Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IR2881

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Herziening van de detacheringsrichtlijn

    PB C 185 van 9.6.2017, p. 75–81 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    9.6.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 185/75


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Herziening van de detacheringsrichtlijn

    (2017/C 185/10)

    Rapporteur:

    Yoomi RENSTRÖM (SE/PSE), lid van de gemeenteraad van Ovanåker

    Referentiedocument:

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten

    COM(2016) 128 final

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Voorstel voor een richtlijn

    Overweging 4

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Bijna twintig jaar na de vaststelling ervan is het noodzakelijk na te gaan of de terbeschikkingstellingsrichtlijn nog steeds het juiste evenwicht houdt tussen de noodzaak het vrij verrichten van diensten te bevorderen en de noodzaak de rechten van ter beschikking gestelde werknemers te beschermen.

    Bijna twintig jaar na de vaststelling ervan is het noodzakelijk na te gaan of de terbeschikkingstellingsrichtlijn nog steeds het juiste evenwicht houdt tussen de noodzaak het vrij verrichten van diensten te bevorderen en de noodzaak de rechten van ter beschikking gestelde werknemers te beschermen. Minder gunstige behandeling van de gedetacheerde werknemer mag in geen geval toe te schrijven zijn aan de detachering.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Voorstel voor een richtlijn

    Overweging 8

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Met het oog op de lange looptijd van bepaalde terbeschikkingstellingen is het noodzakelijk vast te stellen dat wanneer de terbeschikkingstelling langer duurt dan 24 maanden, de gastlidstaat wordt geacht het land te zijn waar het werk wordt uitgevoerd . Volgens het beginsel van de Rome I-verordening is daarom het recht van de gastlidstaat van toepassing op de arbeidsovereenkomst van die ter beschikking gestelde werknemers indien de partijen geen andere rechtskeuze hebben gemaakt. Indien een andere keuze is gemaakt, mag dat echter niet tot gevolg hebben dat de werknemer de bescherming wordt ontnomen die hem wordt geboden door bepalingen waarvan volgens de wet van de gastlidstaat niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Dit moet van toepassing zijn vanaf het begin van de terbeschikkingstelling wanneer die voor meer dan 24 maanden is gepland en vanaf de eerste dag na de 24 maanden wanneer de terbeschikkingstelling daadwerkelijk langer duurt. Dit voorschrift doet geen afbreuk aan het recht van ondernemingen die werknemers op het grondgebied van een andere lidstaat ter beschikking stellen om ook vrijheid van dienstverrichting in te roepen in omstandigheden waarbij de terbeschikkingstelling langer dan 24 maanden duurt. Het doel is louter rechtszekerheid te creëren bij de toepassing van de Rome I-verordening in een specifieke situatie zonder die verordening op een of andere manier te wijzigen. De werknemer zal met name de bescherming en de voordelen van de Rome I-verordening genieten.

    Met het oog op de lange looptijd van bepaalde terbeschikkingstellingen is het noodzakelijk vast te stellen dat wanneer de terbeschikkingstelling langer duurt dan twaalf maanden, het recht van de gastlidstaat van toepassing is op het dienstverband . Volgens het beginsel van de Rome I-verordening geldt dit voor zover de partijen geen andere rechtskeuze hebben gemaakt. Indien een andere keuze is gemaakt, mag dat echter niet tot gevolg hebben dat de werknemer de bescherming wordt ontnomen die hem wordt geboden door bepalingen waarvan volgens de wet van de gastlidstaat niet bij overeenkomst kan worden afgeweken. Dit moet van toepassing zijn vanaf het begin van de terbeschikkingstelling wanneer die voor meer dan twaalf maanden is gepland en vanaf de eerste dag na de twaalf maanden wanneer de terbeschikkingstelling daadwerkelijk langer duurt. Dit voorschrift doet geen afbreuk aan het recht van ondernemingen die werknemers op het grondgebied van een andere lidstaat ter beschikking stellen om ook vrijheid van dienstverrichting in te roepen in omstandigheden waarbij de terbeschikkingstelling langer dan twaalf maanden duurt.

    Motivering

    De door de Commissie voorgestelde termijn voor volledige toepassing van de wetgeving van het gastland op een dienstverband in geval van detachering komt overeen met de termijn die in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is vastgesteld. Volgens dit artikel is de wetgeving van het gastland van toepassing op een gedetacheerde werknemer (die niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen) wanneer de te verwachten duur van de werkzaamheden meer dan 24 maanden bedraagt.

    Deze verordening beoogt met name de verdeling van verantwoordelijkheid onder de lidstaten te regelen met betrekking tot het recht van EU-burgers op uitkeringen volgens het socialezekerheidsstelsel van het land in kwestie. Doel van de detacheringsrichtlijn is gedetacheerde werknemers te beschermen en het vrije verkeer van diensten te bevorderen. Er is volgens het Comité geen enkele goede reden om de termijnen van deze twee rechtsinstrumenten gelijk te trekken, enkel en alleen omdat zij toevallig allebei een situatie regelen waarbij een EU-burger is betrokken die in een andere lidstaat werkt.

    Het Comité is van mening dat de termijn voor volledige toepassing van de wetgeving van het gastland op een dienstverband in geval van detachering moet worden verkort. Een passende termijn voor wanneer een gedetacheerde werknemer wordt geacht een dusdanige relatie met het land van detachering te hebben dat het recht van dit land volledig van toepassing is op het dienstverband is volgens het Comité wanneer de verwachte of daadwerkelijke duur van de detachering twaalf maanden bedraagt.

    Het Comité vindt dat de vraag welk nationaal recht van toepassing is op gedetacheerde werknemers afdoende moet worden beantwoord in de detacheringsrichtlijn en dat niet mag worden verwezen naar de Rome I-verordening.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Voorstel voor een richtlijn

    Overweging 12

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het is de bevoegdheid van de lidstaten overeenkomstig hun wetgeving en praktijk bezoldigingsvoorschriften vast te stellen. Het toepassen van nationale bezoldigingsvoorschriften op ter beschikking gestelde werknemers moet echter gerechtvaardigd zijn door de noodzaak hen te beschermen en mag grensoverschrijdende dienstverrichting niet op onevenredige wijze beperken.

    Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om overeenkomstig hun wetgeving en praktijk bezoldigingsvoorschriften vast te stellen. De toepassing van nationale bezoldigingsvoorschriften op ter beschikking gestelde werknemers moet echter gerechtvaardigd zijn door de noodzaak hen te beschermen en mag grensoverschrijdende dienstverrichting niet op onevenredige wijze beperken.

    Motivering

    De detacheringsrichtlijn doet op zich geen afbreuk aan de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten ten aanzien van nationale bezoldigingskwesties. Elke lidstaat kan zelf, naargelang van het nationale arbeidsmarktmodel, beslissen welke bezoldigingsvoorschriften op nationaal niveau van kracht zijn. De detacheringsrichtlijn houdt alleen in dat een bepaalde, in het gastland vastgestelde, bezoldiging ook van toepassing moet zijn op de werknemers die op het grondgebied van dat land ter beschikking zijn gesteld.

    Overweging 12 van het Commissievoorstel zou kunnen worden opgevat als een vrijbrief om de nationaal geldende bezoldigingsvoorschriften zelf te toetsen aan de detacheringsrichtlijn en aan de verdragsrechtelijke bepalingen inzake de vrijheid van dienstverlening. Waar het hier om gaat, is de toepassing van nationale bezoldigingsvoorschriften op ter beschikking gestelde werknemers: die moet worden ingegeven door de noodzaak hen te beschermen en mag niet tot onevenredige beperking van de grensoverschrijdende dienstverrichting leiden.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Voorstel voor een richtlijn

    Artikel 1 — lid 1

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Het volgende artikel 2 bis wordt toegevoegd:

    Het volgende artikel 2 bis wordt toegevoegd:

    „Artikel 2 bis

    „Artikel 2 bis

    Terbeschikkingstelling van meer dan 24 maanden

    Terbeschikkingstelling van meer dan twaalf maanden

    1.   Wanneer de verwachte of daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling meer dan 24 maanden bedraagt, wordt de lidstaat op het grondgebied waarvan een werknemer ter beschikking is gesteld geacht het land te zijn waarin hij of zij het werk gewoonlijk uitvoert .

    1.   Wanneer de verwachte of daadwerkelijke duur van de terbeschikkingstelling meer dan twaalf maanden bedraagt, is de arbeidsovereenkomst tijdens de gehele duur van de terbeschikkingstelling onderworpen aan het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan een werknemer ter beschikking is gesteld , tenzij de werkgever en de werknemer anders zijn overeengekomen .

    2.   Voor de toepassing van lid 1 moet, wanneer ter beschikking gestelde werknemers op dezelfde plaats en voor hetzelfde werk worden vervangen, rekening worden gehouden met de totale duur van de terbeschikkingstelling van de betrokken werknemers voor zover het werknemers betreft die daadwerkelijk ten minste voor zes maanden ter beschikking worden gesteld.”

    2.   Voor de toepassing van lid 1 moet, wanneer ter beschikking gestelde werknemers op dezelfde plaats en voor hetzelfde werk worden vervangen, rekening worden gehouden met de totale duur van de terbeschikkingstelling van de betrokken werknemers voor zover het werknemers betreft die daadwerkelijk ten minste voor zes maanden ter beschikking worden gesteld.”

     

    3.     Een overeenkomst over het toepasselijke recht mag er niet toe leiden dat de werknemer de bescherming wordt ontzegd die hem middels bindende voorschriften, zoals vastgesteld in de overeenkomstig lid 1 van toepassing zijnde wetgeving, wordt gegarandeerd.

     

    4.     Toepassing van lid 1 mag niet tot gevolg hebben dat de ter beschikking gestelde werknemer terechtkomt in een minder gunstige situatie dan waarin hij zou verkeren indien het recht van een ander land van toepassing zou zijn op de arbeidsovereenkomst krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).

    Motivering

    De door de Commissie voorgestelde termijn voor volledige toepassing van de wetgeving van het gastland op een dienstverband in geval van detachering komt overeen met de termijn die in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels is vastgesteld. Volgens dit artikel is de wetgeving van het gastland van toepassing op een gedetacheerde werknemer (die niet wordt uitgezonden om een ander te vervangen) wanneer de te verwachten duur van de werkzaamheden meer dan 24 maanden bedraagt.

    Deze verordening beoogt met name de verdeling van verantwoordelijkheid onder de lidstaten te regelen met betrekking tot het recht van EU-burgers op uitkeringen volgens het socialezekerheidsstelsel van het land in kwestie. Doel van de detacheringsrichtlijn is gedetacheerde werknemers te beschermen en het vrije verkeer van diensten te bevorderen. Er is volgens het Comité geen enkele goede reden om de termijnen van deze twee rechtsinstrumenten gelijk te trekken, enkel en alleen omdat zij toevallig allebei een situatie regelen waarbij een EU-burger is betrokken die in een andere lidstaat werkt.

    Het Comité is van mening dat de termijn voor volledige toepassing van de wetgeving van het gastland op een dienstverband in geval van detachering moet worden verkort. Een passende termijn voor wanneer een gedetacheerde werknemer wordt geacht een dusdanige relatie met het land van detachering te hebben dat het recht van dit land volledig van toepassing is op het dienstverband, is volgens het Comité na een verwachte of daadwerkelijke detachering van twaalf maanden.

    De wijze waarop het voorstel van de Commissie — dat een regel bevat waarin indirect en vooral op basis van de Rome I-verordening wordt bepaald dat het recht van het gastland van toepassing is op het dienstverband — is geformuleerd, doet een aantal vraagtekens rijzen. In de tekst van de richtlijn moet, overeenkomstig het bepaalde in overweging 8 van het voorstel van de Commissie, duidelijk worden gemaakt dat het te allen tijde mogelijk is om, met inachtneming van artikel 8 van de Rome I-verordening, af te spreken dat het recht van een ander land dan het gastland toepasselijk is. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat toepassing van het recht van het gastland op het dienstverband niet nadelig uitpakt voor de werknemer, bijvoorbeeld in de zin dat de werknemer minder goed wordt beschermd of onder slechtere voorwaarden moet werken.

    De voorwaarden voor toepassing van het recht van het gastland moeten volgens het Comité direct in de detacheringsrichtlijn worden opgenomen. Als gevolg van dit wijzigingsvoorstel moet ook overweging 8 worden aangepast.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Voorstel voor een richtlijn

    Artikel 1, lid 2, onder a)

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    „[…] Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder bezoldiging verstaan alle bezoldigingselementen die verplicht zijn bij nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, collectieve overeenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken die algemeen verbindend zijn verklaard en/of bij ontstentenis van een stelsel voor het algemeen verbindend verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken als bedoeld in lid 8, tweede streepje, in de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer ter beschikking wordt gesteld.

    […] In verband met deze richtlijn worden bezoldiging en afdrachten gedefinieerd in overeenstemming met de nationale wetgeving en/of praktijk van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer ter beschikking is gesteld.

    De lidstaten maken de componenten van de bezoldiging overeenkomstig punt c) bekend op de enige nationale website zoals bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2014/67/EU.”

    De lidstaten maken de componenten van de bezoldiging overeenkomstig punt c) bekend op de enige nationale website zoals bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2014/67/EU.”

    Motivering

    Het is belangrijk vast te stellen dat bezoldiging een zaak van de lidstaten is om te voorkomen dat de richtlijn het mogelijk maakt dat het Europees Hof van Justitie zich over nationale loonbepalingen buigt.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    Visie van het Comité van de Regio’s

    1.

    Het CvdR stelt vast dat vrije grensoverschrijdende dienstverrichting binnen de EU is vastgelegd in artikel 56 t/m 62 VWEU. Een goed functionerende interne markt voor diensten heeft niet alleen rechtstreekse voordelen voor dienstverleners en consumenten in de EU, maar is ook een belangrijke voorwaarde voor economische groei, die alle EU-burgers ten goede kan komen in de vorm van grotere welvaart en een hoger niveau van sociale bescherming.

    2.

    Een goed functionerende interne markt voor diensten is vooral belangrijk voor dienstverleners in regio’s die rechtstreeks grenzen aan andere lidstaten.

    3.

    Het Comité wijst erop dat vrij verkeer van diensten grotendeels is gebaseerd op het principe dat een dienstverlener die in een lidstaat is gevestigd, zijn diensten in een andere lidstaat onder dezelfde voorwaarden kan aanbieden als in zijn land van vestiging. Een andere voorwaarde voor een goed functionerende interne markt voor diensten is dat er op de eerste plaats, ook in grensoverschrijdende situaties, wordt geconcurreerd op factoren als „kwaliteit van de geleverde dienst” en „efficiëntie van de dienstverlening” en niet alleen op arbeidskosten.

    4.

    Als gevolg van de verschillen tussen de lidstaten op het gebied van met name bezoldigingskosten bestaat het risico dat detachering in het kader van het vrije verkeer van diensten neerwaartse druk uitoefent op de bezoldigingsvoorwaarden in het land waar de detachering plaatsvindt. Oneerlijke concurrentie op het gebied van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden kan immers leiden tot „sociale dumping” in het gastland. Hierdoor wordt neerwaartse druk uitgeoefend op de prijzen, met alle gevolgen van dien voor de bedrijven die geen gebruikmaken van detachering.

    5.

    Het CvdR is van mening dat een goede balans tussen het vrije verkeer van diensten enerzijds en de bescherming van gedetacheerde werknemers en bestrijding van loon- en sociale dumping anderzijds een voorwaarde is om draagvlak voor de interne markt te creëren onder de EU-burgers en met name onder de werknemers die actief zijn in de dienstensector, waar detachering veel voorkomt. Om sociale dumping efficiënt te kunnen aanpakken zijn echter ook maatregelen nodig ter bescherming van zelfstandigen en mensen die werken via bemiddeling door digitale platforms.

    6.

    Een goede balans tussen de belangen die de detacheringsrichtlijn beoogt te behartigen is ook een voorwaarde voor gezonde en eerlijke concurrentie in de grensoverschrijdende dienstensector.

    7.

    Het Comité kan zich daarom wel vinden in het beginsel waarop het voorstel van de Commissie is gebaseerd, nl. dat voor hetzelfde werk op dezelfde plaats dezelfde bezoldiging moet worden betaald.

    8.

    Het gebrek aan kennis over de administratieve vereisten inzake de aanwerving van werknemers in de gastlidstaat, en het feit dat bepaalde bedrijven (met name kleine en middelgrote ondernemingen) daaraan maar moeilijk kunnen voldoen, kan het vrij verrichten van grensoverschrijdende diensten binnen de EU alsook de bescherming van gedetacheerde werknemers ondermijnen. Om die problemen te verhelpen zouden de Commissie en de lidstaten duidelijke en vlot toegankelijke mechanismen voor informatie en advies op deze gebieden moeten instellen.

    9.

    Het Comité deelt de mening van de Commissie dat het recht van het gastland pas na een bepaalde termijn mag worden toegepast op een gedetacheerde werknemer. Maar er is geen enkele reden om uit te gaan van Verordening (EG) nr. 883/2004 bij het vaststellen van de termijn na welke het recht van het gastland volledig van toepassing is op het dienstverband in geval van detachering. Volgens het Comité zou de termijn in de detacheringsrichtlijn moeten worden vastgesteld op twaalf maanden.

    10.

    Het Comité vindt ook dat de voorwaarden waaronder het recht van het gastland volledig van toepassing is op het dienstverband niet nadelig mogen uitpakken voor de gedetacheerde werknemer.

    11.

    Het Comité merkt op dat het voorstel van de Commissie om het begrip „minimumloon” te vervangen door „bezoldiging” moet worden gezien in het licht van het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Säkhöalojen ammattiliito ry (C-396/13) en de interpretatie die het Hof hierin aan het begrip „minimumloon” heeft gegeven.

    12.

    Dat alleen verplichte bezoldigingscomponenten en grondslagen in het gastland mogen en moeten worden gebruikt bij de vaststelling van een vergoeding in de zin van de richtlijn in de desbetreffende lidstaat betekent dat het gastland nimmer kan eisen dat een uitlenende werkgever zijn werknemers een bezoldiging betaalt die in het gastland voor dergelijk werk als „normaal” of gemiddeld wordt beschouwd.

    13.

    Het Comité staat positief tegenover het voorstel dat de componenten van de bezoldiging van ter beschikking gestelde werknemers bekend moet worden gemaakt op de nationale website die de lidstaten conform artikel 5 van de handhavingsrichtlijn hebben opgezet om de informatievoorziening over detachering te verbeteren.

    14.

    Concluderend is het Comité van mening dat het voorstel van de Commissie voor wat betreft de verwijzing naar het begrip „bezoldiging” in plaats van „minimumloon” en andere voorstellen voor wijzigingen op dat vlak inhoudt dat de detacheringsrichtlijn het juiste midden houdt tussen de mogelijkheden voor dienstverleners in de EU om zonder ongeoorloofde barrières grensoverschrijdende diensten te leveren, enerzijds, en de bescherming van gedetacheerde werknemers en preventie van oneerlijke concurrentie, anderzijds.

    15.

    Volgens het Comité dient er echter op te worden gewezen dat de detacheringsrichtlijn op zich niets afdoet aan de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten om, naargelang van het nationale arbeidsmarktmodel, besluiten te nemen over bezoldigingskwesties.

    16.

    Het Comité deelt de mening van de Commissie dat de verplichting om de voorwaarden van het gastland toe te passen op de in artikel 3, lid 1, van de detacheringsrichtlijn genoemde gebieden ook voor de bouwsector moet gelden, ongeacht of de bezoldiging is vastgelegd bij wet of in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst dan wel een collectieve arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in het eerste en tweede streepje van artikel 3, lid 8.

    17.

    Het Comité vestigt de aandacht van de Commissie op gevallen van detachering waarbij sprake is van meervoudige onderaanbesteding, die resulteert in „verwatering” van de aansprakelijkheid van de werkgever. Dit leidt soms tot situaties van detachering waarbij werknemers steun noch bijstand krijgen. Met een Europees reddingsfonds zou snel kunnen worden ingegrepen om de terugkeer van deze werknemers naar hun land van herkomst onder de beste mogelijke omstandigheden te garanderen. Voorts stelt het Comité voor een Europees register in te stellen en alle ondernemingen die diensten verrichten in een lidstaat te verplichten gedetacheerde werknemers uiterlijk bij de aanvang van de dienstverlening te registreren.

    18.

    Het Comité constateert dat de vaardigheden van gedetacheerde werknemers erg vaak moedwillig worden ondergewaardeerd door de werkgever om een lager bezoldigingsniveau te rechtvaardigen. De kans is aanwezig dat deze praktijk blijft bestaan om de verplichte gelijke behandeling op het gebied van bezoldiging te omzeilen. Het zou verstandig zijn als de Commissie zou nagaan of er een Europees repertorium van beroepen en beroepsvaardigheden kan worden opgesteld om dit tegen te gaan en om de belangen van ongediplomeerde of niet-gecertificeerde werknemers te beschermen.

    19.

    Het CvdR merkt op dat uiterlijk op 5 december 2011 aan Richtlijn 2008/104/EG betreffende uitzendarbeid moest worden voldaan. Een van de doelstellingen van deze richtlijn is uitzendkrachten te beschermen en er o.a. voor te zorgen dat uitzendkrachten gelijk worden behandeld voor wat bezoldiging, vakantie en werktijden betreft (artikel 5).

    20.

    Het CvdR deelt de mening van de Commissie dat het in de uitzendrichtlijn vastgelegde beginsel van gelijke behandeling te allen tijde moet worden toegepast, ook in gevallen waarin de uitlenende onderneming in een andere lidstaat is gevestigd en het om een detachering in de zin van de detacheringsrichtlijn gaat.

    Subsidiariteit en evenredigheid

    21.

    Het CvdR stelt vast dat veertien nationale parlementen in elf lidstaten (Bulgarije, Denemarken, Estland, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije, Tsjechische en Hongarije) een gemotiveerd advies hebben uitgebracht naar aanleiding van een subsidiariteitstoets, hetgeen inhoudt dat het voorstel een „gele kaart” heeft gekregen.

    22.

    Het Comité constateert dat de detacheringsrichtlijn regelt welke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden een dienstverlener die in een andere lidstaat is gevestigd verplicht moet toepassen ten aanzien van de werknemers die in het gastland ter beschikking zijn gesteld. Noch de huidige richtlijn noch de wijzigingsrichtlijn beoogt het niveau van de voorwaarden in de lidstaten te harmoniseren.

    23.

    Alleen op EU-niveau kunnen wijzigingen worden aangebracht in de richtlijn. Het is, gezien de verdragsrechtelijke bepalingen aangaande de vrijheid om binnen de EU grensoverschrijdende diensten te verlenen en de Rome I-verordening, op het niveau van de lidstaten niet mogelijk te regelen welke arbeidsrechtelijke voorwaarden moeten worden toegepast in geval van detachering.

    24.

    De handhavingsrichtlijn, die voor 18 juni 2016 door de lidstaten in nationale wetgeving moest zijn omgezet, reikt de lidstaten middelen aan om sociale dumping en misbruik ten gevolge van detachering te beperken (zoals fraude, omzeiling van de regels en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten). Het Comité constateert dat de herziene detacheringsrichtlijn en de handhavingsrichtlijn rechtsinstrumenten zijn die elkaar in ruime mate versterken, en hoopt dan ook dat er zo snel mogelijk een volledige beoordeling komt van de effecten en gevolgen van de tenuitvoerlegging van de handhavingsrichtlijn door de lidstaten op het gebied van detachering.

    25.

    Overigens is de kwestie van coherentie in de uitoefening van controles op detachering in de verschillende lidstaten nog steeds actueel, aangezien de handhavingsrichtlijn alleen heeft voorzien in bilaterale samenwerking tussen de lidstaten. Het doel van de voorgestelde herziene richtlijn, nl. een gemeenschappelijke definitie vaststellen van de regels die van toepassing zijn op gedetacheerde werknemers, kan dan ook beter op EU-niveau worden bereikt.

    26.

    De bevordering van de uitwisseling van gegevens door bijv. de Sociale Verzekeringsinstellingen in de zendende en ontvangende lidstaat, alsook de invoering van een verplicht verslag aan de Sociale Verzekeringsinstelling in de ontvangende lidstaat zijn noodzakelijk om doeltreffende maatregelen te nemen tegen schijndetachering en oprichting van ondernemingen met als doel oneerlijke concurrentie en lagere socialezekerheidsbijdragen. Indien een bijkantoor voor schijndetacheringen wordt geopend, dan moet in de ontvangende lidstaat vóór de detachering worden nagedacht over een minimale tewerkstellingsduur.

    Brussel, 7 december 2016.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    Top