Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0445

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2015 over het bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit — Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020 (2015/2108(INI))

    PB C 399 van 24.11.2017, p. 48–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    24.11.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 399/48


    P8_TA(2015)0445

    Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020

    Resolutie van het Europees Parlement van 15 december 2015 over het bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit — Het Europese elektriciteitsnet voorbereiden voor 2020 (2015/2108(INI))

    (2017/C 399/04)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie getiteld „Bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit” (COM(2015)0082),

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 15 en 16 maart 2002,

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 20 en 21 maart 2014,

    gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014,

    gezien het tienjarenplan voor de netontwikkeling uit 2014 van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E),

    gezien de verklaring van de top van Madrid over energie-interconnectieverbindingen tussen Spanje, Frankrijk, Portugal, de Europese Commissie en de EIB van 4 maart 2015,

    gezien de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility — CEF) (Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013),

    gezien Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013,

    gezien artikel 52 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie (A8-0330/2015),

    Voordelen van interconnectie

    1.

    is ingenomen met de mededeling en de strategie van de Commissie, die een stap in de goede richting vormen om het streefcijfer van 10 % elektriciteitsinterconnectie te verwezenlijken en de werking van de interne elektriciteitsmarkt in de EU te verbeteren;

    2.

    erkent dat hernieuwbare energie, een hogere energie-efficiëntie en een duurzame energiemix, die leiden tot energiebesparing en zorgen voor een interne energiemarkt waarin energie vrij kan stromen, belangrijke factoren zijn voor een stabiel, veilig, onafhankelijk, inclusief, transparant en competitief energiesysteem voor de EU, dat kwalitatief goede banen en welvaart oplevert in een toekomstgerichte duurzame economie; onderstreept dat voor de ontwikkeling van een dergelijk systeem een grotere mate van interconnectie op elektriciteitsgebied alsook slimme netten en een nieuwe marktopzet nodig zijn; is van mening dat het creëren van een dergelijk systeem en het tegengaan van energie-eilanden een belangrijke politieke prioriteit van de energie-unie moet zijn;

    3.

    beseft dat interconnectie een van de sleutelvoorwaarden is voor de voltooiing van een geïntegreerde interne stroommarkt, die — mits goed ontworpen — zal bijdragen aan de verwezenlijking van onze klimaatdoelstellingen, zoals de doelstelling van de EU om wereldwijd voorop te lopen bij hernieuwbare energiebronnen, en de verbetering van de geopolitieke positie van de EU dankzij een grotere energiezekerheid en onafhankelijkheid, alsmede aan een vermindering van het isolement op energiegebied en van de kans op verstoringen van het energiesysteem; benadrukt dat de aanpak, de planning en de aanleg van de elektriciteitsverbindingen ook vragen om een nauwe, gecoördineerde regionale samenwerking met inachtneming van de bevoegdheden van de nationale autoriteiten om de energiemix te bepalen en met respect voor de EU-doelstellingen voor klimaat en energie op lange termijn;

    4.

    onderstreept dat de voordelen van een aanzienlijk verhoogde interconnectiviteit van het Europese net veel verder reiken dan de economische en geopolitieke dimensies; het is een strategisch beginsel dat tot een veerkrachtiger, robuuster net zou moeten leiden dat beter is voorbereid op allerhande veranderingen en verstoringen; en het zorgt ervoor dat het groeiende aandeel energie uit hernieuwbare bronnen op efficiënte wijze kan worden opgenomen in het Europese net;

    5.

    herinnert eraan dat ICT een steeds belangrijkere rol speelt in de elektriciteitsnetten en de beveiliging van elektriciteitsnetten dus steeds kwetsbaarder wordt voor cyberaanvallen; verzoekt de Commissie om de veiligheidsrisico's voor het elektriciteitsstelsel te evalueren en indien nodig een actieplan uit te werken om deze risico's aan te pakken;

    6.

    onderstreept dat op een volledig geïntegreerde interne elektriciteitsmarkt de handel in stroom en de bijbehorende compensatiediensten gemakkelijker zouden worden, de veiligheid zou toenemen en de volatiliteit van de stroomprijzen zou verminderen, dit ten voordele van de burgers en het concurrentievermogen van de Europese industrie en het Europese bedrijfsleven, want geraamd wordt dat de Europese consumenten tegen 2030 jaarlijks 12-40 miljard EUR zouden kunnen besparen;

    7.

    merkt op dat volgens het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E) de investeringen in de noodzakelijke interconnectieprojecten van pan-Europees belang tot 2030 wel eens zouden kunnen oplopen tot 150 miljard EUR, en stelt met belangstelling vast dat door deze investering in interconnectiviteit de elektriciteitsprijzen met minimaal 2 euro/MWh zouden kunnen worden verlaagd, en dat Europa dankzij deze investeringen een groot deel van zijn elektriciteitsbehoefte met stroom uit hernieuwbare bronnen zou kunnen dekken; brengt in herinnering dat de interne elektriciteitsmarkt alle consumenten in de EU ten goede moet komen; verzoekt de betrokken instellingen om erop toe te zien dat huishoudens, kmo's en andere kleinverbruikers hier daadwerkelijk van profiteren en dat het voordeel niet beperkt blijft tot de groothandelsprijzen;

    8.

    benadrukt dat er bij de geleidelijke afschaffing van gereguleerde energieprijzen voor consumenten rekening moet worden gehouden met de werkelijke mate van concurrentie op de markt; merkt voorts op dat de strategie voor de energie-unie moet verzekeren dat consumenten toegang hebben tot veilige en duurzame energie tegen betaalbare prijzen;

    Het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit

    9.

    beschouwt de doelstelling van 10 %, die in 2020 moet zijn verwezenlijkt, als een belangrijk streefdoel en een grote stap in de goede richting; betreurt het dat twaalf lidstaten, die zich voornamelijk in de periferie van de EU bevinden, het streefcijfer van 10 % elektriciteitsinterconnectie nog niet hebben bereikt en derhalve grotendeels zijn geïsoleerd van de interne elektriciteitsmarkt; benadrukt daarom dat er meer moet worden ondernomen ter ondersteuning van de lidstaten waarvan het lage connectiviteitspercentage de voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt in de weg staat, opdat ook die lidstaten het streefcijfer kunnen bereiken; is evenwel van mening dat de doelstelling van 10 % op zichzelf genomen niet altijd de marktsituatie weerspiegelt en niet op basis van wetenschappelijke gegevens is vastgesteld; herinnert eraan dat het streefcijfer van 10 % oorspronkelijk is vastgesteld in 2002, uitgaande van de geïnstalleerde stroomopwekkingscapaciteit op dat moment; erkent dat het streefcijfer van 10 % weliswaar belangrijk is, maar niets zegt over de omvang van de elektriciteitsstromen tussen landen en evenmin over de kwaliteit, zoals de beschikbaarheid van de bestaande interconnectie-infrastructuur of van de bestaande nationale infrastructuur tussen de interconnectors; is daarom van mening dat één streefcijfer voor interconnectie op basis van de geïnstalleerde stroomopwekkingscapaciteit als zodanig niet geschikt is voor alle lidstaten; is er daarom van overtuigd dat het nodig is op middellange termijn, en zeker voor 2030, tot een overeenkomst te komen over ambitieuze en wetenschappelijk onderbouwde aanvullende interconnectiviteitsstreefcijfers, waarmee ook de regio's akkoord gaan; is van mening dat deze streefcijfers op verschillende parameters gebaseerd moeten zijn; verzoekt de Commissie om zo snel mogelijk te beginnen met de technische discussie over deze parameters; wijst erop dat een open toegang en de beschikbaarheid van de interconnectors evenzeer als de kwantitatieve streefcijfers noodzakelijk zijn om de resterende obstakels voor de werking van de Europese elektriciteitsmarkt weg te nemen; dringt bij de Commissie, het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en de nationale regulators aan op transparantie en nauwlettend toezicht op de toegankelijkheid van interconnectors om knelpunten die het functioneren van de elektriciteitsmarkt belemmeren, te voorkomen en zo een goede werking van de elektriciteitssystemen te waarborgen;

    10.

    merkt op dat de beperkte transmissiecapaciteit, bijvoorbeeld in het gebied waarin Nord Pool Spot actief is, aanleiding geeft tot regionale prijsverschillen, hoewel het streefcijfer voor de interconnectie tussen landen er ruimschoots is overschreden;

    Holistische benadering

    11.

    merkt op dat de vaak optredende overbelasting van de transmissienetten kan samenhangen met de grensoverschrijdende lijnen, maar ook te wijten kan zijn aan zwakke, verouderde interne netten en de beperkte beschikbaarheid van nationale netwerken; benadrukt dat het beslist noodzakelijk is de nationale netten te versterken als men de capaciteit van interconnectors ten volle wil benutten; dringt aan op een holistische benadering bij de beoordeling van de behoefte aan versterking c.q. uitbreiding van grensoverschrijdende en nationale verbindingen, om de bestaande interconnectielijnen en de capaciteit van de nationale infrastructuur zo goed mogelijk te gebruiken;

    12.

    benadrukt de rol van de Commissie in het kader van het derde energiepakket als hoedster van een opgesplitste en toegankelijke elektriciteitsmarkt en facilitator van een gedecentraliseerd energiesysteem, waarin de lidstaten kleinere leveranciers, in het bijzonder prosumenten die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, volgens eerlijke marktregels en de beste praktijken op het gebied van productie voor eigen gebruik toegang moeten verlenen tot het net;

    13.

    merkt op dat ons energielandschap steeds meer gedecentraliseerd is door het toenemende belang van energieprosumenten; merkt daarom op dat een goed ontworpen slim net voor transmissie en distributie belangrijk is; benadrukt de steeds grotere, cruciale rol van distributiesysteembeheerders (DSB’s) als partijen die de toegang tot de markt vergemakkelijken, aangezien de grote meerderheid van de installaties op basis van hernieuwbare energie verbonden is met een distributienetwerk; benadrukt in dit verband dat, om een knelpunt in het net weg te nemen, een grondig onderzoek nodig is om te bepalen welke combinatie van maatregelen — waaronder de bouw van nieuwe transmissielijnen, de ontwikkeling van lokale slimme netten en de verbetering van de efficiëntie en flexibiliteit van het systeem — in een specifieke situatie het meest aangewezen is;

    14.

    wijst erop dat de voordelen van een hoger interconnectiviteitsniveau niet kunnen worden verwezenlijkt zonder op grote schaal markten en transmissiesysteembeheerders (TSB's) onderling te koppelen; verzoekt de Commissie om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat die koppeling tot stand komt op het niveau van groepen lidstaten en om een koppeling op EU-niveau te bevorderen waarin alle lidstaten en buurlanden zijn opgenomen, in het bijzonder de landen die deelnemen aan het Europese nabuurschapsbeleid (ENB);

    15.

    herinnert eraan dat projecten van gemeenschappelijk belang (PGB's) worden geëvalueerd door regionale groepen die zijn opgezet door de Commissie en bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten, de nationale regelgevende instanties (NRI's), de elektriciteitstransmissiesysteembeheerders en projectontwikkelaars, het ENTSB-E, ACER, de Commissie en andere essentiële belanghebbenden;

    16.

    benadrukt dat de lijst met PGB’s op een transparantere wijze en met verantwoordingsplicht samengesteld moet worden; merkt op dat het ENTSB-E, de TSB's en de projectontwikkelaars een overheersende rol spelen bij de ontwikkeling van een geharmoniseerde methodologie voor de kosten-batenanalyse, bij de voorbereiding van de tienjarenplannen voor de netontwikkeling en de netcodes en bij de evaluatie van de kosten en baten van elk project; herinnert aan de noodzaak van volledige beoordelingen, ook van de economische, sociale en milieugevolgen; vraagt de Commissie in dit verband om ervoor te zorgen dat de beoordelingen uitgevoerd worden door gekwalificeerde deskundigen die volledig los staan van de projectontwikkelaars; benadrukt dat het algemene proces nog geoptimaliseerd moet worden door de betrokkenheid van het Parlement en andere stakeholders, zoals vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, nog te vergroten; verzoekt de Commissie, ACER en de nationale regelgevende instanties zich proactiever op te stellen om het raadplegingsproces neutraler, transparanter, traceerbaarder en inclusiever te maken; verzoekt de Commissie na te gaan in welke situaties het gebruik van de beste beschikbare technologie (BBT) als belangrijke parameter kan worden gehanteerd voor de toekenning van EU-subsidies voor projecten;

    17.

    verzoekt de Commissie om het rangschikkingsproces voor de PGB's beter uit te leggen; herinnert eraan dat PGB's om in aanmerking te komen moeten zijn opgenomen in de tienjarenplannen van het ENTSB-E voor de netontwikkeling, maar dat de eindbeslissing over financiering bij de Commissie ligt, die een besluit neemt op basis van haar eigen beoordelingscriteria voor de selectie van projecten; verzoekt de Commissie om deze criteria uitdrukkelijk te verantwoorden;

    18.

    verzoekt de Commissie om jaarlijks verslag uit te brengen aan het Parlement over de uitvoering van de PGB's en over de geboekte vooruitgang in de richting van het streefcijfer van 10 %, dit in het kader van de jaarlijkse inventarisatie binnen het strategische kader voor de energie-unie;

    Vergunningsprocedure

    19.

    onderstreept dat de langdurige vergunningsprocedure een grote uitdaging inhoudt bij de aanleg van nieuwe hoogspanningsleidingen in Europa; roept de lidstaten op deze procedures sneller te doen verlopen, maar er daarbij wel voor te zorgen dat er voldoende waarborgen blijven bestaan voor het algemeen belang, onder meer door effectieve openbare raadplegingen;

    20.

    wijst erop dat projecten op de PGB-lijst profiteren van een voorkeursbehandeling op regelgevingsgebied, een snellere planning, een bindende termijn van 3,5 jaar voor de vergunningverlening en kortere procedures voor de milieueffectbeoordeling, en ook in aanmerking kunnen komen voor extra middelen uit de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen (Connecting Europe Facility, CEF) en het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI); vraagt de Commissie om een beoordeling van de manier waarop deze snellere planning in de lidstaten geïmplementeerd wordt en van de mate waarin zij eraan voldoen;

    21.

    beseft dat voorlichting aan en de steun van de algemeenheid essentieel zijn om een snelle uitvoering van interconnectieprojecten te garanderen; erkent dat bij de aanleg van nieuwe hoogspanningsleidingen de transparante en inclusieve processen en de strengste milieunormen niet mogen worden uitgehold; verzoekt de projectontwikkelaars om bij nieuwe interconnectors gebruik te maken van BBT om de samenhang tussen projectinvesteringen in het net, ecologische duurzaamheid en het lokale draagvlak te verbeteren;

    22.

    benadrukt dat met een „één-loketbenadering” een bijdrage wordt geleverd aan het bekorten van de vergunningsprocedures; herinnert eraan dat de TEN-E-verordening bepaalt dat elke lidstaat een nationale bevoegde autoriteit moet aanwijzen die op nationaal vlak verantwoordelijk is voor het faciliteren, bekorten en coördineren van het vergunningsproces; is in dat opzicht ingenomen met de evaluatie van de „één-loketbenadering” die de Commissie in 2017 zal uitvoeren, en spoort de Commissie ertoe aan om in het kader daarvan de mogelijkheden van één enkel loket op EU-niveau te beoordelen;

    Rol van ACER

    23.

    neemt kennis van de onderbezetting en het gebrek aan middelen bij ACER; verzoekt de begrotingsautoriteit van de EU het Agentschap van de nodige middelen te voorzien, met name voldoende eigen personeel, zodat het de hem bij wet toegewezen taken correct en tijdig kan uitvoeren; dringt erop aan dat ACER een grotere rol krijgt, in het bijzonder ten aanzien van het ENTSB-E en in de zin van een verbeterde coördinatie en meer bemiddeling tussen de NRI's, en meer coördinatie van grensoverschrijdende regelgevingsvraagstukken;

    24.

    benadrukt het belang van gekwalificeerd personeel bij de nationale regelgevende instanties op energiegebied, met de vereiste deskundigheid, specialisatie en onafhankelijkheid; verzoekt de Commissie uiterlijk eind 2016 een onafhankelijk onderzoek uit te voeren naar de middelen waarover alle nationale energieregelgevers beschikken en de mate van onafhankelijkheid die zij tot dusverre hebben bereikt, vergezeld van aanbevelingen voor het verbeteren van de situatie;

    25.

    merkt op dat het nog steeds aan transparantie ontbreekt met betrekking tot de berekening van de grensoverschrijdende capaciteiten waarover de markt kan beschikken, en de frequentie en de omvang van de beperkingen bij interconnectors en de redenen daarvoor; betwijfelt in dit verband of de belangrijkste beperkingen in de meeste gevallen wel volledig worden onderzocht; verzoekt de Commissie adequate competenties en bevoegdheden aan ACER toe te kennen voor het vergaren van de nodige informatie over elke afzonderlijke grensoverschrijdende transmissiecapaciteit, zodat ACER zich doeltreffend van zijn toezichttaken kan kwijten; verzoekt erom dat deze informatie aan ACER wordt verstrekt, vergezeld van de nodige achtergrondinformatie over het ontwerp en de werking van het nationale net; is in dit opzicht verheugd over de snelle beslissing over de netcodes voor elektriciteit; neemt nota van het voornemen van de Commissie om het mandaat, de werkingssfeer en de bevoegdheden van ACER te verruimen en van de overpeinzingen van de Commissie ten aanzien van wat dat zou kunnen inhouden, zoals vermeld in haar recente mededeling „Een 'new deal' voor energieconsumenten”; verzoekt de Commissie om in dat verband met concrete suggesties te komen om de totstandbrenging van een echte interne energiemarkt te bevorderen; merkt op dat ACER voor de nieuwe bevoegdheden die aan hem worden toegekend, ook de passende middelen moet krijgen;

    Financieringsinstrumenten

    26.

    neemt kennis van de raming van de Commissie dat er 35 miljard EUR aan financiering nodig is om de doelstelling van 10 % tegen 2020 in alle lidstaten te halen; herinnert eraan dat in de CEF-verordening ((EU) nr. 1316/2013) staat dat het overgrote deel van de financiële bijstand uit de CEF-middelen voor energie beschikbaar moet worden gesteld voor elektriciteitsprojecten, en dringt erop aan dat de Commissie hier voldoende rekening mee houdt; steunt de aanbeveling van de Commissie om de CEF op enkele centrale projecten te concentreren; benadrukt dat bijzondere aandacht nodig is voor projecten die de grootste gaten in de geïntegreerde elektriciteitsmarkt aanpakken en het gebrek aan voldoende interconnectie tegengaan; is van mening dat er ook na 2020 adequate EU-financiering beschikbaar moet worden gesteld ter ondersteuning van de uitvoering van niet commercieel levensvatbare projecten voor stroomverbindingen die nodig zijn om de goede werking van de interne energiemarkt en een veilige werking van elektriciteitssystemen te garanderen; benadrukt het belang van de EIB bij de ondersteuning van investeerders in commercieel lonende projecten op het gebied van de elektriciteitsinfrastructuur; neemt kennis van de oprichting van het EFSI en moedigt de Commissie aan om ervoor te zorgen dat met behulp van dit fonds investeringen in stroomverbindingen worden aangetrokken;

    27.

    dringt er voorts bij de Commissie op aan om: 1) investeringen in de beste beschikbare techniek te stimuleren, die weliswaar duurder kan zijn, maar op lange termijn, berekend over de volledige levenscyclus, aanzienlijke financiële voordelen, tijdsbesparing en een vooraanstaande plaats op technologievlak oplevert; 2) de financieringsvoorschriften tegen het licht te houden om de bestaande mechanismen te stroomlijnen; en 3) de prikkels voor verdergaande investeringen in het net te versterken door o.a. aan te moedigen dat winsten uit het verhuren van transmissiecapaciteit worden geherinvesteerd in infrastructuur en technologie die het net versterken, zoals extra interconnectors;

    Regionale samenwerking

    Oostzeegebied

    28.

    merkt op dat de Baltische staten dankzij geplande onderlinge hoogspanningsverbindingen naar verwachting tegen eind 2015 hun 10 %-doel zullen halen; stelt met zorg vast dat de stroomnetten van de Baltische staten nog gesynchroniseerd zijn met en afhankelijk zijn van het Russische elektriciteitssysteem, hetgeen een werkelijk geïntegreerde en goed functionerende Europese elektriciteitsmarkt in de weg staat; dringt aan op een snelle synchronisering van de stroomnetten van de Baltische landen met het continentale Europese net, om een volledige integratie in de interne energiemarkt, een grotere voorzieningszekerheid bij elektriciteit en een veilige werking van het systeem te garanderen; verzoekt de betrokken lidstaten om de nodige stappen te ondernemen om hier werk van te maken en vraagt het ENTSB-E om een formele procedure op te starten voor een uitbreiding van het synchrone continentale Europese net naar de Baltische landen; verzoekt de Commissie om de tenuitvoerlegging van dit project te ondersteunen en te bewaken; wijst op de gemeenschappelijke Noordse stroommarkt als een goed voorbeeld voor de samenwerking tussen lidstaten bij het tot stand brengen en ontwikkelen van de interne elektriciteitsmarkt; erkent het belang van een hogere graad van interconnectie tussen Polen en de Noordse elektriciteitsmarkt, wil Polen het 10 %-doel halen; is ingenomen met de ondertekening van het memorandum van overeenstemming inzake een versterking van het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (BEMIP); onderstreept dat de regionale samenwerking via BEMIP moet worden voortgezet en de solidariteit tussen de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van PGB's verder moet worden versterkt;

    Noordzeegebied

    29.

    beseft dat windmolens op de Noordzee in 2030 meer dan 8 % van de in Europa geleverde elektriciteit kunnen opwekken; merkt voorts op dat door een gecoördineerde planning en aanleg van een regionale offshore-netinfrastructuur, markttoegang en het delen van reserves in het Noordzeegebied tegen 2030 kostenbesparingen van 5-13 miljard EUR zouden kunnen worden behaald, doordat de regionale markt beter geïntegreerd is; roept de Commissie en de relevante lidstaten op om deze mogelijkheden te bekrachtigen bij de ontwikkeling van de beheersstructuur voor 2030 en de daaruit volgende plannen; vraagt de Commissie en de lidstaten om hun krachtige politieke steun voor en goedkeuring van het offshore-net op de Noordzee, omdat dit een centraal onderdeel is bij de opbouw van een echte energie-unie; dringt er bij de komende voorzitterschappen van de Raad van de EU op aan voorbereidingen te treffen voor de goedkeuring tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 van een juridisch kader in de vorm van een intergouvernementeel akkoord tussen de betrokken lidstaten waarin een gezamenlijke elektriciteitsstrategie voor de Noordzee wordt vastgelegd;

    Centraal West-Europa

    30.

    wijst erop dat de gedeelde elektriciteitsmarkt tussen Oostenrijk en Duitsland de tenuitvoerlegging van een geïntegreerde Europese energiemarkt bevordert; erkent dat de gemeenschappelijke biedzone — die in 2002 werd ingevoerd — zorgt voor dezelfde groothandelsprijzen voor elektriciteit in beide landen, onbeperkte handel in elektriciteit en een voorzieningszekerheid van bijna 100 %; merkt op dat de Oostenrijks-Duitse biedzone de enige relatief grote zone is in Europa die gedeeld wordt door twee landen; merkt op dat grotere biedzones bevorderlijk zijn voor de noodzakelijke eigenschappen van een goed functionerende en liquide elektriciteitsmarkt, die de handelskosten kan beperken, veerkrachtige prijssignalen met het oog op investeringsbeslissingen kan afgeven en meer concurrentie kan stimuleren; dringt aan op een snelle uitbreiding van de netten om hernieuwbare energie in de elektriciteitsmarkt te kunnen integreren en de stabiliteit van het net te garanderen, in het bijzonder in het zuiden van Duitsland; verzoekt om de handhaving van dit succesmodel en de verdere uitbreiding van de biedzone;

    Centraal- en Zuidoost-Europa

    31.

    onderstreept dat Centraal- en Zuidoost-Europa over enorme — en grotendeels niet geëxploiteerde — voorraden aan hernieuwbare energiebronnen beschikt; merkt op dat de samenwerking en coördinatie met het oog op de langetermijnplanning en de aanleg van een regionale netinfrastructuur in Centraal- en Zuidoost-Europa verder moeten gaan dan alleen de EU, zodat ook niet tot de EU behorende landen op de westelijke Balkan en Turkije hierbij worden betrokken; verzoekt om de instelling van een nieuw platform dat alle centrale belanghebbenden in de regio de mogelijkheid biedt te discussiëren over en politieke steun te verlenen aan gezamenlijke projecten om ten volle gebruik te maken van de mogelijkheden in de regio tot stroomopwekking; is van mening dat de in februari 2015 opgerichte EU-Groep op hoog niveau gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa zo'n platform zou kunnen worden, mits zijn mandaat met de elektriciteitssector wordt uitgebreid en ook niet-EU-landen uit Centraal- en Zuidoost-Europa eraan kunnen deelnemen; beseft dat het platform de Commissie in staat zou stellen een leidende rol te spelen en politieke steun te verlenen;

    32.

    merkt op dat vanwege de sterke afhankelijkheid van Centraal- en Zuidoost-Europa van ingevoerde energie een vergroting van de grensoverschrijdende elektriciteitscapaciteit van bijzonder groot belang is, aangezien deze bijdraagt aan de voorzieningszekerheid van de regio en op de langere termijn leidt tot een verlaging van de energierekening van de huishoudens;

    33.

    beveelt aan dat de Commissie de plannen voor nieuwe elektriciteitsverbindingen in de mediterrane regio en tussen de Zuid-Europese en Noord-Afrikaanse markten grondig beoordeelt, om in beide regio's de voorzieningszekerheid te verhogen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen;

    Iberisch schiereiland

    34.

    onderstreept het belang van een aanzienlijk hoger aantal verbindingen tussen Spanje en Frankrijk ter ondersteuning van het gebruik van hernieuwbare energie in de regio en van een volwaardige deelname van het Iberisch schiereiland aan de interne elektriciteitsmarkt; ziet de op 4 maart 2015 ondertekende verklaring van Madrid en de oprichting van een Groep op hoog niveau inzake interconnecties voor Zuidwest-Europa als belangrijke stappen in de richting van een grotere interconnectiviteit in de regio; erkent dat de huidige capaciteit voor interconnectie tussen het Iberisch schiereiland en de rest van Europa niet voldoende is en dat de projecten die in de eerste PGB-lijst zijn opgenomen niet volstonden om het streefcijfer voor interconnectie in 2020 te realiseren; roept de landen in de regio op om de ontwikkeling van hun aanzienlijke potentieel aan hernieuwbare energie te ondersteunen en de toegang van de sector tot de geïntegreerde Europese markt te vergemakkelijken;

    35.

    is ingenomen met het initiatief van de Commissie om een studie te verrichten naar de voordelen van elektriciteitsverbindingen tussen het Iberisch schiereiland en Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië en de landen ten zuiden van de Middellandse Zee;

    Periode na 2020

    36.

    merkt op dat het Europese energiesysteem zich sinds 2002, toen het streefcijfer van 10 % interconnectie bij stroom voor het eerst is vastgesteld, heeft ontwikkeld en dat op het hele continent met name werk is gemaakt van de hernieuwbare energiebronnen; beveelt in deze context aan dat het streefcijfer van 15 % op basis van de in 2030 geïnstalleerde capaciteit niet als een op zichzelf staand gegeven mag worden gezien en zorgvuldig en grondig moet worden beoordeeld om te waarborgen dat het geschikt, toepasselijk en haalbaar is; verzoekt de Commissie daarom de vaststelling van regionale, aanvullende streefcijfers te beoordelen en betere kwalitatieve en kwantitatieve benchmarks te vinden, zoals handelsstromen, piekstromen en knelpunten, waaruit kan worden afgeleid hoeveel interconnectie nodig is;

    37.

    onderstreept dat de langetermijndoelstellingen van de EU op klimaatgebied en het duurzame energiesysteem dat de EU voor ogen staat, moeten dienen als basis voor de vaststelling van een toekomstig interconnectiestreefcijfer voor elektriciteit; merkt in dit verband op dat de vereiste interconnectiegraad zal afhangen van verschillende parameters, zoals: a) de toepassing van het beginsel „voorrang voor energie-efficiëntie” en meer maatregelen om in te spelen op de vraagzijde in het nationale en het EU-beleid, b) de ontwikkeling van decentrale stroomopwekking op basis van hernieuwbare energie en daarmee samenhangende slimme netten, c) de nationale besluiten over de energiemix, rekening houdend met de EU-doelstellingen voor klimaat en energie op lange termijn, d) de ontwikkeling van technieken voor energieopslag — ook in huishoudens en gemeenten, e) het gebruik van de beste beschikbare technologie, waar toepasselijk, f) de erkenning van personen als prosumenten binnen het energiesysteem, en g) de invoering van duidelijke prikkels voor investeringen in de netten;

    o

    o o

    38.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


    Top