Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015PC0010

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013

    /* COM/2015/010 final - 2015/0009 (COD) */

    52015PC0010

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 /* COM/2015/010 final - 2015/0009 (COD) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Als gevolg van de economische en financiële crisis is het investeringspeil in de EU met ongeveer 15 % gedaald ten opzichte van het piekjaar 2007. Het huidige peil ligt naar historische maatstaven dan ook bijzonder laag en als niets wordt ondernomen wordt er voor de komende jaren slechts een gedeeltelijk herstel verwacht. Dit belemmert de economische opleving, het scheppen van banen, de langetermijngroei en het concurrentievermogen. Deze investeringskloof houdt derhalve een risico in voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Daarom heeft de voorzitter van de Europese Commissie in zijn politieke beleidslijnen voor de Commissie voor 2014-2019 deze kwestie als een essentiële beleidsuitdaging aangemerkt, net zoals de Europese Raad op zijn bijeenkomst van 18 december 2014 (EUCO 237/14) en de leiders van de Groep van Twintig op hun topontmoeting van 15-16 november 2014 hebben gedaan.

    Door de algehele onzekerheid over de economische situatie, de grote publieke en private schulden in bepaalde delen van de EU-economie en het effect daarvan op het kredietrisico, is de bewegingsruimte beperkt. Er zijn evenwel aanzienlijke spaartegoeden en omvangrijke financiële liquiditeiten voorhanden. Bovendien hebben recente gezamenlijke onderzoeken van de Europese Commissie, de Europese Investeringsbank en EU-lidstaten uitgewezen dat een groot aantal levensvatbare investeringsprojecten van financiering verstoken blijft.

    Tegen deze achtergrond heeft de Commissie in haar op 26 november 2014 gepubliceerde mededeling "Een investeringsplan voor Europa" een initiatief op EU-niveau voorgesteld om deze situatie te verhelpen. Het plan bestaat uit drie elkaar versterkende onderdelen. Ten eerste, de beschikbaarstelling van ten minste 315 miljard EUR voor het verrichten van extra investeringen gedurende de komende drie jaar, het maximaliseren van het effect van publieke middelen en het aanboren van particuliere investeringen. Ten tweede, gerichte initiatieven om te waarborgen dat deze extra investeringen in de behoeften van de reële economie voorzien. En ten derde maatregelen om de voorspelbaarheid van de regelgeving te vergroten en investeringsbelemmeringen weg te nemen, waardoor Europa aantrekkelijker wordt en van het plan een multiplicatoreffect uitgaat.

    Met dit voorstel wordt het vereiste rechtskader tot stand gebracht en worden de benodigde begrotingsmiddelen uitgetrokken om de eerste twee onderdelen van het plan in de rechtsorde van de EU in te passen. Na de vaststelling van de voorgestelde verordening zal deze gezamenlijk worden toegepast door de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) als strategische partners, met als duidelijk doel belanghebbenden op alle niveaus bijeen te brengen. Wat het derde onderdeel van het investeringsplan betreffende het regelgevingsklimaat en het wegwerken van investeringsbelemmeringen betreft, heeft de Commissie een eerste reeks maatregelen opgenomen in haar werkprogramma, dat op 16 december 2014 is goedgekeurd (COM(2014) 910). De Commissie zal ook samenwerken met de andere EU-instellingen en met de lidstaten in de context van het Europees semester wat deze aangelegenheden betreft.

    Gezien de essentiële rol die het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de EU-economie vervult, met name op het gebied van werkgelegenheidsschepping, zullen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) belangrijke begunstigden vormen van de steun waarin dit voorstel voorziet.

    Ook op dit gebied is voor de opzet en kenmerken van de betrokken mechanismen uitgegaan van de bestaande ervaring met innovatieve financieringsinstrumenten die gezamenlijk door de EU en de EIB-groep worden gehanteerd.

    2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    Voorzitter Juncker heeft het investeringsplan op 26 november 2014 voorgesteld in het Europees Parlement. Het investeringsplan is bovendien op 18 december 2014 onderschreven door de Europese Raad. De Europese Raad heeft de Uniewetgevers tevens verzocht vóór eind juni overeenstemming te bereiken over de benodigde wetstekst, zodat de nieuwe investeringen reeds medio 2015 geactiveerd kunnen worden.

    De juridische, economische en financiële concepten die aan dit voorstel ten grondslag liggen, zijn uitvoerig besproken met de EIB-groep en informeel besproken met vertegenwoordigers van de publieke en private sector. De belanghebbenden uit de particuliere sector hebben vooral de nadruk gelegd op het belang van robuuste kwaliteitscriteria en van een onafhankelijke selectie van projecten die eventueel door het plan kunnen worden ondersteund. Er is meer in het bijzonder aanbevolen dat de projecten 1) met de ondersteuning van het initiatief economisch levensvatbaar moeten zijn, 2) in een voldoende ver stadium moeten zijn om op algemeen of lokaal niveau te worden beoordeeld, en 3) een Europese meerwaarde moeten hebben en consistent moeten zijn met de EU-beleidsprioriteiten (zoals het klimaat- en energiepakket 2030, de Europa 2020-strategie en andere strategische prioriteiten van de EU op lange termijn). Bovendien mogen de projecten niet beperkt blijven tot grensoverschrijdende projecten (zoals bij TEN-T- en TEN-E-projecten het geval is).

    Ook haar betrokkenheid bij de speciale taskforce voor investeringen in de EU heeft de Commissie belangrijke inzichten verschaft. Het hoofddoel van de taskforce bestond erin een overzicht te geven van de belangrijkste investeringstrends en -behoeften; de grootste belemmeringen en knelpunten voor investeringen te analyseren; praktische oplossingen voor te stellen om die belemmeringen en knelpunten weg te werken; na te gaan welke strategische investeringen met meerwaarde voor de EU op korte termijn kunnen worden verricht; en aanbevelingen te doen voor de totstandbrenging van een geloofwaardige en transparante pijplijn voor de middellange en lange termijn. In het onderhavige voorstel is met de bovenbeschreven werkzaamheden rekening gehouden.

    Het eindverslag van de taskforce is te vinden op de volgende website:

    http://ec.europa.eu/priorities/jobs-growth-investment/plan/docs/special-task-force-report-on-investment-in-the-eu_en.pdf

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    De rechtsgronden voor dit voorstel zijn artikel 172, artikel 173, artikel 175, lid 3, en artikel 182, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit voorstel voorziet in het rechtskader dat noodzakelijk is om de eerste twee onderdelen van het "investeringsplan voor Europa" ten uitvoer te leggen.

    Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kunnen de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen zij daarom beter door de EU worden verwezenlijkt. Wegens de uiteenlopende budgettaire manoeuvreerruimte van de lidstaten kunnen de nagestreefde doelstellingen beter door een optreden op Unieniveau worden verwezenlijkt in het licht van de omvang en de gevolgen daarvan. Een optreden op EU-niveau zal meer in het bijzonder resulteren in schaalvoordelen bij het gebruik van innovatieve financiële instrumenten doordat particuliere investeringen in de gehele EU worden aangezwengeld en doordat optimaal wordt gebruikgemaakt van de Europese instellingen en van hun deskundigheid en kennis op dat gebied. Het multiplicatoreffect en het effect op het terrein zullen daardoor veel groter zijn dan wat kan worden bereikt met een investeringsoffensief in één enkele lidstaat of in een groep lidstaten. De eengemaakte markt van de Unie, in combinatie met het feit dat er geen sprake zal zijn van een landenspecifieke of sectorale projecttoewijzing, zal resulteren in een grotere aantrekkelijkheid voor investeerders en geringere geaggregeerde risico's. Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

    3.1.      Opzetten van een Europees Fonds voor strategische investeringen en oprichten van een Europees investeringsadviescentrum (artikelen 1, 2 en 3)

    Krachtens artikel 1 van het voorstel wordt de Commissie gemachtigd met de EIB een overeenkomst te sluiten betreffende het opzetten van het "Europees Fonds voor strategische investeringen" (EFSI) voor het ondersteunen van investeringen in de Unie en voor het bieden van een betere toegang tot financiering aan ondernemingen met maximaal 3 000 werknemers, met bijzondere focus op kleine en middelgrote ondernemingen, door de verstrekking van risicodragende capaciteit aan de EIB. In artikel 2 van het voorstel is bepaald dat deze EU-garantie via het EFSI voor specifieke financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB moet worden verleend.

    Het gebruik van de EU-garantie aan het EFSI is onderworpen aan de in het voorstel neergelegde governancestructuren. Het EFSI heeft meer bepaald een bestuur (artikel 3), dat de strategische oriëntatie, de strategische allocatie van activa, het operationele beleid en de werkingsprocedures vaststelt, met inbegrip van het investeringsbeleid van de projecten die het EFSI kan ondersteunen en het risicoprofiel van het EFSI. Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke beroepsbeoefenaren, is verantwoordelijk voor het onderzoeken van potentiële verrichtingen en het goedkeuren van de ondersteuning van de verrichtingen, ongeacht de geografische locatie van het betrokken project.

    De leden van het bestuur worden benoemd door de contribuanten van risicodragende capaciteit en hun stemrechten zijn evenredig aan de omvang van hun bijdragen. Zolang de enige contribuanten aan het EFSI de Unie en de EIB zijn, wordt het aantal leden en stemmen binnen het bestuur toegekend op basis van de respectieve omvang van de bijdragen in de vorm van contanten of garanties, en worden alle besluiten bij consensus genomen.

    Wanneer andere partijen tot de EFSI-overeenkomst toetreden, wordt het aantal leden en stemmen binnen het bestuur toegekend op basis van de respectieve omvang van de bijdragen die in de vorm van contanten of garanties van contribuanten zijn ontvangen. Het aantal leden en stemmen van de Commissie en de EIB wordt dienovereenkomstig herberekend. Het bestuur streeft ernaar bij consensus te besluiten. Indien het bestuur er niet in slaagt binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus te besluiten, besluit het bestuur bij gewone meerderheid. Een besluit van het bestuur is niet aangenomen indien de Commissie of de EIB tegen het besluit stemt.

    Het investeringscomité is samengesteld uit zes onafhankelijke marktdeskundigen en een directeur. De directeur wordt bijgestaan door een adjunct-directeur. De directeur is verantwoordelijk voor de voorbereiding en het voorzitterschap van de vergaderingen van het investeringscomité. De besluiten van beide organen worden bij gewone meerderheid genomen, maar in het bestuur wordt een consensus nagestreefd. De projecten worden op hun eigen waarde geselecteerd, zonder van tevoren vastgestelde sectorale of geografische spreiding teneinde de toegevoegde waarde van het fonds te maximaliseren. Het EFSI zal tevens over de mogelijkheid beschikken samen met lidstaten en particuliere investeerders investeringsplatforms op nationaal, regionaal of sectoraal niveau te financieren.

    De EFSI-overeenkomst bevat niet alleen specifieke bepalingen betreffende het opzetten, de activiteiten en de governance van het EFSI, maar voorziet ook in de oprichting van het Europees investeringsadviescentrum (EIAC, artikel 2, lid 2). Voortbouwend op bestaande adviesdiensten van de EIB en de Commissie verstrekt het EIAC ondersteunend advies voor de identificatie, voorbereiding en ontwikkeling van investeringsprojecten, en treedt het tevens op als een technisch adviescentrum (ook met betrekking tot juridische kwesties) voor projectfinanciering binnen de EU. Dit omvat ondersteuning met betrekking tot het gebruik van technische bijstand voor het structureren van projecten, het gebruik van innovatieve financiële instrumenten en het gebruik van publiek-private partnerschappen.

    3.2.      Verlening van een EU-garantie en instelling van een EU-garantiefonds (artikelen 4 tot en met 8)

    Artikel 4 van het voorstel voorziet in een initiële EU-garantie van 16 miljard EUR voor financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB. Overeenkomstig artikel 5 moeten die verrichtingen de volgende doelstellingen ondersteunen: de ontwikkeling van infrastructuur; investeringen in onderwijs, gezondheidszorg, onderzoek, ontwikkeling, informatie- en communicatietechnologie en innovatie; expansie van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie; infrastructuurprojecten op het gebied van milieu, natuurlijke hulpbronnen en stadsontwikkeling, alsook op sociaal gebied; of kmo's en midcap-bedrijven, onder meer door het verstrekken van risicofinanciering van werkkapitaal. De steun kan direct door de EIB worden verstrekt of via het Europees Investeringsfonds. Deze instellingen verstrekken financiering met een hoge financiële risicoabsorptiecapaciteit (eigen vermogen, quasi-eigen vermogen enz.), waardoor investeerders uit de particuliere sector samen met hen kunnen investeren.

    Om een ordelijke uitvoering van de EU-begroting te verzekeren, zelfs als een beroep op de garantie wordt gedaan, wordt krachtens artikel 8 een garantiefonds ingesteld. De ervaring die reeds is opgedaan met het type investeringen dat door het EFSI zou worden ondersteund, heeft geleerd dat een ratio van 50 % tussen de overmakingen uit de Uniebegroting en de totale garantieverplichtingen van de Unie toereikend zou zijn. Eens op kruissnelheid zal dit streefcijfer van 50 % worden gehaald met overmakingen uit de EU-begroting, aan de Unie verschuldigde inkomsten uit de investeringen, nabetalingen door in gebreke gebleven debiteuren en inkomsten uit de belegging van de middelen van het garantiefonds. Tijdens een beginperiode zal het bedrag van 8 miljard EUR evenwel uitsluitend afkomstig zijn van overmakingen uit de begroting. Vanaf 2016 zullen de middelen van het garantiefonds dan ook geleidelijk worden opgebouwd met deze overmakingen. In 2020 zou het gecumuleerde bedrag van het garantiefonds 8 miljard EUR moeten belopen. Dat neemt evenwel niet weg dat ingeval er een beroep op de EU-garantie wordt gedaan, het toch raadzaam is dat bij de berekening van het streefcijfer ook alternatieve bronnen voor het garantiefonds worden overwogen om de potentiële gevolgen voor de EU-begroting te beperken. Bij de berekening zullen deze bronnen echter enkel in aanmerking worden genomen ten belope van het bedrag waarvoor een beroep op de EU-garantie is gedaan.

    Om een maximale kostenefficiëntie te bewerkstelligen, wordt de Commissie belast met het investeren van deze middelen. Na 2018 is de Commissie bovendien bevoegd om het streefbedrag van het garantiefonds via een gedelegeerde handeling met 10 % aan te passen. Dit moet de Commissie in staat stellen met de opgedane praktijkervaring rekening te houden en onnodige lasten voor de begroting te voorkomen, maar tegelijkertijd de bescherming ervan te blijven garanderen.

    Behalve bij eventuele vermogensverliezen, wanneer de EIB kan beslissen onmiddellijk een beroep op de garantie te doen, mag slechts eenmaal per jaar een beroep op de EU-garantie worden gedaan na de saldering van alle uit de lopende verrichtingen voortvloeiende winsten en verliezen.

    Indien een beroep op de garantie wordt gedaan, dan zou de omvang van de garantie teruglopen tot onder het initiële bedrag van 16 miljard EUR. Het zou echter mogelijk zijn de EU-garantie op dit initiële bedrag terug te brengen aan de hand van toekomstige aan de Unie verschuldigde inkomsten uit de EFSI-activiteiten.

    3.3.      Totstandbrenging van een Europese investeringsprojectenpijplijn (artikel 9)

    Zoals vaak door belanghebbenden wordt aangestipt, vormt het gebrek aan informatie over lopende en toekomstige investeringsproducten binnen de Unie een hinderpaal voor hogere investeringsniveaus binnen de EU. Het voorstel regelt niet alleen de werkzaamheden van het EFSI, maar voorziet ook in de totstandbrenging van een Europese investeringsprojectenpijplijn om ervoor te zorgen dat transparante informatie over potentiële projecten beschikbaar is voor investeerders.

    3.4.      Verslaglegging over, verantwoordingsplicht betreffende en evaluatie van EFSI-operaties en herziening (artikelen 10, 11 en 12)

    Aangezien de EIB van de EU-garantie gebruik maakt, is het passend dat de EIB op gezette tijden verslag uitbrengt aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad over de uitgevoerde verrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt.

    Artikel 12 voorziet in een aantal regelmatige evaluaties door de EIB en de Commissie om ervoor te zorgen dat het EFSI, de EU-garantie en het garantiefonds worden gebruikt zoals beoogd. In dit verband is de verantwoordingsplicht jegens het Europees Parlement van bijzonder belang.

    3.5.      Algemene bepalingen (artikelen 13 tot en met 17)

    Het verdient aanbeveling een aantal algemene regels vast te stellen die het gebruik van de EU-garantie door de EIB regelen. In artikel 13 is bepaald dat moet worden overgegaan tot de openbaarmaking van informatie over de met de EU-garantie verband houdende activiteiten. De artikelen 14 en 15 hebben betrekking op de bevoegdheden van respectievelijk de Rekenkamer en OLAF, terwijl artikel 16 voorziet in de uitsluiting van bepaalde soorten activiteiten. Artikel 17, ten slotte, kent de Commissie de bevoegdheid toe gedelegeerde handelingen vast te stellen volgens de desbetreffende procedure.

    3.6.      Wijzigingen (artikelen 18 en 19)

    De artikelen 18 en 19 voorzien in de herschikking van beleidskredieten van het Horizon 2020-programma (Verordening (EU) nr. 1291/2013) en de Connecting Europe Facility (Verordening (EU) nr. 1316/2013).

    4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De EU-garantie voor het EFSI bedraagt 16 miljard EUR en is volledig beschikbaar vanaf de inwerkingtreding van de verordening. Om ondanks potentiële beroepen op de garantie een ordelijke uitvoering van de begroting te verzekeren, is een garantiefonds ingesteld, dat in 2020 50 % van de totale EU-garantieverplichtingen moet dekken. De stortingen in het garantiefonds zullen in 2016 500 miljoen EUR, in 2017 1 miljard EUR en in 2018 2 miljard EUR bedragen. De overmakingen in 2019 en 2020 van telkens 2,25 miljard EUR zullen afhangen van de vraag of het streefbedrag van het garantiefonds na 2018 onveranderd op 50 % wordt gehandhaafd. De vastleggingskredieten bedragen 1,35 miljard EUR in 2015, 2,03 miljard EUR in 2016, 2,641 miljard EUR in 2017 en 1,979 miljard EUR in 2018. De progressieve financiering van het garantiefonds zou tijdens de eerste jaren geen risico's voor de EU-begroting mogen inhouden, aangezien pas na verloop van enige tijd een beroep op de garantie zal worden gedaan.

    Zoals ook bij de huidige EIB-activiteiten het geval is, zullen de kosten van de EIB-verrichtingen in het kader van het EFSI ten laste komen van de begunstigden. Het gebruik van de garantie door de EIB en de belegging van de middelen van het garantiefonds zouden een positief netto-inkomen moeten opleveren. De EFSI-opbrengsten zullen evenredig over de contribuanten van risicodragende capaciteit worden verdeeld. Middelenoverschotten van het garantiefonds kunnen worden gebruikt om de EU-garantie tot het initiële bedrag terug te brengen.

    Twee acties zullen evenwel kosten voor de EIB met zich meebrengen die niet ten laste van de begunstigden kunnen worden gebracht:

    1.           Het overeenkomstig artikel 2, lid 2, van dit voorstel opgericht Europees investeringsadviescentrum zal hoofdzakelijk worden gefinancierd uit bestaande toewijzingen voor technische bijstand door de EIB in het kader van lopende EU-programma's (Connecting Europe Facility, Horizon 2020 …). Er kan evenwel aanvullende financiering tot een maximumbedrag van 20 miljoen EUR (10 miljoen EUR in 2015) noodzakelijk zijn. Deze zal in de begroting worden opgenomen overeenkomstig het aan dit voorstel gehecht financieel memorandum. Ook alle potentiële kosten voor de projectenpijplijn zullen worden gedekt.

    2.           De EIB zal administratieve kosten moeten maken voor het optrekken van haar financiering via het EIF aan kleine en middelgrote ondernemingen. Op basis van de huidige aannamen betreffende het type instrumenten en het tempo waarin nieuwe overeenkomsten worden ondertekend, zullen vergoedingen in de orde van een gecumuleerd totaalbedrag van 105 miljoen EUR moeten worden betaald, waarvan ongeveer 48 miljoen EUR tot 2020. Aangezien het mogelijk is deze betalingen uit te stellen – totdat de ontvangen inkomsten daarvoor kunnen worden aangewend –, zijn die betalingen nog niet in de begroting opgenomen maar worden zij alleen beschreven in de bijlage bij het financieel memorandum.

    De kosten voor de EIB die noch van de begunstigden zijn teruggevorderd, noch van de vergoeding voor de door de EU verleende garantie zijn afgetrokken, mogen door de EU-garantie worden gedekt tot een gecumuleerde limiet die gelijk is aan 1 % van de uitstaande bedragen.

    De voor dit voorstel vereiste beleidskredieten zullen volledig worden gefinancierd met middelen die in het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn uitgetrokken. 6 miljard EUR zal worden herschikt binnen rubriek 1A en 2,11 miljard EUR zal worden gefinancierd met behulp van de niet-toegewezen marge, met inbegrip van de globale marge voor vastleggingen. De subsidiëring in het kader van de Connecting Europe Facility en Horizon 2020 zal weliswaar worden teruggeschroefd, maar het multiplicatoreffect dat door het EFSI wordt teweeggebracht zal leiden tot een aanzienlijke totale toename van de investeringen op de beleidsterreinen die door deze twee bestaande programma's worden bestreken.

    5.           AANVULLENDE INFORMATIE

    In de voor dit voorstel uitgetrokken financiële middelen is niet expliciet rekening gehouden met bijdragen van de lidstaten of van andere derden aan de structuren die het voorstel tot stand brengt. In artikel 1, lid 2, is echter uitdrukkelijk bepaald dat belangstellende partijen tot de EFSI-overeenkomst kunnen toetreden door kapitaal in het fonds in te brengen.

    De Commissie heeft te kennen gegeven dat indien een lidstaat besluit aan het EFSI bij te dragen, zij een gunstig standpunt ten aanzien van dergelijke bijdragen zal innemen bij haar beoordeling van de overheidsfinanciën overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Verordening (EG) nr. 1467/1997. In de Commissiemededeling van 13 januari 2015 ("Optimaal benutten van de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact") worden de specifieke overwegingen beschreven waarmee in een dergelijk scenario rekening zal worden gehouden.

    2015/0009 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172, artikel 173, artikel 175, lid 3, en artikel 182, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       De economische en financiële crisis heeft tot een daling van de investeringen binnen de Unie geleid: deze zijn met ongeveer 15 % afgenomen ten opzichte van het piekjaar 2007. De Unie heeft meer in het bijzonder te lijden van een gebrek aan investeringen als gevolg van de op de markten heersende onzekerheid ten aanzien van de economische toekomst en de budgettaire beperkingen waarmee de lidstaten worden geconfronteerd. Dit gebrek aan investeringen zet een rem op het economisch herstel en heeft negatieve gevolgen voor de werkgelegenheidsschepping, de groeivooruitzichten op lange termijn en het concurrentievermogen.

    (2)       Er is dan ook een krachtdadig optreden vereist om de vicieuze cirkel te doorbreken die door het gebrek aan investeringen is ontstaan. Structurele hervormingen en budgettaire verantwoordelijkheid zijn noodzakelijke voorwaarden om de investeringen te bevorderen. Samen met een nieuwe impuls aan de investeringsfinanciering kunnen deze voorwaarden bijdragen tot het ontstaan van een positieve spiraal, waarbij investeringsprojecten de werkgelegenheid en de vraag helpen ondersteunen en tot een duurzame toename van het groeipotentieel leiden.

    (3)       Met het Global Infrastructure Initiative heeft de G20 erkend dat investeringen belangrijk zijn om de vraag te stimuleren en de productiviteit en de groei naar een hoger peil te tillen, en zich er tevens toe verbonden een klimaat te scheppen dat het doen van meer investeringen in de hand werkt.

    (4)       Tijdens de economische en financiële crisis heeft de Unie inspanningen geleverd om de groei te bevorderen, met name door middel van initiatieven in het kader van de Europa 2020-strategie, een plan van aanpak om tot een slimme, duurzame en inclusieve groei te komen. Ook de Europese Investeringbank ("EIB") heeft haar rol als initiator en aanjager van investeringen binnen de Unie versterkt, onder meer door in januari 2013 tot een kapitaalverhoging over te gaan. Er moet verdere actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat aan de investeringsbehoeften van de Unie wordt voldaan en dat de op de markt beschikbare liquiditeit efficiënt wordt aangewend en wordt gekanaliseerd naar de financiering van levensvatbare investeringsprojecten.

    (5)       Op 15 juli 2014 heeft de toenmalige verkozen voorzitter van de Europese Commissie een reeks politieke beleidslijnen voor de Europese Commissie in het Europees Parlement gepresenteerd. In deze politieke beleidslijnen werd opgeroepen om "de komende drie jaar tot 300 miljard EUR extra aan publieke en private investeringen voor de reële economie" te mobiliseren met de bedoeling de investeringen te stimuleren en zo banen te scheppen.

    (6)       Op 26 november 2014 heeft de Commissie een mededeling met als titel "Een investeringsplan voor Europa"[1] gepresenteerd, waarin werd gepleit voor het opzetten van een Europees Fonds voor strategische investeringen ("EFSI"), de totstandbrenging van een transparante investeringsprojectenpijplijn op Europees niveau, de oprichting van een Europees investeringsadviescentrum ("EIAC") en een ambitieuze agenda om belemmeringen voor de investeringen weg te nemen en de interne markt te voltooien.

    (7)       Op 18 december 2014 heeft de Europese Raad geconcludeerd dat het stimuleren van investeringen in Europa en het aanpakken van marktfalen een belangrijke beleidsuitdaging is en dat de nieuwe focus op investeringen, in combinatie met de belofte van de lidstaten om vaart te zetten achter structurele hervormingen en groeivriendelijke begrotingsconsolidatie na te streven, de grondslag zal vormen voor groei en banen in Europa, en gevraagd dat in de EIB-groep een Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) wordt opgezet, dat 315 miljard EUR aan nieuwe investeringen moet genereren tussen 2015 en 2017.

    (8)       Het EFSI is een onderdeel van een alomvattende benadering om de onzekerheid aan te pakken waarmee publieke en particuliere investeringen zijn omgeven. De strategie berust op drie pijlers: mobiliseren van financiering voor investeringen, ervoor zorgen dat de investeringen de reële economie bereiken en verbeteren van het investeringsklimaat in de Unie.

    (9)       Het investeringsklimaat in de Unie moet worden verbeterd door investeringsbelemmeringen weg te nemen, de interne markt te versterken en de voorspelbaarheid van de regelgeving te vergroten. Deze flankerende maatregelen zouden de werkzaamheden van het EFSI en de investeringen in Europa in het algemeen ten goede moeten komen.

    (10)     Het EFSI heeft ten doen de moeilijkheden bij de financiering en uitvoering van productieve investeringen in de Unie te helpen overwinnen en een betere toegang tot financiering te waarborgen. Het is de bedoeling dat vooral kleine en middelgrote ondernemingen van de betere toegang tot financiering profiteren. Het is ook raadzaam om midcap-bedrijven met maximaal 3 000 werknemers van de voordelen van een dergelijke betere toegang tot financiering te laten meeprofiteren. Het overwinnen van de investeringsproblemen waarmee Europa momenteel te kampen heeft, moet bijdragen tot de versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie.

    (11)     Het EFSI dient strategische investeringen met een grote economische meerwaarde te ondersteunen die tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie bijdragen.

    (12)     Tal van zowel kleine en middelgrote ondernemingen als midcap-bedrijven in de gehele Unie hebben behoefte aan bijstand om marktfinanciering te kunnen aantrekken, vooral als het investeringen betreft waaraan een groter risico verbonden is. Het EFSI moet deze ondernemingen helpen om een gebrek aan kapitaal te boven te komen door de EIB en het Europees Investeringsfonds ("EIF") toe te staan zowel directe en indirecte kapitaalinjecties te geven, als garanties te verlenen voor de hoogwaardige securitisatie van leningen en andere producten die met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het EFSI worden aangeboden.

    (13)     Het EFSI moet binnen de EIB worden opgezet, zodat het kan profiteren van de ervaring en de goede reputatie van de EIB en zodat zijn verrichtingen zo spoedig mogelijk een positief effect beginnen te sorteren. De werkzaamheden van het EFSI inzake de verschaffing van financiering aan kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcap-bedrijven dienen via het Europees Investeringsfonds ("EIF") te verlopen om van de ervaring van het EIF met dergelijke activiteiten te kunnen profiteren.

    (14)     Het EFSI moet zich toespitsen op projecten met een hoge maatschappelijke en economische waarde. Het EFSI dient zich meer in het bijzonder toe te leggen op projecten die de werkgelegenheidsschepping, de groei op lange termijn en het concurrentievermogen bevorderen. Het EFSI dient een breed gamma van financiële producten (eigen vermogen, vreemd vermogen of garanties) te ondersteunen teneinde optimaal op de behoeften van een individueel project te kunnen inspelen. Het brede productengamma moet het EFSI in staat stellen zich aan de marktbehoeften aan te passen en tegelijkertijd particuliere investeringen in projecten aan te moedigen. Het EFSI mag niet als substituut voor particuliere marktfinanciering fungeren, maar moet in plaats daarvan als katalysator voor particuliere financiering dienst doen door het marktfalen te verhelpen en er aldus voor te zorgen dat het overheidsgeld zo efficiënt en strategisch mogelijk wordt gebruikt. Het vereiste dat de staatssteunbeginselen in acht moeten worden genomen, moet tot een dergelijk efficiënt en strategisch gebruik bijdragen.

    (15)     Het EFSI dient zich te richten op projecten met een hoger risico/rendementsprofiel dan bestaande EIB- en Unie-instrumenten om de additionaliteit ten opzichte van bestaande verrichtingen te waarborgen. Het EFSI dient projecten overal in de Unie te financieren, ook in de landen die het zwaarst door de financiële crisis zijn getroffen. Het EFSI mag alleen worden gebruikt wanneer uit andere bronnen geen financiering tegen redelijke voorwaarden voorhanden is.

    (16)     Het EFSI moet zich toespitsen op investeringen waarvan wordt verwacht dat zij economisch en technisch haalbaar zijn en waaraan een passend risico verbonden is, maar die wel nog aan de specifieke vereisten voor EFSI-financiering voldoen.

    (17)     De besluiten betreffende de steun van het EFSI voor infrastructuur- en grote midcap-projecten moeten door een investeringscomité worden genomen. Het investeringscomité moet zijn samengesteld uit onafhankelijke deskundigen die over een uitgebreide kennis en ervaring op het gebied van investeringsprojecten beschikken. Het investeringscomité moet verantwoording verschuldigd zijn aan het bestuur van het EFSI, dat toezicht moet uitoefenen op de verwezenlijking van de doelstellingen van het EFSI. Om effectief van de ervaring van het EIF te kunnen profiteren, moet het EFSI financiering aan het EIF ondersteunen, zodat het EIF individuele projecten met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcap-bedrijven kan uitvoeren.

    (18)     Teneinde het EFSI in staat te stellen investeringen te ondersteunen, dient de Unie een garantie ter grootte van een bedrag van 16 000 000 000 EUR toe te kennen. Wanneer de garantiedekking op portefeuillebasis wordt verleend, moet deze al naargelang het type instrument (vreemd vermogen, eigen vermogen of garantie) worden begrensd op een percentage van de omvang van de portefeuille uitstaande verplichtingen. Aangenomen wordt dat als de garantie wordt gecombineerd met een door de EIB te verstrekken bedrag van 5 000 000 000 EUR, de EFSI-steun een bedrag van 60 800 000 000 EUR aan extra investeringen door de EIB en het EIF zou moeten genereren. Dit door het EFSI ondersteunde bedrag van 60 800 000 000 EUR zal in de periode 2015-2017 naar verwachting in totaal 315 000 000 000 EUR aan investeringen in de Unie genereren. Garanties die verband houden met projecten die zijn voltooid zonder dat een beroep op de garantie is gedaan, zijn beschikbaar voor de ondersteuning van nieuwe verrichtingen.

    (19)     Om een verdere verhoging van de EFSI-middelen mogelijk te maken, moet de deelname aan het EFSI openstaan voor derden, inclusief lidstaten, nationale stimuleringsbanken of overheidsagentschappen die eigendom zijn of onder de zeggenschap staan van lidstaten, entiteiten uit de particuliere sector en entiteiten buiten de Unie, mits de bestaande contribuanten daarmee instemmen. Derden kunnen rechtstreeks aan het EFSI bijdragen en aan de EFSI-governancestructuur deelnemen.

    (20)     Op projectniveau mogen derden samen met het EFSI medefinancieren op projectbasis of in het kader van investeringsplatforms die met specifieke geografische of thematische sectoren verband houden.

    (21)     Op voorwaarde dat aan alle toepasselijke selectiecriteria is voldaan, kunnen de lidstaten van de Europese structuur- en investeringsfondsen gebruikmaken om bij te dragen aan de financiering van in aanmerking komende projecten die met de EU-garantie worden ondersteund. De flexibiliteit van een dergelijke aanpak moet ervoor zorgen dat de investeringsterreinen waarop het EFSI zich toespitst, zoveel mogelijk investeerders aantrekken.

    (22)     Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten de door het EFSI ondersteunde infrastructuurs- en projectinvesteringen in overeenstemming zijn met de staatssteunregels. Te dien einde heeft de Commissie aangekondigd dat zij met het oog op de toetsing aan de staatssteunregels een reeks kernbeginselen zal formuleren waaraan een project zal moeten voldoen om voor steun uit het EFSI in aanmerking te komen. Als een project aan deze criteria voldoet en steun uit het EFSI krijgt, heeft de Commissie aangekondigd dat elke aanvullende nationale steun zal worden onderworpen aan een vereenvoudigde en versnelde toetsing aan de staatssteunregels, waarbij het enige extra aspect dat de Commissie zal onderzoeken de vraag is of de overheidssteun evenredig is (d.w.z. of er geen sprake is van overcompensatie). De Commissie heeft ook aangekondigd dat zij verdere richtsnoeren zal verstrekken met betrekking tot de reeks kernbeginselen om ervoor te zorgen dat de overheidsgelden efficiënt worden besteed.

    (23)     Aangezien een optreden binnen de Unie dringend geboden is, kunnen de EIB en het EIF in de loop van 2015 nog voor de inwerkingtreding van deze verordening extra projecten hebben gefinancierd die buiten hun gewone profiel vallen. Opdat de maatregelen waarin deze verordening voorziet zoveel mogelijk voordeel opleveren, moet het mogelijk zijn dat dergelijke extra projecten onder de EU-garantiedekking vallen indien zij aan de essentiële criteria van deze verordening voldoen.

    (24)     De door het EFSI ondersteunde financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB dienen te worden beheerd in overeenstemming met de eigen regels en procedures van de EIB, welke onder meer in passende controlemaatregelen en maatregelen ter voorkoming van belastingontwijking voorzien, alsook conform de relevante regels en procedures in verband met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer, met inbegrip van het tripartiete akkoord tussen de Europese Commissie, de Europese Rekenkamer en de Europese Investeringsbank.

    (25)     De EIB moet de door het EFSI ondersteunde activiteiten op gezette tijden evalueren om de relevantie, het resultaat en het effect ervan te beoordelen en om na te gaan op welke punten de activiteiten in de toekomst kunnen worden verbeterd. Die evaluaties moeten een bijdrage leveren aan het afleggen van verantwoording en aan een duurzaamheidsanalyse.

    (26)     Parallel met de financieringsverrichtingen die via het EFSI zullen worden uitgevoerd, moet een Europees investeringsadviescentrum ("EIAC") worden opgericht. Het EIAC moet sterkere steun voor projectontwikkeling en -voorbereiding in de gehele Unie bieden door voort te bouwen op de deskundigheid van de Commissie, de EIB, nationale stimuleringsbanken en de beheersautoriteiten van de Europese structuur- en investeringsfondsen. Aldus zou worden gezorgd voor één enkel aanspreekpunt binnen de Unie voor vragen in verband met technische bijstand voor investeringen.

    (27)     Er moet een garantiefonds worden ingesteld voor de dekking van de risico's die aan de EU-garantie voor de EIB verbonden zijn. Het garantiefonds moet worden gevormd door een geleidelijke overmaking van middelen uit de begroting van de Unie. Later moeten ook de inkomsten en terugbetalingen uit hoofde van projecten die door het EFSI worden ondersteund, alsook nabetalingen van in gebreke gebleven debiteuren waarvoor het garantiefonds reeds een aan de EIB verleende garantie heeft gehonoreerd, aan het garantiefonds worden toegewezen.

    (28)     Het garantiefonds is bedoeld als liquiditeitsbuffer voor de Uniebegroting tegen door het EFSI geleden verliezen bij het nastreven van zijn doelstellingen. De ervaring die reeds is opgedaan met het type investeringen dat door het EFSI zou worden ondersteund, heeft geleerd dat een ratio van 50 % tussen de overmakingen uit de Uniebegroting en de totale garantieverplichtingen van de Unie toereikend zou zijn.

    (29)     De bijdrage uit de Uniebegroting zou gedeeltelijk worden gefinancierd door de beschikbare middelen voor Horizon 2020 – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), waarin Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad[2] voorziet, en de Connecting Europe Facility, waarin Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad[3] voorziet, te verminderen. Deze programma's dienen doelen die niet door het EFSI worden nagestreefd. Verwacht wordt evenwel dat de reductie van beide programma's om het garantiefonds te financieren, meer investeringen op bepaalde terreinen van hun respectieve mandaten mogelijk zal maken dan via de bestaande programma's mogelijk is. Aangenomen wordt immers dat het EFSI een hefboomeffect op de EU-garantie zal hebben waardoor het financiële effect op de betrokken terreinen van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur een veelvoud zal zijn van het effect dat zou worden verkregen indien de middelen in de vorm van subsidies in het kader van de geplande programma's van Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility zouden zijn besteed. Het is dan ook passend een deel van de momenteel voor deze programma's uitgetrokken financiering te herbestemmen voor het EFSI.

    (30)     Gezien de vormgeving ervan zijn noch de EU-garantie voor de EIB, noch het garantiefonds "financiële instrumenten" in de zin van Verordening (EU) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad[4].

    (31)     Binnen de Unie is er een aanzienlijk aantal potentieel levensvatbare projecten dat niet wordt gefinancierd omdat er met betrekking tot deze projecten sprake is van onzekerheid en een gebrek aan transparantie. Vaak komt dat doordat particuliere investeerders niet van de projecten op de hoogte zijn of over onvoldoende informatie beschikken om de daaraan verbonden investeringsrisico's in te schatten. De Commissie en de EIB, met de steun van de lidstaten, dienen de totstandbrenging te bevorderen van een transparante pijplijn van lopende en toekomstige investeringsprojecten in de Unie die geschikt zijn om in te investeren. Deze "projectenpijplijn" moet garanderen dat informatie over investeringsprojecten op regelmatige en gestructureerde basis openbaar wordt gemaakt, en er aldus voor zorgen dat investeerders beschikken over betrouwbare informatie waarop zij hun investeringsbeslissingen kunnen baseren.

    (32)     Ook de lidstaten zijn op nationaal niveau begonnen met de totstandbrenging en promotie van projectenpijplijnen voor projecten van nationale betekenis. De door de Commissie en de EIB opgestelde informatie moet links bevatten naar de flankerende nationale projectenpijplijnen.

    (33)     Bij de identificatie en selectie van door het EFSI ondersteunde projecten kan de EIB weliswaar gebruikmaken van de in het kader van de projectenpijplijn gesignaleerde projecten, maar de projectenpijplijn moet de bredere opzet hebben om projecten in de gehele Unie te signaleren. Hieronder kunnen projecten vallen die volledig kunnen worden gefinancierd door de particuliere sector of met de steun van andere instrumenten die op Europees of nationaal niveau worden verstrekt. Het EFSI moet financiering van en investeringen in door de projectenpijplijn gesignaleerde projecten kunnen ondersteunen, maar opneming in de lijst mag geen automatische toegang tot EFSI-steun inhouden en het EFSI moet tevens in staat worden gesteld niet in de lijst voorkomende projecten te selecteren en te ondersteunen.

    (34)     Opdat verantwoording aan de Europese burgers wordt afgelegd, moet de EIB op gezette tijden verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitbrengen over de voortgang en het effect van het EFSI.

    (35)     Teneinde een passende dekking van de EU-garantieverplichtingen te verzekeren en de voortdurende beschikbaarheid van de EU-garantie te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanpassing van de uit de algemene begroting van de Unie te storten bedragen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

    (36)     Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het ondersteunen van investeringen in de Unie en het bieden van een betere toegang tot financiering aan ondernemingen met maximaal 3 000 werknemers, wegens hun uiteenlopende budgettaire manoeuvreerruimte niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen daarvan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I - Europees Fonds voor strategische investeringen

    Artikel 1 Europees Fonds voor strategische investeringen

    1.           De Commissie sluit een overeenkomst met de Europese Investeringsbank (EIB) betreffende het opzetten van een Europees Fonds voor strategische investeringen ("EFSI").

    Het EFSI heeft ten doel investeringen in de Unie te ondersteunen en ondernemingen met maximaal 3 000 werknemers, met bijzondere focus op kleine en middelgrote ondernemingen, een betere toegang tot financiering te bieden door de verstrekking van risicodragende capaciteit aan de EIB ("EFSI-overeenkomst").

    2.           De EFSI-overeenkomst staat open voor toetreding door de lidstaten. Mits de bestaande contribuanten daarmee instemmen, staat de EFSI-overeenkomst ook open voor toetreding door derden, zoals onder meer nationale stimuleringsbanken of overheidsagentschappen die eigendom zijn of onder de zeggenschap staan van lidstaten, alsook entiteiten uit de particuliere sector.

    Artikel 2 Voorwaarden van de EFSI-overeenkomst

    1.           De EFSI-overeenkomst bevat in het bijzonder het volgende:

    (a) bepalingen betreffende het opzetten van het EFSI als een afzonderlijke, duidelijk herkenbare en transparante garantiefaciliteit en een aparte rekening die door de EIB wordt beheerd;

    (b) de omvang en de voorwaarden van de financiële bijdrage die via het EFSI door de EIB wordt verstrekt;

    (c) de voorwaarden verbonden aan de financiering die via het EFSI door de EIB aan het Europees Investeringsfonds ("EIF") wordt verstrekt;

    (d) de governanceregelingen met betrekking tot het EFSI in overeenstemming met artikel 3, onverminderd de statuten van de Europese Investeringsbank;

    (e) gedetailleerde regels betreffende de verlening van de EU-garantie in overeenstemming met artikel 7, inclusief regels die betrekking hebben op de gelimiteerde dekking van portefeuilles van specifieke soorten instrumenten, het beroep op de EU-garantie, dat – behalve bij eventuele vermogensverliezen – slechts eenmaal per jaar plaatsvindt na de saldering van de uit de verrichtingen voortvloeiende winsten en verliezen, en de daarvoor verschuldigde vergoeding, alsook het vereiste dat de vergoeding voor het nemen van risico's aan de contribuanten moet worden toegewezen in verhouding tot hun respectieve risicoaandeel;

    (f) voorschriften en procedures met betrekking tot de invordering van schuldvorderingen;

    (g) voorschriften betreffende het gebruik van de EU-garantie, onder meer met vermelding van specifieke tijdshorizonnen en essentiële prestatie-indicatoren;

    (h) bepalingen betreffende de krachtens lid 2, derde alinea, voor het EIAC benodigde financiering;

    (i) bepalingen betreffende de wijze waarop derden kunnen mede-investeren met door het EFSI ondersteunde financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB;

    (j) de modaliteiten van de dekking van de EU-garantie.

    In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat er een duidelijk onderscheid bestaat tussen met EFSI-steun uitgevoerde verrichtingen en andere EIB-verrichtingen.

    In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat de door het EIF uitgevoerde EFSI-activiteiten onder de bevoegdheid van de bestuursorganen van het EIF moeten vallen.

    In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat de vergoeding die de Unie uit hoofde van door het EFSI ondersteunde verrichtingen ontvangt, wordt verminderd met betalingen als gevolg van het beroep op de EU-garantie en, vervolgens, met de kosten bedoeld in lid 2, derde alinea, en in artikel 5, lid 3.

    2.           De EFSI-overeenkomst voorziet in de oprichting van een Europees investeringsadviescentrum ("EIAC") binnen de EIB. Het EIAC heeft ten doel voort te bouwen op bestaande adviesdiensten van de EIB en de Commissie teneinde ondersteunend advies voor de identificatie, voorbereiding en ontwikkeling van investeringsprojecten te verstrekken, en tevens op te treden als een technisch adviescentrum voor projectfinanciering binnen de Unie. Dit omvat ondersteuning met betrekking tot het gebruik van technische bijstand voor het structureren van projecten, het gebruik van innovatieve financiële instrumenten, het gebruik van publiek-private partnerschappen en, in voorkomend geval, het verlenen van advies over relevante aspecten van de EU-wetgeving.

    Om dat doel te realiseren, maakt het EIAC gebruik van de deskundigheid van de EIB, de Commissie, nationale stimuleringsbanken en de beheersautoriteiten van de Europese structuur- en investeringsfondsen.

    Het EIAC wordt ten dele gefinancierd door de Unie voor een maximumbedrag van 20 000 000 EUR per jaar gedurende de op 31 december 2020 eindigende periode voor de aanvullende diensten die het EIAC naast de bestaande technische bijstand van de EIB verleent. Voor de jaren na 2020 is de financiële bijstand van de Unie rechtstreeks gekoppeld aan de voorzieningen die in de toekomstige meerjarige financiële kaders zijn opgenomen.

    3.           Lidstaten die partij worden bij de EFSI-overeenkomst kunnen hun bijdrage met name in de vorm van contanten of een voor de EIB aanvaardbare garantie verstrekken. Andere derden kunnen hun bijdrage alleen in contanten verstrekken.

    Artikel 3 Governance van het EFSI

    1.           In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat het EFSI wordt beheerd door een bestuur, dat de strategische oriëntatie, de strategische allocatie van activa, het operationele beleid en de werkingsprocedures vaststelt, met inbegrip van het investeringsbeleid van de projecten die het EFSI kan ondersteunen en het risicoprofiel van het EFSI, in overeenstemming met de in artikel 5, lid 2, vermelde doelstellingen. Het bestuur kiest de voorzitter onder zijn leden.

    2.           Zolang de enige contribuanten aan het EFSI de Unie en de EIB zijn, wordt het aantal leden en stemmen binnen het bestuur toegekend op basis van de respectieve omvang van de bijdragen in de vorm van contanten of garanties.

    Het bestuur besluit bij consensus.

    3.           Wanneer andere partijen overeenkomstig artikel 1, lid 2, tot de EFSI-overeenkomst toetreden, wordt het aantal leden en stemmen binnen het bestuur toegekend op basis van de respectieve omvang van de bijdragen die in de vorm van contanten of garanties van contribuanten zijn ontvangen. Het in lid 2 bedoelde aantal leden en stemmen van de Commissie en de EIB wordt dienovereenkomstig herberekend.

    Het bestuur streeft ernaar bij consensus te besluiten. Indien het bestuur er niet in slaagt binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn bij consensus te besluiten, besluit het bestuur bij gewone meerderheid.

    Een besluit van het bestuur is niet aangenomen indien de Commissie of de EIB tegen het besluit stemt.

    4.           In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat het EFSI een directeur heeft, die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van het EFSI en voor de voorbereiding en het voorzitterschap van vergaderingen van het in lid 5 bedoelde investeringscomité. De directeur wordt bijgestaan door een adjunct-directeur.

    De directeur brengt elk kwartaal aan het bestuur verslag uit over de activiteiten van het EFSI.

    De directeur en de adjunct-directeur worden door het bestuur voor een hernieuwbare vaste termijn van drie jaar benoemd op gezamenlijk voorstel van de Commissie en de EIB.

    5.           In de EFSI-overeenkomst is bepaald dat het EFSI een investeringscomité heeft dat verantwoordelijk is voor het toetsen van potentiële verrichtingen aan het EFSI-investeringsbeleid en voor het goedkeuren van de ondersteuning van verrichtingen met de EU-garantie conform artikel 5, ongeacht de geografische locatie ervan.

    Het investeringscomité is samengesteld uit zes onafhankelijke deskundigen en de directeur. De onafhankelijke deskundigen beschikken over veel relevante marktervaring met projectfinanciering en worden door het bestuur voor een hernieuwbare vaste termijn van drie jaar benoemd.

    De besluiten van het investeringscomité worden bij gewone meerderheid genomen.

    HOOFDSTUK II - EU-garantie en EU-garantiefonds

    Artikel 4 EU-garantie

    De Unie verleent een garantie aan de EIB voor binnen de Unie uitgevoerde financierings- of investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen ("EU-garantie"). De EU-garantie wordt op verzoek verleend als een garantie met betrekking tot de in artikel 6 genoemde instrumenten.

    Artikel 5 Voorwaarden voor het gebruik van de EU-garantie

    1.           De verlening van de EU-garantie is afhankelijk gesteld van de inwerkingtreding van de EFSI-overeenkomst.

    2.           De EU-garantie wordt verleend voor financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB welke door het in artikel 3, lid 5, bedoelde investeringscomité zijn goedgekeurd, dan wel voor aan het EIF verstrekte financiering voor de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB in overeenstemming met artikel 7, lid 2. De betrokken verrichtingen stroken met het Uniebeleid en ondersteunen een of meer van de volgende algemene doelstellingen:

    (a) ontwikkeling van infrastructuur, onder meer op vervoersgebied, in het bijzonder in industriecentra; energie, en met name energie-interconnecties; en digitale infrastructuur;

    (b) investeringen in onderwijs en opleiding, gezondheidszorg, onderzoek en ontwikkeling, informatie- en communicatietechnologie en innovatie;

    (c) expansie van hernieuwbare energie en energie- en hulpbronnenefficiëntie;

    (d) infrastructuurprojecten op het gebied van milieu, natuurlijke hulpbronnen en stadsontwikkeling, alsook op sociaal gebied;

    (e) verstrekken van financiële steun aan de in artikel 1, lid 1, bedoelde ondernemingen, met inbegrip van risicofinanciering van werkkapitaal.

    Voorts wordt de EU-garantie verleend ter ondersteuning van specifieke investeringsplatforms en, via de EIB, van nationale stimuleringsbanken die investeren in verrichtingen die aan de vereisten van deze verordening voldoen. In dat geval specificeert het bestuur het beleid ten aanzien van in aanmerking komende investeringsplatforms.

    3.           Overeenkomstig artikel 17 van de statuten van de Europese Investeringsbank brengt de EIB de begunstigden van de financieringsverrichtingen kosten in rekening om haar met het EFSI verband houdende uitgaven te dekken. Onverminderd de tweede en de derde alinea dekt de Uniebegroting geen administratieve uitgaven of andere aan de EIB verschuldigde vergoedingen voor door de EIB op grond van deze verordening verrichte financierings- en investeringsactiviteiten.

    De EIB kan overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder e), tot een gecumuleerde limiet van 1 % van de totale uitstaande EU-garantieverplichtingen een beroep op de EU-garantie doen voor de dekking van kosten die aan de begunstigden van de financieringsverrichtingen zijn aangerekend maar niet zijn betaald.

    Aan de EIB verschuldigde vergoedingen indien de EIB namens het EFSI aan het EIF financiering verstrekt die overeenkomstig artikel 7, lid 2, door de EU-garantie is gedekt, kunnen door de Uniebegroting worden gedekt.

    4.           Op voorwaarde dat aan alle toepasselijke selectiecriteria is voldaan, kunnen de lidstaten van de Europese structuur- en investeringsfondsen gebruikmaken om bij te dragen aan de financiering van in aanmerking komende projecten waarin de EIB met ondersteuning van de EU-garantie investeert.

    Artikel 6 In aanmerking komende instrumenten

    Voor de toepassing van artikel 5, lid 2, gebruikt de EIB de EU-garantie in de regel om het aan instrumenten verbonden risico op portefeuillebasis af te dekken.

    De volgende instrumenten komen voor dekking op individuele basis of op portefeuillebasis in aanmerking:

    (a) leningen, garanties, tegengaranties, kapitaalmarktinstrumenten, enigerlei andere vormen van financierings- of kredietverbeteringsinstrumenten en deelnemingen of quasi-deelnemingen van de EIB. Deze instrumenten worden in overeenstemming met deze verordening toegekend, verworven of uitgegeven ten behoeve van in de Unie uitgevoerde verrichtingen, met inbegrip van grensoverschrijdende verrichtingen tussen een lidstaat en een derde land, waarbij de EIB-financiering is toegekend krachtens een ondertekende overeenkomst die niet is verstreken of geannuleerd;

    (b) EIB-financiering aan het EIF waardoor dit de volgende instrumenten kan toekennen, verwerven of uitgeven: leningen, garanties, tegengaranties, enigerlei andere vormen van kredietverbeteringsinstrumenten, kapitaalmarktinstrumenten en deelnemingen of quasi-deelnemingen. Deze instrumenten worden in overeenstemming met deze verordening toegekend, verworven of uitgegeven ten behoeve van in de Unie uitgevoerde verrichtingen, waarbij de EIF-financiering is toegekend krachtens een ondertekende overeenkomst die niet is verstreken of geannuleerd.

    Artikel 7 Dekking en voorwaarden van de EU-garantie

    1.           Het bedrag van de EU-garantie ten gunste van de EIB beloopt 16 000 000 000 EUR, waarvan overeenkomstig lid 2 een maximumbedrag van 2 500 000 000 EUR kan worden toegewezen aan EIB-financiering aan het EIF. Onverminderd artikel 8, lid 9, mogen de totale betalingen van de Unie aan de EIB uit hoofde van de garantie het bedrag van de garantie niet overschrijden.

    2.           De dekking van de garantie voor een specifiek type instrumentenportefeuille, als bedoeld in artikel 6, wordt bepaald door het risico van die portefeuille. De EU-garantie kan worden gebruikt zowel voor het verlenen van garanties voor eerste verliezen op portefeuillebasis, als voor het verlenen van een volledige garantie. De EU-garantie kan op voet van gelijkheid met andere contribuanten worden verleend.

    Ingeval de EIB financiering aan het EIF verstrekt met het oog op de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB, biedt de EU-garantie volledige dekking voor de door de EIB verstrekte financiering, mits de EIB een even groot bedrag aan financiering zonder EU-garantie verstrekt. Het door de EU-garantie gedekte bedrag beloopt niet meer dan 2 500 000 000 EUR.

    3.           Ingeval de EIB overeenkomstig de EFSI-overeenkomst een beroep doet op de EU-garantie, gaat de Unie op verzoek conform de voorwaarden van genoemde overeenkomst over tot betaling.

    4.           Ingeval de Unie in het kader van de EU-garantie een betaling doet, gaat de EIB over tot invordering van de schuldvorderingen die uit de betaalde bedragen voortvloeien en betaalt zij de Unie terug met de ingevorderde bedragen.

    Artikel 8 EU-garantiefonds

    1.           Er wordt een EU-garantiefonds ("garantiefonds") ingesteld waaruit de EIB kan worden betaald ingeval een beroep op de EU-garantie wordt gedaan.

    2.           Het garantiefonds ontvangt zijn middelen uit:

    (a) overmakingen uit de algemene begroting van de Unie,

    (b) inkomsten uit de belegging van de middelen van het garantiefonds,

    (c) nabetalingen door in gebreke gebleven debiteuren volgens de in de EFSI-overeenkomst neergelegde invorderingsprocedure als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder f),

    (d) enigerlei andere betalingen die de Unie krachtens de EFSI-overeenkomst ontvangt.

    3.           De in lid 2, onder c) en d), bedoelde middelen van het garantiefonds zijn interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) nr. 966/2012.

    4.           De overeenkomstig lid 2 in het garantiefonds gestorte middelen worden rechtstreeks beheerd door de Commissie en belegd met inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer en van adequate prudentiële regels.

    5.           De in lid 2 bedoelde middelen van het garantiefonds worden aangewend om een niveau te bereiken dat hoog genoeg is om de totale EU-garantieverplichtingen te weerspiegelen ("streefbedrag"). Het streefbedrag wordt vastgesteld op 50 % van de totale garantieverplichtingen van de Unie.

    Het streefbedrag wordt aanvankelijk opgebouwd door de geleidelijke overmaking van de in lid 2, onder a), bedoelde middelen. Indien er tijdens de initiële vorming van het garantiefonds een beroep op de garantie wordt gedaan, dragen ook de in lid 2, onder b), c) en d), bedoelde middelen van het garantiefonds voor een bedrag gelijk aan het op de garantie gedane beroep bij aan het bereiken van het streefbedrag.

    6.           Uiterlijk op 31 december 2018, en vervolgens om het jaar, beoordeelt de Commissie de toereikendheid van de omvang van het garantiefonds, rekening houdend met eventuele verminderingen van de middelen als gevolg van de honorering van de garantie en de overeenkomstig artikel 10, lid 3, door de EIB ingediende beoordeling.

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 17 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in lid 5 genoemde streefbedrag met maximaal 10 % aan te passen teneinde dit beter te doen aansluiten bij het potentiële risico dat op de EU-garantie een beroep wordt gedaan.

    7.           Na een aanpassing in het jaar n van het streefbedrag, dan wel een toetsing van de toereikendheid van de omvang van het garantiefonds overeenkomstig de in lid 6 bedoelde beoordeling:

    (a) wordt een eventueel surplus in één enkele transactie naar een speciaal begrotingsonderdeel in de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie van het jaar n + 1 teruggeboekt,

    (b) wordt een eventuele aanvulling van het garantiefonds vanaf het jaar n + 1 tijdens een maximumperiode van drie jaar in jaarlijkse tranches overgemaakt.

    8.           Vanaf 1 januari 2019 geldt dat indien de omvang van het garantiefonds als gevolg van beroepen op de garantie daalt tot minder dan 50 % van het streefbedrag, de Commissie een verslag indient over de uitzonderingsmaatregelen die eventueel vereist zijn om het weer aan te vullen.

    9.           Nadat een beroep op de EU-garantie is gedaan, worden de in lid 2, onder b), c) en d), bedoelde middelen van het garantiefonds die het streefbedrag overtreffen, aangewend om de EU-garantie terug te brengen op het initiële bedrag ervan.

    HOOFDSTUK III - Europese investeringsprojectenpijplijn

    Artikel 9 Europese investeringsprojectenpijplijn

    1.           De Commissie en de EIB, met steun van de lidstaten, bevorderen de totstandbrenging van een transparante pijplijn van lopende en potentiële toekomstige investeringsprojecten in de Unie. De pijplijn laat onverlet welke projecten uiteindelijk overeenkomstig artikel 3, lid 5, worden geselecteerd om te worden ondersteund.

    2.           De Commissie en de EIB gaan op regelmatige en gestructureerde basis over tot de opstelling, actualisatie en verspreiding van informatie over lopende en toekomstige investeringen die een aanzienlijke bijdrage aan de verwezenlijking van EU-beleidsdoelstellingen leveren.

    3.           De lidstaten gaan op regelmatige en gestructureerde basis over tot de opstelling, actualisatie en verspreiding van informatie over lopende en toekomstige investeringsprojecten op hun grondgebied.

    HOOFDSTUK IV - Verslaglegging, verantwoordingsplicht en evaluatie

    Artikel 10 Verslaglegging en verantwoordingsplicht

    1.           De EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, brengt halfjaarlijks verslag uit aan de Commissie over de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB in het kader van deze verordening. Het verslag bevat een beoordeling van de inachtneming van de vereisten voor het gebruik van de EU-garantie en de krachtens artikel 2, lid 1, onder g), vastgestelde essentiële prestatie-indicatoren. Het verslag bevat ook statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens over elke financierings- en investeringsverrichting van de EIB en op geaggregeerde basis.

    2.           De EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, brengt jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB. Het verslag, dat openbaar wordt gemaakt, bevat het volgende:

    (a) een beoordeling van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op verrichtings-, sector-, land- en regionaal niveau en van de overeenstemming van deze verrichtingen met deze verordening, samen met een beoordeling van de toerekening van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB aan de in artikel 5, lid 2, vermelde doelstellingen;

    (b) een beoordeling van de toegevoegde waarde, de mobilisatie van middelen van de particuliere sector, de geraamde en feitelijke outputs, de resultaten en de gevolgen van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op geaggregeerde basis;

    (c) een beoordeling van de totale financiële steun die de begunstigden van financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB hebben genoten;

    (d) een beoordeling van de kwaliteit van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB;

    (e) gedetailleerde informatie over het beroep op de EU-garantie;

    (f) de jaarrekening van het EFSI.

    3.           Met het oog op de financiële verslaggeving en de rapportage door de Commissie over de door de EU-garantie gedekte risico's en over het beheer van het garantiefonds verstrekt de EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, de Commissie elk jaar:

    (a)  informatie over de risicobeoordelingen en -ratings van de EIB en het EIF met betrekking tot financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB;

    (b) de uitstaande financiële verplichtingen van de EU betreffende de voor financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB verleende garanties, uitgesplitst volgens de individuele verrichtingen;

    (c) de totale winsten of verliezen die voortvloeien uit de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB binnen de portefeuilles waarin de EFSI-overeenkomst krachtens artikel 2, lid 1, onder e), voorziet.

    4.           De EIB verstrekt de Commissie op verzoek alle aanvullende informatie die noodzakelijk is opdat de Commissie in staat is de krachtens deze verordening op haar rustende verplichtingen te vervullen.

    5.           De EIB, en in voorkomend geval het EIF, verstrekt, respectievelijk verstrekken, de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde informatie op eigen kosten.

    6.           Uiterlijk op 30 juni van elk jaar zendt de Commissie het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer een jaarverslag toe over de stand van het garantiefonds en het beheer ervan tijdens het voorgaande kalenderjaar.

    Artikel 11 Verantwoordingsplicht

    1.           Op verzoek van het Europees Parlement neemt de directeur deel aan een hoorzitting van het Europees Parlement over de prestatie van het EFSI.

    2.           De directeur antwoordt mondeling of schriftelijk op de door het Europees Parlement tot het EFSI gerichte vragen, en dat in elk geval binnen vijf weken na ontvangst van een vraag.

    3.           Op verzoek van het Europees Parlement brengt de Commissie aan het Europees Parlement verslag uit over de toepassing van deze verordening.

    Artikel 12 Evaluatie en herziening

    1.           Uiterlijk op [datum in te vullen door het Publicatiebureau: 18 maanden na de inwerkingtreding deze verordening] evalueert de EIB de werking van het EFSI. De EIB dient haar evaluatie in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

    Uiterlijk op [datum in te vullen door het Publicatiebureau: 18 maanden na de inwerkingtreding deze verordening] evalueert de Commissie het gebruik van de EU-garantie en de werking van het garantiefonds, met inbegrip van het gebruik van de middelen overeenkomstig artikel 8, lid 9. De Commissie dient haar evaluatie in bij het Europees Parlement en de Raad.

    2.           Uiterlijk op 30 juni 2018 en vervolgens om de drie jaar:

    (a) publiceert de EIB een uitvoerig verslag over de werking van het EFSI;

    (b) publiceert de Commissie een uitvoerig verslag over het gebruik van de EU-garantie en de werking van het garantiefonds.

    3.           De EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, draagt bij aan en verstrekt de vereiste informatie voor de evaluatie en het verslag van de Commissie als bedoeld in respectievelijk lid 1 en lid 2.

    4.           De EIB en het EIF verstrekken het Europees Parlement, de Raad en de Commissie regelmatig al hun onafhankelijke evaluatierapporten waarin de praktische resultaten van de specifieke activiteiten van de EIB en het EIF uit hoofde van deze verordening worden beoordeeld.

    5.           Uiterlijk op [datum in te vullen door het Publicatiebureau: drie jaar na de inwerkingtreding deze verordening] dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, eventueel vergezeld van een relevant voorstel.

    HOOFDSTUK V - Algemene bepalingen

    Artikel 13 Transparantie en openbaarmaking van informatie

    Conform haar eigen transparantiebeleid ten aanzien van de toegang tot documenten en voorlichting aan het publiek maakt de EIB op haar website informatie bekend over alle financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB en over de wijze waarop deze aan de verwezenlijking van de in artikel 5, lid 2, vermelde algemene doelstellingen bijdragen.

    Artikel 14 Externe controle door de Rekenkamer

    De EU-garantie en de uitkeringen en terugvorderingen op grond van de EU-garantie die aan de algemene begroting van de Unie toe te rekenen zijn, worden door de Rekenkamer gecontroleerd.

    Artikel 15 Fraudebestrijdingsmaatregelen

    1.           De EIB brengt OLAF onverwijld op de hoogte en zij verstrekt het de nodige informatie wanneer zij, op enig moment bij de voorbereiding, uitvoering of afsluiting van een verrichting onder EU-garantie, gegronde redenen heeft om te vermoeden dat er mogelijk sprake is van fraude, corruptie, witwassen van geld of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Unie mogelijk worden geschaad.

    2.           OLAF kan, in overeenstemming met de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad[5], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[6] en Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad[7] onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, om vast te stellen of er in verband met een verrichting onder EU-garantie sprake is van fraude, corruptie, witwassen van geld of een andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Unie schaadt. OLAF kan de bij haar onderzoeken verkregen informatie aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten doorgeven.

    Indien er bewijs voor de onwettige activiteiten voorhanden is, gaat de EIB over tot het terugvorderen van middelen met betrekking tot haar verrichtingen onder EU-garantie.

    3.           De ondertekende financieringsovereenkomsten met betrekking tot uit hoofde van deze verordening ondersteunde verrichtingen bevatten clausules die de opschorting van financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB en, indien nodig, passende invorderingsmaatregelen mogelijk maken in gevallen van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit in de zin van de EFSI-overeenkomst, het EIB-beleid en de toepasselijke wettelijke voorschriften. Het besluit tot uitsluiting van een financierings- of investeringsverrichting van de EIB wordt genomen in overeenstemming met de desbetreffende financierings- of investeringsovereenkomst.

    Artikel 16 Uitgesloten activiteiten en niet-coöperatieve rechtsgebieden

    1.           Bij haar financierings- en investeringsverrichtingen ondersteunt de EIB geen activiteiten met illegale doeleinden, waaronder witwassen van geld, financiering van terrorisme, belastingfraude en belastingontduiking, dan wel fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Met name neemt de EIB niet deel aan financierings- of investeringsverrichtingen die worden uitgevoerd door middel van een entiteit die in een niet-coöperatief rechtsgebied is gevestigd, conform haar beleid jegens zwak gereguleerde en niet coöperatieve rechtsgebieden, dat is gebaseerd op het beleid van de Unie, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling of de Financiëleactiegroep.

    2.           Bij haar financierings- en investeringsverrichtingen neemt de EIB de beginselen en normen van de Uniewetgeving inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme in acht, onder meer het vereiste inzake het nemen van redelijke maatregelen om de identiteit van de uiteindelijke begunstigde te verifiëren.

    Artikel 17 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.           De in artikel 8, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van drie jaar met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van drie jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.           Een overeenkomstig artikel 8, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    HOOFDSTUK VI - Wijzigingen

    Artikel 18 Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1291/2013

    Verordening (EU) nr. 1291/2013 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)        In artikel 6 worden de leden 1, 2 en 3 vervangen door:

    "1.        De financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van Horizon 2020 worden vastgesteld op 74 328,3 miljoen EUR in lopende prijzen, waarvan een maximumbedrag van 71 966,9 miljoen EUR wordt toegewezen aan activiteiten in het kader van titel XIX VWEU.

    De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en door de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.

    2.         Het bedrag voor activiteiten in het kader van titel XIX VWEU wordt als volgt verdeeld over de prioriteiten genoemd in artikel 5, lid 2, van deze verordening:

    a) Excellente wetenschap, 23 897,0 miljoen EUR in lopende prijzen;

    b) Industrieel leiderschap, 16 430,5 miljoen EUR in lopende prijzen;

    c) Maatschappelijke uitdagingen, 28 560,7 miljoen EUR in lopende prijzen.

    Het totale maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Unie uit Horizon 2020 aan de specifieke doelstellingen vervat in artikel 5, lid 3, en aan de niet-nucleaire eigen acties van het JRC is als volgt:

    i) Het verspreiden van excellentie en het verbreden van de deelname, 782,3 miljoen EUR in lopende prijzen;

    ii) Wetenschap met en voor de samenleving, 443,8 miljoen EUR in lopende prijzen;

    iii) Niet-nucleaire eigen acties van het JRC, 1 852,6 miljoen EUR in lopende prijzen.

    De indicatieve verdeling over de in artikel 5, leden 2 en 3, vervatte prioriteiten en specifieke doelstellingen is opgenomen in bijlage II.

    3.         Het EIT wordt uit Horizon 2020 gefinancierd ten bedrage van maximaal 2 361,4 miljoen EUR in lopende prijzen, als beschreven in bijlage II."

    (2)        Bijlage II wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 19 Wijziging in Verordening (EU) nr. 1316/2013

    In artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1316/2013 wordt lid 1 vervangen door het volgende:

    "1.        De financiële middelen voor de uitvoering van de CEF voor de periode 2014-2020 zijn vastgesteld op 29 942 259 000 EUR (*) in lopende prijzen. Dat bedrag wordt als volgt verdeeld:

    a) sector vervoer: 23 550 582 000 EUR, waarvan 11 305 500 000 EUR wordt overgedragen uit het Cohesiefonds en overeenkomstig deze verordening moet worden besteed, uitsluitend in de lidstaten die in aanmerking komen voor steun uit het Cohesiefonds;

    b) sector telecommunicatie: 1 041 602 000 EUR;

    c) sector energie: 5 350 075 000 EUR.

    Deze bedragen gelden onverminderd de toepassing van het flexibiliteitsmechanisme in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013(*).

    (*) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-20 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884)."

    HOOFDSTUK VII - Overgangs- en slotbepalingen

    Artikel 20 Overgangsbepaling

    De EIB of het EIF kunnen de Commissie verzoeken de EU-garantie te verlenen voor de financierings- en investeringsverrichtingen waartoe de EIB of het EIF tussen 1 januari 2015 en de sluiting van de EFSI-overeenkomst overgaan.

    Deze verrichtingen worden door de Commissie beoordeeld en ingeval deze aan de materiële vereisten van artikel 5 en de EFSI-overeenkomst voldoen, besluit de Commissie dat de EU-garantie op die verrichtingen betrekking heeft.

    Artikel 21 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Straatsburg,

    Voor het Europees Parlement                        Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

                  1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

                  1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

                  1.4.    Doelstelling(en)

                  1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

                  1.6.    Duur en financiële gevolgen

                  1.7.    Beheersvorm(en)

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

                  2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

                  2.2.    Beheers- en controlesysteem

                  2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

                  3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

                  3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

                  3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

                  3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

                  3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

                  3.2.5. Bijdragen van derden aan de financiering

                  3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013

    1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[8]

    Beleidsterrein: Economische en financiële zaken

    ABB-activiteit: Financiële verrichtingen en instrumenten

    Voor een gedetailleerd overzicht van de ABB-activiteiten, zie afdeling 3.2.

    Beleidsterrein: Mobiliteit en vervoer

    Beleidsterrein: Communicatienetwerken, inhoud en technologie

    Beleidsterrein: Energie

    1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

    X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[9]

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    X Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4.        Doelstelling(en)

    1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Ondersteunen van groeibevorderende investeringen in overeenstemming met de budgettaire prioriteiten van de Unie, met name op de volgende terreinen:

    1)       Strategische infrastructuur (investeringen op digitaal en energiegebied in overeenstemming met het EU-beleid)

    2)       Vervoersinfrastructuur in industriecentra, onderwijs, onderzoek en innovatie

    3)       Investeringen ter bevordering van de werkgelegenheid, in het bijzonder via mkb/kmo-financiering en maatregelen rond jeugdwerkgelegenheid

    1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

    Specifieke doelstelling nr. 1

    Verhogen van het aantal en de omvang van de financierings- en investeringsverrichtingen van de Europese Investeringsbank (EIB) op prioriteitsgebieden

    Specifieke doelstelling nr. 2

    Vergroten van de omvang van de financiering van het Europees Investeringsfonds (EIF) ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen

    Specifieke doelstelling nr. 3

    Oprichten van een Europees investeringsadviescentrum

    Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

    ECFIN: Financiële verrichtingen en instrumenten

    1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

    Het initiatief moet de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds in staat stellen op de in punt 1.4.1 genoemde terreinen financierings- en investeringsverrichtingen met een groter financieringsbedrag en, in het geval van de EIB, met betrekking tot risicovollere maar nog steeds "economisch levensvatbare projecten" uit te voeren.

    Van de verlening van een EU-garantie aan de EIB zou een multiplicatoreffect moeten uitgaan, waardoor een EU-garantie van 1 EUR in het kader van dit initiatief 15 EUR aan investeringen in projecten zou kunnen opleveren.

    Bijgevolg zou het initiatief in de periode tot en met 2020 een bedrag van ten minste 315 miljard EUR aan financiering voor projecten moeten helpen mobiliseren. Dit zou tot een toename van de totale investeringen in de Unie en aldus tot een stijging van de potentiële en werkelijke groei en werkgelegenheid moeten bijdragen.

    1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    De bedoeling is de investeringen op de in punt 1.4.1 vermelde strategische terreinen naar een hoger peil te tillen.

    In dat verband zullen de volgende indicatoren worden gehanteerd:

    - het aantal projecten/kleine en middelgrote ondernemingen dat EIB/EIF-financiering in het kader van het initiatief heeft ontvangen;

    - het gerealiseerde gemiddelde multiplicatoreffect. Het geraamde multiplicatoreffect bedraagt ongeveer 15 in termen van het gebruik van de EU-garantie in vergelijking met de totale investeringen die worden aangetrokken voor de projecten die in het kader van het initiatief worden ondersteund, en de voorwaarden van de transacties;

    - de gecumuleerde omvang van de financiering die voor de ondersteunde projecten is aangetrokken.

    Het toezicht op de resultaten wordt gebaseerd op de verslaglegging door de EIB en door marktonderzoek.

    1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

    Het initiatief zal resulteren in schaalvoordelen bij het gebruik van innovatieve financiële instrumenten doordat particuliere investeringen in de gehele Unie worden aangezwengeld en doordat optimaal gebruik wordt gemaakt van de Europese instellingen en hun deskundigheid en kennis op dat gebied. Het feit dat er geen geografische beperkingen binnen de Unie gelden, zal ervoor zorgen dat de ondersteunde projecten in hun geheel genomen aantrekkelijker en minder risicovol zijn dan bij individuele lidstaten het geval zou zijn.

    1.5.2.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    De Commissie heeft waardevolle ervaring opgedaan met innovatieve financieringsinstrumenten, met name in het kader van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties en het gebruik van bestaande EU-EIB-financieringsinstrumenten, zoals die welke zijn ontwikkeld in het kader van COSME, Horizon 2020 of het initiatief inzake projectobligaties.

    1.5.3.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

    Het initiatief sluit volledig aan bij de bestaande programma's die onder rubriek 1a vallen, namelijk de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility), Horizon 2020 en COSME.

    Eventuele synergieën zullen worden benut door gebruik te maken van de deskundigheid van de Commissie op het gebied van het beheer van financiële middelen en van de ervaring die in het kader van bestaande EU-EIB-financieringsinstrumenten is opgedaan.

    1.6.        Duur en financiële gevolgen

    ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    – ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

    – ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

    X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

    – Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    – gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.        Beheersvorm(en)[10]

    X Direct beheer door de Commissie

    – X via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie;

    – ¨  door de uitvoerende agentschappen

    ¨ Gedeeld beheer met lidstaten

    ¨ Indirect beheer door het toevertrouwen van begrotingsuitvoeringstaken aan:

    – ¨ derde landen of de door hen aangewezen organen;

    – ¨ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    – ¨ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    – ¨ in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement genoemde organen;

    – ¨ publiekrechtelijke organen;

    – ¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    – ¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    – ¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    – Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    Opmerkingen

    Het garantiefonds zal onder direct beheer van de Commissie staan.

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Overeenkomstig artikel 10 van het voorstel brengt de EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, halfjaarlijks aan de Commissie verslag uit over de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB. Daarnaast brengt de EIB, in voorkomend geval in samenwerking met het EIF, jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB. De Commissie moet het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer uiterlijk op 30 juni van elk jaar een jaarverslag toezenden over de stand van het garantiefonds en het beheer ervan tijdens het voorgaande jaar.

    Krachtens artikel 12 van het voorstel moet de EIB de werking van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) evalueren en haar evaluatie bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie indienen. Bovendien moet de Commissie het gebruik van de EU-garantie en de werking van het garantiefonds evalueren en deze evaluatie bij het Europees Parlement en de Raad indienen. Uiterlijk op 30 juni 2018 en vervolgens om de drie jaar moet een uitgebreid verslag over de werking van het EFSI worden verstrekt, alsook een uitgebreid verslag over het gebruik van de EU-garantie en de werking van het garantiefonds.

    2.1.1.     Beheers- en controlesysteem

    In artikel 14 van het voorstel is bepaald dat de EU-garantie en de uitkeringen en terugvorderingen op grond van de EU-garantie die aan de algemene begroting van de Unie toe te rekenen zijn, door de Rekenkamer worden gecontroleerd.

    De financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB zullen door de EIB worden beheerd in overeenstemming met de eigen regels en procedures van de EIB, die onder meer in passende audit-, controle- en monitoringmaatregelen voorzien. Zoals in de EIB-statuten is bepaald, is het auditcomité van de EIB, dat door externe auditors wordt bijgestaan, verantwoordelijk voor het controleren van de regelmatigheid van de verrichtingen en van de boeken van de EIB. De rekeningen van de EIB worden jaarlijks goedgekeurd door de Raad van Gouverneurs van de EIB.

    Bovendien moet de Raad van Bewind van de EIB, waarin de Commissie is vertegenwoordigd door een bewindvoerder en een plaatsvervanger, elke financierings- en investeringsverrichting van de EIB goedkeuren en erop toezien dat het beheer van de EIB plaatsvindt in overeenstemming met de statuten en met de algemene richtlijnen welke door de Raad van Gouverneurs worden vastgesteld.

    In het bestaande tripartiete akkoord tussen de Commissie, de Rekenkamer en de EIB van oktober 2003 zijn de regels vastgelegd in overeenstemming waarmee de Rekenkamer haar audits van de financieringsverrichtingen van de EIB met EU-garantie dient uit te voeren.

    2.1.2.     Mogelijke risico's

    Aan de door de garantie van de Unie gedekte financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB zijn niet onaanzienlijke financiële risico's verbonden. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat een beroep op de garantie wordt gedaan. Aangenomen wordt evenwel dat het garantiefonds de begroting van de Unie de vereiste bescherming biedt. De projecten zelf kunnen kampen met vertragingen bij de uitvoering en kostenoverschrijdingen.

    De kostenefficiëntie van het initiatief is weliswaar op conservatieve aannamen gebaseerd, maar kan te lijden hebben onder onvoldoende aanvaarding van de instrumenten door de markt en mettertijd veranderende marktomstandigheden, met alle negatieve gevolgen van dien voor het verwachte multiplicatoreffect.

    Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van het voorstel moeten de middelen van het garantiefonds worden belegd. Aan deze beleggingen is een beleggingsrisico (bv. markt- en kredietrisico) en enig operationeel risico verbonden.

    2.1.3.     Informatie over het opgezette interne controlesysteem

    Het EFSI wordt beheerd door een bestuur, dat de strategische oriëntatie, de strategische allocatie van activa, het operationele beleid en de werkingsprocedures vaststelt, met inbegrip van het investeringsbeleid van de projecten die het EFSI kan ondersteunen en het risicoprofiel van het EFSI.

    De besluiten betreffende de steun van het EFSI voor infrastructuur- en grotere midcap-projecten moeten door een investeringscomité worden genomen. Het investeringscomité moet zijn samengesteld uit onafhankelijke deskundigen die over een uitgebreide kennis en ervaring op het gebied van investeringsprojecten beschikken en die verantwoording verschuldigd zijn aan het bestuur, dat toezicht houdt op de verwezenlijking van de doelstellingen van het EFSI.

    Voorts is er een directeur die verantwoordelijk is voor het dagelijkse bestuur van het EFSI en de voorbereiding van vergaderingen van het investeringscomité. De directeur legt rechtstreeks verantwoording af aan het bestuur en brengt elk kwartaal aan het bestuur verslag uit over de activiteiten van het EFSI. De directeur wordt door het bestuur voor een hernieuwbare vaste termijn van drie jaar benoemd op gezamenlijk voorstel van de Commissie en de EIB.

    De Commissie zal de activa van het garantiefonds beheren in overeenstemming met de verordening en met inachtneming van haar van kracht zijnde interne regels en procedures.

    2.2.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    Artikel 15 van het voorstel verduidelijkt in hoeverre het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bevoegd is onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de verrichtingen die in het kader van dit initiatief worden ondersteund. Overeenkomstig het besluit van de Raad van Gouverneurs van de EIB van 27 juli 2004 betreffende de samenwerking van de EIB met OLAF heeft de Bank specifieke regels vastgesteld voor de samenwerking met OLAF in mogelijke gevallen van fraude, corruptie of elke andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt.

    Afgezien daarvan zijn de EIB-regels en -procedures van toepassing. Deze omvatten met name de in maart 2013 door de EIB-directie vastgestelde EIB-procedures voor interne onderzoeken. Bovendien heeft de EIB in september 2013 haar goedkeuring gehecht aan haar beleid inzake de preventie en ontmoediging van verboden gedrag bij de activiteiten van de Europese Investeringsbank (EIB-antifraudebeleid).

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    · Voor bestaande begrotingsonderdelen, zie afdeling 3.2.

    · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

    || GK/ NGK[11] || van EVA-landen[12] || van kandidaat-lidstaten[13] || van derde landen || in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

    1a || 01.0404 – Garantie voor het EFSI || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

    1a || 01.0405 – Voorziening van het EFSI-garantiefonds || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

    1a || 01.0406 – Europees investeringsadviescentrum || GK || NEE || NEE || NEE || NEE

    3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Financieringsbronnen van het Europees Fonds voor strategische investeringen || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal

    CONNECTING EUROPE FACILITY, waarvan || 790 || 770 || 770 || 970 || || || 3300

    06.020101 – Het wegwerken van knelpunten, de interoperabiliteit van de spoorwegen verbeteren, het aanleggen van ontbrekende schakels en het verbeteren van grensoverschrijdende tracés 06.020102 – Zorgen voor duurzame en efficiënte vervoersystemen op lange termijn 06.020103 – De integratie en interconnectie van vervoerwijzen optimaliseren en de interoperabiliteit verbeteren || 560,3 34,9 104,8 || 520,3 32,4 97,3 || 480,3 29,9 89,8 || 600,3 37,4 112,3 || || || 2161,2 134,6 404,2

    09.0303 – Interoperabiliteit, duurzame introductie, exploitatie en opwaardering van trans-Europese digitale-diensteninfrastructuren, alsmede coördinatie op Europees niveau bevorderen || || || 50 || 50 || || || 100

    32.020101 – Verdere integratie van de interne energiemarkt en de interoperabiliteit van de elektriciteits- en gasnetwerken over de grenzen heen 32.020102 - Verbetering van de voorzieningszekerheid van de Unie 32.020103 - Bijdragen tot duurzame ontwikkeling en milieubescherming || 30 30 30 || 40 40 40 || 40 40 40 || 56,7 56,6 56,7 || || || 166,7 166,6 166,7

    HORIZON 2020, waarvan || 70 || 860 || 871 || 479 || 150 || 270 || 2700

    02.040201 – Leiderschap in de ruimte 02.040203 – Stimuleren van innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen 02.040301 – Een hulpbronefficiënte en klimaatbestendige economie en een duurzame grondstoffenbevoorrading tot stand brengen 02.040302 – Veilige Europese samenlevingen bevorderen || 11 1,8 3,7 7,5 || 29,9 2,1 7,0 25 || 27,9 6,1 7 25 || 11,6 6,5 17,5 10,4 || || || 80,4 16,5 35,2 67,9

    05.090301 – Een toereikend aanbod van veilige en hoogwaardige voedsel- en andere producten van biologische origine verzekeren || || 30 || 37 || 33 || || || 100

    06.030301 – Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos geïntegreerd Europees vervoerssysteem || || 37 || 37 || 26 || || || 100

    08.020101 – Stimuleren van grensverleggend onderzoek in de Europese Onderzoeksraad 08.020103 – Versterken van Europese onderzoeksinfrastructuren, waaronder e-infrastructuren 08.020201 - Leiderschap in nanotechnologie, geavanceerde materialen, lasers, biotechnologie en geavanceerde fabricage- en verwerkingsprocessen 08.020203 – Stimuleren van innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen (mkb/kmo) 08.020301 – Verbeteren van gezondheid en welzijn gedurende het hele leven 08.020302 – Een toereikend aanbod van veilige, gezonde en kwalitatief hoogwaardige voedselproducten en andere biogebaseerde producten verzekeren 08.020303 - Overschakelen naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiesysteem 08.020304 - Realiseren van een hulpbronefficiënt, milieuvriendelijk, veilig en naadloos geïntegreerd Europees vervoerssysteem 08.020305 – Een hulpbronefficiënte en klimaatbestendige economie en een duurzame grondstoffenbevoorrading tot stand brengen 08.020306 – Inclusieve, innovatieve en reflexieve Europese samenlevingen bevorderen 08.0204 – Topkwaliteit verspreiden en deelname verbreden 08.0206 – Wetenschap met en voor de samenleving || || 91,3 17,7 38,3 3,4 51,3 8,5 30,9 12,5 28,1 10,7 9,3 5,1 || 91,0 17,6 38,5 3,4 43,3 10,7 31,2 17,6 27,9 10,6 10,1 5,1 || 14,2 3,9 10,0 0,8 11,9 3,3 6,5 4,2 5,8 2,3 2,0 1,1 || 0,5 8,8 32,6 1,7 26,8 12,6 14,7 26,9 13,0 5,3 4,6 2,6 || 24,2 15,4 49,6 3,0 47,6 18,2 25,9 41,4 22,8 9,3 8,1 4,5 || 221,2 63,3 169,1 12,3 180,9 53,2 109,1 102,4 97,7 38,3 34,2 18,4

    09.040101 – Stimuleren van onderzoek in toekomstige en opkomende technologieën 09.040102 – Versterken van Europese onderzoeksinfrastructuur, waaronder e-infrastructuur 09.040201 – Leiderschap op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie 09.040301 – Verbeteren van gezondheid en welzijn gedurende het hele leven 09.040302 – Inclusieve, innovatieve en reflexieve Europese samenlevingen bevorderen 09.040303 – Veilige Europese samenlevingen bevorderen || || 35 15,9 120,3 19,2 6,1 7,4 || 45,4 15,3 114,8 15,5 5,8 7,1 || 37,4 10,4 71,7 13,6 3,9 4,9 || || || 117,9 41,6 306,8 48,3 15,9 19,5

    10.0201 - Horizon 2020 — Klantgestuurde wetenschappelijke en technische ondersteuning van EU-beleid || 11 || 12 || 13 || 14 || || || 50

    15.030101 - Marie Skłodowska-Curie-acties — Nieuwe vaardigheden, kennis en innovatie genereren, ontwikkelen en overdragen 15.0305 - Europees Instituut voor innovatie en technologie — De kennisdriehoek van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie integreren || 25 || 30 136 || 60 107 || 70 22 || -30 30 || -30 30 || 100 350

    32.040301 - Overschakelen naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiesysteem || 10 || 40 || 40 || 60 || || || 150

    HERPROGRAMMERING VAN ITER OVER 2015 – 2020 08.040102 – Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten — Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER — Fusie voor energie (F4E) || 490 || || || -70 || -150 || -270 || -

    Niet-toegewezen marge (met inbegrip van de globale marge voor vastleggingen) || || 400 || 1000 || 600 || || || 2000

    Totaal financieringsbronnen voor de voorziening van het EFSI-garantiefonds || 1350 || 2030 || 2641 || 1979 || || || 8000

    Financiering van het Europees investeringsadviescentrum – 08.040102 – Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten — Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER — Fusie voor energie (F4E) || 10 || || || -10 || || || -

    Financiering van het Europees investeringsadviescentrum – Niet-toegewezen marge || || 20 || 20 || 30 || 20 || 20 || 110

    TOTALE BIJDRAGE AAN HET EFSI || 1360 || 2050 || 2661 || 1 999 || 20 || 20 || 8110

    3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1A || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

    DG: ECFIN || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

    Ÿ Beleidskredieten || || || || || || ||

    01.0405 || Vastleggingen || (1) || 1350 || 2030 || 2641 || 1979 || 0 || 0 || 8000

    Betalingen || (2) || 0 || 500 || 1000 || 2000 || 2250 || 2250 || 8000

    01.0406 || Vastleggingen || (1a) || 10 || 20 || 20 || 20 || 20 || 20 || 110

    Betalingen || (2a) || 10 || 20 || 20 || 20 || 20 || 20 || 110

    Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[14] || || || || || || ||

    Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor DG ECFIN || Vastleggingen || =1 + 1a +3 || 1360 || 2050 || 2661 || 1999 || 20 || 20 || 8110

    Betalingen || =2 + 2a +3 || 10 || 520 || 1020 || 2020 || 2270 || 2270 || 8110

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 1360 || 2050 || 2661 || 1999 || 20 || 20 || 8110

    Betalingen || (5) || 10 || 520 || 1020 || 2020 || 2270 || 2270 || 8110

    Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten onder Rubriek 1A van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4 + 6 || 1360 || 2050 || 2661 || 1999 || 20 || 20 || 8110*

    Betalingen || =5 + 6 || 10 || 520 || 1020 || 2020 || 2270 || 2270 || 8110*

    *NB: Er kunnen aanvullende kredieten vereist zijn, zoals aangegeven in de bijlage bij dit financieel memorandum.

    Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || ||

    Betalingen || (5) || || || || || || ||

    Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4 + 6 || || || || || || ||

    Betalingen || =5 + 6 || || || || || || ||

    Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

    DG: ECFIN ||

    Ÿ Personele middelen || 0,264 || 0,528 || 0,792 || 0,924 || 0,924 || 1,056 || 4,488

    Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0,36 || 0.725 || 0,495 || 0,615 || 0,4 || 0,42 || 3,015

    TOTAAL DG ECFIN || || 0,624 || 1,253 || 1,287 || 1,539 || 1,324 || 1,476 || 7,503

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,624 || 1,253 || 1,287 || 1,539 || 1,324 || 1,476 || 7,503

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

    TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 1360,624 || 2051,253 || 2662,287 || 2000,539 || 21,324 || 21,476 || 8117,503

    Betalingen || 10,624 || 521,253 || 1021,287 || 2021,539 || 2271,324 || 2271,476 || 8117,503

    3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

    – X Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Vastleggingskredieten, miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL ||

    ||

    Soort[15] || Gem. kosten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totaal aantal || Totale kosten ||

    Specifieke doelstelling nr. 1: Verhogen van het aantal en de omvang van de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB op prioriteitsgebieden en nr. 2: Vergroten van de omvang van de EIF-financiering ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen ||

    || || || || 1350 || || 2030 || || 2641 || || 1979 || || || || || || 8000 ||

    nr. 3: oprichten van een Europees investeringsadviescentrum ||

    || || || || 10 || || 20 || || 20 || || 20 || || 20 || || 20 || || 110 ||

    TOTALE KOSTEN || || 1360 || || 2050 || || 2661 || || 1999 || || 20 || || 20 || || 8110 ||

    3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.  Samenvatting

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    – X  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

    RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || ||

    Personele middelen || 0,264 || 0,528 || 0,792 || 0,924 || 0,924 || 1,056 || 4,488

    Andere administratieve uitgaven || 0,36 || 0,725 || 0,495 || 0,615 || 0,4 || 0,42 || 3,015

    Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 0,624 || 1,253 || 1,287 || 1,539 || 1,324 || 1,476 || 7,503

    Buiten RUBRIEK 5[16] van het meerjarige financiële kader || || || || || || ||

    Personele middelen || || || || || || ||

    Andere administratieve uitgaven || || || || || || ||

    Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || ||

    TOTAAL || 0,624 || 1,253 || 1,287 || 1,539 || 1,324 || 1,476 || 7,503

    Voor de kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zal een beroep worden gedaan op de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    – X  Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

    || Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || ||

    || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 2 || 4 || 6 || 7 || 7 || 8

    || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || ||

    || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || ||

    || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || ||

    Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[17] ||

    || XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || ||

    || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || ||

    || XX 01 04 jj [18] || - zetel || || || || || ||

    || - delegaties || || || || || ||

    || XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden) || || || || || ||

    || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || ||

    || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || ||

    || TOTAAL || 2 || 4 || 6 || 7 || 7 || 8

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

    De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken

    Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || · Vermogensbeheer: portefeuillebeheer, kwantitatieve analyse, alsook ondersteunen van analytische werkzaamheden op risicogebied · Ondersteunende functie die met het directe beheer verband houdt, met name risicomanagement en middleoffice betalingsfuncties · Beheer, rapportage en follow-up van de garanties (projectenpijplijn) · Financiële rapportage/boekhoud- en rapportageactiviteiten

    Extern personeel ||

    3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

    – X  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

    Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    […]

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    […]

    3.2.5.     Bijdragen van derden aan de financiering

    – X Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

    – ¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

    Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

    TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

    3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    – X  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

    – ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

    – ¨         voor de eigen middelen

    – ¨         voor de diverse ontvangsten

    miljoen EUR (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[19]

    Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel …………. || || || || || || || ||

    Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    […]

    Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    […]

    Bijlage bij het

    Financieel memorandum

    bij het

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen

    Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het voorstel moeten de inkomsten die uit de middelen in het garantiefonds en het Europees Fonds voor strategische investeringen voortvloeien, aan het garantiefonds worden toegewezen.

    De bovenbedoelde inkomsten worden aangewend om aan de onderstaande betalingsverplichtingen te voldoen. Ingeval deze middelen echter ontoereikend zijn om die verplichtingen na te komen, wordt aan de verplichtingen voldaan met middelen uit de begroting van de Unie. Deze verplichtingen kunnen derhalve leiden tot hogere betalings- en vastleggingskredieten dan die welke in dit financieel memorandum zijn vermeld.

    miljoen EUR

    || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal

    Hogere bijstand door het Europees Investeringsfonds (EIF)

    || 11,5 || 3,6 || 5,7 || 6,8 || 9,0 || 11,7 || 48,3*

    *NB: Door de EIB, handelend onder de EU-garantie, aan het EIF te betalen administratieve vergoedingen. Aangenomen wordt dat er na 2020 sprake zal zijn van een bedrag van 57 miljoen EUR aan verdere uitgaven. De cijfers zijn gebaseerd op aannamen betreffende de productmix van het EIF en aannamen ten tijde van de redactie, maar ingrijpende wijzigingen in een later stadium kunnen niet worden uitgesloten.

    [1]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank met als titel "Een investeringsplan voor Europa", COM(2014) 903 final.

    [2]               Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

    [3]               Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

    [4]               Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

    [5]               Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

    [6]               Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

    [7]               Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

    [8]               ABM: activity-based management; ABB: activity-based budgeting.

    [9]               In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [10]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

    [11]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten

    [12]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

    [13]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

    [14]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

    [15]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

    [16]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

    [17]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).

    [18]             Onder het maximum voor extern personeel betaald uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

    [19]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

    Bijlage

    Bijlage II

    Specificatie van de begroting

    De indicatieve specificatie voor Horizon 2020 is als volgt:

    || miljoen EUR in lopende prijzen

    I. Wetenschap op topniveau, waaronder: || 23 897,0

       1. Europese Onderzoeksraad (ERC) || 12 873,6

       2. Toekomstige en opkomende technologieën (FET) || 2 578,1

       3. Marie Skłodowska-Curie-acties || 6 062,3

       4. Onderzoeksinfrastructuren || 2 383,1

    II. Industrieel leiderschap, waaronder: || 16 430,5

       1. Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële technologieën (*), (****) || 13 000,7

       2. Toegang tot risicokapitaal (**) || 2 842,3

       3. Innovatie bij kmo's (***) || 587,4

    III. Maatschappelijke uitdagingen, waaronder (****) || 28 560,7

       1. Gezondheid, demografische verandering en welzijn || 7 242,6

       2. Voedselzekerheid, duurzame land- en bosbouw, marien en maritiem onderzoek en onderzoek inzake binnenwateren en de bio-economie || 3 698,2

       3. Zekere, schone en efficiënte energie || 5 672,1

       4. Slim, groen en geïntegreerd vervoer || 6 137,0

       5. Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen || 2 948,3

       6. Europa in een veranderende wereld - inclusieve, innovatieve en reflexieve samenlevingen || 1 255,2

       7. Een veilige samenleving - de vrijheid en veiligheid van Europa en haar burgers beschermen || 1 607,3

    IV. Topkwaliteit verspreiden en deelname verbreden || 782,3

    V. Wetenschap met en voor de samenleving || 443,8

    VI. Niet-nucleaire eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) || 1 852,6

    VII Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) || 2 361,4

    TOTAAL || 74 328,3

    (*) Met inbegrip van 7 404 miljoen EUR voor informatie- en communicatietechnologie (ICT), waarvan 1 539 miljoen EUR voor fotonica en micro- en nano-elektronica, 3 716 miljoen EUR voor nanotechnologie, geavanceerde materialen en geavanceerde fabricage en verwerking, 498 miljoen EUR voor biotechnologie en 1 399 miljoen EUR voor ruimtevaart. Als gevolg daarvan wordt 5 753 miljoen EUR beschikbaar gesteld ter ondersteuning van cruciale ontsluitende technologieën.

    (**) Ongeveer 959 miljoen EUR van dit bedrag kan gaan naar de tenuitvoerlegging van projecten in het kader van het strategisch energietechnologieplan (SET-plan). Ongeveer een derde daarvan kan naar KMO's gaan.

    (***) Binnen de doelstelling om ten minste 20 % van de totale gecombineerde begrotingen voor de specifieke doelstelling "Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën" en de prioriteit "Maatschappelijke uitdagingen" voor het mkb toe te kennen, wordt in eerste instantie ten minste 5 % van die gecombineerde begrotingen aan het specifieke mkb-instrument toegekend. Over de looptijd van Horizon 2020 wordt gemiddeld ten minste 7 % van de totale begrotingen van de specifieke doelstelling "Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën" en de prioriteit "Maatschappelijke uitdagingen" aan het specifieke mkb-instrument toegekend.

    (****) De proefacties van het Sneltraject voor innovatie (FTI) worden gefinancierd uit de specifieke doelstelling "Leiderschap in ontsluitende en industriële technologieën" en uit de relevante specifieke doelstellingen van de prioriteit "Maatschappelijke uitdagingen". Er worden voldoende projecten gestart om een volledige evaluatie van de FTI-proef mogelijk te maken."

    Top