Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IR2592

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de toekomst van het Burgemeestersconvenant

    PB C 51 van 10.2.2016, p. 43–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 51/43


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de toekomst van het Burgemeestersconvenant

    (2016/C 051/09)

    Rapporteur:

    Kata TÜTTŐ (HU/PSE), vertegenwoordigster van de gemeente van het 12e arrondissement van Boedapest

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    De versterking en nieuwe doelstellingen van het Burgemeestersconvenant

    1.

    heeft van meet af aan zijn steun betuigd aan het Burgemeestersconvenant, een in 2008 opgerichte Europese beweging die tot doel heeft de ondertekenende gemeenten met hun vrijwillig toegezegde doelstellingen voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie te laten bijdragen aan de verlaging van de CO2-emissies met 20 % — het doel van de Europese Unie tot 2020 — en deze doelstelling eventueel zelfs te overtreffen. Inmiddels is het Burgemeestersconvenant in op één na alle EU-lidstaten aanwezig, en de meer dan 6 000 lokale en regionale overheden die het hebben ondertekend, vertegenwoordigen één derde van de bevolking van de Europese Unie. De ondertekenende overheden hebben een gemiddelde verlaging van de CO2-emissies met 28 % toegezegd.

    2.

    In overeenstemming met zijn eerdere adviezen (1) onderkent het Comité dat het Burgemeestersconvenant sinds zijn oprichting ongeëvenaarde successen heeft geboekt, zowel wat betreft de mobilisering van de lokale en regionale overheden op het vlak van klimaat- en energieaangelegenheden, als bij de opbouw van een multilevelgovernancestructuur.

    3.

    Het Comité waardeert het zeer dat de Europese Commissie dit initiatief gelanceerd heeft en ook nu nog financiert, aangezien mede daardoor met maatregelen voor schone energie en energiebesparing meer dan 6 400 steden en regio’s op de wereld hun CO2-emissies kunnen terugdringen, hetgeen op basis van de vrijwillige toezeggingen tot 2020 een vermindering van 28 % moet gaan opleveren.

    4.

    Het Comité hamert er onvermoeibaar op dat een integrale aanpak is geboden bij het bestrijden van de klimaatverandering en het opvangen van de onvermijdelijke gevolgen hiervan. Daarom is het een goede zaak dat de Commissie heeft besloten om het Burgemeestersconvenant en het Mayors Adapt-initiatief samen te voegen en zou zij de synergie die dit oplevert zo goed mogelijk moeten benutten. Met het initiatief „Pact of Islands” zou hetzelfde moeten gebeuren.

    5.

    Hierbij moet benadrukt worden dat de verwezenlijking van de doelstellingen in de eerste plaats gericht is op de verbetering van de energie-efficiëntie van openbare gebouwen, de modernisering van de straatverlichting en de verbetering van het verkeer in de steden. Van de toegezegde verlaging van de CO2-emissies houdt 44 % verband met een betere energie-efficiëntie van gebouwen, en daarnaast is tot 2020 een verlaging van het energieverbruik van 20 % te verwachten als resultaat van investeringen in gebouwen en vervoer.

    6.

    Met specifieke instrumenten zet het Comité zijn geïnstitutionaliseerde steun aan het Burgemeestersconvenant voort, en via zijn leden dringt het aan op de aansluiting tot het convenant, en de hiermee gepaard gaande toezeggingen voor het behalen van de doelstellingen van het Europese energiebeleid en het overtreffen van de streefcijfers.

    7.

    Het Comité staat eensgezind achter de uitbreiding en de actualisering van de doelstellingen van het Burgemeestersconvenant via het EU-kaderprogramma voor klimaat- en energiebeleid tot 2030, en vindt met name dat de uitstoot van broeikasgassen met meer dan 40 % (2) moet worden teruggebracht ten opzichte van 1990 (3). Het pleit ervoor om het gebruik van duurzame bronnen, naast energie-efficiency, tot één van de nieuwe doelstellingen te maken.

    8.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie erop toe te zien dat het Burgemeestersconvenant zijn werkzaamheden ook na 2020 kan voortzetten en ervoor te zorgen dat het over een eigen administratieve begroting beschikt die is afgestemd op de steeds grotere politieke ambities van het project, zodat het ook op de langere termijn actief kan blijven. Aangezien 2020 met rasse schreden nadert en aangezien het klimaat- en energiebeleidskader van de Unie tot 2030 loopt, moet 2030 als streefjaar worden genomen voor de middellange termijn, terwijl de langetermijndoelen voor het jaar 2050 moeten worden vastgelegd, in navolging van de EU-strategie voor een koolstofarme economie tot 2050.

    9.

    Voor de middellange termijn beveelt het Comité aan de doelstelling voor 2030 te wijzigen op grond van de wetenschappelijke rapporten van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) (4) en de aanbevelingen van het Comité van de Regio’s over het klimaat- en energiebeleidskader tot 2030 (5), dat wil zeggen dat er ten opzichte van de in 1990 gemeten broeikasgasemissies een vermindering van meer dan 50 % moet worden voorgeschreven. Het constateert echter dat in het EU-regelgevingskader dat nu in de maak is een verlaging van de broeikasgasemissies met 40 % als doelstelling voor de Unie wordt genomen.

    10.

    Voor de lange termijn beveelt het Comité de ondertekenende partijen aan om tot 2050 naar een vermindering van ten minste 95 % te streven. Op grond van de deugdelijke wetenschappelijke rapporten van de IPCC heeft de EU zich ertoe verplicht haar broeikasemissies met 80 à 95 % te verlagen ten opzichte van de niveaus van 1990. Aangezien er voortdurend nieuwe wetenschappelijke resultaten worden gepubliceerd over de genomen maatregelen en over het feit dat er vanwege de verslechtering van de klimaatsituatie meer werk moet worden verzet, stelt het CvdR voor het hoogste percentage, d.w.z. 95 %, als doelstelling van het Burgemeestersconvenant te hanteren.

    11.

    Het Comité is er echter tegen gekant om de aansluiting bij het Burgemeestersconvenant te bemoeilijken en vindt dan ook dat de doelstelling voor CO2-emissies al was het maar lichtjes moet worden verhoogd, aangezien een van de aantrekkelijke kanten van de beweging juist de eenvoud ervan is, maar het raadt de ambitieuzere ondertekenaars wel aan na te denken over de uitwerking van eigen streefcijfers met verschillende gradaties en een bijbehorend beloningsstelsel, met name voor fundamentele zaken als het ontwerpen van gebouwen, vervoer enz.

    12.

    Het Comité zou graag zien dat er meer nadruk wordt gelegd op kleine steden en dorpen, omdat 56 % van de gemeenten in de EU een inwonertal heeft tussen de 5 000 en de 100 000 personen. Kleine en middelgrote dorpen en steden hebben een sterk cumulatief effect op de verwezenlijking van de beginselen van duurzame stedelijke ontwikkeling. Het stelt dan ook voor maatregelen te ontwikkelen ter vereenvoudiging en modernisering van actieplannen voor duurzame energie (SEAP), met onder meer een eenvoudig financieel formulier, en van het monitoringsysteem, zodat rekening wordt gehouden met de omvang van gemeenten, aangezien de administratieve rompslomp die momenteel gemoeid is met het convenant te complex is voor gemeenten met weinig inwoners.

    De mondialisering van het Burgemeestersconvenant

    13.

    Het Comité stelt met voldoening vast dat het convenant inmiddels ook buiten de grenzen van de Unie opereert: uit meer dan 50 landen hebben gemeenten zich aangesloten die zich vrijwillig hardmaken voor de doelstelling van lagere CO2-emissies.

    14.

    Het Comité vindt het goed dat het model van het Burgemeestersconvenant ook naar andere delen van de wereld wordt overgebracht, en is bereid via partnerschappen met steden en regio’s buiten de Unie — met name die in de omgeving van de EU waarmee het al samenwerkt via zijn platforms ARLEM en CORLEAP of via zijn gemengde raadgevende comités en werkgroepen — bij te dragen aan de uitbreiding ervan, en zo de steden en regio’s op de wereld te helpen het hoofd te bieden aan de uitdaging waarvoor ze door de klimaatverandering worden gesteld.

    15.

    Het Comité juicht het toe dat de Europese Commissie de succesvolle beginselen en praktijken van het Burgemeestersconvenant ook buiten de EU verspreidt, en de verbreiding van het model van multilevel governance met het oog op de klimaatdoelen (6) stimuleert, omdat dat de weg kan banen voor verdere gedecentraliseerde samenwerking.

    De uitbreiding van de kring van ondertekenaars en het promoten van de beweging in de Europese lidstaten

    16.

    Het Comité constateert met genoegen dat diverse CvdR-leden een gemeentelijk orgaan vertegenwoordigen dat zich al heeft aangesloten bij het Burgemeestersconvenant, en stimuleert de CvdR-leden tegelijkertijd het initiatief van het Burgemeestersconvenant in hun steden en regio’s te promoten en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen de politieke continuïteit te waarborgen.

    17.

    Vereenvoudiging van het opstellen en uitvoeren van SEAP’s en van de verslagleggingsprocedure kan ertoe bijdragen dat zich nieuwe ondertekenende partijen melden. Wat hierbij ook veel kan helpen, is een verbetering van de evaluatieprocedures voor de SEAP’s en een verkorting van de termijn waarbinnen deze evaluatie moet plaatsvinden. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat kleine steden en plattelandsgemeenten momenteel geen toegang hebben tot middelen en financiering voor de uitvoering van het actieplan voor duurzame energie.

    18.

    Het Comité ziet het als mogelijkheid dat de meer ervaren regio’s en gemeenten als mentor fungeren voor andere gemeenten om zich aan te sluiten bij het initiatief, en daarnaast helpen bij de opstelling van de SEAP’s en het delen van optimale werkmethoden.

    19.

    In elke lidstaat zou er een „ambassadeur van het Burgemeestersconvenant” kunnen worden benoemd als extra manier om de aandacht van steden en regio’s op het convenant te vestigen, zo ook van de steden en regio’s die na een politieke machtswisseling hun deelname aan het Burgemeestersconvenant niet per definitie voortzetten. Bepaalde leden van het Burgemeestersconvenant kunnen deze taak van „convenantsambassadeur” op vrijwillige basis op zich nemen, en daarmee de steun genieten van het CvdR, de bevoegde ministeries van de lidstaten en — via de permanente vertegenwoordiging van de lidstaten — de Europese Commissie. Tegelijk zullen zij ook verantwoordelijk zijn voor de algemene rapportering over de doelstellingen in ieder land.

    20.

    Het zou een goede zaak zijn als de bestaande lokale en regionale partnerschappen, in het bijzonder stedenbanden, zouden worden ingezet om het Burgemeestersconvenant en zijn doelstellingen aan de man te brengen binnen en buiten de Unie, en zo bij te dragen aan de totstandkoming van een mondiale beweging.

    De rol van regio’s in het Burgemeestersconvenant

    21.

    Het Comité brengt in herinnering dat het doel van het Burgemeestersconvenant is om een bestuurlijke structuur op te zetten waarmee volgens de beginselen van multilevel governance en subsidiariteit coördinatie plaatsvindt tussen alle bestuursniveaus zodat het meest ambitieuze niveau kostenefficiënte maatregelen kan nemen. Het is een basisvoorwaarde dat de maatregelen op het laagste niveau worden geïnitieerd. Het is cruciaal om de bevolking en de lokale gemeenschappen te mobiliseren. Het niveau van de lokale overheden is het meest geschikt om actieplannen op te stellen en uit te voeren en om draagvlak bij de bevolking te creëren. De regio’s dragen zorg voor de coördinatie en verschaffen steun aan de steden die over beperkte financiële middelen beschikken voor het opstellen van SEAP’s. Ook de nationale overheden voeren coördinatiewerkzaamheden uit en verdelen de nationale en Europese gelden, terwijl er op Europees niveau besloten wordt over de regelgevingskaders, de financiering en de programma’s voor technische bijstand.

    22.

    Voor een optimaal resultaat is het belangrijk dat elke bestuurslaag zijn taak uitvoert en zijn rol vervult in het Burgemeestersconvenant. Voorts moeten de verplichtingen na verschillende jaren van werking van het convenant zo veel mogelijk worden beperkt.

    23.

    Regio’s of microregio’s (NUTS 4-niveau) kunnen een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van steden die het Burgemeestersconvenant hebben ondertekend, bij de uitwerking en vervolgens de uitvoering van de SEAP’s en bij het delen van beproefde werkmethoden, om te voorkomen dat bepaalde werkzaamheden elkaar overlappen en om ervoor te zorgen dat veel kleine en middelgrote steden kunnen deelnemen aan het initiatief. Deze essentiële rol van regio’s, ongeacht hun omvang, wordt formeel erkend wanneer zij zich als territoriale coördinatoren bij het Burgemeestersconvenant aansluiten.

    24.

    Het Comité heeft al eerder gepleit voor erkenning en versterking van de coördinerende rol van de regio’s binnen het Burgemeestersconvenant, omdat ze een belangrijke rol spelen bij het integreren van maatregelen en projecten van kleine gemeenten maar daarvoor geen compensatie ontvangen.

    Voorstellen voor de aanpak van parallelle initiatieven

    25.

    Het Comité ziet echter ook in dat het Burgemeestersconvenant niet de enige juiste manier is om de strijd aan te binden met de klimaatverandering; er bestaan immers al soortgelijke initiatieven in de lidstaten en de Raad van Europa en daartussen moeten synergieën tot stand worden gebracht. Nationale en regionale initiatieven zijn belangrijk voor het bieden van meer operationele steun, vooral aan kleinere gemeenten. De verslaglegging en de verplichtingen in het kader van het Burgemeestersconvenant moeten worden herzien om de coördinatie met andere internationale initiatieven te vergemakkelijken en het lokale en regionale niveau meer zichtbaarheid te geven bij de VN-klimaatonderhandelingen (bijv. Compact of Mayors, Carbonn of Nazca).

    26.

    Het Comité pleit voor het samengaan van het Burgemeestersconvenant en het „Mayors Adapt”-initiatief, zoals eerder al in zijn advies over de Europese strategie ten aanzien van de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering (7), en tegelijkertijd ook voor de opname van het initiatief „Pact of Islands”.

    27.

    Het vestigt de aandacht van het secretariaat van het Burgemeestersconvenant en de Europese Commissie op het nut van de synergieën die enerzijds kunnen ontstaan op het trefpunt van politieke toezeggingen die voortkomen uit de aansluiting bij het Burgemeestersconvenant en Mayors Adapt en anderzijds bij de door Slimme steden geboden technologische oplossingen.

    28.

    De diverse initiatieven met hun uiteenlopende aanmeldingsprocedures, elkaar deels overlappende doelen en verschillende controlemethoden kunnen verwarring zaaien en daarom dringt het Comité erop aan om ze, op initiatief van het Burgemeestersconvenant, beter te coördineren en te structureren, waarbij speciale aandacht uitgaat naar transparantie, heldere communicatie en minder administratieve rompslomp. Er zou ook een „eenloketoplossing” in overweging kunnen worden genomen, waarmee gemeenten alle informatie kunnen krijgen die ze nodig hebben over de verschillende initiatieven.

    29.

    Toegang tot financiële middelen of financiering is nog altijd een belangrijk obstakel voor de uitvoering van de SEAP’s, met name in het geval van kleinere gemeenten of in landen waar flinke bezuinigingen zijn doorgevoerd.

    30.

    Behalve sterke institutionele steun en een kaderregeling hebben de gemeenten tevens een juridische, financiële, methodologische en stimulerende omgeving nodig die bevorderlijk is voor netwerken en het halen van doelen vergemakkelijkt (8).

    31.

    Het Comité is gekant tegen elke vorm van discriminatie tegen gemeenten die zich niet hebben aangesloten bij het convenant.

    Financieringskwesties

    32.

    Het Comité vindt het zorgwekkend dat kleine en middelgrote steden moeite hebben om aan Europese subsidies te komen, dat een deel van hen niet op de hoogte is van de beschikbare financieringsmogelijkheden en dat zij bovendien niet over de capaciteit beschikken om plannen voor financierbare projecten op te stellen; het verzoekt de Europese Commissie en het Burgemeestersconvenant dan ook met klem informatie te verschaffen over de financieringsmogelijkheden waarop zij een beroep kunnen doen voor de uitvoering van hun toezeggingen (9). In bredere zin pleit het voor de invoering van specifieke financieringsregelingen voor kleine en middelgrote gemeenten.

    33.

    Het Comité wijst erop dat de SEAP’s in de door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de EU (JRC) goedgekeurde vorm een uitstekend concept zijn voor energiebesparingen in de stad, maar dat er voor financiering door banken en het aantrekken van particulier kapitaal projectplannen nodig zijn waarvoor het de gemeenten in veel gevallen aan capaciteit ontbreekt. Het door de Europese Investeringsbank (EIB) gelanceerde programma Elena kan hierbij van dienst zijn, maar vrijwel uitsluitend voor grote projecten. Om zo veel mogelijk plannen te verwezenlijken, moeten naar het model van het Elena-programma nationale of regionale programma’s worden gelanceerd waarmee ook kleinere projecten kunnen worden gefinancierd, vooral in kleine en middelgrote gemeenten.

    34.

    Het Comité stelt voor dat de ondertekenende partijen verdere technische bijstand moeten ontvangen (haalbaarheidsstudies, technische en financiële instrumentering, aanbestedingsprocedures enz.) om voor banken aanvaardbare projecten op te stellen aan de hand van de door hen genomen SEAP-maatregelen, en om langlopende financieringsregelingen uit te voeren zodat de nodige investeringen op gang komen. Het instrument Elena van de EIB heeft de ondertekenende partijen geholpen om grote financieringsmodellen voor de lange termijn ten uitvoer te leggen, maar stelt hoge eisen op het vlak van projectschaal en hefboomfactor zodat kleine en middelgrote ondertekenende partijen onmiddellijk uit de boot vallen. Er zijn meer EU-subsidies nodig om steun te verlenen bij de ontwikkeling van projecten voor in omvang variërende SEAP’s. Er moeten verschillende financieringsbronnen worden gestroomlijnd, met inbegrip van „voorzieningen” van de EIB (EFSI, EIAH, Elena), ESIF (Fi-Compass), Horizon 2020, EEEF, JESSICA, het toekomstige initiatief slimme financiering voor slimme gebouwen enz.

    35.

    Het Comité verzoekt de Europese Commissie het Burgemeestersconvenant in staat te stellen — eventueel zelfs via een onlineplatform — de koppeling van gemeentelijke projecten te bewerkstelligen zodat er gebruikgemaakt kan worden van de EIB-dienst Elena, en verzoekt de Europese Commissie de technische bijstand en de hulp bij capaciteitsopbouw uit te breiden naar de ondertekenende partijen.

    36.

    Het Comité verzoekt met klem om alle informatie over de financieringsmogelijkheden in een jaarlijks bijgewerkte, op heldere wijze geformuleerde en in alle talen van de Unie beschikbare brochure samen te voegen die vervolgens door de belanghebbenden, waaronder ook het CvdR en zijn leden, kan worden verspreid.

    Samenwerking tussen het CvdR en het Burgemeestersconvenant

    37.

    Het Comité herinnert eraan dat het CvdR — als EU-instelling die de steden en regio’s in de EU vertegenwoordigt en een aanknopingspunt vormt voor veel lokale netwerken — een centrale rol moet spelen in het systeem van multilevel governance en steun moet blijven geven aan de werkzaamheden op het gebied van multilevel governance die door de lokale en regionale energieagentschappen in Europa en hun netwerken zijn verricht in het kader van het Burgemeestersconvenant. Hiermee kan worden gewaarborgd dat de EU-wetgeving beter wordt afgestemd op de situatie en de behoeften van dorpen en steden.

    38.

    Het CvdR is bereid maatregelen te ontwikkelen om het convenant beter zichtbaar te maken voor zijn leden en moedigt CvdR-leden die nog geen lid zijn dat alsnog namens hun lokale of regionale overheid te worden. In dit verband zal het CvdR nadenken over de oprichting van een ad-hocgroep van „vrienden” van het Burgemeestersconvenant, bestaande uit leden die het convenant al hebben ondertekend, die steun zouden kunnen krijgen voor hun activiteiten ten behoeve van het convenant binnen en buiten het CvdR.

    39.

    De huidige vluchtelingencrisis, die voornamelijk veroorzaakt wordt door oorlog en economische problemen, zou nog ernstiger vormen kunnen aannemen als de klimaatverandering niet goed wordt bestreden en de gevolgen ervan een bedreiging vormen voor het voortbestaan van steeds meer mensen.

    40.

    Ten slotte merkt het Comité op dat het Burgemeestersconvenant een van de hulpmiddelen is waarmee de EU dichter bij de burgers gebracht kan worden; we hebben laten zien dat gemeenten in staat zijn vrijwillig de doelstellingen van de Unie te overtreffen; er kan alleen nog een beter resultaat geboekt worden als — eventueel via initiatieven vanuit de gemeenten — ook de huishoudens hun persoonlijke doelstellingen kunnen bepalen voor minder, schoner en duurzamer energieverbruik, wat zowel hun eigen belang dient als dat van onze hele planeet.

    Brussels, 4 december 2015.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    (1)  CdR 1536/2015; CdR 1535/2015; CdR 4084/2014; CdR 2691/2014; CdR 6902/2013; CdR 5810/2013; CdR 140/2011; CdR 408/2010; CdR 164/2010; CdR 241/2008.

    (2)  In overeenstemming met de doelstellingen van het klimaat- en energiebeleidskader tot 2030; ten opzichte van 1990 een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen met 40 %. De ondertekenaars van het Burgemeestersconvenant hebben zich ertoe verbonden nog beter te presteren dan de doelstellingen die zijn vastgelegd in de wetgeving van de Unie.

    (3)  De doelstelling van de oprichters van het Burgemeestersconvenant is de vermindering van de broeikasgasemissies met 20 % ten opzichte van 1990.

    (4)  http://www.ipcc.ch/publications_and_data/publications_and_data_reports.shtml

    (5)  CdR 2691/2014.

    (6)  CdR 89/2009.

    (7)  CdR 3752/2013.

    (8)  http://urban-intergroup.eu/wp-content/files_mf/position_paper_smart_cities_public_consultation_2011_en.pdf

    (9)  CdR 283/2011.


    Top