EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IP0037

Resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2015 over Saudi-Arabië, de zaak van de heer Raif Badawi (2015/2550(RSP))

PB C 310 van 25.8.2016, p. 29–31 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/29


P8_TA(2015)0037

Saudi-Arabië: de zaak Raïf Badawi

Resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2015 over Saudi-Arabië, de zaak van de heer Raif Badawi (2015/2550(RSP))

(2016/C 310/07)

Het Europees Parlement,

gezien zijn vorige resoluties over Saudi-Arabië, met name de resoluties betreffende mensenrechten, en in het bijzonder zijn resolutie van 11 maart 2014 over Saudi-Arabië, zijn betrekkingen met de EU en zijn rol in het Midden-Oosten en Noord-Afrika (1),

gezien de verklaring van 9 januari 2015 van de woordvoerder van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Federica Mogherini,

gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Zeid Ra'ad Al Hussein, waarin hij de Saudische autoriteiten verzoekt om de beëindiging van straf van Raif Badawi,

gezien artikel 18 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948 en artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966,

gezien het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

gezien het Arabische Handvest inzake mensenrechten, geratificeerd door Saudi-Arabië in 2009, met name artikel 32, lid 1, waarin het recht op informatie en op vrijheid van mening en meningsuiting worden gewaarborgd, en artikel 8, waarin lichamelijke en psychische foltering, evenals wrede, onterende, vernederende en onmenselijke behandeling worden verboden,

gezien de EU-richtsnoeren inzake foltering en slechte behandeling, en inzake mensenrechtenverdedigers,

gezien artikel 135, lid 5, en artikel 123, lid 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de blogger en mensenrechtenverdediger Raif Badawi in mei 2014 door de correctionele rechtbank van Jeddah wegens godslastering is veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, 1 000 zweepslagen en een boete van 1 miljoen SAR (228 000 EUR) na de oprichting van de website „Free Saudi Liberals Network” voor maatschappelijk, politiek, en religieus debat, die de islam zou beledigen; overwegende dat op grond van deze uitspraak de heer Badawi bovendien geen mediakanalen mag gebruiken en gedurende tien jaar na zijn vrijlating niet naar het buitenland mag reizen;

B.

overwegende dat op 9 januari 2015 de heer Badawi de eerste 50 zweepslagen heeft ondergaan voor de al-Jafali moskee in Jeddah, waardoor hij zodanig diepe wonden heeft opgelopen dat artsen in een gevangeniskliniek tijdens zijn medische check-up hebben geconcludeerd dat hij een nieuwe reeks zweepslagen niet zou kunnen doorstaan;

C.

overwegende dat rechterlijke uitspraken op basis waarvan lijfstraffen, waaronder zweepslagen, worden opgelegd, streng verboden zijn op grond van de internationale mensenrechtenwetgeving, waaronder het door Saudi-Arabië geratificeerde VN-verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

D.

overwegende dat op 6 juli 2014 Raif Badawi's advocaat, de vooraanstaande mensenrechtenverdediger Waleed Abu al-Khair, door de bijzondere correctionele rechtbank is veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf en een daaropvolgend reisverbod van 15 jaar, na de oprichting van de mensenrechtenorganisatie „Monitor of Human Rights in Saudi Arabia”;

E.

overwegende dat de zaak van de heer Badawi een van de vele zaken is waarin wrede straffen zijn opgelegd en intimidatie is ingezet tegen Saudische mensenrechtenverdedigers en andere voorvechters van hervormingen die zijn vervolgd vanwege de door hen geuite mening, en waarvan een aantal is veroordeeld, op grond van procedures die niet voldoen aan de internationale normen voor een eerlijk proces, zoals bevestigd door de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten in juli 2014;

F.

overwegende dat Saudi-Arabië een levendige gemeenschap van onlineactivisten en het grootste aantal Twittergebruikers van het Midden-Oosten heeft; overwegende dat het internet echter sterk wordt gecensureerd, dat duizenden websites geblokkeerd zijn en dat voor nieuwe blogs en websites een vergunning moet worden aangevraagd bij het Ministerie voor informatie; overwegende dat Saudi-Arabië op de lijst van „vijanden van het internet” van Verslaggevers zonder Grenzen staat vanwege de censuur van de media en het internet in het land en de bestraffing van diegenen die de regering of godsdienst bekritiseren;

G.

overwegende dat de vrijheid van meningsuiting en de pers- en de mediavrijheid, zowel online als offline, cruciale voorwaarden en katalysatoren voor democratisering en hervorming zijn, evenals essentiële aspecten van de controle op de macht;

H.

overwegende dat ondanks enkele voorzichtige hervormingen onder het bewind van wijlen koning Abdullah, het politieke en maatschappelijke stelsel van Saudi-Arabië zeer ondemocratisch blijft, vrouwen en sjiitische moslims tot tweederangsburgers maakt, de grote groep buitenlandse arbeidskrachten in het land zwaar discrimineert en critici ernstig onderdrukt;

I.

overwegende dat het aantal executies en het tempo waarin deze worden uitgevoerd grote zorgen baren; overwegende dat 87 personen in 2014 zijn geëxecuteerd, in de meeste gevallen door openbare onthoofding; overwegende dat ten minste 21 personen sinds begin 2015 zijn geëxecuteerd; overwegende dat verslag is gedaan van 423 executies tussen 2007 en 2012; overwegende dat de doodstraf kan worden opgelegd voor een breed scala aan overtredingen;

J.

overwegende dat het Koninkrijk Saudi-Arabië een invloedrijke politieke, economische, culturele en religieuze speler in het Midden-Oosten en de islamitische wereld is, evenals een stichtend en toonaangevend lid van de Samenwerkingsraad van de Golf en de G20;

K.

overwegende dat Saudi-Arabië in november 2013 tot lid van de VN-Mensenrechtenraad is verkozen voor een periode van drie jaar;

L.

overwegende dat de zogenaamde Islamitische Staat en Saudi-Arabië nagenoeg dezelfde straffen voorschrijven voor een groot aantal misdrijven, zoals de doodstraf voor godslastering, moord, homoseksuele handelingen, diefstal of hoogverraad, de doodstraf door steniging voor overspel, en de amputatie van handen en voeten voor roof;

M.

overwegende dat Saudi-Arabië een leidende rol speelt bij de financiering, verspreiding en wereldwijde bevordering van een bijzonder extremistische interpretatie van de islam; overwegende dat de meest sektarische visie van de islam als inspiratiebron heeft gediend voor terroristische organisaties zoals de zogenaamde Islamitische Staat en al-Qaeda;

N.

overwegende dat de Saudische autoriteiten beweren een partner te zijn van de lidstaten, met name in de wereldwijde strijd tegen terrorisme; overwegende dat een nieuwe terrorismebestrijdingswet aangenomen in januari 2014 bepalingen bevat op grond waarvan elk dissident geluid of elke vorm van onafhankelijke vereniging kan worden uitgelegd als een terroristisch misdrijf;

1.

veroordeelt ten sterkste de zweepslagen tegen Raif Badawi die het beschouwd als een wrede en schokkende daad van de Saudische autoriteiten; roept de Saudische autoriteiten ertoe op de eventuele volgende zweepslagen tegen Raif Badawi niet uit te voeren en hem onmiddellijk en onvoorwaardelijk vrij te laten, aangezien hij wordt beschouwd als een gewetensbezwaarde die uitsluitend is veroordeeld en gevangen gezet vanwege de uitoefening van zijn recht op vrijheid van meningsuiting; roept de Saudische autoriteiten ertoe op ervoor te zorgen dat zijn veroordeling, met inbegrip van zijn reisverbod, wordt verworpen;

2.

roept de Saudische autoriteiten ertoe op ervoor te zorgen dat Raif Badawi wordt beschermd tegen foltering en andere slechte behandelingen, alle medische zorg krijgt die hij nodig heeft, en onmiddellijk en regelmatig zijn familie en advocaten naar keuze kan ontmoeten;

3.

roept de Saudische autoriteiten ertoe op Raif Badawi's advocaat onvoorwaardelijk vrij te laten, evenals alle mensenrechtenverdedigers en andere gewetensbezwaarden die uitsluitend zijn veroordeeld en gevangen gezet vanwege de uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting;

4.

veroordeelt ten sterkste alle vormen van lichamelijke bestraffing, die het beschouwd als onaanvaardbare en onterende behandeling in strijd met de menselijke waardigheid, en spreekt zijn bezorgdheid uit over de inzet door staten van zweepslagen; roept met klem op tot de strikte afschaffing van laatstgenoemde straf; roept de Saudische autoriteiten ertoe op het verbod op foltering te eerbiedigen, zoals in het bijzonder vastgesteld in het door Saudi-Arabië ondertekende en geratificeerde VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; verzoekt Saudi-Arabië het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten te ondertekenen;

5.

benadrukt het proces van gerechtelijke hervormingen dat is ingezet in Saudi-Arabië met het oog op de versterking van de mogelijkheden voor verbeterde bescherming van individuele rechten, maar blijft ernstig bezorgd om de mensenrechtensituatie in Saudi-Arabië, dat nog steeds tot de meest repressieve landen ter wereld behoort; beschouwd de zaak van Raif Badawi als een symbool voor de aanval op de vrijheid van meningsuiting en vreedzame kritiek in het land, en meer in het algemeen voor het voor het koninkrijk kenmerkende beleid van onverdraagzaamheid en extremistische interpretatie van het islamitische recht;

6.

roept de Saudische autoriteiten ertoe op de bijzondere correctionele rechtbank op te heffen die in 2008 is opgericht voor de berechting van terroristische daden, maar waar steeds vaker vreedzame dissidenten worden vervolgd om, zo lijkt het, politieke redenen, en in processen die strijdig zijn met het grondrecht op een eerlijk proces;

7.

verzoekt de Saudische autoriteiten om onafhankelijke pers en media toe te staan en de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vreedzame vergadering voor alle inwoners van het Saudi-Arabië te waarborgen; veroordeelt de onderdrukking van vreedzaam protesterende activisten en demonstranten; benadrukt dat op een vreedzame manier ijveren voor basisrechten in de wetgeving of het maken van kritische opmerkingen in de sociale media uitingen zijn van een onontvreemdbaar recht;

8.

herinnert de leiders van Saudi-Arabië aan hun verbintenis om „zich te houden aan de hoogste normen met betrekking tot de bevordering en bescherming van de mensenrechten” gedaan in het kader van hun ingewilligde verzoek, uit 2013, om lidmaatschap van de VN-mensenrechtenraad;

9.

meent dat Saudi-Arabië een geloofwaardigere en effectievere partner in de strijd tegen terroristische organisaties zoals de zogenaamde Islamitische Staat en al-Qaeda zou zijn als het land geen toevlucht zou nemen tot anachronistische en extremistische praktijken, zoals openbare onthoofdingen, steniging en andere vormen van foltering, die kunnen worden vergeleken met de door IS gebezigde praktijken;

10.

verzoekt de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie maatschappelijke organisaties en personen die de mensenrechten verdedigen in Saudi-Arabië, op actieve en creatieve wijze te ondersteunen, onder andere door het organiseren van gevangenisbezoeken, toezicht op processen en openbare verklaringen;

11.

draagt zijn Delegatie voor de betrekkingen met het Arabisch schiereiland op het vraagstuk betreffende Raif Badawi en de andere gewetensbezwaarden aan de kaart te stellen tijdens haar komende bezoek aan Saudi-Arabië, en verslag uit te brengen aan zijn Subcommissie mensenrechten;

12.

roept de EU en haar lidstaten ertoe op hun betrekkingen met Saudi-Arabië zodanig te heroverwegen dat het zijn economische, energie- en veiligheidsbelangen kan blijven dienen, terwijl de geloofwaardigheid van zijn belangrijkste mensenrechtenverbintenissen niet wordt ondermijnd;

13.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Europese Dienst voor extern optreden, de secretaris-generaal van de VN, de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten, Zijne Majesteit Koning Salman bin Abdulaziz, de regering van het Koninkrijk Saudi-Arabië, en de secretaris-generaal van het Centrum voor de nationale dialoog in het Koninkrijk Saudi-Arabië.


(1)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0207.


Top