Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016TA1216(06)

Verslag over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

PB C 473 van 16.12.2016, p. 47–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 473/47


VERSLAG

over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof betreffende het begrotingsjaar 2015 vergezeld van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming

(2016/C 473/06)

INHOUD

 

Paragraaf

Blz.

INLEIDING

1–5

48

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6

48

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7–14

49

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12

50

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13

50

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

15–23

50

Presentatie van de rekeningen

15–17

50

Uitvoering van de begroting 2015

18–19

50

Meerjarige begrotingsuitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in het kader van KP7

20–21

50

Meerjarige begrotingsuitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in het kader van Horizon 2020

22–23

51

ANDERE AANGELEGENHEDEN

24–28

51

Essentiële controles en toezichtsystemen

24

51

Fraudebestrijdingsstrategie

25–27

51

De dienst Interne Audit van de Commissie (DIA)

28

51

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

29–30

52

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

29

52

Belangenconflicten

30

52

BIJLAGE

53

INLEIDING

1.

De gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief voor brandstofcellen en waterstof (de Gemeenschappelijke Onderneming FCH), gevestigd te Brussel, werd in mei 2008 (1) opgericht voor de periode tot 31 december 2017 en werd financieel autonoom op 15 november 2010. In mei 2014 (2) heeft de Raad de oorspronkelijke verordening ingetrokken en de looptijd van de gemeenschappelijke onderneming, nu met de naam „Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2” (Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2) (3), verlengd tot 31 december 2024 binnen het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 (4).

2.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft onder meer tot doel, in overleg met de industrie en onderzoeksorganisaties, onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten in de lidstaten en met het zevende kaderprogramma voor onderzoek (KP7) (5) geassocieerde landen te ondersteunen en zich daarbij te richten op de ontwikkeling van markttoepassingen en daardoor extra inspanningen van de industrie te vergemakkelijken voor een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën. Binnen Horizon 2020 heeft de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 tot doel bij te dragen tot de realisatie van de maatschappelijke uitdagingen van veilige, schone en efficiënte energie en van slim, groen en geïntegreerd vervoer en tot de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof door de ontwikkeling van een sterke, duurzame en wereldwijd concurrerende brandstofcel- en waterstofsector in de Unie (6).

3.

De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn de Europese Unie (EU), vertegenwoordigd door de Europese Commissie, de industriegroepering (Hydrogen Europe (7)) en de onderzoeksgroepering (New European Research Grouping on Fuel Cells and Hydrogen (N.ERGHY)).

4.

De maximale EU-bijdrage in het kader van KP7 aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH bedraagt 470 miljoen euro (met een maximum van 20 miljoen euro voor administratieve kosten), die moet worden aangevuld met een gelijke bijdrage van de industrie- en onderzoeksgroeperingen.

5.

De maximale EU-bijdrage in het kader van Horizon 2020 tot de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bedraagt 665 miljoen euro (waarvan de administratieve kosten niet hoger mogen zijn dan 19 miljoen euro (8)). Van de industrie- en onderzoeksgroeperingen wordt verwacht dat zij minimaal evenveel bijdragen als de EU door middel van bijdragen in natura (9) aan de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH gefinancierde projecten en aanvullende activiteiten (10), waarbij het minimum een bedrag van 380 miljoen euro is, waarvan ten minste 285 miljoen euro verband moet houden met aanvullende activiteiten.

TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

6.

De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, toetsing van verrichtingen op het niveau van de gemeenschappelijke onderneming en een beoordeling van de essentiële controles van de toezicht- en controlesystemen, inclusief een evaluatie in het kader van de kwaliteitsbewaking van de controles achteraf die door de gemeenschappelijke onderneming (of namens haar door particuliere accountantskantoren) bij de begunstigden werden uitgevoerd. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit relevant werk van andere controleurs en een analyse van de „management representations”.

BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

7.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

a)

de jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, die bestaat uit de financiële staten (11) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (12) betreffende het per 31 december 2015 afgesloten begrotingsjaar;

b)

de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening.

De verantwoordelijkheid van de leiding

8.

Overeenkomstig de artikelen 16 en 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 (13) van de Commissie is de leiding verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

a)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen materiële afwijkingen als gevolg van fraude of fouten bevatten, het selecteren en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (14) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de gemeenschappelijke onderneming.

b)

De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

De verantwoordelijkheid van de controleur

9.

De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (15) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming geen materiële afwijkingen bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

10.

De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico’s op materiële afwijkingen in de rekeningen en op materiële niet-conformiteit van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de wet- en regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

11.

De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

12.

Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2015 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen voor het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financiële regeling en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

13.

Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2015 afgesloten jaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

14.

De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

OPMERKINGEN OVER HET BEGROTINGS- EN FINANCIEEL BEHEER

Presentatie van de rekeningen

15.

De andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de EU moeten jaarlijks uiterlijk op 31 januari aan de raad van bestuur verslag uitbrengen over de waarde van hun bijdragen in natura die in elk van de voorafgaande begrotingsjaren zijn verstrekt (16). Op basis van deze informatie, en volgens de door de Europese Commissie aan de gemeenschappelijke onderneming verstrekte richtsnoeren, moeten de bijdragen in natura van de leden op de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming worden geboekt.

16.

Ten tijde van de opstelling van de eindrekeningen had de gemeenschappelijke onderneming niet de benodigde verslagen ontvangen van haar leden die de Horizon 2020-projecten uitvoeren. Het in de rekeningen voor 2015 opgenomen bedrag voor bijdragen in natura voor het Horizon 2020-programma is bijgevolg gebaseerd op door de gemeenschappelijke onderneming gemaakte ramingen van door de leden tot het einde van 2015 gemaakte kosten (17).

17.

In de door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH uitgebrachte rekeningen ontbreken de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de aansluitingstabel met de economische resultatenrekening. Beide zaken zijn echter bekendgemaakt in het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor 2015 van de gemeenschappelijke onderneming, hoewel het niveau van de verstrekte informatie verschilt van dat van de meeste andere gemeenschappelijke ondernemingen, wat aantoont dat er behoefte is aan duidelijke richtsnoeren van de Commissie voor de budgettaire verslaglegging van gemeenschappelijke ondernemingen.

Uitvoering van de begroting 2015

18.

De definitieve begroting 2015 die beschikbaar was voor de tenuitvoerlegging, omvatte vastleggingskredieten ad 132,6 miljoen euro en betalingskredieten ad 95,1 miljoen euro. De bestedingsgraad bedroeg 87 % voor de vastleggingskredieten en 83 % voor de betalingskredieten (18). De lager dan verwachte uitvoeringsgraad voor vastleggingskredieten is voornamelijk toe te schrijven aan het resultaat van de oproepen voor 2015. Een aantal projectvoorstellen werd afgewezen, omdat deze niet voldeden aan de vereiste kwaliteit, wat heeft geleid tot ongebruikte vastleggingskredieten ter waarde van 13,7 miljoen euro.

19.

Van de totale in 2015 gedane operationele vastleggingen (193,5 miljoen euro) betrof 42,6 % individuele vastleggingen op basis van afgeronde procedures voor de gunning van subsidies en contracten. De resterende 57,3 % omvatte globale vastleggingen waarvoor de gunningsprocedure niet was afgerond. Het hoge niveau van de globale vastleggingen in 2015 is het gevolg van de tijd die nodig is voor de evaluatie- en de onderhandelingsprocedures voor de oproepen tot het indienen van voorstellen voor Horizon 2020-projecten van 2015.

Meerjarige begrotingsuitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in het kader van KP7

20.

Van het totale budget van 470 miljoen euro voor de door de EU in het kader van KP7 te financieren operationele en administratieve activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH had de gemeenschappelijke onderneming eind 2015 voor 453,1 miljoen euro aan operationele vastleggingen gedaan en voor 316 miljoen euro (69,8 % van de operationele vastleggingen) aan betalingen. Volgens het betalingsplan van de gemeenschappelijke onderneming voor lopende KP7-projecten zullen de niet-afgewikkelde operationele betalingen van 137 miljoen euro (30,2 %) vóór het einde van 2019 worden gebruikt. De contante bijdrage van de EU aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedroeg 9 miljoen euro.

21.

Van het totale budget van 470 miljoen euro voor de bijdragen in natura en in contanten van de andere leden ter dekking van operationele en administratieve kosten was op 31 december 2015342,3 miljoen euro aan bijdragen in natura aan operationele activiteiten aan de Gemeenschappelijke Onderneming FCH gerapporteerd, waarvan 185,6 miljoen euro, ofwel 54,2 %, door de raad van bestuur is gevalideerd. Het hoge niveau van bijdragen in natura die nog moeten worden gevalideerd, is te wijten aan de cyclus van kostendeclaratie en -certificering voor KP7-projecten. De contante bijdragen van de andere leden aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedroegen 13 miljoen euro.

Meerjarige begrotingsuitvoering van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH in het kader van Horizon 2020

22.

Van het totale budget van 665 miljoen euro voor door de EU in het kader van Horizon 2020 te financieren operationele en administratieve activiteiten bedroegen de door de gemeenschappelijke onderneming gedane operationele vastleggingen 83,6 miljoen euro en de betalingen 29,4 miljoen euro (35 % van de operationele vastleggingen). De contante bijdrage van de EU aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedroeg 781 000 euro.

23.

Wat betreft de bijdragen in natura en in contanten van de andere leden, schat de gemeenschappelijke onderneming dat de bijdragen in natura voor operationele activiteiten tot 31 december 20153,9 miljoen euro bedragen, op een totaal budget van 665 miljoen euro. De contante bijdragen van de andere leden aan de administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedroegen 781 000 euro.

ANDERE AANGELEGENHEDEN

Essentiële controles en toezichtsystemen

24.

De Gemeenschappelijke Onderneming FCH heeft procedures voor controles vooraf opgezet die zijn gebaseerd op financiële en operationele controles van stukken, en verricht controles achteraf bij begunstigden van subsidies. Deze controles zijn belangrijke instrumenten om de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen te beoordelen, inclusief de bijdragen in contanten en in natura door haar eigen leden aan de gemeenschappelijke onderneming, met uitzondering van de EU. Het restfoutenpercentage voor controles achteraf dat in 2015 werd gerapporteerd in het jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, bedroeg 0,98 % (19).

Fraudebestrijdingsstrategie

25.

Volgens artikel 12 van het financieel reglement van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH moet op de uitvoering van de begroting een doeltreffende en doelmatige interne controle worden uitgeoefend, met inbegrip van preventie, opsporing, correctie en follow-up van fraude en onregelmatigheden.

26.

Overeenkomstig de vaststelling door de Europese Commissie van een fraudebestrijdingsstrategie in juni 2011 werd de eerste gemeenschappelijke strategie voor fraudebestrijding bij onderzoek in juli 2012 vastgesteld en in maart 2015 geactualiseerd teneinde rekening te houden met de veranderingen die met Horizon 2020 waren ingevoerd (20). De strategie voor fraudebestrijding bij onderzoek bevat een actieplan dat door de gemeenschappelijke ondernemingen voor onderzoek moet worden uitgevoerd.

27.

Bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH bestaan al internecontroleprocedures waarmee de preventie en opsporing van fraude en onregelmatigheden voldoende gewaarborgd kunnen worden (controles vooraf van betalingen, beleid inzake belangenconflicten en controles achteraf bij eindbegunstigden van subsidies). De gemeenschappelijke onderneming is bezig met de uitvoering van de maatregelen in het actieplan, zoals gebruikmaking van de databanken van de Commissie om uitgesloten organisaties of potentiële dubbele financiering op te sporen (21), in overeenstemming met het overeengekomen tijdschema.

De dienst Interne Audit van de Commissie (DIA)

28.

De DIA heeft in november 2015 een controle verricht bij de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 van het beoordelings- en selectieproces voor Horizon 2020-subsidievoorstellen. De DIA beval de gemeenschappelijke onderneming aan de duidelijkheid en transparantie van de selectie van haar onderwerpen voor voorstellen te verbeteren. De Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 voert in 2016 verbeterde procedures voor de volgende oproep tot het indienen van voorstellen in 2017.

FOLLOW-UP VAN EERDERE OPMERKINGEN

Monitoring en rapportage van projectonderzoeksresultaten

29.

Zoals voorgeschreven door de Horizon 2020-regels (22), heeft de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 specifieke indicatoren betreffende onderzoeksresultaten openbaargemaakt in haar jaarlijks activiteitenverslag (prestatie-indicatoren en indicatoren voor de monitoring van horizontale vraagstukken) (23).

Belangenconflicten

30.

In juli 2015 heeft de Commissie voor de gemeenschappelijke ondernemingen richtsnoeren gepubliceerd met betrekking tot regels inzake belangenconflicten, met inbegrip van een gemeenschappelijk model voor de verklaring inzake de afwezigheid van een belangenconflict, dat door de gemeenschappelijke onderneming moet worden opgenomen in haar procedures.

Dit verslag werd door kamer IV onder leiding van de heer Baudilio TOMÉ MUGURUZA, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 18 oktober 2016.

Voor de Rekenkamer

Klaus-Heiner LEHNE

President


(1)  Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1) zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1183/2011 van de Raad (PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3).

(2)  Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 (PB L 169 van 7.6.2014, blz. 108).

(3)  In dit verslag wordt „Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof” gebruikt, tenzij onderscheid tussen beide programma’s moet worden gemaakt.

(4)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(5)  Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

(6)  Ter informatie geeft de bijlage een overzicht van de bevoegdheden, activiteiten en beschikbare middelen van de gemeenschappelijke onderneming.

(7)  Voorheen „New Energy World Industry Grouping” (NEW-IG).

(8)  De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 bedragen ten hoogste 38 miljoen euro en worden gedekt door de financiële bijdragen die op jaarbasis gelijkelijk worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden.

(9)  Artikel 13, lid 3, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 559/2014 bepaalt: „De exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 worden als volgt gedekt: a) een financiële bijdrage van de Unie; b) bijdragen in natura van de samenstellende entiteiten of gelieerde entiteiten van de andere leden dan de Unie die deelnemen aan acties onder contract, bestaande uit de door hen gemaakte kosten bij het uitvoeren van acties onder contract minus de bijdrage van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2, en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten.”

(10)  Zoals bepaald in artikel 4, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 559/2014, zijn aanvullende activiteiten bijdragen in natura voor activiteiten die buiten het werkplan en de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming vallen, maar die bijdragen tot de doelstellingen van het gezamenlijke technologie-initiatief FCH. In overeenstemming met artikel 4, lid 4, van diezelfde verordening moeten de kosten van aanvullende activiteiten worden gecertificeerd door een onafhankelijke extern controleur en worden deze niet onderworpen aan een controle door de gemeenschappelijke onderneming of door een orgaan van de Unie.

(11)  Deze omvatten de balans en de staat van de financiële resultaten, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva, een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

(12)  Deze omvatten de verslagen over de uitvoering van de begroting, een overzicht van begrotingsbeginselen en andere toelichtingen.

(13)  PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2.

(14)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

(15)  Artikel 47 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014.

(16)  Artikel 4, leden 3 en 4, van Verordening (EU) nr. 559/2014.

(17)  In 2015 bedroegen de op ramingen gebaseerde bijdragen in natura voor Horizon 2020 3,9 miljoen euro. Hoewel de gemeenschappelijke onderneming voor het berekenen van de geraamde bijdragen in natura de meest nauwkeurige beschikbare informatie heeft gebruikt, is dit bedrag niet door onafhankelijke externe controleurs gecertificeerd (artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 559/2014), en evenmin door de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming gevalideerd.

(18)  Jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, blz. 28.

(19)  Jaarlijks activiteitenverslag van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, blz. 41. De gedurende 2015 verrichte controles achteraf omvatten projecten die door de gemeenschappelijke onderneming werden gefinancierd in het kader van KP7. De controleaanpak voor Horizon 2020-projecten wordt uiteengezet in de gemeenschappelijke strategie inzake controles achteraf op het gebied van onderzoek in het kader van Horizon 2020. De controles achteraf van projecten die door de gemeenschappelijke onderneming worden gefinancierd in het kader van Horizon 2020, beginnen in 2016.

(20)  Bijvoorbeeld de oprichting van een gemeenschappelijk ondersteuningscentrum met een gecentraliseerde auditdienst en geharmoniseerde bedrijfsprocessen voor onderzoeksinstellingen van de EU.

(21)  Deze maatregel omvat ook de beoordeling van de gebruikmaking van bronnen buiten de EU om dubbele financiering te voorkomen.

(22)  Artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en bijlage II van Besluit 2013/743/EU van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(23)  Jaarlijks activiteitenverslag 2015 van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH, bijlagen 5, 6 en 7, blz. 78-83.


BIJLAGE

Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 (Brussel)

Bevoegdheden en activiteiten

Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

(Artikelen 187 en 188 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 voorziet in publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven die zouden kunnen worden uitgevoerd via gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 187 VWEU en van Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (Horizon 2020), waarmee wordt gestreefd naar een grotere impact op onderzoek en innovatie door het combineren van middelen uit Horizon 2020 en de particuliere sector met publiek-private partnerschappen op essentiële terreinen waar onderzoek en innovatie kunnen bijdragen tot de bredere doelstellingen van de Unie inzake concurrentievermogen, particuliere investeringen kunnen opleveren en maatschappelijke uitdagingen kunnen helpen aanpakken.

Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad van 6 mei 2014 tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

Bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Onderneming

zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad

Doelstellingen

De Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 heeft de volgende doelstellingen:

a)

bijdragen tot de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en in het bijzonder de uitdaging van veilige, schone en efficiënte energie en de uitdaging van slim, groen en geïntegreerd vervoer in het kader van deel III van bijlage I bij Besluit 2013/743/EU;

b)

bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake brandstofcellen en waterstof door de ontwikkeling van een sterke, duurzame en wereldwijd concurrerende brandstofcel- en waterstofsector in de Unie.

Zij moet met name:

a)

de productiekosten van brandstofcelsystemen voor vervoerstoepassingen terugdringen en de levensduur ervan verlengen tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën;

b)

zorgen voor een verhoging van de elektrische efficiëntie en de duurzaamheid van de verschillende soorten brandstofcellen die worden gebruikt voor de elektriciteitsproductie, tot niveaus die kunnen concurreren met conventionele technologieën, en de kosten terugdringen;

c)

de energie-efficiëntie van het produceren van waterstof uit hoofdzakelijk elektrolyse van water en hernieuwbare bronnen verhogen en tegelijk de exploitatiekosten en kapitaalkosten terugdringen, zodat het waterstofproductiesysteem en de conversie met behulp van het brandstofcelsysteem als gecombineerd systeem kunnen concurreren met op de markt beschikbare alternatieven voor elektriciteitsproductie;

d)

op grote schaal de uitvoerbaarheid demonstreren van het gebruik van waterstof ter ondersteuning van de integratie van hernieuwbare energiebronnen in de energiesystemen, onder meer door het gebruik ervan als concurrerend opslagmedium voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen;

e)

het gebruik terugdringen van de door de EU gedefinieerde „kritieke grondstoffen”, bijvoorbeeld door middel van grondstoffen die platinumvrij zijn of die een laag platinumgehalte hebben en door zeldzame aardmetalen te recycleren of het gebruik ervan terug te dringen of te vermijden.

Bestuur

overeenkomstig Verordening (EU) nr. 559/2014 van de Raad

De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn:

 

1.

De raad van bestuur

De raad van bestuur is het voornaamste besluitvormingsorgaan van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2.

 

2.

De uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur is belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming en is de wettelijke vertegenwoordiger ervan. Hij is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur.

 

3.

Het wetenschappelijk comité

Bestaat uit maximaal negen leden waarbij wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van expertise van wereldklasse uit de academische wereld, industrie en toezichthouders. Het comité heeft de volgende taken:

a)

advies uitbrengen over de in de jaarlijkse werkplannen aan te pakken wetenschappelijke prioriteiten;

b)

advies uitbrengen over de in het jaarlijks activiteitenverslag beschreven wetenschappelijke prestaties.

De externe adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn:

 

4.

De groep vertegenwoordigers van de FCH-staten

De groep is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en elk met Horizon 2020 geassocieerd land.

De groep vertegenwoordigers van de staten moet worden geraadpleegd en zal met name informatie onderzoeken en advies verlenen over het volgende:

a)

de voortgang van het programma in de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan;

b)

de actualisering van de strategische oriëntatie;

c)

de koppeling aan Horizon 2020;

d)

de jaarlijkse werkplannen;

e)

de betrokkenheid van het mkb.

De groep vertegenwoordigers van de staten moet ook informatie verstrekken aan en fungeren als contactpunt voor de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 inzake het volgende:

a)

de situatie van relevante nationale of regionale onderzoeks- en innovatieprogramma’s en het vinden van mogelijke samenwerkingsterreinen, inclusief het inzetten van FCH-technologieën om synergieën te benutten en overlappingen te vermijden;

b)

specifieke maatregelen op nationaal of regionaal niveau met betrekking tot evenementen ter verspreiding van informatie, specifieke technische workshops en communicatieactiviteiten.

 

5.

Het forum van belanghebbenden

Het FVB vormt een belangrijk communicatiekanaal inzake de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en staat open voor alle publieke en particuliere belanghebbenden en internationale belangengroeperingen in de lidstaten, geassocieerde landen en derde landen. Het wordt eenmaal per jaar bijeengeroepen. Het FVB wordt geïnformeerd over de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 en wordt verzocht zijn opmerkingen kenbaar te maken.

De interne en externe controleurs en de kwijtingverlenende autoriteit van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 zijn:

 

6.

Interne audit

De dienst Interne Audit van de Commissie (DIA).

 

7.

Externe controle

Europese Rekenkamer.

 

8.

Kwijtingverlenende autoriteit

Parlement, op aanbeveling van de Raad.

In 2015 ter beschikking van de gemeenschappelijke onderneming gestelde middelen

Definitieve rekeningen 2015 van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2

Begroting (vastleggingskredieten)

132,6  miljoen euro

Begroting (betalingskredieten)

95,1  miljoen euro

Personeelsbestand per 31 december 2015

De lijst van het aantal ambten 2015 omvatte 26 posten (24 tijdelijke functionarissen en 2 arbeidscontractanten) en was volledig bezet aan het einde van 2015; deze personeelsleden verrichtten uitvoerende taken (18 FTE) en administratieve taken (8 FTE).

In 2015 verrichte activiteiten en diensten

Zie het jaarlijks activiteitenverslag 2015 van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 op

http://www.fch.europa.eu/page/annual-activity-reports

Bron: Door de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 verstrekte gegevens.


ANTWOORD VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING

15-16.

Overeenkomstig de in november 2015 door de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof 2 (FCH 2) goedgekeurde methodologie voor bijdragen in natura aan operationele activiteiten in het kader van het programma Horizon 2020, en in lijn met het standpunt van de Europese Commissie van juli 2016, werd het volgende overeengekomen:

1)

bijdragen in natura aan operationele activiteiten bestaan uit subsidiabele kosten verminderd met de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming;

2)

certificering gebeurt aan de hand van een certificaat betreffende de financiële staten aan het eind van het project;

3)

de jaarlijkse verslaglegging omvat ook gecertificeerde bijdragen in natura aan operationele activiteiten op basis van de kosten die de gemeenschappelijke onderneming uiterlijk op 31 december heeft gecertificeerd en gevalideerd.

Conform de methodologie worden de geschatte bijdragen in natura aan operationele activiteiten in de rekeningen per 31 december 2015 opgevoerd onder passiva.

Aangezien de eerste verslaglegging in verband met projecten moet worden gedaan in september 2016, heeft de gemeenschappelijke onderneming in 2015 geen kosten gevalideerd.

17.

De Europese Commissie zal een richtsnoer uitbrengen over wat in de uitvoeringsverslagen moet worden opgenomen. De gemeenschappelijke onderneming zal daar in de jaarrekening 2016 rekening mee houden.

28.

De procedure voor het selecteren en opstellen van onderwerpen is door de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming FCH 2 op 29 juni 2016 goedgekeurd en wordt reeds in 2016 toegepast voor de oproep tot het indienen van voorstellen voor 2017.

30.

De goedkeuring van gemeenschappelijke regels voor het personeel op basis van het model van de Europese Commissie is momenteel aan de gang. Evenzo zullen tegen eind 2016 ook regels voor andere organen van de gemeenschappelijke onderneming ter goedkeuring aan de raad van bestuur worden voorgelegd.


Top