EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0434

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

COM/2016/0434 final - 2016/0198 (COD)

Brussel, 30.6.2016

COM(2016) 434 final

2016/0198(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen


TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De huidige opzet van de verblijfstitel is te herleiden tot een gemeenschappelijk optreden van de Raad (97/11/JHA), dat in 1997 werd vastgesteld. In 2009 waren de lidstaten van oordeel dat de betere vervalsingen tot een nieuw ontwerp van verblijfstitels noopten en besloten zij de veiligheidskenmerken van verblijfstitels te verbeteren door deze te moderniseren.

Bij Verordening (EG) nr. 1030/2002, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 380/2008, is een uniform model vastgesteld voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. Als gevolg van de invoering van biometrische kenmerken (gezichtsopname en vingerafdrukken) werd de stickerversie van de verblijfstitel afgeschaft en sinds 20 mei 2011 zijn alleen nog kaartversies toegestaan. Tijdens de onderhandelingen over de wijziging van 2008 van de verordening, waarbij biometrische identificatiemiddelen werden ingevoerd door middel van een contactloze chip in de verblijfstitel, verklaarde een aantal lidstaten ook in een facultatieve contactchip te willen voorzien voor nationaal gebruik binnen hun e-overheidsdiensten. Dit werd toegestaan, evenals het facultatieve gebruik van andere (nationale) veiligheidskenmerken.

Deze verblijfskaart wordt eveneens gebruikt voor de vergunning voor klein grensverkeer en de specifieke vergunningen die worden afgegeven krachtens de EU-wetgeving inzake legale migratie 1 .

Uniformiteit tegenover nationale veiligheidskenmerken

De Commissie is voorstander van een uniform model voor verblijfstitels, zoals dat bestaat voor de visumsticker. Dit zou betekenen dat alle lidstaten een kaart van hetzelfde model en met hetzelfde ontwerp en dezelfde veiligheidskenmerken hebben. Gelet op de technische mogelijkheden die in sommige lidstaten op het gebied van e-overheid zijn ontwikkeld, werd het echter passend geacht in te stemmen met de toevoeging van een contactchip ten behoeve van e-overheid voor de lidstaten die onderdanen van derde landen dezelfde voordelen wilden bieden als hun eigen burgers, waarbij werd aanvaard dat dit tot een zekere "non-uniformiteit" van het model zou leiden.

In die context is de volgende zin toegevoegd in punt 2, onder h), van bijlage I bij de verordening:

"De lidstaten kunnen ook aanvullende nationale veiligheidskenmerken toevoegen, mits deze voorkomen op de lijst opgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening en voldoen aan de geharmoniseerde opmaak van de volgende modellen, en de efficiëntie van de uniforme veiligheidskenmerken niet wordt aangetast."

Deze lijst is vervolgens de Commissie bij Besluit C (2009) 3770 van 20 mei 2009 opgesteld. Hierin werden de aanvullende veiligheidskenmerken vermeld die de lidstaten desgewenst kunnen toepassen.

De keuze en de toepassing van facultatieve aanvullende veiligheidskenmerken en de marge voor interpretatie van de technische specificaties, die als gevolg van technische ontwikkelingen niet langer specifiek genoeg zijn, hield in dat de kwaliteit en de opmaak van verblijfstitels van lidstaat tot lidstaat sterk verschilden.

De werkzaamheden inzake een nieuw ontwerp en nieuwe veiligheidskenmerken begonnen in 2010, toen hiertoe een subgroep van het krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 opgerichte comité (hierna: "comité artikel 6" genoemd) werd opgericht.

Voor de Commissie vormde deze "nieuwe start" ook een gelegenheid om te onderzoeken of de invoering van een uniform en geharmoniseerd model mogelijk was en om ervoor te zorgen dat alle verblijfstitels hetzelfde optimale veiligheidsniveau boden. Dit zou grenswachten en andere functionarissen helpen verblijfsvergunningen onmiddellijk als zodanig te herkennen.

Zoals hieronder toegelicht in punt 3, bleek echter tijdens de raadplegingen van belanghebbenden dat een volledig geharmoniseerde aanpak voor sommige lidstaten tot zeer hoge kosten zou leiden. Het compromis bestond in het bijhouden van een lijst van de allernieuwste aanvullende veiligheidskenmerken die desgewenst aan het gemeenschappelijk uniform model zouden kunnen worden toegevoegd.

Een van de belangrijkste redenen voor deze aanpak is het feit dat de in 2009 vastgestelde technische specificaties vereisen dat de kaart van kunststof is (zoals kredietkaarten). De technische specificaties geven echter niet precies aan welke kunststof moet worden gebruikt. Er zijn verschillende soorten kunststof op de markt, waarvan polycarbonaat de meest geschikte is. Op dit moment hebben alle kaarten een structuur van verschillende lagen kunststof, ofschoon polycarbonaat het meest wordt toegepast. De technologieën voor de vervaardiging van specifieke kunststoffen verschillen eveneens per lidstaat. Omdat er een scala aan technieken voor de vervaardiging van de kaarten wordt gebruikt, kunnen niet alle voorgestelde veiligheidskenmerken worden ingepast. Aangezien de nieuwe verblijfstitel kostenneutraal diende te zijn, was het niet haalbaar verder naar volledige harmonisatie te streven.

De lidstaten die met facultatieve veiligheidskenmerken wilden doorgaan, waren bereid deze tot een minimum te beperken en de te gebruiken technologieën, de locatie en de omvang nader aan te geven in de technische specificaties. Deze zouden in een toekomstig uitvoeringsbesluit van de Commissie worden opgenomen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 79 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name lid 2, onder a), van dat artikel is van toepassing aangezien dit voorziet in "de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels..." (voorheen artikel 63, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap).

Waarom is er geen herschikking voorgesteld?

In beginsel houdt een derde substantiële wijziging automatisch een herschikking in.

In het onderhavige geval zijn er echter argumenten die een afwijking van deze regel rechtvaardigen. De belangrijkste wijzigingen zullen worden doorgevoerd via het uitvoeringsbesluit van de Commissie, waarin de geheime technische specificaties voor de vervaardiging van de nieuwe verblijfstitel zijn opgenomen. In het dispositief van de voorgestelde verordening zijn geen substantiële veranderingen; alleen de bijlage is vervangen om het nieuwe ontwerp af te beelden. Er moet snel wetgevend worden opgetreden, aangezien fraudeurs een voorsprong hebben en de verblijfstitel fraudebestendiger moet worden gemaakt. Bovendien is deze verordening, anders dan andere verordeningen op het gebied van visumbeleid, zoals de visumcode, van beperkt belang voor het bredere publiek.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Ingevolge artikel 79, lid 2, onder a), VWEU zijn het Europees Parlement en de Raad bevoegd maatregelen vast te stellen op het gebied van "normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels".

Het huidige voorstel valt binnen de door deze Verdragsbepalingen gestelde grenzen en houdt geen wijziging in van het toepassingsgebied van de Uniewetgeving.

Dit voorstel heeft tot doel het uniforme model voor verblijfstitels te beveiligen en verder te verbeteren in het licht van de ontwikkelingen in de praktijken van fraudeurs. Deze doelstelling kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, omdat het model uniform moet zijn en alleen de Unie een bestaande handeling van de Unie kan wijzigen.

Evenredigheid

Krachtens artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen.

Het uniforme model voor verblijfstitels werd vastgesteld in de vorm van een verordening om ervoor te zorgen dat het in alle lidstaten op dezelfde manier zou worden toegepast. Dit voorstel wijzigt die verordening en moet daarom de vorm van een verordening aannemen. Wat de inhoud ervan betreft, is dit initiatief beperkt tot een verbetering van de bestaande verordening. Het is gericht op de verwezenlijking van de beleidsdoelstelling om onregelmatige migratie te bestrijden door het namaken of vervalsen van documenten moeilijker te maken. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

3.RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN

Raadpleging van belanghebbenden en bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De subgroep van het comité artikel 6 stelde een document met vereisten op waarin alle gewenste verbeteringen waren vermeld die in een nieuw model zouden kunnen worden opgenomen. De lidstaten stemden ermee in om contact op te nemen met hun leveranciers en om met voorstellen te komen. Zij selecteerden vervolgens het ontwerp en de gemeenschappelijke veiligheidskenmerken van hun voorkeur voor de nieuwe verblijfstitel. Een van de vereisten was dat het nieuwe model kostenneutraal moest zijn.

Tijdens de besprekingen werd duidelijk dat de lidstaten geen voorstander waren van een volledig geharmoniseerd document. Zij stonden erop de lijst bij te houden van geactualiseerde aanvullende veiligheidskenmerken die desgewenst aan het gemeenschappelijk "uniform" model zouden kunnen worden toegevoegd. Vanwege de verschillende productiesystemen in de lidstaten wilden de lidstaten hun systemen niet veranderen; zij verkozen vast te houden aan een gemeenschappelijke "uniforme" kaart, met een hoger beveiligingsniveau, en een geactualiseerde lijst van facultatieve (nationale) veiligheidskenmerken. "Uniformiteit" hield slechts een uniform ontwerp en een aantal uniforme veiligheidskenmerken in, waaraan facultatieve nationale veiligheidskenmerken konden worden toegevoegd.

Vanwege de kosten die voor een aantal lidstaten met een en ander waren gemoeid, werd een compromisoplossing bereikt. Deze hield in dat de mogelijkheid van extra facultatieve veiligheidskenmerken werd gehandhaafd, maar dat de lijst tot een minimum werd beperkt, afhankelijk van de gevolgen van de veiligheidskenmerken voor het uniforme uiterlijk, met name aan de voorzijde. Bovendien zouden de technische specificaties (de te gebruiken materialen en technologieën, de plaats en omvang van kenmerken, enz.) strikter worden, zodat uiteenlopende interpretaties zou niet meer mogelijk zouden zijn. Dit moest het uiterlijk van de kaart harmoniseren, wat belangrijk is voor de uniformiteit en de herkenning door grenswachters.

De uitgebreide lijst van facultatieve veiligheidskenmerken zal worden opgenomen in de bijlage met de technische specificaties die door de Commissie overeenkomstig artikel 7 van deze verordening zijn vastgesteld. Het beeld van de achterzijde van de verblijfstitel in de bijlage bij deze verordening kan bijgevolg enigszins variëren al naar gelang de facultatieve kenmerken die door individuele lidstaten worden gebruikt.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Gedetailleerde bepalingen

De wijzigingsverordening is gebaseerd op artikel 79, lid 2, onder a), VWEU, dat in de plaats is gekomen van artikel 63, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.

1. Deelname van Denemarken

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

2. Deelname van het Verenigd Koninkrijk en Ierland

Overeenkomstig artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan de Verdragen, gelden de bepalingen van dat protocol ook voor de uit hoofde van deel III, titel V, VWEU voorgestelde of vastgestelde maatregelen tot wijziging van een bestaande maatregel waardoor zij zijn gebonden. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden door Verordening (EG) nr. 1030/2002, die door dit voorstel zou worden gewijzigd. Bijgevolg zijn de bepalingen van Protocol nr. 21 van toepassing. Dit betekent dat het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet hoeven deel te nemen aan de aanneming van de voorgestelde verordening (artikel 1 van Protocol nr. 21). Op grond van artikel 3 van Protocol nr. 21 kunnen zij de Raad echter binnen een termijn van drie maanden na de indiening van het voorstel ervan in kennis stellen dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze maatregel.

Ook artikel 4 van Protocol nr. 21 is van toepassing, dat het Verenigd Koninkrijk en Ierland de mogelijkheid biedt de maatregel te aanvaarden nadat deze door het Europees Parlement en de Raad is aangenomen.

Om rekening te houden met de keuzes die het Verenigd Koninkrijk en Ierland binnen drie maanden na de aanneming van het voorstel moeten maken, is tussen vierkante haken de tekst gegeven van zes mogelijke overwegingen. Een of twee daarvan zullen als de geschikte overweging(en) door het Europees Parlement en de Raad worden gekozen, afhankelijk van de keuzes die het Verenigd Koninkrijk en Ierland binnen de drie maanden na de aanneming van het voorstel zullen maken.

3. Ontwikkeling van het Schengenacquis in de zin van de Schengenassociatieovereenkomsten

Verordening (EG) nr. 1030/2002 maakt deel uit van het Schengenacquis dat van toepassing is op Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein op grond van hun respectieve Schengenassociatieovereenkomsten. De voorgestelde wijziging moet derhalve ook gelden voor die geassocieerde landen.

4. Dispositief

Artikel 1

In dit artikel wordt bepaald dat de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 moet worden vervangen door de nieuwe bijlage, die het beeld en de algemene beschrijving van de nieuwe verblijfstitel bevat.

Artikel 2

Om de bestaande voorraden te kunnen opgebruiken, is voorzien in een overgangsperiode van zes maanden gedurende welke de lidstaten nog gebruik kunnen blijven maken van de oude verblijfstitels.

Artikel 3

Ten eerste is er de gebruikelijke bepaling betreffende de inwerkingtreding van de verordening.

In de tweede plaats is bepaald dat de lidstaten de nieuwe verblijfstitel moeten invoeren binnen negen maanden na de aanneming door de Commissie van een uitvoeringsbesluit over de aanvullende technische specificaties.

2016/0198 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 is een uniform model ingevoerd voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen.

(2)Het huidige uniforme model voor verblijfstitels, dat in zijn huidige opmaak sinds 1997 wordt gebruikt, moet als fraudegevoelig worden beschouwd in het licht van ernstige gevallen van namaak en fraude.

(3)Bijgevolg moet een nieuw gemeenschappelijk ontwerp worden vastgesteld voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen met modernere beveiligingskenmerken, teneinde de verblijfstitels veiliger te maken en vervalsing te voorkomen.

(4)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat het Europees Parlement en de Raad deze verordening hebben aangenomen, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(5)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen die lidstaten niet deel aan de aanneming van deze verordening en is de verordening derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.]

(6)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de aanneming van deze verordening en is de verordening derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.]

(7)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is de verordening derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.]

(8)[Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.]

(9)[Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk (bij brief van ...) te kennen gegeven dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.]

(10)[Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland (bij brief van ...) te kennen gegeven dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.]

(11)Deze verordening is een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld, respectievelijk, in artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(12)Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 2 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 3 .

(13)Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 4 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 5 .

(14)Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 6 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 7 .

(15)Om de bestaande voorraden verblijfstitels te kunnen opgebruiken, dient een overgangsperiode te worden vastgesteld gedurende welke de lidstaten nog gebruik kunnen blijven maken van de oude verblijfstitels.

(16)Verordening (EG) nr. 1030/2002 dient derhalve als volgt te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Verblijfstitels die voldoen aan de specificaties die zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 en die geldig zijn tot de datum vermeld in artikel 3, tweede alinea, kunnen worden gebruikt voor verblijfstitels afgegeven tot zes maanden na die datum.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De verordening is van toepassing vanaf twaalf maanden na de vaststelling van de verdere technische specificaties, zoals bedoeld in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1030/2002.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is overeenkomstig de Verdragen rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1); Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12); Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44); Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk (PB L 375 van 23.12.2004, blz. 12); Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 15); Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PB L 155 van 18.6.2009, blz. 17); Richtlijn 2011/98/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende één enkele aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van derde landen om te verblijven en te werken op het grondgebied van een lidstaat, alsmede inzake een gemeenschappelijk pakket rechten voor werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven (PB L 343 van 23.12.2011, blz. 1); Richtlijn 2014/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op tewerkstelling als seizoenarbeider (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 375); Richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 1).
(2) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(3) Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(4) PB L 53 van 27.02.2008, blz. 52.
(5) Besluit 2008/903/EG van de Raad van 27 november 2008 betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in de Zwitserse Bondsstaat (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1);
(6) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(7) Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
Top

Brussel, 30.6.2016

COM(2016) 434 final

BIJLAGE

bij het voorstel voor een

Verordening van het Europees Parlement en de Raad

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen


BIJLAGE

bij het voorstel voor een

Verordening van het Europees Parlement en de Raad

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen

Afbeeldingen van de voor- en achterzijde van de kaart:

a) Beschrijving

De verblijfstitel, die biometrische identificatiemiddelen bevat, wordt vervaardigd als een afzonderlijk document in het formaat ID 1. Hierbij worden de specificaties vervat in het ICAO-document betreffende machineleesbare reisdocumenten (kaarten) (document 9303, deel 7) in aanmerking genomen. De verblijfstitel dient de volgende gegevens te bevatten: 1 , 2

Voorzijde:

1.    Dit vak bevat de drieletterige landencode van de lidstaat van afgifte zoals beschreven in ICAO-document 9303 betreffende machineleesbare reisdocumenten, geïntegreerd in de ondergrondbedrukking.

2.    ICAO-symbool voor een machineleesbaar reisdocument met een contactloze microchip (e-MRTD-symbool), in optisch variabele inkt. Afhankelijk van de gezichtshoek verschilt de kleur.

3.1.    De titel van het document (verblijfstitel) in de taal of talen van de lidstaat van afgifte.

3.2    De titel van het document bedoeld in punt 3.1 wordt in dit vak herhaald in minstens één andere officiële taal (hoogstens twee officiële talen) van de EU om het gemakkelijker te maken de kaart te herkennen als verblijfstitel voor onderdanen van derde landen

4.1    Het nummer van het document.

4.2.    Het nummer van het document (voorzien van bijzondere veiligheidskenmerken) wordt in dit vak herhaald.

5.    In dit vak wordt het toegangsnummer van de kaart (Card Access Number, (CAN)) vermeld.

De rubrieken die worden bedoeld in de nummers 6 tot en met 12 moeten worden vermeld in de taal/talen van de lidstaat van afgifte. De lidstaat van afgifte mag daar op dezelfde regel hoogstens twee andere officiële talen van de instellingen van de Europese Unie aan toevoegen.

6.    Naam: achtereenvolgens familienaam of -namen en voornaam of -namen 3 .

7.    Geslacht.

8.    Nationaliteit.

9.    Geboortedatum.

10 4 .    Soort titel: het specifieke type van de verblijfstitel die door de lidstaat aan de onderdaan van een derde land is verstrekt. Ten aanzien van gezinsleden van EU-burgers die geen gebruik hebben gemaakt van het recht van vrij verkeer dient te worden vermeld: "gezinslid". In het geval van een begunstigde overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 5 mogen de lidstaten "begunstigde overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2004/38/EG" vermelden.

11.    In dit vak wordt de desbetreffende vervaldatum van het document vermeld 6 .

12 7 .    Opmerkingen: de lidstaten kunnen bijzonderheden en aanwijzingen opnemen voor nationaal gebruik in verband met hun bepalingen betreffende onderdanen van derde landen, met inbegrip van vermeldingen betreffende eventuele werkvergunningen of een eventuele onbeperkte geldigheid van de verblijfsvergunning 8 .

13.    Een pasfoto zal veilig worden geïntegreerd in de kaart en worden beveiligd door een diffractieve optisch variabele afbeelding (diffractive optically variable image device, DOVID).

14.    Handtekening van de houder.

15.    DOVID voor portretbescherming.

Achterzijde:

16.    Opmerkingen: de lidstaten kunnen bijzonderheden en aanwijzingen opnemen voor nationaal gebruik in verband met hun bepalingen betreffende onderdanen van derde landen, met inbegrip van vermeldingen betreffende eventuele werkvergunningen 9 , gevolgd door de volgende verplichte velden:

16.1    Datum van afgifte, plaats van afgifte/afgevende autoriteit: de datum en plaats van afgifte van de verblijfstitel. In voorkomend geval kan de plaats van afgifte worden vervangen door een verwijzing naar de afgevende autoriteit.

16.2    Geboorteplaats,

gevolgd door facultatieve velden, zoals "Adres van de houder".

16.3    Informatie over de vervaardiging van de kaart, zoals naam van de producent, het versienummer, enz.

17.    Machineleesbare zone. Het machineleesbare gedeelte dient te voldoen aan de desbetreffende ICAO-richtsnoeren in document 9303.

18.    In het voorgedrukte gedeelte komt het nationale embleem van de lidstaat ter onderscheiding van de verblijfstitel en als waarmerk van de nationale oorsprong ervan.

19.    Het machineleesbare gedeelte dient in de ondergrondbedrukking een gedrukte tekst te bevatten waarmee de lidstaat van afgifte wordt aangeduid. Deze tekst mag de technische elementen van de machineleesbare zone niet beïnvloeden.

Zichtbare nationale veiligheidskenmerken (zonder afbreuk te doen aan de bijlage met de technische specificaties):

20 10 .    Als opslagmedium wordt een RF-chip gebruikt, overeenkomstig artikel 4 bis. De lidstaten mogen op de achterzijde van de verblijfstitel ook een dual interface of afzonderlijke contactchip voor nationaal gebruik opnemen, die voldoet aan de ISO-normen en op geen enkele manier interfereert met de RF-chip.

21.    Transparant venster

22.    Transparante rand

b) Kleur, drukprocédé

De lidstaten stellen de kleur en het drukprocédé vast overeenkomstig het in deze bijlage aangegeven uniforme model en de technische specificaties die ingevolge artikel 2 van deze verordening moeten worden vastgesteld.

c) Materiaal

De kaart wordt volledig gemaakt van polycarbonaat of gelijkwaardige synthetische polymeer (met een duurzaamheid ten belope van een geldigheidsduur van ten minste 10 jaar).

d) Druktechnieken

De volgende druktechnieken worden gebruikt:

- streng beveiligde offsetdruk voor de ondergrond

- druk in speciale UV-fluorescerende inkt

- regenboogdruk

De voorzijde van de kaart moet door het beveiligingsontwerp kunnen worden onderscheiden van de achterzijde.

- Nummering:

Het documentnummer wordt op het document op meer dan een plaats vermeldt (exclusief de machineleesbare zone),

e) Beveiliging tegen kopiëren

Op de voorzijde van de verblijfstitel wordt een verbeterde DOVID gebruikt die ten minste even veilig en identificeerbaar moet zijn als het kenmerk dat in het huidig uniform visummodel wordt gebruikt, met een geavanceerd ontwerp en geavanceerde kenmerken, waaronder een verbeterd diffractief element voor geavanceerde machinale verificatie.

f) Personaliseringstechniek

Om te verzekeren dat de op de verblijfstitel vermelde gegevens voldoende zijn beveiligd tegen namaak of vervalsing, worden de persoonsgegevens, waaronder de foto, de handtekening van de houder en de overige belangrijkste afgiftegegevens, geïntegreerd in het materiaal van het document.

Voor personalisering wordt gebruik gemaakt van een lasergravure of een andere gelijkwaardige beveiligingstechnologie met integratie binnen de kaart.

g) De lidstaten kunnen ook aanvullende nationale veiligheidskenmerken toevoegen, mits deze voorkomen op de lijst die is opgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening en voldoen aan de geharmoniseerde opmaak van de bovenstaande modellen, en de efficiëntie van de uniforme veiligheidskenmerken niet wordt aangetast.”

(1) Wanneer specifiek wordt verwezen naar een nummer in een andere EU-rechtshandeling, wordt de eerdere overeenkomstige verwijzing in een voetnoot vermeld.
(2) De weer te geven kopjes worden gespecificeerd in de technische specificaties die worden vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van de verordening.
(3) Er is slechts één veld beschikbaar voor de achternaam en voornaam. De ACHTERNAAM in hoofdletters; de Voornaam in kleine letters, maar beginnend met een hoofdletter. Tussen achternamen en voornamen mag geen scheidingsteken worden gebruikt. Om ruimte te besparen, kunnen zo nodig de eerste en tweede achternaam op dezelfde regel worden vermeld, evenals de achternamen en voornamen.
(4) Voorheen nr. 6.4.
(5) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
(6) De vermelding mag uitsluitend plaatsvinden in datumformaat (dd/mm/jjjj) en niet met woorden als "tijdelijk" of "onbeperkt".
(7) Voorheen nrs. 7.5-9.
(8) Opmerkingen kunnen worden vermeld op 1 regel aan de voorzijde (ongeveer 40 tekens) en op 5 regels aan de achterzijde.
(9) Alle op de achterzijde van de kaart beschikbare ruimte (met uitzondering van de machineleesbare zone) zal worden gereserveerd voor het veld "Opmerkingen". Dit veld bevat de feitelijke opmerkingen, gevolgd door verplichte velden (datum van afgifte, plaats van afgifte, afgevende autoriteit, geboorteplaats) en door de facultatieve velden die de afzonderlijke lidstaten nodig hebben. Facultatieve velden moeten worden voorafgegaan door subkopjes.
(10) Voorheen nr. 16.
Top