EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015XG0527(04)

Conclusies van de Raad over de rol van voor- en vroegschoolse educatie en primair onderwijs bij het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competentie

PB C 172 van 27.5.2015, p. 17–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 172/17


Conclusies van de Raad over de rol van voor- en vroegschoolse educatie en primair onderwijs bij het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competentie

(2015/C 172/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

IN HET KADER VAN DE INSPANNINGEN VAN DE EUROPESE UNIE OM EEN DIGITALE ECONOMIE TOT STAND TE BRENGEN (1),

GEZIEN HET VOLGENDE:

1.

De aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren, waarin de kennis, vaardigheden en attitudes worden omschreven die zijn vereist voor het ontwikkelen van digitale competentie (2) als een van de sleutelcompetenties die elk individu nodig heeft voor zijn zelfontplooiing en ontwikkeling, actief burgerschap, sociale integratie en zijn werk (3), en waarin wordt gewezen op de cruciale rol van onderwijs en opleiding bij het garanderen dat alle jonge mensen de kans krijgen om die competentie te ontwikkelen en te verbeteren.

2.

De conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 22 mei 2008 over het bevorderen van creativiteit en innovatie door onderwijs en opleiding, waarin met name de cruciale rol van leraren en de leeromgeving bij het voeden en ondersteunen van het creatieve potentieel van ieder kind wordt onderstreept (4).

3.

De conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (5), waarin het bevorderen van creativiteit en innovatie op alle onderwijs- en opleidingsniveaus wordt vastgesteld als één van de vier strategische doelstellingen van het kader, en het verwerven van transversale sleutelcompetenties, zoals digitale competentie, als een cruciale uitdaging in dit verband wordt aangemerkt.

4.

De conclusies van de Raad van 27 november 2009 over mediageletterdheid in de digitale omgeving, waarin wordt beklemtoond dat niet alleen de toegankelijkheid, maar ook een verantwoord gebruik van nieuwe technologieën moet worden bevorderd (6).

5.

De conclusies van de Raad van 20 mei 2011 over opvang en onderwijs voor jonge kinderen (OOJK) (7), waarin wordt erkend dat hoogwaardige opvang en hoogwaardig onderwijs voor jonge kinderen (OOJK) een aanvulling vormen op de centrale rol van het gezin en de essentiële basis zijn voor het verwerven van talenkennis, met succes een leven lang leren, sociale integratie, persoonlijke ontwikkeling en inzetbaarheid, en tevens het verwerven van cognitieve én niet-cognitieve vaardigheden bevorderen.

6.

De conclusies van de Raad van 29 november 2011 over culturele en creatieve vaardigheden en de rol daarvan bij de opbouw van het intellectuele kapitaal van Europa (8), waarin die competenties worden erkend als bronnen van duurzame en inclusieve groei in Europa, met name door de ontwikkeling van innoverende producten en diensten.

7.

De conclusies van 29 november 2011 over de bescherming van kinderen in de digitale wereld (9), waarin wordt beklemtoond hoe belangrijk het is kinderen bewust te maken van de mogelijke risico’s waarmee zij in de digitale wereld worden geconfronteerd en een oproep wordt gedaan voor consistentie bij het bevorderen van onlineveiligheid en mediageletterdheid in scholen en in instellingen voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen.

8.

De conclusies van de Raad van 26 november 2012 over geletterdheid, waarin erop wordt gewezen dat de onderwijssystemen de invloed van nieuwe technologieën op geletterdheid nog niet ten volle hebben benut, en dat de motivatie van lerenden kan toenemen wanneer leermateriaal en leermethoden worden herzien in het licht van de toenemende digitalisering en wanneer leerkrachten worden gesteund bij de toepassing van nieuwe leermethoden (10).

9.

De conclusies van de Raad van 26 november 2012 over de Europese strategie voor een beter internet voor kinderen (11), waarin de belangrijke rol wordt benadrukt die de onderwijssector en de ouders spelen bij het helpen van kinderen om de door het internet geboden kansen veilig en constructief te benutten, alsmede de noodzaak voor leerkrachten en ouders om de voortdurende technologische veranderingen bij te houden.

10.

De conclusies van de Raad van 20 mei 2014 over een doeltreffende lerarenopleiding, waarin wordt beklemtoond dat leraren zelf ook voldoende inzicht moeten verwerven in digitale leerinstrumenten en open leermiddelen om er doeltreffend gebruik van te kunnen maken bij het lesgeven en om de lerenden in staat te stellen hun digitale competentie te ontwikkelen (12).

EN IN HET LICHT VAN ANDERE ACHTERGRONDELEMENTEN, OPGENOMEN IN DE BIJLAGE BIJ DEZE CONCLUSIES,

ONDERKENT HET VOLGENDE:

1.

Het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competentie door middel van onderwijs in de eerste levensjaren (13) kan later voordelen opleveren doordat de basis wordt gelegd voor verder leren, kennis op een veel hoger niveau kan worden ontwikkeld en in het algemeen elk kind daardoor beter in staat zal zijn om vaardigheden op het gebied van creatief en kritisch denken te ontwikkelen en een verantwoordelijke burger voor het Europa van morgen te worden, die de uitdagingen van een steeds meer intern verbonden en gemondialiseerde wereld het hoofd kan bieden.

2.

Het vermogen om te innoveren en nieuwe producten en diensten te ontwikkelen steunt voor een groot deel op het benutten van de voordelen van de digitale revolutie die economieën en samenlevingen in een verbazingwekkend tempo transformeert, hetgeen betekent dat economisch succes in de komende decennia onder meer zal afhangen van burgers die over creatieve en innoverende capaciteiten en een hoge digitale competentie beschikken.

3.

Om te voldoen aan de toenemende vraag naar digitaal competente gebruikers en ICT-professionals moet Europa ingaan op de uitdaging iedere burger kansen te bieden om zijn creatief of innoverend potentieel te ontsluiten en zijn digitale competentie te ontwikkelen door levenslang leren.

IS HET DERHALVE OVER HET VOLGENDE EENS:

met betrekking tot creativiteit en innovatie:

1.

Voor onderwijs- en opleidingsstelsels, samen met niet-formeel en informeel leren, is een fundamentele rol weggelegd bij het ontwikkelen van creatieve en innoverende capaciteiten vanaf jonge leeftijd als cruciale factoren niet alleen voor het vergroten van het economische concurrentievermogen en de inzetbaarheid in de toekomst, maar evenzeer voor het bevorderen van zelfontplooiing en ontwikkeling, sociale insluiting en actief burgerschap.

2.

Voor leerkrachten en OOJK-werkers is een fundamentele rol weggelegd bij het stimuleren van de nieuwsgierigheid, verbeelding en bereidheid tot experimenteren van kinderen en bij het helpen van kinderen om niet alleen basisvaardigheden en specifieke kennis te ontwikkelen, maar ook de transversale competenties die vereist zijn voor creativiteit en innovatie, zoals kritisch denken, probleemoplossing en zin voor initiatief.

3.

Leren door spelen, hetgeen spelletjes en digitale instrumenten met pedagogische waarde kan omvatten, bevordert niet alleen de verbeelding, intuïtie en leergierigheid, maar ook het vermogen om samen te werken en problemen op te lossen, en is daarom belangrijk voor de ontwikkeling en het leren van ieder kind, vooral in de eerste levensjaren.

4.

Dit alles heeft belangrijke gevolgen op het gebied van de modernisering van pedagogische benaderingen, onderwijsmiddelen en de leeromgeving, alsmede op het gebied van de initiële opleiding en de bij- en nascholing van leraren en OOJK-werkers, die ervoor moeten zorgen dat zij de creativiteit en innovatie bij kinderen kunnen bevorderen door deze aspecten in hun eigen lesgeven te illustreren.

en met betrekking tot digitale competentie:

5.

Hoewel digitale instrumenten niet kunnen worden gebruikt ter vervanging van essentiële klasactiviteiten, ervaringen en materialen, kan het aanbieden van die instrumenten en de opneming ervan in de onderwijs- en leerprocessen, in voorkomend geval, bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit en doeltreffendheid van die processen en van de motivatie, het inzicht en de leerresultaten van de leerlingen.

6.

Het doeltreffend en leeftijdsgericht ontwikkelen van digitale competentie in OOJK en in het primair onderwijs heeft belangrijke gevolgen voor de pedagogische methoden, de beoordeling, de pedagogische middelen en de leeromgevingen, alsmede voor het dichten van de digitale kloof.

7.

Net zo belangrijk zijn de gevolgen voor de initiële opleiding en de bij- en nascholing van zowel leraren als OOJK-werkers, teneinde te garanderen dat zij het vermogen, de methodologie en de vaardigheden ontwikkelen om het daadwerkelijke en verantwoorde gebruik van nieuwe technologieën voor pedagogische doeleinden te bevorderen en om kinderen te steunen bij het ontwikkelen van digitale competentie.

8.

In een wereld waarin kinderen gewoonlijk goed uit de voeten kunnen met digitale media is voor onderwijs en opleiding ook een belangrijke rol weggelegd bij het bevorderen van veilig en verantwoord gebruik van digitale instrumenten en het ontwikkelen van mediageletterdheid, d.w.z. het vermogen om niet alleen toegang te krijgen tot digitale content, maar, belangrijker nog, om die content te interpreteren, te gebruiken, te delen, te creëren en kritisch te beoordelen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN, TERDEGE REKENING HOUDEND MET DE SUBSIDIARITEIT EN DE INSTITUTIONELE AUTONOMIE,

met betrekking tot creativiteit en innovatie:

1.

Instellingen voor lerarenopleiding, instellingen voor opleiding van OOJK-werkers en aanbieders van nascholing aan te moedigen hun programma’s aan te passen om nieuwe leermiddelen te kunnen inzetten en passende leermethoden te ontwikkelen die gericht zijn op het bevorderen van creativiteit en innovatie vanaf jonge leeftijd.

2.

Onderwijsaanbieders of de bevoegde autoriteiten, naargelang het geval, aan te moedigen scholen en OOJK-instellingen voldoende toe te rusten om de creatieve en innoverende capaciteiten te bevorderen.

3.

De aanbieders van programma’s voor initiële opleiding en bij- en nascholing voor zowel leraren als OOJK-werkers aan te moedigen aandacht te besteden aan doeltreffende methoden voor het bevorderen van nieuwsgierigheid, experimenteerzin, creatief en kritisch denken en cultureel begrip — bijvoorbeeld via kunst, muziek en theater — en het potentieel van creatieve partnerschappen te onderzoeken.

4.

De ontwikkeling te bevorderen van voor kinderen bedoelde formele, niet-formele en informele leeractiviteiten die gericht zijn op het bevorderen van creativiteit en innovatie, waarbij de belangrijke rol van ouders en gezinnen wordt onderkend.

en, met betrekking tot digitale competentie:

5.

De toegankelijkheid en het promoten van ICT en de ontwikkeling van digitale competentie te vergemakkelijken door het op een bij de leeftijd passende wijze in aanraking brengen met en integreren van digitale instrumenten in de voor- en vroegschoolse educatie en in het primair onderwijs, waarbij de belangrijke rol van ouders en gezinnen, alsook de verschillende leerbehoeften op verschillende leeftijden, worden onderkend.

6.

De ontwikkeling en het gebruik aan te moedigen van digitale instrumenten voor onderwijsdoeleinden en van pedagogische benaderingen die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de competenties op alle gebieden — waaronder vooral geletterdheid, gecijferdheid, wiskunde, wetenschappen, technologie en vreemde talen — teneinde een aantal van de uitdagingen aan te gaan waarop in recente internationale onderzoeken is gewezen (14).

7.

De onderwijsaanbieders of de bevoegde autoriteiten, naargelang het geval, aan te moedigen scholen en instellingen die voor- en vroegschoolse educatie verstrekken, voldoende toe te rusten, teneinde de leeftijdgerichte ontwikkeling van digitale competentie te bevorderen, met name door meer verschillende digitale instrumenten en infrastructuur aan te bieden.

8.

Opleiders van leraren en OOJK-werkers, alsmede leraren, OOIK-werkers en schoolleiders aan te moedigen — door middel van zowel initiële opleiding als bij- en nascholing — om voldoende digitaal competent te worden, met inbegrip van het vermogen om ICT te gebruiken voor onderwijsdoeleinden, en doeltreffende methoden te ontwikkelen voor het promoten van mediageletterdheid vanaf jonge leeftijd.

9.

Het potentieel van digitale instrumenten te onderzoeken om het leren in verschillende omgevingen te ondersteunen en meer gepersonaliseerde leerroutes aan te bieden, waarbij rekening kan worden gehouden met grote verschillen in aanleg — van hoogbegaafd tot laaggeschoold — en men zich specifiek kan richten op kinderen uit kansarme milieus en kinderen met speciale behoeften.

10.

Communicatie en samenwerking tussen scholen en tussen leraren op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau te bevorderen, mede via eTwinning.

11.

Het potentieel voor samenwerking met de openbrongemeenschap inzake onderwijsinstrumenten en digitale creativiteit te bestuderen.

12.

Inspanningen te doen om mediaonderwijs en -geletterdheid, met name het veilig en verantwoord gebruik van digitale technologieën, in voor- en vroegschoolse educatie en in het primair onderwijs te bevorderen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE:

1.

Passende maatregelen en initiatieven te nemen die gericht zijn op het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competenties in de voor- en vroegschoolse educatie en in het primair onderwijs, en daarbij doeltreffend gebruik te maken van Europese middelen als het Erasmus+-programma en het Europees Structuur- en Investeringsfonds om die maatregelen en initiatieven te ondersteunen.

2.

Samenwerking, uitwisseling van goede praktijken en wederzijds leren in verband met het bevorderen van creativiteit, innovatie en digitale competenties in de voor- en vroegschoolse educatie en in het primair onderwijs, alsmede door middel van niet-formeel en informeel leren, te stimuleren en ontwikkelen.

3.

Door onderzoek voorbeelden van de doeltreffendste methoden en praktijken voor leraren en OOJK-werkers in elk stadium van OOJK en het primair onderwijs te verzamelen om kinderen te helpen creatieve en innoverende capaciteiten, alsmede digitale competentie, te ontwikkelen. In dit verband te overwegen de kernbeginselen van het kwaliteitskader voor OOJK, waar passend, ten uitvoer te leggen.

EN VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

Door te gaan met de lopende werkzaamheden van de „ET 2020”-werkgroepen transversale vaardigheden en digitaal en online leren, teneinde creativiteit, innovatie en digitale competentie, waar passend, vanaf jonge leeftijd te stimuleren.

2.

Samenwerking en wederzijds leren op Europees niveau te stimuleren, zowel in de context van het strategisch kader „ET 2020” als door middel van het Erasmus+-programma.

3.

Voort te gaan met het monitoren van de door deze conclusies bestreken gebieden, binnen de grenzen van de bestaande instrumenten en verslagen, zonder nieuwe administratieve lasten te veroorzaken.


(1)  Conclusies van de Europese Raad, 24 en 25 oktober 2013 (EUCO 169/13, deel I, met name punten 1 tot en met 12).

(2)  „Digitale competentie omvat de vertrouwdheid met en het kritische gebruik van technologieën van de informatiemaatschappij voor het werk, in de vrije tijd en voor communicatie. Zij wordt onderbouwd door basisvaardigheden in ICT: het gebruik van computers om informatie op te vragen, te beoordelen, op te slaan, te produceren, te presenteren en uit te wisselen, en om via internet te communiceren en deel te nemen aan samenwerkingsnetwerken.” enz.

(3)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 10.

(4)  PB C 141 van 7.6.2008, blz. 17.

(5)  PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.

(6)  Document 15441/09.

(7)  PB C 175 van 15.6.2011, blz. 8.

(8)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 19.

(9)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 15.

(10)  PB C 393 van 19.12.2012, blz. 1.

(11)  PB C 393 van 19.12.2012, blz. 11.

(12)  PB C 183 van 14.6.2014, blz. 22.

(13)  De in deze conclusies bedoelde onderwijsperiodes stemmen in ruime mate overeen met:

ISCED-niveau 0.2 (preprimair onderwijs): „Onderwijs gericht op het ondersteunen van vroege ontwikkeling ter voorbereiding van deelname aan school en maatschappij. Programma’s voor kinderen van 3 jaar tot de beginleeftijd van het primair onderwijs.”

ISCED-niveau 1 (primair onderwijs): „Programma’s die speciaal zijn ontworpen om leerlingen fundamentele vaardigheden op het gebied van lezen, schrijven en wiskunde bij te brengen en om een degelijke basis voor leren te leggen.”

(14)  De resultaten van PISA 2012 (het testen van 15-jarige leerlingen op leesvaardigheid, wiskunde en wetenschappen) wijzen op vooruitgang bij het halen van de benchmark voor 2020 van ten hoogste 15 % procent leerlingen die niet goed scoren op basisvaardigheden, hoewel de EU in haar geheel ver achterligt op het gebied van wiskunde. Aanbevolen wordt gestage inspanningen te leveren op alle gebieden, vooral met betrekking tot leerlingen met een lage sociaaleconomische status. Uit de resultaten van het eerste Europees onderzoek naar taalvaardigheid (2012) blijkt dat de competenties op het gebied van zowel de eerste als de tweede geteste vreemde taal over het algemeen zwak zijn, hoewel er verschillen zijn tussen de lidstaten.


BIJLAGE

Andere achtergrondelementen

1.

Het eindverslag van de EU-Groep deskundigen op hoog niveau inzake lees- en schrijfvaardigheid, september 2012 (1).

2.

De Mededeling van de Commissie van 25 september 2013: „Naar een opener onderwijs: innovatief onderwijzen en leren voor iedereen met nieuwe technologie en open leermiddelen” (2).

3.

De publicatie van 2013 van de Europese Commissie: „Comenius — Examples of good practices” (3).

4.

De publicatie van 2013 van de Europese Commissie, het Europees Scholen Netwerk en de Universiteit van Luik: „Survey of Schools — ICT in Education” (4).

5.

De publicatie van 2013 van de OESO: „Innovative Learning Environments” (5).

6.

De Europese conferentie op hoog niveau over „Onderwijs in het digitale tijdperk”, gehouden te Brussel op 11 december 2014.

7.

Het verslag van 2014 van de Thematische Werkgroep OOJK, getiteld „Proposal for key principles of a Quality Framework for early childhood education and care” (6).


(1)  Zie http://ec.europa.eu/education/policy/school/doc/literacy-report_en.pdf

(2)  Document 14116/13 + ADD 1.

(3)  Zie http://ec.europa.eu/education/library/publications/2013/comenius_en.pdf

(4)  Zie https://ec.europa.eu/digital-agenda/sites/digital-agenda/files/KK-31-13-401-EN-N.pdf

(5)  Zie http://www.oecd-ilibrary.org/education/innovative-learning-environments_9789264203488-en

(6)  http://ec.europa.eu/education/policy/strategic-framework/archive/documents/ecec-quality-framework_en.pdf


Top