EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0424

Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2016 over nucleaire veiligheid en non-proliferatie (2016/2936(RSP))

PB C 215 van 19.6.2018, p. 202–207 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 215/202


P8_TA(2016)0424

Nucleaire beveiliging en non-proliferatie

Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2016 over nucleaire veiligheid en non-proliferatie (2016/2936(RSP))

(2018/C 215/31)

Het Europees Parlement,

gezien zijn resolutie van 17 januari 2013 over de aanbevelingen van de NPV-toetsingsconferentie inzake de realisatie van een Midden-Oosten dat vrij is van massavernietigingswapens (1),

gezien zijn resolutie van 10 maart 2010 over het Verdrag inzake de non-proliferatie van kernwapens (2),

gezien de EU-seminars over non-proliferatie en ontwapening en de regelmatige vergaderingen van het EU-Consortium non-proliferatie,

gezien de EU-strategie tegen de proliferatie van massavernietigingswapens, die op 12 december 2003 door de Europese Raad is goedgekeurd,

gezien het feit dat de NPV-toetsingsconferentie van 2015 er niet in is geslaagd overeenstemming te bereiken over een slotdocument,

gezien de conclusies van de Raad over de negende NPV-toetsingsconferentie (8079/15),

gezien de documenten die in het voorjaar van 2016 zijn goedgekeurd tijdens de top over nucleaire beveiliging in Washington,

gezien resolutie 2310 (2016) van de VN-Veiligheidsraad over het twintigjarig bestaan van het Verdrag voor een alomvattend verbod op kernproeven,

gezien de verklaring van Tbilisi van 2016 die bij consensus is goedgekeurd door de Parlementaire Vergadering van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa,

gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 13 december 2011 over de instelling van een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten,

gezien Besluit 2012/422/GBVB van de Raad van 23 juli 2012 ter bevordering van een proces dat moet leiden tot de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en alle andere massavernietigingswapens (3),

gezien de resolutie van de Algemene Vergadering van de VN van 7 december 2015 over de bevordering van multilaterale onderhandelingen over nucleaire ontwapening (A/RES/70/33) en het verslag van de open werkgroep aan de Algemene Vergadering van 19 augustus 2016 (A/71/371),

gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat dat de veiligheidssituatie in de wereld, en met name in de EU, aanzienlijk is verslechterd en dat de instabiliteit, het gevaar en de onvoorspelbaarheid toenemen; merkt op dat er zich conventionele, niet-conventionele en hybride bedreigingen voordoen, die worden veroorzaakt door zowel statelijke als niet-statelijke regionale en mondiale actoren;

B.

overwegende dat de internationale vrede, veiligheid en stabiliteit ernstig in gevaar worden gebracht door diverse ontwikkelingen, onder andere verslechterende betrekkingen tussen kernmachten zoals de Russische Federatie en de Verenigde Staten en India en Pakistan, en de verdere ontwikkeling van nucleaire capaciteiten door Noord-Korea;

C.

overwegende dat de proliferatie van biologische en chemische vormen van massavernietigingswapens tot een minimum wordt teruggebracht en geleidelijk wordt stopgezet door effectieve internationale toepassing van het verbod en de verplichtingen in het Verdrag inzake biologische en toxinewapens van 1972 en het Verdrag inzake chemische wapens, maar dat de proliferatie van nucleaire massavernietigingswapens en lanceerinrichtingen hiervoor een van de ernstigste gevaren is voor de internationale gemeenschap;

D.

overwegende dat in januari 2016 negen staten — de Verenigde Staten, Rusland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, China, India, Pakistan, Israël en de Democratische Volksrepubliek Korea (DVK) — in totaal ongeveer 15 395 kernwapens hadden, tegen ongeveer 15 850 in 2015;

E.

overwegende dat de prioriteiten er onder meer in bestaan te voorkomen dat terroristen of nog meer staten kernwapens verkrijgen of gebruiken, alle kernwapenarsenalen in te krimpen en te elimineren en te evolueren in de richting van een wereld zonder kernwapens;

F.

overwegende dat er in bepaalde regio's in de wereld, namelijk Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied, het zuidelijk deel van de Stille Oceaan, Zuidoost-Azië, Afrika en Centraal-Azië, reeds verdragen inzake kernwapenvrije zones bestaan;

G.

overwegende dat er met de NPV-toetsingsconferentie van 2010 een hernieuwde focus is gekomen op de humanitaire impact van kernwapens, die naar voren is geschoven door de regeringen van Noorwegen, Mexico en Oostenrijk, door middel van opeenvolgende conferenties over de humanitaire impact van kernwapens en de respectieve verslagen hiervan, alsmede de internationale Humanitaire Belofte die is geïnitieerd door Oostenrijk en geformuleerd tijdens de NPV-toetsingsconferentie van 2015 en die door 127 VN-lidstaten is onderschreven;

H.

overwegende dat de centrale non-proliferatie- en ontwapeningsdoelstellingen van de drie pijlers van het NPV, namelijk non-proliferatie, ontwapening en samenwerking voor een vreedzaam gebruik van kernenergie, verder moeten worden versterkt; overwegende dat kernmachten die het NPV hebben ondertekend, hun kernwapenarsenaal moderniseren en verbeteren, en talmen met het inkrimpen of elimineren van hun nucleaire arsenaal en met het loslaten van een militaire doctrine van nucleaire afschrikking;

I.

overwegende dat er formele vooruitgang is geboekt met het beveiligen van civiele splijtstof via de toppen over nucleaire beveiliging die zijn gehouden in het kader van een aanvullend proces buiten het NPV en die hebben bijgedragen tot een versterking van het NPV door de non-proliferatiecomponent ervan geloofwaardiger te maken, maar dat de recente weigering van Rusland om mee te werken en zijn verslechterde betrekkingen met de Verenigde Staten verdere inspanningen om splijtstof te beveiligen en de hoeveelheid ervan te verminderen, in gevaar brengen;

J.

overwegende dat het Verdrag inzake de fysieke bescherming van kernmateriaal een juridisch bindend internationaal instrument is op het vlak van de fysieke bescherming van kernmateriaal, waarmee maatregelen worden ingesteld in verband met de preventie, opsporing en bestraffing van vergrijpen met kernmateriaal;

K.

overwegende dat Rusland en de Verenigde Staten voortgaan met de tenuitvoerlegging van het New START-verdrag, dat in 2021 zal aflopen tenzij het door beide partijen wordt verlengd; overwegende dat de Amerikaanse president Barack Obama in zijn toespraak van 2013 in Berlijn een substantieel voorstel heeft gedaan voor een vermindering van het aantal kernkoppen, dat hij in 2016 in Washington heeft herhaald; overwegende dat de Russische Federatie niet op deze aanzetten tot onderhandelingen over een opvolgingsverdrag voor New START is ingegaan en dat er nog geen opvolgingsverdrag voor New START is gesloten om te komen tot een vermindering van het aantal niet-strategische en strategische kernwapens, met het oog op het elimineren ervan;

L.

overwegende dat testdetonaties van kernwapens en/of andere nucleaire detonaties een gevaar vormen voor de internationale vrede en veiligheid, en dat zij de mondiale regeling inzake nucleaire ontwapening en non-proliferatie ondermijnen; overwegende dat het Verdrag voor een alomvattend verbod op kernproeven (CTBT) de meest effectieve manier is om kernwapenproeven te verbieden; overwegende dat het in 2016 twintig jaar geleden is dat het CTBT is opengesteld voor ondertekening, op 24 september 1996;

M.

overwegende dat de inspanningen voor het samenroepen van de conferentie over de instelling van een zone in het Midden-Oosten die vrij is van kernwapens en alle andere massavernietigingswapens tegen december 2012, overeenkomstig de consensus waarover tijdens de toetsingsconferentie van 2010 tussen de staten die partij zijn bij het NPV een akkoord was bereikt, geen resultaat hebben opgeleverd;

N.

overwegende dat de NAVO zich er met haar strategisch concept van 2010 en de Deterrence and Defence Posture Review van 2012 toe verbindt de voorwaarden te creëren voor een wereld zonder kernwapens; overwegende dat in het kader van nucleaire samenwerkingsregelingen en bilaterale regelingen met NAVO-landen naar schatting nog steeds 150 tot 200 als tactische of substrategische kernwapens beschouwde ongeleide nucleaire korteafstandsbommen die eigendom zijn van de VS, in vijf niet-kernwapenstaten van de NAVO (België, Duitsland, Italië, Nederland en Turkije) zijn gestationeerd, en overwegende dat die wapens in die landen zijn gestationeerd overeenkomstig het actuele NAVO-beleid;

O.

overwegende dat de veiligheid van de Amerikaanse kernwapens die in Turkije zijn gestationeerd, bijzondere aandacht krijgt door het gewapend conflict in Syrië, dat plaatsvindt dichtbij de luchtmachtbasis van Incirlik, en door de gebeurtenissen op en rondom de luchtmachtbasis van Incirlik tijdens en na de mislukte staatsgreep van 15 juli 2016;

P.

overwegende dat het op 5 december 2015 twintig jaar geleden was dat het Memorandum van Boedapest werd ondertekend; overwegende dat Oekraïne alle bepalingen daarvan heeft nageleefd en zich proactief heeft opgesteld in kwesties als nucleaire ontwapening en non-proliferatie, in tegenstelling tot de Russische Federatie, die haar afspraken heeft geschonden door de bezetting van een deel van het Oekraïense grondgebied (de Krim) en door gewapende agressie in het oosten van Oekraïne; overwegende dat hiermee een gevaarlijk precedent is gecreëerd, doordat een staat die als reactie op het besluit van Oekraïne om het NPV als land zonder kernwapens te ondertekenen, de veiligheid van Oekraïne garandeerde, de soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne heeft geschonden, en de geloofwaardigheid heeft aangetast van en ernstige schade heeft toegebracht aan het instrument van negatieve veiligheidsgaranties die door de kernmacht worden geboden, alsmede aan het NPV en aan de idee van voortschrijdende wereldwijde nucleaire ontwapening en non-proliferatie op basis van het internationale recht en multilaterale verdragen; overwegende dat het zich ook ernstige zorgen maakt over de dreigende verklaringen van hoge Russische ambtenaren dat Rusland het recht heeft om kernwapens op de Krim op te stellen, hetgeen wereldwijde gevolgen zou hebben; overwegende dat het bezorgd is over de nieuwe Russische doctrine van december 2014, die toelaat dat kernwapens worden ingezet tegen een land dat geen kernwapens heeft;

Q.

overwegende dat Rusland voor kernwapens geschikte korteafstandsraketten van het Iskandertype in Kaliningrad heeft gestationeerd en oefeningen en overvluchten met voor kernwapens geschikte systemen uitvoert, en overwegende dat de verklaringen van de Russische leiders over het belang van nucleaire afschrikking en het besluit van Rusland om het in 2000 met de Verenigde Staten gesloten verdrag inzake de verwijdering en het beheer van plutonium op te schorten, de bezorgdheid hebben doen toenemen dat Rusland zich meer op kernwapens gaat verlaten;

R.

overwegende dat de EU een belangrijke rol speelt als partij bij het gezamenlijk algemeen actieplan dat met Iran is overeengekomen, inclusief haar rol als lid van de gezamenlijke commissie die toeziet op de tenuitvoerlegging van het akkoord;

S.

overwegende dat de DVK op 9 september 2016 een vijfde kernproef heeft uitgevoerd, slechts enkele maanden na de vorige proef van 6 januari 2016; overwegende dat deze proef, die volgens de DVK een „geslaagde waterstofbomproef” was, een duidelijke schending is van de internationale verplichtingen van het land op grond van de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de verklaring van beide Korea's van 1992 inzake het kernwapenvrij maken van beide landen, waarin wordt bepaald dat beide Korea's geen kernwapens zullen ontwikkelen of bezitten; overwegende dat de proliferatie van massavernietigingswapens, en met name kernwapens en lanceerinrichtingen hiervoor, een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid; overwegende dat de DVK in 2003 haar terugtrekking als partij bij het NPV heeft aangekondigd, sinds 2006 kernproeven uitvoert en in 2009 officieel heeft verklaard dat zij een kernwapen heeft ontwikkeld voor afschrikking, waardoor het gevaar dat de DVK oplevert voor haar buren in Noordoost-Azië en voor de regionale en internationale vrede en veiligheid, is toegenomen;

T.

overwegende dat in de Europese veiligheidsstrategie van 2003 is bepaald dat proliferatie van massavernietigingswapens potentieel het grootste gevaar is voor onze veiligheid, inclusief de mogelijkheid van een wapenwedloop met massavernietigingswapens, en dat de EU zich engageert voor het realiseren van universele toetreding tot de regelingen in het kader van multilaterale verdragen, alsmede voor het versterken van de verdragen en de verificatiebepalingen ervan; overwegende dat in de algehele EU-strategie van 2016 met geen woord wordt gerept over massavernietigingswapens, non-proliferatie en wapenbeheersing;

U.

overwegende dat de EU in de aanloop naar de NPV-toetsingsconferentie van 2015 helaas geen overeenstemming heeft bereikt over een gezamenlijk standpunt inzake nucleaire ontwapening, waarbij voor het eerst is erkend dat over de gevolgen van kernwapens verschillende standpunten zijn geformuleerd; overwegende dat tijdens de conferentie geen slotdocument kon worden goedgekeurd als gevolg van meningsverschillen over de voortzetting van de regionale inspanningen voor de instelling van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten;

V.

overwegende dat de EU zich ertoe heeft verbonden alle passende instrumenten waarover zij beschikt, te gebruiken om proliferatieprogramma's die wereldwijd bezorgdheid wekken, te voorkomen, te ontmoedigen, stop te zetten en zo mogelijk te elimineren, zoals duidelijk wordt gesteld in de EU-strategie tegen de proliferatie van massavernietigingswapens, die op 12 december 2003 door de Europese Raad is vastgesteld, en overwegende dat de EU heeft gezorgd voor nauwere samenwerking tussen Europese denktanks voor non-proliferatie in het kader van het EU-Consortium non-proliferatie;

W.

overwegende dat het belangrijk is om de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld in dit internationale proces op transparante wijze te steunen en te versterken;

1.

spreekt zijn ernstige verontrusting uit over de verslechtering van het veiligheidsklimaat in de gebieden rond de Europese Unie en rond haar buurlanden, die ertoe zou kunnen leiden dat kernwapens opnieuw als actief afschrikkingsmiddel worden ingezet en mogelijk verspreid raken onder statelijke en niet-statelijke actoren, en over het feit dat maatregelen met het oog op effectieve ontwapening en non-proliferatie niet worden uitgevoerd;

2.

verzoekt alle kernmachten concrete voorlopige maatregelen te nemen om het risico van detonaties van kernwapens te verminderen, onder meer door de operationele status van kernwapens te verminderen, kernwapens over te brengen van opstelling naar opslag, kernwapens een kleinere rol te geven in de militaire doctrines en het aantal van alle soorten kernwapens snel te verminderen;

3.

spreekt zijn grote bezorgdheid uit over potentiële schendingen van het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag;

4.

spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de toegenomen nucleaire dreiging als gevolg van de houding van Rusland, die gevolgen heeft voor de veiligheid, stabiliteit en voorspelbaarheid op mondiaal niveau, en de verslechterende betrekkingen met de NAVO, onder meer als gevolg van potentiële schendingen van het INF-verdrag, verklaringen die wijzen op een grotere bereidheid om kernwapens te gebruiken en verklaringen dat de eventuele plaatsing van kernwapens in bijkomende gebieden in Europa wordt overwogen; vestigt de aandacht op de Russische legeroefeningen waarbij het gebruik van kernwapens tegen Polen wordt gesimuleerd, en spreekt zijn grote bezorgdheid uit over de plaatsing van Iskander-raketsystemen die met kernkoppen kunnen worden uitgerust in de oblast Kaliningrad, die aan de EU-lidstaten Polen en Litouwen grenst; herinnert eraan dat het Internationaal Gerechtshof in een advies van 1996 heeft geoordeeld dat het niet tot een definitieve conclusie kon komen over de wettigheid of onwettigheid van het gebruik van kernwapens door een staat in een extreme situatie van zelfverdediging;

5.

steunt de top over nucleaire veiligheid van 2016, erkent dat handel in en gebruik van nucleair materiaal zonder toestemming een onmiddellijke en ernstige bedreiging oplevert voor de mondiale veiligheid, en kijkt uit naar het realiseren van de volledige tracering en fysieke beveiliging van alle materiaal dat geschikt is voor kernwapens;

6.

is verheugd over de voltooiing van de werkzaamheden van de open werkgroep (OEWG) van de Verenigde Naties ter bevordering van multilaterale onderhandelingen over nucleaire ontwapening overeenkomstig resolutie 70/33 van de Algemene Vergadering van de VN; is verheugd over de aanbeveling van de Algemene Vergadering van de VN, die is opgenomen in het eindverslag van de OEWG (A/71/371) en op 19 augustus 2016 met ruime steun is aangenomen, om in 2017 een conferentie — waaraan alle staten mogen deelnemen — te beleggen om te onderhandelen over een juridisch bindend instrument om kernwapens te verbieden, wat moet leiden tot de volledige eliminering ervan; merkt op dat dit de non-proliferatie- en ontwapeningsdoelstellingen en -verplichtingen in het NPV zal versterken en zal helpen de voorwaarden te creëren voor mondiale veiligheid en een wereld zonder kernwapens;

7.

verzoekt de lidstaten de organisatie van deze conferentie in 2017 te steunen en er op constructieve wijze aan deel te nemen, en verzoekt vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger (VV/HV) Federica Mogherini en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) op positieve wijze bij te dragen tot het verloop van de onderhandelingsconferentie van 2017;

8.

herinnert eraan dat het twintig jaar geleden is dat het Verdrag voor een alomvattend verbod op kernproeven (CTBT) is opengesteld voor ondertekening, op 24 september 1996, en onderstreept dat een universeel en internationaal en effectief verifieerbaar verdrag voor een verbod op kernproeven de meest effectieve manier is om proefdetonaties van kernwapens en alle andere nucleaire detonaties te verbieden;

9.

verzoekt de resterende landen in bijlage II bij het CTBT, wier ratificering vereist is om het verdrag in werking te laten treden, met aandrang om het verdrag met hernieuwde sense of urgency te ondertekenen en/of te ratificeren, teneinde dit cruciale internationale instrument zonder verder uitstel volledige rechtskracht te verlenen; is in dit verband verheugd over de aanneming van resolutie 2310 (2016) door de VN-Veiligheidsraad;

10.

spreekt zijn waardering uit voor de aanzienlijke vooruitgang die de Voorbereidende Commissie van de Verdragsorganisatie voor een alomvattend verbod op kernproeven (CTBTO) heeft geboekt met de voltooiing en exploitatie van haar effectieve internationale monitoringsysteem, dat, zelfs zonder de inwerkingtreding van het verdrag, tot regionale stabiliteit bijdraagt door vertrouwen op te bouwen, de regeling inzake nucleaire non-proliferatie en ontwapening versterkt en extra wetenschappelijke en civiele voordelen voor de landen oplevert; is ervan overtuigd dat de Voorbereidende Commissie van de CTBTO voor de verdere exploitatie van het monitoringsysteem kan blijven steunen op de financieringsbijdragen van de staten;

11.

betreurt dat, in tegenstelling tot wat werd gehoopt, kernwapens opnieuw deel gaan uitmaken van de strategische planning van kernmachten; dringt aan op nauwer overleg met alle kernmachten om een gemeenschappelijke agenda na te streven die gericht is op de geleidelijke vermindering van het kernkoppenarsenaal; steunt met name de stappen die de VS en de Russische Federatie hebben ondernomen om het aantal kernwapens dat zij hebben gestationeerd, te verminderen, zoals afgesproken in het New START-verdrag;

12.

betreurt het dat er sinds de inwerkingtreding van New START in 2011 geen verdere onderhandelingen zijn gevoerd over de hoognodige vermindering van het aantal gestationeerde en niet-gestationeerde kernkoppen, inclusief, zoals de VS en Rusland formeel zijn overeengekomen, maatregelen om het aantal als tactische of substrategische kernwapens beschouwde korteafstands- en tactische kernwapens te verminderen en deze wapens te elimineren;

13.

merkt op dat de wederzijdse en gelijktijdige verwijdering van alle korteafstands- en tactische kernkoppen en aangewezen substrategische kernkoppen van het Europese grondgebied positief zou kunnen bijdragen tot het creëren van de voorwaarden voor de instelling van bijkomende kernwapenvrije zones, wat de nakoming van de non-proliferatie- en ontwapeningsverplichtingen in het NPV in de hand zou werken en tegelijk een precedent zou scheppen voor verdere nucleaire ontwapening;

14.

vraagt om de instelling van kernwapenvrije zones als positieve stap in de richting van een kernwapenvrije wereld; is in dit verband van mening dat een kernwapenvrije zone in het Midden-Oosten van fundamenteel belang zou zijn voor het bereiken van duurzame en alomvattende vrede in die regio; is in dit verband zeer teleurgesteld dat het niet is gelukt om in 2012 de conferentie over de instelling van een massavernietigingswapenvrije zone in het Midden-Oosten te houden, ondanks het mandaat op grond van het NPV;

15.

steunt verdere inspanningen om de taakomschrijving van de IAEA uit te breiden, waaronder de generalisatie van de aanvullende protocollen bij de waarborgovereenkomsten van de IAEA alsook andere maatregelen om vertrouwen op te bouwen; streeft ernaar ervoor te zorgen dat de IAEA voldoende middelen ter beschikking worden gesteld opdat zij haar kerntaak kan vervullen, namelijk het veilig maken van nucleaire activiteiten; vraagt dat er voortgang wordt gemaakt in de voorbereidende commissie van de komende NPV-conferentie van 2017 en in de conferentie op hoog niveau over nucleaire ontwapening van 2018;

16.

is ingenomen met het akkoord tussen de P5+1-mogendheden en Iran over de nucleaire ambities van Iran, en moedigt beide partijen ertoe aan verder samen te werken om ervoor te zorgen dat het gezamenlijke algemene actieplan (JCPOA) volledig wordt uitgevoerd; is van mening dat het JCPOA, ook wel bekend als de nucleaire overeenkomst met Iran, een belangrijke verwezenlijking was voor de multilaterale diplomatie, en dan met name voor de Europese diplomatie, en niet alleen een aanzienlijke verbetering van de betrekkingen tussen de EU en Iran mogelijk zal maken, maar ook zal bijdragen tot meer stabiliteit in de regio; is van mening dat alle partijen nu verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de strikte en volledige tenuitvoerlegging ervan; is ingenomen met de oprichting van de gemengde commissie bestaande uit vertegenwoordigers van Iran en de E3/EU+3 (China, Frankrijk, Duitsland, de Russische Federatie, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten), met de VV/HV; staat volledig achter de VV/HV in haar rol als coördinator van de gemengde commissie die in het kader van het JCPOA is opgericht, en is van mening dat de strikte en volledige uitvoering van het JCPOA van het grootste belang blijft;

17.

veroordeelt de recentste kernproeven die de DVK heeft uitgevoerd en de afwijzing door de DVK van de diverse resoluties van de VN-Veiligheidsraad, waaronder de recentste van 2 maart 2016 (2070); vraagt de DVK af te zien van verdere provocerende acties door haar nucleaire en ballistische programma's volledig en op verifieerbare en onherroepelijke wijze te staken, alle gerelateerde activiteiten te staken en onmiddellijk te voldoen aan al haar internationale verplichtingen, inclusief de resoluties van de VN-Veiligheidsraad en de Raad van bestuur van de IAEA, alsmede aan overige internationale normen inzake ontwapening en non-proliferatie, en naar de onderhandelingstafel terug te keren; vraagt de DVK om het CTBT onverwijld te ondertekenen en te bekrachtigen; pleit uitdrukkelijk voor een diplomatieke en politieke oplossing voor de Noord-Koreaanse nucleaire kwestie en steunt de hervatting van het zespartijenoverleg; vraagt China meer druk op de DVK uit te oefenen;

18.

is ingenomen met de opname van clausules inzake de non-proliferatie van massavernietigingswapens in de overeenkomsten van de EU met derde landen en de actieplannen van de EU; merkt op dat deze maatregelen zonder uitzondering door alle partnerlanden van de EU ten uitvoer moeten worden gelegd;

19.

is verheugd over de presentatie van de algehele strategie van de EU en vraagt de EDEO om bij wijze van follow-up de EU-strategie tegen de proliferatie van massavernietigingswapens van 2003 en de nieuwe actielijnen van 2009 te actualiseren en uit te breiden, rekening houdend met de hierboven beschreven kwesties en problemen, teneinde van de EU een drijvende kracht te maken voor het versterken en bevorderen van multilaterale akkoorden inzake nucleaire ontwapening en non-proliferatie;

20.

is verheugd over de regelmatige contacten over deze kwesties met het EU-Consortium non-proliferatie en andere maatschappelijke organisaties en denktanks, en verzoekt het EU-Consortium non-proliferatie om, onder leiding van de hoofdadviseur en speciaal afgezant voor non-proliferatie en ontwapening, zijn agenda uit te breiden en het thema ontwapening op gelijke voet te behandelen;

21.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de VN, de hoge commissaris van de VN voor ontwapening, de secretaris van het Verdrag voor een alomvattend verbod op kernproeven, de directeur-generaal van de IAEA en de parlementen van de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad.

(1)  PB C 440 van 30.12.2015, blz. 97.

(2)  PB C 349 E van 22.12.2010, blz. 77.

(3)  PB L 196 van 24.7.2012, blz. 67.


Top