Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0423

    Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije (2016/2935(RSP))

    PB C 215 van 19.6.2018, p. 199–201 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.6.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 215/199


    P8_TA(2016)0423

    De situatie van journalisten in Turkije

    Resolutie van het Europees Parlement van 27 oktober 2016 over de situatie van journalisten in Turkije (2016/2935(RSP))

    (2018/C 215/30)

    Het Europees Parlement,

    gezien zijn eerdere resoluties over Turkije, met name die van 15 januari 2015 over de vrijheid van meningsuiting in Turkije, recente arrestaties van journalisten, mediadirecties en systematische druk op de media (1),

    gezien zijn resolutie van 14 april 2016 over het verslag 2015 over Turkije (2),

    gezien het Commissieverslag van 10 november 2015 over Turkije (SWD(2015)0216),

    gezien de gezamenlijke verklaring van 16 juli 2016 van de vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger, Federica Mogherini, en de commissaris voor het Europees nabuurschapsbeleid en de uitbreidingsonderhandelingen, Johannes Hahn, over de situatie in Turkije,

    gezien de conclusies van de Raad over Turkije van 18 juli 2016,

    gezien de verklaring van 21 juli 2016 van vicevoorzitter/hoge vertegenwoordiger Federica Mogherini en commissaris Johannes Hahn over de afkondiging van de noodtoestand in Turkije,

    gezien de politieke dialoog op hoog niveau tussen de EU en Turkije van 9 september 2016,

    gezien het feit dat de eerbiediging van de rechtsstaat, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting, een speerpunt van de EU is,

    gezien het recht van vrije meningsuiting, dat is neergelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), waarbij Turkije partij is,

    gezien de aanbevelingen in het standpunt over artikelen 216, 299, 301 en 314 van het strafwetboek van Turkije, aangenomen door de Commissie van Venetië tijdens haar 106e plenaire vergadering (11-12 maart 2016, Venetië),

    gezien artikel 123, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat op 15 juli 2016 in Turkije een poging tot staatsgreep is ondernomen, waarbij meer dan 250 mensen werden vermoord en meer dan 2 100 mensen gewond zijn geraakt;

    B.

    overwegende dat het belangrijk is de democratie te verdedigen, met volledige inzet voor mensenrechten en de rechtsstaat, en dat ook de samenwerking tussen de EU, de Raad van Europa en Turkije in deze context belangrijk is; overwegende dat Turkije voor de Europese Unie een cruciale partner is;

    C.

    overwegende dat de Turkse politie, volgens de Europese Federatie van journalisten en de Turkse Vereniging van journalisten, na de poging tot staatsgreep van 15 juli 2016 minstens 99 journalisten en schrijvers heeft gearresteerd, tot dusver zonder aanklacht in de meeste gevallen, waarmee het totale aantal mediamedewerkers dat vermoedelijk wegens gebruikmaking van hun recht op vrije meningsuiting wordt vastgehouden op ten minste 130 is gebracht naar de stand van 20 oktober 2016; overwegende dat er van de na 15 juli 2016 gearresteerde journalisten inmiddels 64 zijn vrijgelaten; overwegende dat de gedetineerde journalisten het recht op toegang tot een advocaat geweigerd is en dat zij vastgehouden worden onder onmenselijke omstandigheden waarbij sprake is van bedreiging en mishandeling; overwegende dat er meldingen zijn dat de beide hoofdredacteuren van de gesloten krant Özgür Gündem, Bilir Kaya en Inan Kizilkaya, in de gevangenis zijn gefolterd;

    D.

    overwegende dat reeds vóór de mislukte staatsgreep de media aanzienlijk beperkt werden en op journalisten aanzienlijke druk werd uitgeoefend; overwegende dat volgens het Comité voor de bescherming van journalisten de Turkse autoriteiten na de poging tot staatsgreep meer dan 100 omroepen, kranten, tijdschriften, uitgeverijen en distributiebedrijven hebben gesloten, waardoor meer dan 2 300 journalisten en mediamedewerkers hun baan verloren hebben; overwegende dat de persaccreditatie van ten minste 330 journalisten is ingetrokken;

    E.

    overwegende dat zich onder de gedetineerde journalisten bijvoorbeeld de bekende romanschrijver Asli Erdogan bevindt, die ook lid was van de adviesraad en columnist voor de — inmiddels gesloten — Koerdische krant Özgür Gündem, evenals de academicus en columnist Mehmet Altan, en diens broer Ahmet Altan, schrijver en voormalig redacteur van het weekblad Taraf;

    F.

    overwegende dat veel van deze gerechtelijke maatregelen volgens Human Rights Watch genomen zijn zonder dat er enig bewijs was van betrokkenheid bij de mislukte staatsgreep; overwegende dat het recht op een eerlijk proces gewaarborgd moet worden, en overwegende dat het rechtssysteem bij de behandeling van mediagerelateerde zaken te weinig onpartijdig en onafhankelijk is gebleken;

    1.

    spreekt zijn krachtige veroordeling uit over de poging tot staatsgreep op 15 juli 2016 in Turkije; betuigt zijn steun aan de legitieme instellingen van Turkije; betreurt het grote aantal doden en gewonden; spreekt zijn solidariteit uit met de slachtoffers en hun families;

    2.

    erkent het recht en de verantwoordelijkheid van de Turkse regering om te reageren op de poging tot staatsgreep; benadrukt echter dat de mislukte militaire coup niet mag worden gebruikt als excuus voor de Turkse regering om de legitieme en vreedzame oppositie verder te muilkorven, en om journalisten en de media door middel van onevenredige en onwettige acties en maatregelen te belemmeren in de vreedzame uitoefening van hun vrijheid van meningsuiting;

    3.

    roept de Turkse autoriteiten op tot de vrijlating van journalisten en mediamedewerkers die zonder duidelijk bewijs van criminele activiteiten worden vastgehouden, waaronder bekende journalisten als Nazli Ilicak, Sahin Alpay, Asli Erdogan, Murat Aksoy, Ahmet Altan en Mehmet Altan; onderstreept dat journalisten niet mogen worden vastgehouden wegens de strekking van hun artikelen of veronderstelde politieke banden, ook in het geval dat er beschuldigingen tegen hen worden ingebracht, en benadrukt dat voorlopige hechtenis de uitzondering moet blijven;

    4.

    brengt in herinnering dat een vrije en pluriforme pers een essentieel onderdeel van een democratie vormt, evenals een eerlijke rechtsgang, het vermoeden van onschuld en een onafhankelijke rechtspraak; herinnert de Turkse autoriteiten eraan dat zij in de omgang met media en journalisten uiterst voorzichtig te werk moeten gaan, omdat vrijheid van meningsuiting en vrijheid van de media centrale voorwaarden blijven voor het goede functioneren van een democratische en open samenleving;

    5.

    betreurt het dat de noodmaatregelen tevens gebruikt zijn om familieleden van naar het buitenland gevluchte of ondergedoken journalisten te intimideren, onder meer door hun paspoorten ongeldig te verklaren of hen tijdelijk in de plaats van de aangeklaagde personen gevangen te zetten;

    6.

    is zeer verontrust over de sluiting van meer dan 150 mediakanalen; dringt erop aan dat deze media weer worden geopend en in hun onafhankelijkheid hersteld, en dat de ontslagen werknemers weer worden aangenomen overeenkomstig de juiste procedures; doet een beroep op de Turkse autoriteiten om geen oneigenlijk gebruik meer te maken van strafrechtelijke bepalingen om bewindvoerders over particuliere mediabedrijven aan te stellen, en om hun actieve bemoeienis met onafhankelijke nieuwsorganisaties te staken, ook waar het gaat om redactionele beslissingen of om ontslag van journalisten en redacteuren, en een einde te maken aan de pressie en intimidatie tegen kritische persdiensten en journalisten; veroordeelt de pogingen van de Turkse autoriteiten om buitenlandse journalisten te intimideren en uit te zetten;

    7.

    roept de Turkse regering op het toepassingsgebied van de noodmaatregelen te verkleinen, zodat deze niet langer gebruikt kunnen worden om de vrijheid van meningsuiting in te perken; benadrukt dat onderzoeken naar de vermeende betrokkenheid bij de poging tot staatsgreep overeenkomstig de juiste procedures, onpartijdig en op basis van overtuigend bewijs moeten worden gevoerd en niet alleen op basis van schuld door associatie, wat tot collectieve bestraffing kan leiden;

    8.

    onderstreept dat Turkije voor een reële terrorismedreiging staat; stelt evenwel nogmaals dat de ruime definities in de Turkse antiterrorismewetgeving niet mogen worden aangegrepen om journalisten te bestraffen voor gebruikmaking van hun recht van vrije meningsuiting; vraagt dat de aanbevelingen van de Commissie van Venetië van maart 2016 dringend worden uitgevoerd en de antiterreurwetgeving wordt hervormd;

    9.

    vraagt de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de lidstaten de praktische gevolgen van de noodtoestand nauwgezet te blijven monitoren en toezicht op alle rechtszaken van journalisten te verzekeren;

    10.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de president, de regering en het parlement van Turkije.

    (1)  PB C 300 van 18.8.2016, blz. 45.

    (2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2016)0133.


    Top