EUR-Lex El acceso al Derecho de la Unión Europea

Volver a la página principal de EUR-Lex

Este documento es un extracto de la web EUR-Lex

Documento 52015IP0313

Resolutie van het Europees Parlement van 9 september 2015 over de EER-Zwitserland: belemmeringen voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt (2015/2061(INI))

PB C 316 van 22.9.2017, p. 192/197 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 316/192


P8_TA(2015)0313

EER-Zwitserland: belemmeringen voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt

Resolutie van het Europees Parlement van 9 september 2015 over de EER-Zwitserland: belemmeringen voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt (2015/2061(INI))

(2017/C 316/19)

Het Europees Parlement,

gezien de vrijhandelsovereenkomst van 22 juli 1972 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat,

gezien de overeenkomst van 21 juni 1999 tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat, over het vrij verkeer van personen, meer in het bijzonder bijlage I over het vrij verkeer van personen, en bijlage III over de erkenning van beroepskwalificaties,

gezien de Overeenkomst van 25 juni 2009 tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de vereenvoudiging van de controles en formaliteiten bij het goederenvervoer en inzake douaneveiligheidsmaatregelen,

gezien de overeenkomst van 21 juni 1999 tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over wederzijdse erkenning van certificatie (of „overeenstemmingsbeoordeling”),

gezien de overeenkomst van 21 juni 1999 tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over bepaalde aspecten van openbare aanbestedingen,

gezien het protocol van 27 mei 2008 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, met het oog op de deelname, als overeenkomstsluitende partijen, van de Republiek Bulgarije en Roemenië, op grond van hun toetreding tot de Europese Unie,

gezien het protocol van 26 oktober 2004 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, met het oog op de deelname, als overeenkomstsluitende partijen, van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, op grond van hun toetreding tot de Europese Unie,

gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

gezien Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (de dienstenrichtlijn) (1),

gezien Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (2),

gezien zijn resolutie van 7 september 2010 met als titel „EER-Zwitserland: belemmeringen voor de volledige tenuitvoerlegging van de interne markt” (3),

gezien zijn resolutie van 16 januari 2014 over het voortgangsverslag 2012 over IJsland en de perspectieven na de verkiezingen (4),

gezien zijn resolutie van 11 maart 2015 over de governance van de interne markt binnen het Europees semester 2015 (5),

gezien de conclusies van de Raad van 21 maart 2014,

gezien de conclusies van de Raad van 16 december 2014 over een homogene uitgebreide interne markt en over EU-betrekkingen met West-Europese landen die geen lid zijn van de EU,

gezien de conclusies die de EER-Raad tijdens zijn 42e bijeenkomst op 19 november 2014 heeft aangenomen,

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 7 december 2012 over een evaluatie van de werking van de Europese Economische Ruimte (SWD(2012)0425),

gezien de mededeling van de Commissie van 20 november 2012 over EU-betrekkingen met het Vorstendom Andorra, het Vorstendom Monaco en de Republiek San Marino — Mogelijkheden voor nauwere integratie met de EU (COM(2012)0680),

gezien het verslag van de Commissie van 18 november 2013 over EU-betrekkingen met het Vorstendom Andorra, het Vorstendom Monaco en de Republiek San Marino — Mogelijkheden voor hun deelname aan de interne markt,

gezien het verslag van de Gemengde Parlementaire Commissie voor de Europese Economische Ruimte over het jaarverslag 2013 over de toepassing van de EER-overeenkomst,

gezien de resolutie van de gemengde parlementaire commissie van de Europese Economische Ruimte van 30 mei 2013 over de toekomst van de EER en de betrekkingen van de EU met de kleine landen en Zwitserland,

gezien de resolutie van de gemengde parlementaire commissie van de Europese Economische Ruimte van 26 maart 2014 over de governance van de interne markt,

gezien de resolutie van de gemengde parlementaire commissie van de Europese Economische Ruimte van 17 maart 2015 over het industriebeleid in Europa,

gezien de resolutie van de gemengde parlementaire commissie van de Europese Economische Ruimte van 17 maart 2015 over het trans-Atlantisch partnerschap voor handel en investeringen en de mogelijke gevolgen daarvan voor de EER/EVA-landen,

gezien het verslag van 14 januari 2015 over het Zwitsers buitenlands beleid,

gezien het 35e scorebord voor de interne markt van de EER/EVA-landen,

gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name artikel 217, dat de Europese Unie het recht geeft om internationale overeenkomsten af te sluiten,

gezien artikel 52 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie interne markt en consumentenbescherming en het advies van de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken (A8-0244/2015),

A.

overwegende dat de vier leden van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), namelijk IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, belangrijke handelspartners van de Europese Unie (EU) zijn en dat Zwitserland en Noorwegen qua volume de vierde respectievelijk vijfde grootste EU-handelspartner vormen;

B.

overwegende dat de betrekkingen tussen de EU en drie van de EVA-landen (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen) zich in de Europese Economische Ruimte (EER) afspelen, zodat zij aan de interne markt deelnemen, terwijl de EER-overeenkomst in een sterk geïnstitutionaliseerd kader aangewend en gemonitord wordt;

C.

overwegende dat de deelname van Zwitserland in 1992 in een volkstemming is aangevochten, zodat de betrekkingen tussen Zwitserland en de EU momenteel op meer dan 100 sectoriële overeenkomsten berusten, die voor verregaande integratie zorgen;

D.

overwegende dat een goed werkende en doeltreffende interne markt op basis van een socialemarkteconomie met een groot concurrentievermogen noodzakelijk is om de groei en het concurrentievermogen te stimuleren en banen te creëren, en aldus de Europese economie nieuw leven in te blazen, maar dat de wetgeving betreffende de interne markt naar behoren moet worden omgezet, uitgevoerd en gehandhaafd opdat de voordelen ervan in de EU-lidstaten en de EER/EVA-landen ten volle worden gerealiseerd;

Inleiding

1.

beschouwt de EER-overeenkomst als een belangrijke factor voor economische groei en als het verstrekkendste en meest uitgebreide instrument voor de uitbreiding van de interne markt tot derde landen; is van mening dat de EER-overeenkomst gezien de interne ontwikkelingen in de EU een solide, doeltreffende en goed functionerende overeenkomst is gebleken waarmee de integriteit van de interne markt ook op lange termijn wordt verzekerd;

2.

erkent dat de nauwe betrekkingen tussen de EU, de EER/EVA-landen en Zwitserland verder reiken dan economische integratie en de uitbreiding van de interne markt en bijdragen tot stabiliteit en welvaart, ten voordele van burgers en ondernemingen, inclusief kmo's; onderstreept dat de goede werking van de interne markt moet worden gegarandeerd met als doel een gelijk speelveld te creëren en nieuwe banen te scheppen;

Tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving: EER/EVA-landen

3.

stelt bezorgd vast dat de huidige gemiddelde omzettingsachterstand van de drie EER/EVA-landen volgens het scorebord voor de interne markt van deze landen is gestegen van 1,9 % in juli 2014 tot 2,0 %;

4.

is ingenomen met de aanzienlijke inspanningen die zijn geleverd om de opname van relevant EU-acquis in de EER-overeenkomst te bespoedigen en verheugt zich over het recente akkoord over de beginselen voor de opname in de EER-overeenkomst van de EU-verordeningen tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteiten op het gebied van financiële diensten;

5.

wijst erop dat de EER/EVA-landen bij talrijke EU-programma's en EU-agentschappen betrokken zijn en ook in de praktijk met de EU samenwerken, bijvoorbeeld in het kader van het informatiesysteem voor de interne markt (IMI) en SOLVIT, en dat zij via de financiële mechanismen van Noorwegen en de EER bijdragen tot de cohesie van de EU; is van mening dat deze samenwerking bijdraagt tot de efficiënte werking van een uitgebreide interne markt; spoort de EU en EER/EVA-landen aan de ontwikkeling van preventieve instrumenten en antwoorden op mogelijke bedreigingen voort te zetten, teneinde de werking van de interne energiemarkt te waarborgen;

6.

acht het essentieel dat de EER/EVA-landen de internemarktwetgeving snel en indien mogelijk gelijktijdig uitvoeren, en is van mening dat dit proces nog kan worden verbeterd en bespoedigd;

7.

benadrukt dat de achterstand op het vlak van de opname van rechtshandelingen een probleem blijft, en vraagt de EER/EVA-landen daarom met klem zich, in nauwe samenwerking met de EU, harder in te spannen om de integriteit van de interne markt te waarborgen;

8.

erkent dat voor de vaststelling van EER-relevantie voorafgaande instemming van alle EER/EVA-landen nodig is en dat er voor de opname van rechtshandelingen technische aanpassingen nodig kunnen zijn; vreest evenwel dat een groot aantal verzoeken om aanpassingen en uitzonderingen tot vertraging en mogelijk tot versnippering van de interne markt leidt; verzoekt de betrokken landen met klem deze situatie te verhelpen en nauw samen te werken met de EU om voor een gelijk speelveld in de uitgebreide interne markt te zorgen;

9.

wijst erop dat de EU sinds de ondertekening van de EER-overeenkomst in toenemende mate beroep doet op agentschappen; verheugt zich over het feit dat de EER/EVA-landen aan de werkzaamheden van deze agentschappen deelnemen; roept de EER/EVA-landen en de Commissie ertoe op deze samenwerking en deelname verder te vergroten;

10.

wijst erop dat er momenteel wordt onderhandeld over een veelomvattende vrijhandels- en investeringsovereenkomst tussen de EU en de VS; benadrukt dat de EER/EVA-landen via de EER-overeenkomst de internemarktregels toepassen en dat de eventuele gevolgen van een geslaagd handels- en investeringspartnerschap voor de interne markt waarschijnlijk ook gelden voor de EER/EVA-landen; beklemtoont voorts dat het TTIP niet tot nieuwe handelsbelemmeringen tussen de EU en de EER/EVA-landen mag leiden;

Vorstendom Liechtenstein

11.

maakt zich zorgen over het feit dat de omzettingsachterstand van Liechtenstein is toegenomen van 0,7 % tot 1,2 %; maakt zich voorts zorgen over het feit dat de Liechtensteinse wetgeving betreffende de inreis- en verblijfsrechten van bepaalde gezinsleden van EER-burgers en de bepalingen volgens dewelke EER-burgers die in Liechtenstein verblijven, geen beroepsactiviteit mogen uitoefenen in een ander EER-land, die Liechtenstein beschouwt als een regeling op basis van een bijzonder quotastelsel uit hoofde van de EER-overeenkomst, niet geheel in overeenstemming lijken te zijn met het EER-recht;

Republiek IJsland

12.

neemt kennis van de brief van 12 maart 2015 van de IJslandse regering over zijn positie als kandidaat voor EU-lidmaatschap; wijst erop dat IJsland een omzettingsachterstand van 2,8 % heeft en daarmee van alle betrokken landen het slechtst scoort, en vraagt IJsland met klem meer inspanningen te leveren om aan zijn verplichtingen uit hoofde van de EER-overeenkomst te voldoen; spoort de EU en IJsland aan om de samenwerking verder te versterken onder meer op het gebied van rampenparaatheid rampen in het Noord-Atlantisch gebied en om financiële middelen beschikbaar te stellen om de desbetreffende problemen aan te pakken;

Koninkrijk Noorwegen

13.

verheugt zich over het feit dat de betrekkingen met Noorwegen de voorbije jaren zijn aangehaald en over het feit dat Noorwegen meedoet aan het „frontrunner”-initiatief, dat tot doel heeft de interne markt te verbeteren; stelt niettemin vast dat de omzettingsachterstand van Noorwegen is toegenomen tot 2 % en verzoekt het land dan ook zijn inspanningen op dit vlak op te voeren, in het bijzonder met het oog op de voltooiing van de interne energiemarkt; spoort aan tot nauwere samenwerking op onder meer energiegebied; wijst niettemin op het voortbestaan van verhoogde invoerrechten voor bepaalde producten, waar iets aan moet worden gedaan;

Vorstendom Andorra, Vorstendom Monaco en Republiek San Marino

14.

erkent dat nauwere betrekkingen wederzijdse voordelen met zich kunnen meebrengen, in het bijzonder op regionaal en plaatselijk niveau in aangrenzende EU-gebieden, en beschouwt de opening van onderhandelingen over associatieovereenkomsten, met inachtneming van de specifieke kenmerken van deze landen, als een belangrijke stap voorwaarts voor hun deelname aan de interne markt en eventueel hun aanwezigheid op gebieden daarbuiten;

Tenuitvoerlegging van de internemarktwetgeving: Zwitserse Bondsstaat

15.

prijst de nauwe, nog altijd bloeiende betrekkingen die de EU en Zwitserland al sinds lang onderhouden en die de afgelopen decennia hebben bijgedragen tot de vrede, welvaart en groei in Europa; is ervan overtuigd dat deze betrekkingen nog kunnen worden aangehaald, in het voordeel van beide partijen, door een uitgebreide herziening van de sectorale overeenkomsten conform de grondbeginselen van de EU, en dat het grote aantal overeenkomsten en gedeelde belangen tussen beide partijen nog kan worden uitgebreid;

16.

verheugt zich in dit verband over het feit dat er in mei 2014 onderhandelingen van start zijn gegaan over een institutioneel kader als voorafgaande voorwaarde voor verdere bilaterale toenadering; benadrukt dat er zonder een dergelijke kaderovereenkomst geen nieuwe akkoorden zullen worden gesloten over de deelname van Zwitserland aan de interne markt; vraagt de Zwitserse regering met klem zich meer in te spannen om de onderhandelingen over de resterende onderwerpen te doen vooruitgaan;

17.

neemt kennis van het resultaat van het burgerinitiatief van 9 februari 2014„Tegen massa-immigratie” en van de besluiten die de Zwitserse Bondsraad op 11 februari 2015 heeft genomen met betrekking tot de uitvoering van een ontwerpuitvoeringswet en nieuwe begeleidende maatregelen; wijst erop dat dit indruist tegen de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst inzake het vrije verkeer van personen en verwacht van Zwitserland dat het deze verplichtingen nakomt; merkt op dat migratie van burgers uit derde landen niet mag worden verward met het vrije verkeer van personen overeenkomstig de Verdragen; benadrukt dat de unilaterale maatregelen die Zwitserland heeft genomen om discriminatie van Kroatische burgers te verhinderen geen toereikende vervanging vormen voor de ratificatie van het protocol tot uitbreiding van de overeenkomst over het vrije verkeer van personen tot Kroatië, en onderstreept dat ratificatie van dit protocol het mogelijk zou maken de Zwitserse deelname aan het programma Horizon 2020 na 2016 voort te zetten en uit te breiden, teneinde de toegang van onderzoekers tot horizon 2020-financiering te bevorderen; verzoekt de Commissie om samen met Zwitserland en de lidstaten een bevredigende oplossing te vinden waarbij de bepalingen van de desbetreffende overeenkomsten worden geëerbiedigd en de rechtsstaat wordt gerespecteerd;

18.

herhaalt dat het vrije verkeer van personen één van de fundamentele vrijheden en een hoeksteen van de interne markt vormt, en altijd onvoorwaardelijk deel heeft uitgemaakt van en een voorwaarde is geweest voor de bilaterale toenadering tussen de EU en Zwitserland; gaat daarom geheel akkoord met de verwerping door de EU in juli 2014 van het verzoek van de Zwitserse overheid om een quotum of nationaal preferentiestelsel in de overeenkomst over het vrije verkeer van personen op te nemen; maakt zich zorgen over meldingen van het gebruik door bepaalde ondernemingen en kantons van een preferentiestelsel voor autochtonen, en wijst erop dat een dergelijk optreden niet in overeenstemming is met de overeenkomst over het vrije verkeer van personen;

19.

merkt op dat beperkingen van het vrije verkeer van personen die in Zwitserland per referendum zijn afgedwongen voor een onevenwichtige situatie dreigen te zorgen en de voordelen van de overeenkomsten voor de EU-lidstaten dreigen te ondergraven;

20.

neemt er nota van dat Zwitserland na de opschorting van de onderhandelingen over de deelname van Zwitserland aan het Erasmus+-programma een overgangsregeling heeft getroffen; vreest dat deze regeling waarschijnlijk gevolgen zal hebben voor de mobiliteit in het hoger onderwijs tussen de EU en Zwitserland; verzoekt Zwitserland en de EU al het mogelijke te doen om te voldoen aan de vastgestelde voorwaarden voor hun deelname aan het Erasmus+-programma, met als doel de wederkerigheid van de uitwisselingen te garanderen en de belangen van de jonge generaties niet te schaden;

21.

spoort aan tot de handhaving van de huidige situatie waarin taxibedrijven uit de EU-lidstaten onbeperkt hun diensten kunnen aanbieden, en merkt op dat deze praktijk al lang bijdraagt tot de economische ontwikkeling in het Zwitserse grensgebied en beide partijen tot voordeel strekt;

22.

dringt er bij de Commissie op aan de gevolgen van het aankopen en huren van grond in EU-grensgebieden door Zwitserse boeren diepgaander te onderzoeken;

23.

betreurt de invoering en de daaropvolgende consolidatie van unilaterale begeleidende maatregelen door Zwitserland in het kader van de overeenkomst inzake het vrij verkeer van personen, zoals de oplegging van tarieven ter dekking van de administratieve kosten, de vereiste om bankgaranties te overleggen of een combinatie van dergelijke maatregelen, die het verrichten van diensten uit hoofde van de overeenkomst in Zwitserland ernstig belemmeren, vooral voor kmo's; dringt er dienovereenkomstig bij Zwitserland op aan deze maatregelen te herzien en ervoor te zorgen dat zij verenigbaar zijn met de overeenkomst inzake het vrije verkeer van personen;

24.

is van mening dat de uitvoering in 2013 van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties veel te laat kwam en vraagt om een snelle opname van de herziene richtlijn 2013/55/EU in de bijlage bij de overeenkomst inzake het vrij verkeer, in de verwachting dat Zwitserland manieren zal vinden om het voortbestaan van de overeenkomst veilig te stellen; neemt er nota van dat bijlage II bij de overeenkomst over het vrij verkeer van personen onlangs is geactualiseerd met het oog op een effectievere coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de EU en Zwitserland; moedigt Zwitserland aan het EU-recht te blijven toepassen, overeenkomstig zijn verplichting hiertoe;

25.

is van mening dat wederkerigheid en billijke verhoudingen tussen de EER en Zwitserland gezien hun deelname aan de interne markt noodzakelijk zijn;

26.

dringt er bij de Commissie op aan in de toekomst alle gevolgen te onderzoeken voor de aan Zwitserland grenzende gebieden van de invoering van nieuwe regels, zoals de recente wijziging van artikel 561 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek, waarmee ernaar wordt gestreefd het persoonlijke gebruik van een in een derde land geregistreerd bedrijfsvoertuig door werknemers die in het douanegebied van de EU wonen, aan strikte beperkingen te onderwerpen;

27.

stelt vast dat de samenwerking in het kader van de overeenkomst inzake wederzijdse erkenning van de overeenstemmingsbeoordeling over het algemeen bevredigend is, maar dat deze overeenkomst veel beter zou kunnen functioneren als Zwitserland zich ertoe zou verbinden de overeenkomst aan te passen aan het evoluerende EU-recht;

28.

roept ertoe op de obstakels voor de grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit weg te nemen met als doel de interne markt verder uit te bouwen; onderstreept in dit verband dat het belangrijk is het taalonderricht te bevorderen en werknemers beter te informeren en concrete ondersteuning te geven bij het zoeken naar werk, met name via het EURES-netwerk, in samenwerking met Zwitserland en alle landen van de EER; verheugt zich bijgevolg over de actieve deelname van Zwitserland aan de activiteiten van het EURES-netwerk, met name in grensoverschrijdende regio's; verzoekt Zwitserland zijn transnationale en grensoverschrijdende EURES-diensten verder uit te bouwen, overeenkomstig de huidige EURES-verordening, teneinde de mobiliteit van werknemers te vergroten en tussen de EU en Zwitserland een echte geïntegreerde arbeidsmarkt te creëren; pleit voorts, met het oog op een grotere mobiliteit van werknemers, voor het in kaart brengen van een brede waaier opkomende industrieën en belangrijke groeisectoren waarop de EER-landen, Zwitserland en de EU-lidstaten zich moeten concentreren bij het ontwikkelen van hun vaardighedenbestand, met als doel vaardigheden en kwalificaties beter af te stemmen op de vraag en het aanbod;

o

o o

29.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36.

(2)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 132.

(3)  PB C 308 E van 20.10.2011, blz. 18.

(4)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0041.

(5)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0069.


Arriba