This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52016XC0701(02)
Publication of an application pursuant to Article 50(2)(a) of Regulation (EU) No 1151/2012 of the European Parliament and of the Council on quality schemes for agricultural products and foodstuffs
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
PB C 239 van 1.7.2016, p. 22–25
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
1.7.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 239/22 |
Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen
(2016/C 239/11)
Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.
ENIG DOCUMENT
„HÅNNLAMB”
EU-nr.: SE-PDO-0005-01327 — 21.4.2015
BOB ( X ) BGA ( )
1. Naam
„Hånnlamb”
2. Lidstaat of derde land
Zweden
3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel
3.1. Productcategorie
Categorie 1.1 Vers vlees (en verse slachtafval)
3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is
„Hånnlamb” zijn de karkassen en delen van lammeren en schapen van het ras „gutefår” die worden geboren, gefokt en geslacht binnen het afgebakende geografische gebied Gotland. In het dialect van Gotland betekent „Hånnlamb”„schaap met hoorns”. Het is de oorspronkelijke naam van de gehoornde schapen van Gotland die in het begin van de 20e eeuw van uitsterving werden gered en waarvan het ras vervolgens de naam „gutefår” kreeg. Het ras stamt af van een oud schapenras uit Gotland, „allmogefår”, waarvan de eigenschappen gedurende duizenden jaren zijn gevormd door het klimaat en de vegetatie van Gotland. De schapen worden gehouden op natuurlijke weiden die in vergelijking met akkerlanden weinig voer bieden en hebben zich aangepast aan de planten die daar groeien. Het vlees van de schapen wordt zowel in Gotland als in andere delen van Zweden op de markt gebracht.
„Hånnlamb”-dieren die bedoeld zijn voor de slacht, moeten van het ras gutefår zijn en voldoen aan de vereisten inzake raszuiverheid die zijn vastgesteld door een van de fokverenigingen (GutefårAkademin of Föreningen Gutefåret) en moeten zijn opgeslagen in hun genenbanken voor het behoud van het ras. De dieren moeten worden gehouden op de natuurlijke weiden van Gotland.
Het grazen in deze natuurgebieden geeft het vlees een speciaal karakter. Gras en kruiden bevatten bijvoorbeeld hoge niveaus van meervoudig onverzadigde vetzuren en antioxidanten zoals vitamine E. Het vlees van lammeren die dergelijke kruiden en gras hebben gegeten, bevat daarom meer van deze substanties en heeft een ander profiel van vetzuren en dus een karakteristieke smaak. Vitamine E heeft indirect invloed op de smaak doordat het voorkomt dat vetzuren worden afgebroken. Er bestaan rasspecifieke verschillen in smaak die het gevolg zijn van verschillen in met name de vetheid, maar ook van de vraag in hoeverre het ras in staat is het maximale te halen uit de verschillende soorten voer. Door zich aan te passen is het ras „Hånnlamb” gewend geraakt aan weiden met weinig, maar soortenrijk voer dat er ook voor zorgt dat het vlees specifieke eigenschappen heeft. De energie-inhoud van het vlees bedraagt ongeveer 100-170 kcal, of 470-700 kJ per 100 g vlees, afhankelijk van hoe het vlees is gesneden. Het vetgehalte varieert van ongeveer 2 tot 10 % en bestaat uit ongeveer gelijke hoeveelheden verzadigde en enkelvoudig onverzadigde vetzuren. Meervoudig onverzadigde vetzuren zijn goed voor ongeveer 10 % van het totaal aan vetzuren. Vlees dat afkomstig is van natuurlijke weiden heeft hogere hoeveelheden meervoudig onverzadigde vetzuren, zoals omega-3-vetzuren (met name alfa-linoleenzuur en eicosapentaeenzuur), omdat de planten die hier groeien deze vetzuren bevatten. De hoeveelheden omega-3-vetzuren kunnen variëren tot een factor 5, al naargelang van de gegeten planten. De hoeveelheden omega-3- en omega-6-vetzuren in het vlees zijn afhankelijk van het voer/de weide en zijn van invloed op de smaakbeleving. De smaak van „Hånnlamb”-vlees kan worden beschreven als onderscheidend; het is sappig met een vleugje lever en bloed en heeft boterachtige eigenschappen (geklaarde boter), een houtachtige smaak (aarde, mos en paddenstoelen), een zurige smaak en een bijzondere metaalachtige nasmaak. Daarnaast heeft het lam een natuurlijke zoutsmaak, met vleugjes kruiden en kastanje, en een alom als wildachtig beschouwde smaak. Smaakpanels hebben het lamsvlees omschreven als metaalachtig, houtachtig, boterachtig en vlezig zuur. De meest intense smaak was de botersmaak, gevolgd door de metaalachtige en houtachtige smaken. Het vlees is fijnvezelig, met een donkere kleur en minder vet dan het vlees van commerciële rassen. Bij daglicht is het vlees matig donkerrood en het vet is wit van kleur (richtsnoeren voor de beoordeling van de kleur van vlees van de American Meat Science Association (AMSA), 2012).
Een kenmerk van landrassen is dat zij zeer verscheiden zijn. Ze verschillen in uiterlijk en grootte. Het gewicht van volwassen „gutefår”-schapen varieert, zelfs binnen dezelfde leeftijdsgroep. Het levend gewicht van ooien is gemiddeld 50 kg, maar kan uiteenlopen van 40 tot 70 kg. Ook bij rammen varieert het gewicht, in dit geval van 60 tot 80 kg. Dit betekent dat er ook sprake is van variaties ten aanzien van de groei en het gewicht van de lammeren. Het gewicht bij slachting van de lammeren van Lilla Karlsö varieert bijvoorbeeld van 16 tot 21 kg.
Er zijn geen voorschriften wat betreft de maximale of minimale leeftijd bij slachting voor de verkoop van het vlees als „Hånnlamb”. Er wordt aan de hand van een visuele beoordeling van het karkas bepaald of een dier wordt aangemerkt als schaap of lam. De maximale leeftijd om als lam te worden aangemerkt is bij „Hånnlamb”-schapen 16 maanden. Daarna worden de dieren als schapen aangemerkt. Bij de verkoop van „Hånnlamb” moet duidelijk worden gemaakt of het vlees afkomstig is van een lam of een volwassen schaap.
Het minimumgewicht van de karkassen die als „Hånnlamb” mogen worden verkocht, is 12 kg. Er is geen gewichtslimiet vastgesteld voor afzonderlijke delen, aangezien dit niet nodig werd geacht.
De lammeren worden normaal gesproken in de vroege herfst geslacht, wanneer zij ongeveer 30 tot 50 kg wegen. Oudere dieren worden het hele jaar door geslacht. Wat de kwaliteit betreft, moeten „Hånnlamb”-karkassen vallen onder de bevleesdheidsklasse O-E volgens het EUROP-indelingsschema. Het kwaliteitscriterium voor de vetklasse is dat die voor lammeren ten minste „licht” (2-) moet zijn volgens het Europ-indelingsschema. Voor de slachtcategorie mag de bevleesdheidsklasse iets lager zijn (P+-E), maar de vetklasse moet ten minste „licht” (2-) zijn.
3.3. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)
Het „Hånnlamb” graast gedurende het hele seizoen van de plantenproductie op natuurlijke weiden en profiteert van de in de planten aanwezige voedingsstoffen. Afhankelijk van de klimatologische factoren en groeiomstandigheden op de natuurlijke weiden kan het voer in de lente en late herfst worden aangevuld met hooi/kuilvoer. De lammeren volgen hun moeders naar de natuurlijke weiden. De lammeren beginnen te grazen wanneer zij ongeveer een maand oud zijn, maar worden tot de late herfst gezoogd, als vorm van sociale interactie.
De voedingswaarde van de weidegronden (per kg droge stof) varieert, maar werd berekend voor de kenmerkende weiden die door de „Hånnlamb” worden gebruikt, waar deze als volgt is: converteerbare energie 10,2 MJ, verteerbare ruwe eiwitten 126 g, absorbeerbare aminozuren 69 g, proteïnebalans in de pens 48 g, calcium 9,1 g, fosfor 2,6 g, kalium 17,2 g, magnesium 1,8 g, as 63 g en ruwe proteïne 168 g.
In de winter worden de ooien en rammen gevoed met hooi en/of kuilvoer. De ooien kunnen geconcentreerde voedingssupplementen krijgen van een maand voor tot een maand nadat zij lammeren werpen. Zowel het ruwvoer als het geconcentreerde voer moet uit het afgebakende geografische gebied afkomstig zijn.
Het hooi voor het wintervoer wordt op akkerland geproduceerd. De samenstelling varieert naargelang de landomstandigheden, maar bevat vaak een mix van grassoorten zoals timothee, beemdlangbloem en Engels raaigras in combinatie met soorten luzerne en andere kruiden.
Het kuilvoer wordt gemaakt van hetzelfde gewas dat voor hooi wordt gebruikt.
Er zijn geen voorschriften met betrekking tot de keuze van voederconcentraten, behalve dat het voeden moet worden beperkt tot de periode van ongeveer een maand voor tot een maand nadat lammeren worden geworpen.
3.4. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden
De voor de slacht bedoelde dieren moeten op de natuurlijke weiden worden geboren en gefokt binnen het afgebakende geografische gebied (ze kunnen gedurende korte tijd op andere grondstukken binnen het afgebakende geografische gebied worden gehouden tijdens en buiten de weideperiode).
De weideperiode voor lammeren moet ten minste vier maanden bedragen voordat zij worden geslacht. De weideperiode voor volwassen dieren moet ten minste zeven maanden per jaar zijn.
3.5. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
—
3.6. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst
Tijdens het slachten moeten de dieren, karkassen en stukken gescheiden worden gehouden. Op de karkassen moet het „Hånnlamb”-logo worden gestempeld (figuur 1).
Het logo moet worden aangebracht op de verpakking van de eindproducten om de traceerbaarheid te waarborgen.
4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied
Het geografische gebied bestaat uit het eiland Gotland en de naastgelegen eilanden en eilandjes. Het geografische gebied omvat de provincie Gotland, met inbegrip van Gotska Sandön (figuur 2). Gotland is het grootste eiland van de Oostzee en bevindt zich op 57°29′57″ NB 18°30′34″ OL. De rotsachtige ondergrond van het eiland bestaat, in tegenstelling tot het grootste deel van de rest van Zweden, uit kalksteen.
5. Verband met het geografische gebied
Gotland heeft een maritiem klimaat. De temperatuur is het hele jaar door redelijk stabiel dankzij de locatie van het gebied in de Oostzee, met een koele zomer maar een milde herfst en winter. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur is ongeveer + 6,5 °C. De temperatuur is vaak hoog in de vroege en het middelste deel van de zomer, wanneer een intensieve blootstelling aan de zon voor droogte zorgt die de planten en graasomstandigheden beïnvloedt.
„Hånnlamb” is een landras dat afstamt van het ras „allmogefår” uit Gotland, waarvan de eigenschappen gedurende duizenden jaren zijn gevormd door het klimaat en de vegetatie van Gotland. De schapen zwierven gedurende het hele jaar door het gebied — over de kustweiden, over alvarland en door bossen. Als gevolg van deze manier van leven pasten de schapen die op de weiden van Gotland leefden zich goed aan de unieke natuurlijke omgeving van het eiland aan. Dit schapenras heeft veel oorspronkelijke eigenschappen behouden die moderne schapenrassen niet meer hebben. Het maag-darmkanaal van de schapen heeft zich bijvoorbeeld zo ontwikkeld dat de dieren het maximale kunnen halen uit de arme natuurlijke weiden van Gotland.
De provinciegouverneur stelde in zijn vijfjaarlijkse verslagen uit de 19e eeuw dat de weiden van het eiland geschikt waren voor het fokken van schapen en dat de schapenteelt van groot belang was voor Gotland. Volgens de verslagen was het schapenras van Gotland een landras omdat de dieren het hele jaar door buiten waren. Bovendien waren de dieren klein, maar zorgden ze voor goed vlees met een duidelijke, wildachtige smaak. Deze smaak werd geacht het resultaat te zijn van onder meer de mix van kruiden op de natuurlijke weiden. Volgens oudere bronnen was schapenvlees — vers, gerookt of gezouten — een belangrijk exportproduct uit Gotland. Schapenvlees werd bijvoorbeeld regelmatig geëxporteerd naar Stockholm sinds het midden van de 18e eeuw.
In 1918 werd een initiatief gestart om de schapen van Gotland, de „Hånnlamb”, van uitsterving te redden. Er werden geleidelijk nieuwe kudden van de bij elkaar gebrachte „Hånnlamb” gevormd. Dit betekende dat het landras van Gotland, de „Hånnlamb”, was gered. In 1973 werd de term „gutefår” goedgekeurd voor het gehoornde landras uit Gotland, dat oorspronkelijk „Hånnlamb” werd genoemd in de dialecten Gutamål en Gotlands. Zowel de ooien als de rammen van het ras „Hånnlamb” hebben hoorns.
Vandaag de dag wordt het fokken van de „Hånnlamb” gebaseerd op methoden die vergelijkbaar zijn met de methoden die in het verleden werden gebruikt, maar is het fokken in overeenstemming met de nationale regels en wetgeving. Het fokken wordt streng gecontroleerd en volgt een fokplan dat is vastgesteld door de Zweedse landbouwraad en waarin gericht fokken en kruisingen met andere rassen verboden worden. Het ras „Hånnlamb” heeft daarom zijn uiterlijk en eigenschappen behouden die het al duizenden jaren heeft.
Uit archeologische vondsten blijkt dat de schapenteelt al langer dan 4 000 jaar plaatsvindt op de eilanden van Gotland. De schapenteelt werd al zeer vroeg erg belangrijk op Gotland. Het feit dat de vrije landbouwers van het eiland al in de 13e eeuw het „väduren”, een oudere ram, gebruikten op hun zegels bewijst ook dat de schapenteelt van belang was voor Gotland. Het „väduren” symboliseerde, lang voordat het op het embleem voor heel Gotland kwam te staan, de onderverdeling van het zuiden van Gotland in drie delen. Het is nog steeds het officiële symbool van het eiland. De „väduren”-ram siert ook het wapen van de regio, de provincie en het graafschap Gotland (figuur 3).
Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of kenmerken van het product (voor een BOB), dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)
De kalkbodem en het maritieme klimaat hebben gezorgd voor een speciale en rijke verscheidenheid aan kruiden op de natuurlijke weiden van Gotland. Dit geldt ook voor de schaarse naaldbossen, waar de flora zeer verscheiden is, met kruiden en grassen, als gevolg van de kalkbodem. Op de natuurlijke weiden kunnen 20-40 plantensoorten per m2 groeien. Ook vandaag de dag beslaat weideland een groot deel van het oppervlak van Gotland, hoewel de omvang is afgenomen. De weidegrond beslaat ongeveer 40 000 ha.
Het droge klimaat van Gotland zorgt er in combinatie met het grazen in natuurlijke gebieden voor dat het ras „Hånnlamb” een sterke, vleesachtige smaak heeft. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de smaak van het vlees wordt beïnvloedt door het watergehalte van het voer. De overvloed aan kruiden, zoals wilde tijm, op de natuurlijke weiden van Gotland zorgt ervoor dat het vlees een bijzondere, wildachtige smaak heeft, een kwaliteit die is genoemd in historische teksten. Het vlees is een populaire delicatesse.
Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier
(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)
http://www.livsmedelsverket.se/globalassets/produktion-handel-kontroll/livsmedelsinformation-markning-halsopastaenden/skyddade-beteckningar/ansokan-hannlamb-med-bilagor.pdf
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.