EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0755

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

COM/2016/0755 final - 2016/0371 (CNS)

Brussel, 1.12.2016

COM(2016) 755 final

2016/0371(CNS)

Modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

{SWD(2016) 379}
{SWD(2016) 382}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende e-commerce tussen ondernemingen en consumenten (b2c). De achtergrond van dit hele pakket wordt in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Het voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde 1 is een belangrijk onderdeel van het pakket, aangezien het voorziet in de basis voor de onderliggende IT-infrastructuur en de nodige samenwerking tussen de lidstaten om het mini-éénloketsysteem (MOSS) met succes uit te breiden naar andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- en langs elektronische weg verrichte diensten en afstandsverkopen van goederen, zowel binnen de Gemeenschap als van buiten de Gemeenschap. Door het pakket als geheel zullen de btw-inkomsten van de lidstaten stijgen met naar schatting 7 miljard EUR per jaar en zullen de regelgevingskosten voor ondernemingen met 2,3 miljard EUR per jaar dalen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel bepaalt dat de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vaststelt die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Het voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, omdat de belangrijkste problemen (verstorende effecten, hoge administratieve lasten en nalevingskosten enz.) die in kaart zijn gebracht, worden veroorzaakt door de bepalingen van de bestaande Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 2 (de "btw-richtlijn") en de daarmee samenhangende handelingen. Aangezien de btw een belasting is die op het niveau van de Gemeenschap geharmoniseerd is, kunnen de lidstaten niet zelf andere bepalingen vaststellen en daarom vereist een initiatief om de btw voor de grensoverschrijdende e-commerce te moderniseren, een voorstel van de Commissie tot wijziging van de btw-richtlijn en de daarmee samenhangende handelingen. Het voorstel wordt geacht een duidelijke meerwaarde op te leveren ten opzichte van wat op het niveau van de lidstaten kan worden bereikt. Naast de technische wijzigingen die nodig zijn om het toepassingsgebied van het MOSS uit te breiden, zal dit voorstel met name leiden tot lagere administratieve lasten voor belastingplichtigen die gebruikmaken van het MOSS door te voorzien in het beginsel dat verzoeken van de belastingdiensten aan belastingplichtigen om hun boekhouding ter beschikking te stellen en verzoeken om administratieve onderzoeken te verrichten, altijd gecoördineerd moeten worden door de lidstaat van identificatie van de belastingplichtige.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, dat wil zeggen dat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen van het VWEU, met name de goede werking van de interne markt, te verwezenlijken. Wat de subsidiariteitstoets betreft, kunnen de lidstaten de problemen en de onderliggende oorzaken niet aanpakken zonder een voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn en de daarmee samenhangende handelingen. Twee aspecten van het voorstel zijn van groot belang met het oog op evenredigheid. Het eerste aspect heeft betrekking op de coördinatie tussen de lidstaten in verband met administratieve vragen en controles van ondernemingen in het MOSS-systeem. Deze coördinatie kan leiden tot een doeltreffender en efficiënter nalevingsregime voor zowel de lidstaten als ondernemingen. Het wordt echter niet verboden voor een lidstaat van verbruik om rechtstreeks contact op te nemen met ondernemingen indien de lidstaat van identificatie het niet nodig acht een controle uit te voeren. Het tweede aspect heeft betrekking op de invoering van een administratieve vergoeding, waarbij de lidstaat van identificatie een vergoeding van 5 % van de ten behoeve van andere lidstaten geïnde bedragen zal ontvangen ter compensatie van de investeringen die nodig zijn voor de actualisering van het IT-systeem van het MOSS als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied, de lopende onderhoudskosten en de middelen voor de controle van de in die lidstaat gevestigde ondernemingen met het oog op een versterkte samenwerking en een betere naleving.

Keuze van het instrument

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. De resultaten van de ex-postevaluatie, de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordeling worden in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Uit de raadpleging van belanghebbenden bleek dat de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven er grote voorstander van zijn dat controles door de lidstaten worden gecoördineerd, omdat een onderneming anders met 28 afzonderlijke controleverzoeken kan worden geconfronteerd. Het ontbreken van een dergelijke bepaling in de huidige wetgeving heeft geleid tot onzekerheid bij ondernemers, met name wanneer zij correspondentie ontvangen van verschillende belastingdiensten. Voorts hebben de meeste lidstaten aangegeven dat zij ook voorstander zijn van deze aanpak, aangezien de controlemiddelen zo efficiënter worden ingezet. Volgens de effectbeoordeling zou de voorkeursoptie, die voorziet in de coördinatie van controles, naar verwachting leiden tot een grotere daling van de nalevingskosten voor ondernemingen in vergelijking met de alternatieven.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket betreffende de modernisering van de btw voor grensoverschrijdende b2c-e-commerce. De gevolgen van het pakket als geheel voor de begroting worden in detail uiteengezet in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen - COM(2016) 757.

Dit onderdeel van het pakket zal naar verwachting grote positieve gevolgen hebben voor de begroting. In combinatie met de stimulans van de administratieve vergoeding moet de coördinatie van controles leiden tot op risico's gebaseerde controles. Een efficiënter controleproces dat is gericht op resultaten, moet leiden tot een betere naleving in vergelijking met het alternatief van een ongecoördineerde aanpak waarbij onnodig beslag wordt gelegd op middelen. Inefficiënt gebruik van schaarse controlemiddelen kan ook secundaire effecten hebben, waarbij andere ondernemingen buiten het MOSS-systeem niet naar behoren worden gecontroleerd, en dit kan leiden tot een slechtere naleving van de wetgeving inzake btw en andere belastingen, en bijgevolg negatieve gevolgen hebben voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De in Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad opgenomen bepalingen inzake het MOSS moeten worden gewijzigd en aangevuld naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen van de btw-richtlijn. Deze bepalingen hebben betrekking op de regels en procedures voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen over btw-identificatie, btw-aangiften en btw-betalingen in het MOSS tussen belastingplichtigen en de belastingdienst, en tussen de belastingdiensten van de lidstaten.

Artikel 1, lid 4, artikel 2, lid 2, artikel 17, lid 1, onder d), en artikel 31 van de verordening worden gewijzigd om rekening te houden met de uitbreiding van het toepassingsgebied van het MOSS naar andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten (hierna "elektronische diensten" genoemd) en afstandsverkopen van goederen (artikel 1, punten 1 tot en met 4, van het voorstel).

De titel van afdeling 2 van hoofdstuk XI van de verordening wordt gewijzigd om de toepassing ervan te beperken tot en met 31 december 2020 (artikel 1, punt 5, onder a), van het voorstel).

Krachtens artikel 1, punt 5, onder b), van het voorstel wordt een nieuwe afdeling 3 ingevoegd in hoofdstuk XI van de verordening. Deze afdeling omvat de bepalingen die geldig zijn vanaf 1 januari 2021.

Onderafdeling 2 van afdeling 3 (de artikelen 47 ter tot en met 47 octies) omvat de bepalingen inzake de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten over de identificatie van belastingplichtigen die gebruikmaken van het MOSS, btw-aangiften en btw-betalingen. Ze sluiten aan bij de bestaande bepalingen van afdeling 2 van hoofdstuk XI en voorzien in de uitbreiding ervan naar andere diensten dan elektronische diensten en naar afstandsverkopen van goederen.

Onderafdeling 3 van afdeling 3 (de artikelen 47 nonies tot en met 47 duodecies) omvat de bepalingen inzake de controle van transacties en belastingplichtigen. In artikel 47 nonies is bepaald dat de lidstaat van invoer verantwoordelijk is voor de controle van de geldigheid van het btw-identificatienummer dat aan de douaneautoriteiten moet worden verstrekt bij invoer van goederen waarvoor gebruik werd gemaakt van het MOSS om de btw aan te geven en te betalen. Een geldig btw-identificatienummer is een voorwaarde voor de toepassing van de vrijstelling bij invoer van dergelijke goederen. In de artikelen 47 decies en 47 undecies is bepaald dat verzoeken van de lidstaten aan belastingplichtigen om hun boekhouding ter beschikking te stellen alsook verzoeken om administratieve onderzoeken te verrichten, gecoördineerd moeten worden door de lidstaat van identificatie om te voorkomen dat meerdere lidstaten van verbruik zonder onderlinge coördinatie verzoeken doen om de boekhouding ter beschikking te stellen of om administratieve onderzoeken te verrichten. In dezelfde geest is in artikel 47 duodecies bepaald dat de lidstaat van identificatie verantwoordelijk is voor de kennisgeving van een door de lidstaat van verbruik opgelegde belastingaanslag naar aanleiding van een administratief onderzoek, en voor de inning van de bedragen die verschuldigd zijn ten gevolge van een dergelijke aanslag.

Onderafdeling 4 van afdeling 3 (artikel 47 terdecies) voorziet in een vergoeding van 5 % die de lidstaten van verbruik moeten betalen aan de lidstaat van identificatie om deze lidstaat te compenseren voor de kosten voor de inning en controle van btw in het kader van de bijzondere regelingen. In het kader van het huidige MOSS mogen de lidstaten een bepaald percentage inhouden van de btw-bedragen die zij innen en moeten overmaken naar de lidstaten van verbruik tot eind 2018 3 . Het voorstel voorziet in een permanent mechanisme, dat vergelijkbaar is met de vaste praktijk op het gebied van douane, waarmee de lidstaat van identificatie een vergoeding van 5 % van de ten behoeve van andere lidstaten geïnde bedragen ontvangt ter compensatie van de investeringen die nodig zijn voor de actualisering van het IT-systeem van het MOSS als gevolg van de uitbreiding van het toepassingsgebied, de lopende onderhoudskosten en de middelen voor de controle van de in die lidstaat gevestigde ondernemingen met het oog op een versterkte samenwerking en een betere naleving. In het kader van het huidige systeem (artikel 46, lid 3, van de verordening) worden deze bedragen ingehouden van elke btw-betaling in het MOSS die de lidstaten van identificatie overmaken naar een lidstaat van verbruik, wat echter veel problemen veroorzaakte, met name in verband met de teruggaaf aan belastingplichtigen. Daarom wordt voorgesteld deze vergoeding jaarlijks en buiten het MOSS te berekenen op basis van de betrokken nettobedragen.

In onderafdeling 5 van afdeling 3 (artikel 47 quaterdecies) is bepaald dat de Commissie automatisch toegang kan krijgen tot de inlichtingen in verband met het MOSS die zijn opgeslagen in de elektronische systemen van de lidstaten, met uitzondering van persoonsgegevens. Hierdoor zou de Commissie automatisch statistische inlichtingen kunnen verzamelen (bv. over het aantal belastingplichtigen die onder een bijzondere regeling zijn geregistreerd) zonder de lidstaten hierom te moeten verzoeken. Dit is ook nodig met het oog op de evaluatie die is vereist in het kader van het beleid voor betere regelgeving.

Onderafdeling 6 van afdeling 3 (artikel 47 quindecies) verleent de Commissie de uitvoeringsbevoegdheden die nodig zijn om te bepalen welke gegevens in aanmerking moeten worden genomen bij de uitwisseling van inlichtingen over identificatie, btw-aangiften, btw-betalingen, verzoeken om de boekhouding ter beschikking te stellen of administratieve onderzoeken te verrichten enz., tussen belastingplichtigen en lidstaten of tussen lidstaten onderling, alsook de technische middelen voor de indiening of doorgifte van deze inlichtingen. Duidelijkheidshalve zijn deze bepalingen samengebracht in één artikel in plaats van ze in elke afzonderlijke betrokken bepaling op te nemen, zoals het geval is in de huidige tekst van de verordening.

Ten slotte wordt punt 1 van bijlage I gewijzigd bij artikel 1, punt 6, van het voorstel, waardoor het wordt afgestemd op de voorgestelde wijzigingen van de btw-richtlijn met betrekking tot afstandsverkopen van goederen (schrapping van artikel 34).

2016/0371 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 4 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 5 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)In Verordening (EU) nr. 904/2010 6 zijn regels betreffende de uitwisseling en de opslag van inlichtingen door de lidstaten vastgesteld met het oog op de invoering van de bijzondere regelingen als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad 7 .

(2)Met ingang van 1 januari 2021 worden deze bijzondere regelingen uitgebreid naar afstandsverkopen van goederen en andere diensten dan telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten, waardoor het toepassingsgebied van de regels van deze verordening betreffende het verstrekken van inlichtingen en de overdracht van geldmiddelen tussen de lidstaat van identificatie en de lidstaat van verbruik moet worden uitgebreid.

(3)Door de uitbreiding van de bijzondere regelingen naar afstandsverkopen van goederen die worden ingevoerd uit derdelandsgebieden of derde landen, moet de douaneautoriteit van de lidstaat van invoer kunnen vaststellen voor welke invoer van goederen in kleine zendingen belasting over de toegevoegde waarde (btw) moet worden betaald in het kader van een van de bijzondere regelingen. Het btw-identificatienummer waaronder de btw wordt betaald, moet daarom vooraf worden meegedeeld zodat de douaneautoriteiten de geldigheid ervan kunnen controleren bij invoer van de goederen.

(4)De belastingplichtigen die gebruikmaken van deze bijzondere regelingen, kunnen worden verzocht hun boekhouding ter beschikking te stellen van dan wel aan administratieve onderzoeken worden onderworpen door de lidstaat van identificatie en alle lidstaten van verbruik waar goederen worden geleverd of diensten worden verricht. Om de administratieve lasten en nalevingskosten als gevolg van meerdere verzoeken om de boekhouding ter beschikking te stellen alsook om administratieve onderzoeken te verrichten, zowel voor de ondernemingen als de belastingdiensten te verminderen, en om dubbel werk te voorkomen, moeten deze verzoeken en onderzoeken zo veel mogelijk worden gecoördineerd door de lidstaat van identificatie.

(5)Aangezien een lidstaat van identificatie in het kader van de bijzondere regelingen de btw int en controleert ten behoeve van de lidstaten van verbruik, is het passend te voorzien in een mechanisme waarbij de lidstaat van identificatie een vergoeding ontvangt van de betrokken lidstaten van verbruik ter compensatie van de innings- en controlekosten. Aangezien het huidige systeem, waarbij een vergoeding wordt ingehouden van de btw-bedragen die de lidstaat van identificatie moet overmaken naar de lidstaten van verbruik, heeft geleid tot problemen voor de belastingdiensten, met name in verband met teruggaaf, moet deze vergoeding jaarlijks buiten de bijzondere regelingen worden berekend en betaald.

(6)Teneinde de verzameling van statistische gegevens over de toepassing van de bijzondere regelingen te vereenvoudigen, moet de Commissie worden gemachtigd om automatisch toegang te krijgen tot algemene informatie over de bijzondere regelingen die is opgeslagen in de elektronische systemen van de lidstaten, met uitzondering van gegevens over individuele belastingplichtigen.

(7)De inlichtingen die door de belastingplichtige moeten worden ingediend en door de lidstaten aan elkaar moeten worden doorgegeven voor de toepassing van de bijzondere regelingen, alsook de technische middelen voor de indiening door de belastingplichtige of de doorgifte van deze inlichtingen tussen de lidstaten onderling moeten worden vastgesteld volgens de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 8 vastgestelde regelgevingsprocedure.

(8)Rekening houdend met de tijd die nodig is om de voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen te treffen en om de lidstaten in staat te stellen hun IT-systeem voor de registratie en voor de aangifte en de betaling van de btw aan te passen, alsook met de bij artikel 2 van Richtlijn […]/EU van de Raad 9 doorgevoerde wijzigingen, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf de toepassingsdatum van die wijzigingen.

(9) Verordening (EU) nr. 904/2010 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1) In artikel 1 wordt lid 4 vervangen door:

"4.Bij deze verordening worden tevens regels en procedures vastgesteld voor de elektronische uitwisseling van inlichtingen inzake de btw over goederen en diensten die overeenkomstig de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG worden geleverd, alsmede voor eventuele daarop aansluitende uitwisselingen van inlichtingen en, wat de onder die bijzondere regelingen vallende goederen en diensten betreft, voor de overdracht van geldmiddelen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.".

2) In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

"2.De in de artikelen 358 bis, 369 bis en 369 terdecies van Richtlijn 2006/112/EG opgenomen definities ten behoeve van de respectieve bijzondere regeling, zijn ook van toepassing in het kader van deze verordening.".

3) In artikel 17, lid 1, wordt punt d) vervangen door:

"d)de inlichtingen die hij overeenkomstig de artikelen 360, 361, 364, 365, 369 quater, 369 septies, 369 octies, 369 sexdecies, 369 septdecies, 369 vicies en 369 unvicies van Richtlijn 2006/112/EG vergaart.".

4) Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

a)    lid 1 wordt vervangen door:

"1.De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat zorgen ervoor dat de personen die bij intracommunautaire goederenleveringen of dienstverrichtingen betrokken zijn, alsmede de niet-gevestigde belastingplichtigen die diensten verrichten, ten behoeve van dat soort handelingen langs elektronische weg bevestiging kunnen krijgen van de geldigheid van het aan een welbepaalde persoon toegekend btw-identificatienummer alsook van zijn naam en adres. Deze inlichtingen moeten overeenstemmen met de in artikel 17 bedoelde gegevens.";

b)lid 3 wordt geschrapt.

5) Hoofdstuk XI wordt als volgt gewijzigd:

a)    de titel van afdeling 2 wordt vervangen door:

"Bepalingen geldig vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2020";

b)    de volgende afdeling 3 wordt toegevoegd:

"AFDELING 3
Bepalingen geldig vanaf 1 januari 2021

Onderafdeling 1

Algemene bepaling

Artikel 47 bis

De bepalingen van deze afdeling zijn geldig vanaf 1 januari 2021.

Onderafdeling 2
Uitwisseling van inlichtingen

Artikel 47 ter

1.    De in artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die door de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van die richtlijn bij aanvang van zijn activiteiten aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan, geschiedt langs elektronische weg. De opgave van overeenkomstige gegevens voor de identificatie van de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG bij de aanvang van diens activiteiten overeenkomstig artikel 369 ter van die richtlijn, geschiedt langs elektronische weg.

2.    De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG is ontvangen. Op dezelfde wijze stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten in kennis van het toegekende individuele btw-identificatienummer.

3.    Indien de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, afdelingen 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG, van die bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis langs elektronische weg.

Artikel 47 quater

1.    De in artikel 369 septdecies, leden 1 en 2, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde mededeling die aan de lidstaat van identificatie wordt gedaan door de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van die richtlijn of door zijn tussenpersoon bij aanvang van zijn activiteiten, geschiedt langs elektronische weg. Alle wijzigingen in deze, overeenkomstig artikel 369 septdecies, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG verstrekte inlichtingen worden ook langs elektronische weg meegedeeld.

2.    De lidstaat van identificatie zendt de meegedeelde inlichtingen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten, binnen tien dagen te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de mededeling van de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG, of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon is ontvangen.

3.    Indien de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon van de bijzondere regeling wordt uitgesloten, stelt de lidstaat van identificatie de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis langs elektronische weg.

Artikel 47 quinquies

1.    De btw-aangifte met de in de artikelen 365, 369 octies en 369 unvicies van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde gegevens wordt langs elektronische weg ingediend.

2.    De lidstaat van identificatie zendt deze gegevens uiterlijk twintig dagen na het einde van de maand waarin de aangifte is ontvangen langs elektronische weg toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van verbruik.

De lidstaat van identificatie zendt ook de gegevens bedoeld in artikel 369 octies, leden 2 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG toe aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van vestiging.

De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de btw-aangifte dient te luiden in een andere valuta dan de euro, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van het belastingtijdvak geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

Artikel 47 sexies

De lidstaat van identificatie zendt de lidstaat van verbruik langs elektronische weg de inlichtingen toe die nodig zijn om elke betaling te koppelen aan een desbetreffende btw-kwartaalaangifte of een aanslag.

Artikel 47 septies

1.    De lidstaat van identificatie zorgt ervoor dat het bedrag dat is betaald door de belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG, of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon, gestort wordt op de bankrekening in euro die is aangewezen door de lidstaat van verbruik waaraan de betaling verschuldigd is.

De lidstaten die hebben voorgeschreven dat de betaling in een andere valuta dan de euro dient te geschieden, zetten de bedragen om in euro tegen de op de laatste dag van het belastingtijdvak geldende wisselkoers. De omwisseling vindt plaats volgens de wisselkoersen die de Europese Centrale Bank voor die dag heeft bekendgemaakt of, als er die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van bekendmaking.

De storting vindt plaats uiterlijk tien dagen na het eind van de maand waarin de betaling is ontvangen.

2.    Indien de belastingplichtige die gebruikmaakt van de bijzondere regeling, of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon niet de totale verschuldigde belasting voldoet, zorgt de lidstaat van identificatie ervoor dat de betaling naar de lidstaten van verbruik wordt overgemaakt in evenredigheid met de in elke lidstaat verschuldigde belasting. De lidstaat van identificatie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van verbruik daarvan langs elektronische weg in kennis.

Artikel 47 octies

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten langs elektronische weg mededeling van de relevante bankrekeningnummers voor de ontvangst van betalingen overeenkomstig artikel 47 septies.

De lidstaten doen de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten en de Commissie onverwijld langs elektronische weg mededeling van wijzigingen van de toepasselijke belastingtarieven voor de levering van goederen en diensten waarop de bijzondere regelingen van toepassing zijn.

Onderafdeling 3
Controle van transacties en belastingplichtigen

Artikel 47 nonies

Bij invoer van goederen waarvoor de btw is aangegeven in het kader van de bijzondere regeling in titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG, controleren de lidstaten de geldigheid van het individuele btw-identificatienummer dat overeenkomstig artikel 369 octodecies van die richtlijn werd toegekend en met betrekking tot die invoer vooraf werd meegedeeld aan de lidstaat waar de invoer plaatsvindt.

Artikel 47 decies

1.    Om de boekhouding van een belastingplichtige of zijn tussenpersoon te verkrijgen overeenkomstig de artikelen 369, 369 duodecies en 369 quinvicies van Richtlijn 2006/112/EG, dient de lidstaat van verbruik eerst langs elektronische weg een verzoek daartoe in bij de lidstaat van identificatie.

2.    Wanneer de lidstaat van identificatie een dergelijk verzoek ontvangt, stuurt hij dit verzoek onverwijld langs elektronische weg door naar de belastingplichtige of zijn tussenpersoon.

3.    Een belastingplichtige of zijn tussenpersoon dient op verzoek de gevraagde boekhouding in langs elektronische weg bij de lidstaat van identificatie. Voor de indiening van de boekhouding bij de lidstaat van identificatie kan een modelformulier worden gebruikt.

4.    De lidstaat van identificatie stuurt de verkregen boekhouding onverwijld langs elektronische weg door naar de verzoekende lidstaat van verbruik.

5.    Wanneer de verzoekende lidstaat van verbruik de boekhouding niet binnen 30 dagen na het verzoek ontvangt, kan die lidstaat in overeenstemming met zijn nationale wetgeving maatregelen nemen om die boekhouding te verkrijgen.

Artikel 47 undecies

1.    Indien de lidstaat van identificatie besluit op zijn grondgebied een administratief onderzoek in te stellen naar een belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG of, in voorkomend geval, naar een tussenpersoon, stelt hij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten hiervan vooraf in kennis.

2.    Indien de lidstaat van verbruik besluit dat een administratief onderzoek nodig is, raadpleegt hij eerst de lidstaat van identificatie over de noodzaak van een dergelijk onderzoek.

Wanneer wordt overeengekomen dat een administratief onderzoek nodig is, stelt de lidstaat van identificatie de andere lidstaten hiervan in kennis.

Wanneer de lidstaat van identificatie van oordeel is dat er geen administratief onderzoek nodig is, stelt hij de andere betrokken lidstaten van verbruik hiervan in kennis, met opgave van de redenen waarop hij zijn oordeel baseert. Indien ten minste twee lidstaten van oordeel zijn dat een administratief onderzoek nodig is, moet de lidstaat van identificatie een administratief onderzoek uitvoeren in overleg met die lidstaten. Indien slechts één lidstaat van verbruik van oordeel is dat een dergelijk onderzoek nodig is, kan die lidstaat van verbruik in overeenstemming met zijn nationale wetgeving passende maatregelen nemen.

3.    Elke betrokken lidstaat van verbruik kan op eigen initiatief of op verzoek van een andere lidstaat van verbruik deelnemen aan een administratief onderzoek dat wordt uitgevoerd door de lidstaat van identificatie. Voor dit administratief onderzoek kunnen de in deze verordening bedoelde instrumenten en procedures worden gebruikt.

4.    Elke lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de gegevens van de bevoegde persoon die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de administratieve onderzoeken in die lidstaat.

Artikel 47 duodecies

Nadat een administratief onderzoek overeenkomstig artikel 47 undecies is uitgevoerd, kan een lidstaat van verbruik besluiten om in overeenstemming met zijn nationale wetgeving een nieuwe belastingaanslag op te leggen, met inbegrip van eventuele interesten en boeten.

Wanneer een lidstaat van verbruik een dergelijke aanslag oplegt, verzoekt hij de lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 25 om de belastingplichtige of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon kennis te geven van deze aanslag en het naar aanleiding van deze aanslag verschuldigde bedrag te innen. Het verzoek tot kennisgeving en de daaropvolgende kennisgeving aan de belastingplichtige of, in voorkomend geval, zijn tussenpersoon geschieden langs elektronische weg.

Onderafdeling 4
Vergoedingen voor de inning en controle van de in het kader van de bijzondere regelingen geïnde belastingen

Artikel 47 terdecies

De lidstaat van identificatie ontvangt van de lidstaat van verbruik een vergoeding voor het totale bedrag dat ten behoeve van die lidstaat in het kader van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG werd geïnd.

Deze vergoeding wordt berekend als 5 % van het totale bedrag dat die lidstaat van identificatie ten behoeve van de lidstaat van verbruik heeft geïnd, met inbegrip van de bedragen die na een administratief onderzoek uit hoofde van artikel 47 undecies werden geïnd.

De vergoeding, die jaarlijks wordt betaald op basis van een volledig kalenderjaar, wordt uiterlijk op 31 maart van het daaropvolgende kalenderjaar overgemaakt door de lidstaat van verbruik naar die lidstaat van identificatie.

Onderafdeling 5
Statistische informatie

Artikel 47 quaterdecies

De lidstaten verlenen de Commissie toegang tot de statistische informatie die is opgeslagen in hun elektronische systemen overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder d). Deze informatie bevat geen persoonsgegevens."

Onderafdeling 6
Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

Artikel 47 quindecies

De Commissie wordt gemachtigd de volgende maatregelen vast te stellen in overeenstemming met de in artikel 58, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure:

a)de in artikel 47 ter, lid 1, artikel 47 quinquies, lid 1, en artikel 47 decies, lid 3, bedoelde inlichtingen die moeten worden ingediend door de belastingplichtige, alsook de technische middelen voor de indiening van deze inlichtingen;

b)de in artikel 47 ter, leden 2 en 3, artikel 47 quater, leden 2 en 3, artikel 47 quinquies, lid 2, artikel 47 sexies, artikel 47 septies, lid 2, artikel 47 decies, leden 1, 2 en 4, artikel 47 undecies, leden 1, 2 en 4, en artikel 47 duodecies bedoelde inlichtingen die de lidstaten aan elkaar moeten doorgeven, alsook de technische middelen voor de doorgifte van deze inlichtingen;

c)de minimumlijst van de door de belastingplichtige mee te delen gegevens als bedoeld in artikel 47 quater, lid 1, alsook de technische middelen voor de mededeling van deze gegevens;

d)de technische middelen voor de mededeling van de in artikel 47 octies bedoelde inlichtingen tussen de lidstaten onderling;

e)de technische middelen waarmee de in artikel 47 nonies bedoelde inlichtingen moeten worden gecontroleerd door de lidstaat van invoer;

f)de in artikel 47 quaterdecies bedoelde inlichtingen waartoe de Commissie toegang heeft, alsook de technische middelen voor de extractie van deze inlichtingen.".

6) Bijlage I wordt als volgt gewijzigd: 

a)punt 1 wordt vervangen door:

"1.    afstandsverkopen (artikel 33 van Richtlijn 2006/112/EG);";

b)punt 3 wordt vervangen door:

"3.    telecommunicatiediensten, radio- en televisieomroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten (artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG) tenzij de belastingplichtige gebruikmaakt van de bijzondere regelingen in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1.
(2) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
(3) 30 % van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016; 15 % van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018; vanaf 1 januari 2019 geen inhouding meer.
(4) PB C , , blz. .
(5) PB C , , blz. .
(6) Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
(7) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(9) Richtlijn […]/EU van de Raad van […] tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen
Top