtsorde van de Unie” (2). Voorts hebben internationale overeenkomsten die door de Europese Unie zijn gesloten voorrang op instrumenten van secundair recht. Dit recht dient dan ook te worden conform het VN-Gehandicaptenverdrag te worden uitgelegd (3). Aangezien zowel de EU als de lidstaten afzonderlijke overeenkomstsluitende partijen zijn en iedere partij bevoegd is op de gebieden waarop het VN-Gehandicaptenverdrag betrekking heeft, is het verdrag een „gemengde” overeenkomst in het kader van de EU. Alle bepalingen van het VN-Gehandicaptenverdrag die onder de bevoegdheid van de EU vallen, zijn bindend voor de EU-instellingen. Daarnaast zijn de lidstaten op grond van EU-recht verplicht het verdrag uit te voeren voor zover de bepalingen ervan binnen de bevoegdheid van de EU vallen. Voor de tenuitvoerlegging van het verdrag op gebieden die niet onder EU-bevoegdheid vallen, berust de bevoegdheid volledig bij de lidstaten. Ondanks de verschillende bevoegdheden hebben de Unie en haar lidstaten de plicht oprecht samen te werken bij het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit dergelijke „gemengde” overeenkomsten. In haar verklaring bij de ratificatie heeft de EU de VN een lijst verstrekt met Uniebesluiten waaruit „de reikwijdte [blijkt] van de bevoegdheden van de Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. […]”. Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (4) wordt in de verklaring uitdrukkelijk vermeld. Om de lidstaten te helpen hun verplichtingen uit hoofde van het VN-Gehandicaptenverdrag na te komen, hebben de diensten van de Europese Commissie twee documenten met richtsnoeren (5) opgesteld en een toolbox voor de-institutionalisering (6) ontwikkeld.

Met betrekking tot het verbod op discriminatie op grond van ras, kleur en etnische of sociale afkomst (artikel 21 van het Handvest) heeft de Commissie richtsnoeren opgesteld over desegregatie bij huisvesting en onderwijs voor gemarginaliseerde gemeenschappen (7).

Wat betreft milieubescherming en procedurele grondrechten is het VN/ECE-verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (het Aarhus-verdrag) door de Europese Gemeenschap ondertekend en vervolgens bij Besluit 2005/370/EG van de Raad (8) goedgekeurd. De bepalingen uit dat verdrag vormen derhalve een bestanddeel van de rechtsorde van de Unie (9). Zij hebben bovendien voorrang op secundair EU-recht, dat dan ook conform het Aarhus-verdrag moet worden uitgelegd (10).

Daarnaast kan een beroep worden gedaan op artikel 7 VEU wanneer het risico bestaat van een ernstige schending door een lidstaat van de waarden van de Unie waarnaar wordt verwezen in artikel 2, die onder meer betrekking hebben op de eerbiediging van mensenrechten en gelijkheid voor de wet. De procedure kan uitmonden in opschorting van bepaalde rechten die voortvloeien uit de toepassing van de Verdragen op de lidstaat in kwestie.

Tot slot zij erop gewezen dat de algemene beginselen van EU-recht die zijn vastgelegd in de rechtspraak van het HvJ-EU een aanvullende bron van grondrechten in primair EU-recht vormen. Krachtens artikel 6 VEU en de rechtspraak van het HvJ-EU blijven zij naast het Handvest van belang voor de bescherming van de grondrechten in het rechtssysteem van de EU.

De algemene beginselen zijn naast het Handvest van toepassing wanneer de lidstaten binnen de werkingssfeer van EU-recht handelen. Zo is artikel 41 van het Handvest betreffende het recht op behoorlijk bestuur niet gericht tot de lidstaten, maar alleen tot de Unie. In gevallen waarin de lidstaten binnen de werkingssfeer van EU-recht handelen, kan het algemene beginsel van goed bestuur echter wel van toepassing zijn.


(1)  De persdienst van het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft informatiebladen opgesteld over de rechtspraak van het Hof en aanhangige zaken. Deze informatiebladen vormen een nuttig handvat bij twijfel over de uitlegging van bepaalde grondrechten. Ze zijn op de volgende website te raadplegen:

http://www.echr.coe.int/Pages/home.aspx?p=press/factsheets&c=#n1347890855564_pointer

Zo is er onlangs een informatieblad gepubliceerd over het milieu en het EVRM met een overzicht van kwesties in verband met onder meer overlast (door geuren, geluid en verontreinigende rook) die in bepaalde gevallen neerkwamen op schending van artikel 8 EVRM inzake het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven, dat is verankerd in artikel 7 van het Handvest (de formulering van artikel 8 EVRM is nagenoeg gelijk aan die van artikel 7 van het Handvest):

http://www.echr.coe.int/Documents/FS_Environment_ENG.pdf

(2)  Zie bijvoorbeeld: HvJ-EU, gevoegde zaken C-335/11 en C-337/11 HK Danmark, arrest van 11 april 2013, punt 30.

(3)  Zie bijvoorbeeld: HvJ-EU, gevoegde zaken C-335/11 en C-337/11 HK Danmark, arrest van 11 april 2013, punt 29.

(4)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

(5)  Gemeenschappelijke Europese richtlijnen voor de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg, http://www.deinstitutionalisationguide.eu/wp-content/uploads/2016/04/GUIDELINES-Final-English.pdf en een nota met thematische richtsnoeren voor de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg (de-institutionalisering), http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/informat/2014/guidance_deinstitutionalistion.pdf

(6)  Toolkit inzake het gebruik van fondsen van de Europese Unie voor de overgang van institutionele naar gemeenschapsgerichte zorg, http://www.deinstitutionalisationguide.eu/wp-content/uploads/2016/04/Toolkit-07-17-2014-update-WEB.pdf

(7)  http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/docgener/informat/2014/thematic_guidance_fiche_segregation_en.pdf

(8)  PB L 124 van 17.5.2005, blz. 1.

(9)  Zaak C-240/09 Lesoochranárske zoskupenie [2011] ECR I-01255, punt 30.

(10)  Zie voetnoot 3.


BIJLAGE III

Kernvragen

Onderstaande vragen (1) vormen een algemene leidraad voor concrete zaken die in aanmerking kunnen worden genomen wanneer wordt bekeken of de in bijlage I genoemde acties en documenten stroken met de grondrechten.

Gevolgen voor de grondrechten

Kernvragen

Algemeen

Welke grondrechten zijn in het geding?

Zijn dit absolute rechten (rechten waarvoor geen beperkingen mogen gelden, zoals menselijke waardigheid en het verbod op foltering)?

Heeft de actie (2), naargelang van de grondrechten in kwestie, zowel een gunstige als een ongunstige invloed (bijvoorbeeld een negatieve uitwerking op de vrijheid van meningsuiting en een positieve uitwerking op intellectuele eigendom)?

Waardigheid

Is de actie van invloed op de menselijke waardigheid, het recht op leven of het recht op menselijke integriteit?

Roept de actie (bio-)ethische vragen op (klonen, gebruik van het menselijk lichaam of delen daarvan voor financieel gewin, genetisch onderzoek of genetische tests, gebruik van genetische informatie)?

Houdt de actie risico’s in wat betreft foltering en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen?

Heeft de actie gevolgen op het gebied van dwangarbeid of mensenhandel?

Individuen, privéleven en familie- en gezinsleven, vrijheid van geweten en van meningsuiting

Heeft de actie gevolgen voor het recht op vrijheid van individuen?

Heeft de actie gevolgen voor het recht op privacy in het privéleven (inclusief thuis en in communicatie)?

Heeft de actie gevolgen voor het recht van een individu om zich vrij binnen de EU te verplaatsen?

Heeft de actie gevolgen voor het recht op huwelijk en het stichten van een gezin of de juridische, economische of sociale bescherming van het gezin of de familie?

Heeft de actie gevolgen voor het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst?

Heeft de actie gevolgen voor de vrijheid van meningsuiting en informatie?

Heeft de actie gevolgen voor de vrijheid van vergadering en vereniging?

Heeft de actie gevolgen voor de vrijheid van kunsten en wetenschappen?

Persoonsgegevens

Heeft de actie betrekking op de verwerking van persoonsgegevens?

Wie verwerkt persoonsgegevens en voor welk doel?

Is het recht van het individu op toegang tot, rectificatie van en bezwaar tegen deze gegevens gewaarborgd?

Is de verwerking van de gegevens aangemeld bij de bevoegde autoriteit?

Impliceren de ketens van gegevensverwerking en -overdracht ook internationale overdrachten, en indien dat het geval is, zijn er specifieke mechanismen aanwezig ter bescherming van internationale overdrachten?

Is de veiligheid van de gegevensverwerking uit technisch en organisatorisch oogpunt gewaarborgd?

Is voorzien in maatregelen die waarborgen dat interferentie met het recht op gegevensbescherming evenredig en noodzakelijk is?

Zijn er gepaste en specifieke mechanismen opgezet voor controle en toezicht?

Asiel en bescherming tegen verwijdering, uitzetting en uitlevering

Heeft de actie gevolgen voor het recht op asiel en waarborgt zij het verbod van collectieve uitzetting naar of uitlevering aan staten waar individuen de doodstraf kunnen krijgen, mogelijk worden gefolterd of mensonterend worden behandeld?

Eigendomsrechten en het recht op ondernemerschap

Zijn eigendomsrechten in het geding (grond, roerend goed, materiële en immateriële activa)? Is de verwerving, de verkoop of het gebruik van eigendomsrechten beperkt?

Indien dat het geval is, is er dan sprake van volledig verlies van eigendom? Wat zijn dan de rechtvaardigingsgronden en compensatiemechanismen?

Heeft de actie gevolgen voor de vrijheid van ondernemerschap of leidt zij tot aanvullende voorschriften ten gevolge waarvan de transactiekosten voor de betrokken economische actoren hoger worden?

Gelijkheid van vrouwen en mannen, gelijke behandeling en gelijke kansen, non-discriminatie en rechten van personen met een handicap

Is met de actie het beginsel van gelijkheid voor de wet gewaarborgd en heeft zij direct of indirect gevolgen voor het beginsel van non-discriminatie, gelijke behandeling, gelijkheid van vrouwen en mannen en gelijke kansen voor iedereen?

Heeft de actie (direct of indirect) andere gevolgen voor vrouwen dan voor mannen?

Hoe wordt gelijkheid van vrouwen en mannen met de actie bevorderd?

In hoeverre leidt de actie direct tot verschillende behandeling van groepen of individuen op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of geloof, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid? Of kan zij leiden tot indirecte discriminatie?

Wordt met de actie de eerbiediging van rechten van mensen met een handicap gewaarborgd overeenkomstig het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap? Hoe? (zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32010D0048)

Rechten van het kind

Worden de rechten van het kind (of de groep) met de actie versterkt of beperkt? Wat is de rechtvaardiging voor een mogelijke beperking?

Wordt met de actie rekening gehouden met het beginsel van de belangen van het kind?

Wordt met de actie de bescherming van de rechten van het kind bevorderd? Wordt hierbij tevens rekening gehouden met de rechten en beginselen als vervat in het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind? Indien dat het geval is, welke artikelen zijn mogelijk aan de orde?

Hoe worden de leidende beginselen van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind met de actie bevorderd?

Wordt de toepassing van een of meer beginselen uit het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind belemmerd?

Welke stappen zijn ondernomen om nadelige effecten van de actie te verbeteren of te ondervangen?

Is het recht van het kind om te worden gehoord over alle hem of haar betreffende zaken geëerbiedigd?

Draagt de actie bij aan de bevordering van kindvriendelijke justitiële systemen die aansluiten op de behoeften, de leeftijd en de ontwikkelingsfase van een kind?

Behoorlijk bestuur/doeltreffende voorziening in rechte/rechtspleging

Worden de bestaande administratieve procedures omslachtiger?

Zijn er waarborgen voor het recht om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met professionele en zakelijke geheimhouding en de verplichting van de diensten om besluiten met redenen te omkleden?

Zijn er gevolgen voor de toegang van het individu tot de rechter?

In het geval waarin de actie gevolgen heeft voor de rechten en vrijheden die in het EU-recht zijn gewaarborgd, is er een recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een rechtbank voorzien?

Indien de actie betrekking heeft op strafrecht of de invoering van strafrechtelijke sancties, zijn er specifieke waarborgen aanwezig voor het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen en het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft?

Solidariteit en rechten van werknemers

Worden met de actie de rechten van werknemers geëerbiedigd, zoals: het recht op informatie en raadpleging van de werknemer binnen de onderneming; het recht op collectieve onderhandelingen en op collectieve actie; het recht op toegang tot arbeidsbemiddeling; bescherming bij kennelijk onredelijk ontslag; rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden; het verbod op kinderarbeid en bescherming van jongeren op het werk, en het recht op sociale zekerheid en sociale diensten?

Milieubescherming

Draagt de actie bij tot een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling?


(1)  Deze vragen zijn ontwikkeld door de Commissie en ook door haar gebruikt bij de toetsing van de effectbeoordeling in het kader van het pakket voor betere regelgeving.

(2)  Acties ter uitvoering van programma’s en concrete acties zoals uiteengezet in een projectbeschrijving voor werkzaamheden in het kader van de uitvoering van ESI-fondsen (actie).


Top