Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IR1691

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De rol van de sociale economie bij het herstel van de economische groei en de strijd tegen werkloosheid

    PB C 51 van 10.2.2016, p. 25–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 51/25


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s — De rol van de sociale economie bij het herstel van de economische groei en de strijd tegen werkloosheid

    (2016/C 051/05)

    Rapporteur:

    Luís GOMES (PT/EVP), burgemeester van Vila Real de Santo António, Portugal

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

    1.

    wijst erop dat de sociale economie een hoofdrol speelt in de sociale en economische ontwikkeling van de Europese Unie en meer dan 2 miljoen ondernemingen vertegenwoordigt, waaronder verenigingen, coöperaties en onderlinge maatschappijen. Zij zorgt voor 11 miljoen arbeidsplaatsen, wat neerkomt op 6 % van de beroepsbevolking en 10 % van het totale aantal Europese bedrijven.

    2.

    De instellingen en actoren uit de sociale economie zijn tijdens de crisis veerkrachtig gebleken en hebben bijgedragen tot het verhogen van de levensstandaard en het aan het werk houden van mensen, zij het niet zonder zware inspanningen, terwijl andere organisaties en bedrijven daar niet in zijn geslaagd. Dat geldt met name voor de integratie van mensen die maar moeilijk (opnieuw) toegang krijgen tot de arbeidsmarkt.

    3.

    Het is van cruciaal belang dat in het kader van de follow-up van de Commissiemededeling over de versterking van de sociale dimensie van de EMU (2012) en van het pakket sociale investeringen (2013), meer rekening wordt gehouden met de bijdrage van de sociale economie aan de verwezenlijking van de sociale doelstellingen van de Europa 2020-strategie; voorts horen investeringen in de sociale economie ook thuis in het Europees Fonds voor strategische investeringen en het Europees Sociaal Fonds, aangezien deze in veel gevallen bijdragen aan het creëren van kwaliteitsbanen voor de Europese burgers; daarnaast leveren ook de ESI-fondsen en andere financieringsbronnen van de EU een bijdrage.

    4.

    Initiatieven ten behoeve van de sociale economie zijn gebaseerd op samenwerking en maatschappelijk engagement onder individuen binnen de gemeenschap en helpen zo de sociale, economische en territoriale samenhang en de mate van vertrouwen in de hele EU te vergroten. Dat is te danken aan het feit dat de ondernemingen van de sociale economie sterke banden hebben met het lokale niveau en het risico op bedrijfsverplaatsing er dus kleiner is; zij bieden hun werknemers met andere woorden meer zekerheid. Deze aspecten behoren tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de ondernemingen in kwestie.

    5.

    Het is een goede zaak dat in EU-wetgeving zoals Verordening (EU) nr. 1304/2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds, Verordening (EU) nr. 1301/2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting, de nodige aandacht wordt besteed aan de sociale economie. Ook is het Comité ingenomen met de nieuwe ESIF-verordeningen voor de programmeringsperiode 2014-2020, waarin sociale ondernemingen worden bestempeld als een van de mogelijke investeringsprioriteiten van het ESF en het EFRO, de partnerschapsaanpak wordt versterkt en kansen worden geboden om de op partnerschap gebaseerde initiatieven tussen de sociale economie en lokale en regionale overheden te promoten met behulp van instrumenten als CLLD (door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling).

    6.

    Organisaties uit de sociale economie zetten alle burgers — ook degenen aan de zelfkant van het productiesysteem — aan tot participatie, solidariteit en ondernemerschap, waardoor in het geval van sociale ondernemingen een impuls wordt gegeven aan economische activiteiten die waarde creëren en rendabel zijn, ook in de economisch zwakste sectoren.

    7.

    Burgerparticipatie en cocreatie op sociaal gebied moeten worden bevorderd via dynamische partnerschappen tussen de openbare sector, de vele instellingen van de sociale economie en de privésector, en dan met name de „sociale ondernemingen”; tegelijk moeten zij ook gericht zijn op sociaal innovatieve acties en maatregelen.

    8.

    Ondernemersvaardigheden in de sociale economie krijgen relatief gezien onvoldoende publieke erkenning. Dat is onder meer te wijten aan het feit dat ondernemingen uit verschillende regio’s of landen te weinig met elkaar verbonden zijn. Het uitwisselen van goede praktijken, het tot stand brengen van partnerschappen, het invoeren van stimulansen en ter beschikking stellen van financiële middelen ter bevordering van ondernemersvaardigheden, sociale innovatie en sociale investeringen, zijn daarom van cruciaal belang. Het gaat hier om onontbeerlijke voorwaarden om de sociale economie aantrekkelijker te maken en meer erkenning te geven.

    9.

    Er moet meer aandacht komen voor onderzoek naar de sociale economie in Europa; daarnaast moeten algemene opleidingsprogramma’s op het gebied van de sociale economie worden opgezet voor het grote publiek, met name voor studenten, naast gespecialiseerde programma’s voor de betrokkenen uit de sector zelf en voor werklozen; daartoe moeten partnerschappen worden aangegaan tussen organisaties uit de sociale economie, onderwijsinstellingen en opleidingsinstituten en de regionale en lokale overheden.

    10.

    De regionale en lokale overheden, de lidstaten en de EU moeten aanzetten tot partnerschappen en steun verlenen aan de ontwikkeling van nieuwe mechanismen en nieuwe mogelijkheden op het gebied van sociale ondersteuning die voortvloeien uit de vooruitgang in de sector informatie- en communicatietechnologieën, om zo de kwaliteit en toegankelijkheid van de dienstverlening op te trekken, de kosten te rationaliseren en het imago van de sociale economie bij het grote publiek aantrekkelijker te maken.

    11.

    De lidstaten moeten zich ervoor inzetten dat actoren van de sociale economie gemakkelijker kunnen functioneren op de markt, gelet op hun inspanningen om mensen die buiten de boot vallen aan werk te helpen, waarmee zij bijdragen aan de oplossing van problemen als werkloosheid en sociale uitsluiting.

    12.

    Het CvdR verzoekt de Commissie met klem om een juridisch kader te presenteren dat een reeks gemeenschappelijke definities omvat met betrekking tot de verschillende Europese vormen van sociale ondernemingen, te weten coöperaties, stichtingen, onderlinge maatschappijen en verenigingen, zodat de ondernemingen uit de sociale economie rechtszekerheid krijgen en op die manier ook de vruchten kunnen plukken van de interne markt en het vrij verkeer. Dit document moet met name een reeks gemeenschappelijke definities omvatten die het uitgangspunt kunnen vormen voor de EU-partnerschapsprogramma’s met deze organisaties, zodat de steun kan worden afgestemd op de behoeften van de afzonderlijke organisaties en zij een grotere rol kunnen gaan spelen bij het creëren van banen en het stimuleren van de ondernemingsvaardigheden van de regio’s.

    13.

    Het aandeel van de instellingen en actoren van de sociale economie in de strijd tegen werkloosheid en het streven naar inclusieve en duurzame groei is met name aanzienlijk in gebieden die af te rekenen hebben met emigratie, snelle vergrijzing, het ontbreken van een productieve dynamiek en een kwijnende ondernemingszin; bijzondere aandacht moet in dit verband uitgaan naar plattelandsgebieden. De sociale economie doet in deze gebieden veel meer dan een antwoord bieden op de lokale vraag naar goederen en diensten van sociale aard: waar anders dan in de organisaties uit de sociale economie is de wil en kennis aanwezig om de ondernemingszin te stimuleren en ondernemers aan te trekken die weten hoe zij de eigen middelen van deze gebieden optimaal kunnen benutten?

    14.

    Het CvdR zou graag zien dat de samenwerking tussen de sociale economie en het beroepsonderwijs op alle vlakken wordt bevorderd en de oprichting van school- en studentencoöperaties wordt ondersteund om de carrièremogelijkheden van jongeren te vergroten en aldus jeugdwerkloosheid te helpen voorkomen. Vanuit deze optiek is het CvdR er ook voorstander van dat school- en studentencoöperaties tot de actoren van de sociale economie worden gerekend en stelt het de Commissie en de lidstaten voor de handen ineen te slaan om de lessen in ondernemerschap uit te breiden tot coöperaties en de sociale economie, als onderdeel van de leerplannen en programma’s van het middelbaar en hoger onderwijs.

    15.

    Het CvdR is van mening dat de nationale en EU-steun aan partnerschappen met organisaties uit de sociale economie in de dunbevolkte gebieden, in gebieden met bijzonder hoge werkloosheidscijfers en een lage arbeidsparticipatie van kwetsbare sociale groepen, in geografische zones die getroffen worden door armoede en sociale uitsluiting, maar ook in gebieden van bijzonder milieubelang, waar mogelijk en met welke middelen ook dient te worden verhoogd, zodat zij een nog grotere bijdrage kunnen leveren aan het creëren en behouden van waarde in deze gebieden.

    16.

    De Commissie zou zich bij de toepassing van de staatssteunregels op de ondernemingen uit de sociale economie flexibel moeten opstellen; daarnaast zou zij de lokale en regionale overheden moeten helpen deze regels te begrijpen en evenredig toe te passen, en waar mogelijk de (sub-) nationale en EU-steun aan partnerschappen met organisaties uit de sociale economie moeten verhogen.

    17.

    Het CvdR is ingenomen met de recente goedkeuring van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten en concessies (Richtlijnen 2014/24/EU, 2014/25/EU en 2014/23/EU) waarin een aantal sociale bepalingen en criteria zijn opgenomen om onder meer sociale integratie en innovatie te bevorderen. Het verzoekt de lidstaten er tijdens de omzetting van deze richtlijnen in de nationale wetgeving op toe te zien dat de aanbestedende instanties ten volle gebruik kunnen maken van de specifieke bepalingen inzake voorbehouden opdrachten en vereenvoudigde procedures die bedoeld zijn om de rol van de actoren van de sociale economie te versterken, zowel op nationaal als op regionaal en lokaal niveau. Tevens roept het CvdR de EU-instellingen op toe te zien op de naleving van deze regels op nationaal, regionaal en lokaal niveau en te blijven praten over verbetering ervan.

    18.

    De sociale economie kan een krachtig wapen zijn in de strijd tegen de zwarte economie en kan economische en sociale waarde creëren.

    19.

    Het is cruciaal dat het potentieel van de sociale economie wordt ontsloten door de desbetreffende organisaties vlotter toegang te verlenen tot de verschillende financieringsmechanismen, zoals de Europese fondsen, de risicokapitaalfondsen, microkrediet en crowdfunding, en door op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau voldoende financiële middelen vrij te maken; daarbij moeten de noodzakelijke vereisten op economisch en financieel gebied in verhouding staan tot het algemeen erkende openbare belang van de activiteiten van deze organisaties in de praktijk.

    20.

    Het valt te betreuren dat de Commissie in haar strategie voor een digitale interne markt verzuimt te verwijzen naar de sociale economie en amper rept over de niet commerciële deeleconomie, waarvan het sociale potentieel niet te verwaarlozen is.

    21.

    De organisaties uit de sociale economie moeten worden gestimuleerd om follow-upmaatregelen te hanteren, zodat zij de economische en sociale dimensie van hun activiteiten beter kunnen beoordelen en er verslag over kunnen uitbrengen; ook moeten methoden en indicatoren worden ontwikkeld op maat van hun specifieke aard en kenmerken. De ervaringen met follow-up moeten worden verspreid en op verschillende manieren toegankelijk worden gemaakt.

    22.

    Het CvdR is ingenomen met de oprichting door de Commissie van een meertalig digitaal platform — het „Social Innovation Europe Platform” — ter bevordering van de uitwisseling van informatie op het gebied van sociale innovatie, maar wijst er wel op dat een afzonderlijke afdeling van het platform zou moeten worden gewijd aan de sociale economie.

    23.

    De Commissie zou een specifiek aan de sociale economie gewijde eenheid moeten oprichten; het besluit om een aantal eenheden van het directoraat-generaal GROW om te vormen tot een eenheid „Clusters, sociale economie en ondernemerschap”, lijkt in het licht van de huidige stand van zaken niet te stroken met de reikwijdte en de realiteit van de sociale economie.

    24.

    Het CvdR zet de EU-instellingen, de lidstaten en de lokale en regionale overheden ertoe aan om een overzicht op te maken van voorbeelden van nieuwe vormen van dialoog en gezamenlijke uitwerking en uitvoering van beleidsmaatregelen door partnerschappen die bestaan uit lokale en regionale overheden, de sociale economie en andere spelers, en om daaraan meer bekendheid te geven.

    25.

    Aangezien het merendeel van de organisaties uit de sociale economie sterk is toegespitst op het lokale (of territoriale) niveau zouden de EU en de lidstaten zich ervoor moeten inzetten dat de lokale en regionale overheden nauwer worden betrokken bij de uitwerking van de programma’s en beleidsmaatregelen voor de sociale economie en de afstemming daarvan op andere beleidsmaatregelen, zodat de verwezenlijking van de doelstellingen dichterbij wordt gebracht.

    26.

    Het CvdR raadt de Commissie aan de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan voor te stellen zo snel mogelijk de wettelijke en juridische voorzieningen te treffen die nodig zijn voor de werking en ontwikkeling van de sociale economie, nadat een duidelijke strategie voor de sector is uitgewerkt.

    Brussel, 3 december 2015.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Markku MARKKULA


    Top