This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015DC0144
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL AND THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE on the implementation of Council Regulation (EC) No 116/2009 of 18 December 2008 on the export of cultural goods 1 January 2011 – 31 December 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen 1 januari 2011 – 31 december 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen 1 januari 2011 – 31 december 2013
/* COM/2015/0144 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen 1 januari 2011 – 31 december 2013 /* COM/2015/0144 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de tenuitvoerlegging van
Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van
18 december 2008
betreffende de uitvoer van cultuurgoederen 1 januari 2011 – 31 december 2013 Inhoudsopgave 1............ Samenvatting. 4 2............ Inleiding. 5 3............ Inhoud van de verordening. 5 3.1......... Europese context 5 3.2......... Internationale context 8 4............ Praktische ontwikkelingen met
betrekking tot de verordening. 8 5............ Statistische gegevens over de
tenuitvoerlegging door de lidstaten. 9 5.1......... Gebruik van de standaardvergunning
overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de uitvoeringsverordening 9 5.2......... Gebruik van de specifieke open vergunning
overeenkomstig artikel2, lid 2, van de uitvoeringsverordening 9 5.3......... Gebruik van de algemene open vergunning
overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de uitvoeringsverordening 10 5.4......... Weigering om standaardvergunningen af te
geven. 10 5.5......... Zendingen waarbij niet-naleving van de
voorschriften werd vastgesteld. 10 6............ Uitdagingen voor de toekomst 11 6.1......... Gebruik van elektronische systemen. 11 6.2......... Interpretatie van de categorieën
cultuurgoederen. 11 6.3......... Samenwerking tussen autoriteiten. 12 6.4......... Geschiktheid van financiële
drempelwaarden. 12 6.5......... Invoer van cultuurgoederen in de EU.. 13 7............ Conclusies. 13 1. Samenvatting Dit verslag over de tenuitvoerlegging van
Verordening (EG) nr. 116/2009 betreffende de uitvoer van
cultuurgoederen ("de basisverordening") bevat informatie over het
gebruik van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen binnen het kader van de
basisverordening en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1081/2012
van de Commissie. Het verslag is gebaseerd op gegevens die door de lidstaten
zijn aangeleverd in antwoord op een vragenlijst over het gebruik van
uitvoervergunningen. Het bestrijkt de periode van 2011 tot en met 2013, en een
aantal ontwikkelingen uit begin 2014. De cijfers waarvan melding wordt gemaakt, hebben
betrekking op drie soorten uitvoervergunningen: standaardvergunningen,
specifieke open vergunningen en algemene open vergunningen. In totaal zijn in de periode 2011-2013 24 564
standaardvergunningen verleend. De belangrijkste verstrekkers van dit soort
vergunningen waren het Verenigd Koninkrijk en Italië. Een specifieke open vergunning wordt verleend voor
de herhaalde tijdelijke uitvoer van een specifiek cultuurgoed door een persoon
of organisatie. In de verslagperiode zijn 946 specifieke open vergunningen
verleend aan in totaal 588 personen of organisaties. Meer dan 90 % van
deze vergunningen zijn afgegeven door het Verenigd Koninkrijk, Nederland en
Polen. Een algemene open vergunning wordt gebruikt voor
de tijdelijke uitvoer van cultuurgoederen die deel uitmaken van de permanente
collectie van een museum of andere instelling. In de verslagperiode zijn deze
vergunningen in totaal 472 keer verleend door vijf lidstaten, waarbij Spanje
84 % van het totaal voor zijn rekening nam. Het verlenen van een standaardvergunning werd 318
keer geweigerd, met als meestvoorkomende reden dat het cultuurgoed in kwestie
als "nationaal erfgoed" werd beschouwd. In deze periode werden 147
zendingen ontdekt die niet aan de voorschriften voldeden; veruit de meeste door
Frankrijk en Nederland (93 % van het totaal). Het verslag bevat ook informatie over lopende
initiatieven en uitdagingen voor de toekomst, zoals de mogelijke invoering van
een onlinedatabank met afgegeven uitvoervergunningen die aan nationale systemen
voor de afhandeling van douaneformaliteiten gekoppeld zouden kunnen worden, de
interpretatie van problematische categorieën cultuurgoederen in bijlage I
bij de basisverordening, de samenwerking tussen autoriteiten, de geschiktheid
van financiële drempelwaarden en het ontbreken van controle bij de invoer van
cultuurgoederen. 2. Inleiding Bij
Verordening (EG) nr. 116/2009 van 18 december 2008
betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (Gecodificeerde versie) ("de
basisverordening")[1]
is bepaald dat voor de uitvoer van bepaalde cultuurgoederen buiten het
douanegebied van de Europese Unie (EU) overlegging van een uitvoervergunning is
vereist en dat aan de buitengrenzen van de EU een eenvormige controle op de
uitvoer van deze goederen is gewaarborgd. Bijlage I bevat informatie over
de categorieën en de eisen wat betreft ouderdom en/of waarde van
cultuurgoederen die onder de basisverordening vallen. Een uitvoervergunning
wordt afgegeven door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied
waarvan het cultuurgoed zich wettig bevindt. Douanecontroles waarborgen dat
cultuurgoederen uitsluitend het douanegebied van de EU kunnen verlaten als zij
vergezeld gaan van een geldige uitvoervergunning. Dit moet een hoog niveau van
bescherming van cultuurgoederen op de interne markt garanderen. In de basisverordening
is bepaald dat de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees
Economisch en Sociaal Comité een verslag doet toekomen over de toepassing
ervan. Een eerste verslag, op grond van
Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad, is in 2000 ingediend[2] en een tweede verslag,
overeenkomstig artikel 10 van de basisverordening, is in 2011 ingediend[3]. Er is inmiddels
ongeveer 20 jaar ervaring opgedaan met de tenuitvoerlegging van verordeningen
betreffende de uitvoer van cultuurgoederen. Dit verslag bestrijkt de drie jaar
tussen 1 januari 2011 en 31 december 2013, maar het omvat tevens
enkele ontwikkelingen uit begin 2014. In het verslag is gebruikgemaakt van gegevens die
door de lidstaten zijn aangeleverd in antwoord op een vragenlijst, inclusief
statistische gegevens over het gebruik van uitvoervergunningen[4]. Het toont het vele
werk dat in genoemde periode samen met de lidstaten is verricht. 3. Inhoud van de verordening 3.1. Europese context De door
Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad op EU-niveau
ingevoerde regeling met betrekking tot de uitvoer van cultuurgoederen vormt een
aanvulling op andere instrumenten en initiatieven die op de bescherming van
cultuurgoederen zijn gericht. Hieronder wordt een aantal voorbeelden van
verwante acties op EU-niveau uitgelicht. Teruggave van cultuurgoederen In 2009 richtte de Commissie binnen het comité
voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen ("het comité")
een adhoc-werkgroep op die knelpunten moest signaleren bij de toepassing van
Richtlijn 93/7/EEG van de Raad[5]
en oplossingen moest voorstellen. In 2011 kwam de groep tot de conclusie dat de
richtlijn moest worden herzien om er een doeltreffender instrument van te maken
voor de teruggave van nationaal bezit. Verder werd geconcludeerd dat er
mechanismen moesten worden ingevoerd om de administratieve samenwerking en het
overleg tussen de centrale autoriteiten te bevorderen. Deze conclusies werden
bevestigd in het vierde beoordelingsverslag van de Commissie over de toepassing
van Richtlijn 93/7/EEG[6]. Na een openbare raadpleging en een
effectbeoordeling is op 30 mei 2013 een voorstel van de Commissie
voor de herschikking van Richtlijn 93/7/EEG gepresenteerd[7]. Dit leidde tot de
vaststelling van Richtlijn 2014/60/EU op 15 mei 2014[8]. De nieuwe bepalingen
zullen vanaf 19 december 2015 van toepassing zijn. De nieuwe richtlijn biedt de mogelijkheid om alle
door een lidstaat als nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit
vastgestelde cultuurgoederen terug te geven en op die manier naar een
doeltreffender bescherming van het cultureel erfgoed van de lidstaten te
streven[9].
Dit vereist dat de centrale autoriteiten die in de lidstaten met de richtlijn
zijn belast, met elkaar samenwerken en via het Informatiesysteem interne markt
(IMI)[10]
informatie uitwisselen over onrechtmatig weggehaalde cultuurgoederen. Mobiliteit van collecties In de context van de tenuitvoerlegging van de
Europese agenda voor cultuur[11]
is in het kader van het werkplan voor cultuur 2011-2014 van de Raad[12] een werkgroep voor de
mobiliteit van collecties opgericht. In september 2012 leverde de werkgroep een
verslag en een toolkit om op een praktische manier de kosten van het uitlenen
en lenen van cultuurgoederen tussen de lidstaten te beperken. Handel in cultuurgoederen De Commissie heeft een studie gefinancierd over de
preventie en bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen[13], waarvan het
eindverslag in oktober 2011 is ingediend[14].
In het verslag zijn de huidige juridische en operationele belemmeringen voor
het voorkomen en bestrijden van illegale handel in cultuurgoederen vastgesteld,
zoals de moeilijkheid om informatie tussen lidstaten uit te wisselen en de
behoefte aan speciale opleidingen voor douaneambtenaren om verdachte goederen
te identificeren. Het verslag bevatte de aanbeveling bij de Commissie een
coördinatiedienst op te richten die verantwoordelijk zou zijn voor het
faciliteren van het contact tussen de betrokken autoriteiten en het organiseren
van opleidingen voor ambtenaren. In december 2011 werd in de conclusies van de Raad
inzake de preventie en de bestrijding van criminaliteit jegens cultuurgoederen[15] onder meer geadviseerd
dat de lidstaten de coördinatie tussen wetshandhavingsautoriteiten, culturele
autoriteiten en particuliere organisatie intensiveren. Daarnaast werd met een resolutie van de Raad in
oktober 2012 een informeel netwerk van wetshandhavingsautoriteiten en expertise
op het gebied van cultuurgoederen (EU-Cultnet) opgezet[16]. Het belangrijkste
doel van het netwerk is het verbeteren van de uitwisseling van informatie ter
voorkoming van illegale handel in cultuurgoederen, betreffende bijvoorbeeld de
opsporing en uitwisseling van niet-operationele informatie over criminele
netwerken die worden verdacht van betrokkenheid bij de illegale handel, en het
uitwisselen van informatie over belemmeringen voor grensoverschrijdende
samenwerking. De douaneautoriteiten van de lidstaten werden uitgenodigd om aan
het netwerk deel te nemen vanwege hun competentie inzake het bewaken en
controleren van het goederenverkeer aan de buitengrenzen van de EU. In november 2011 werd in samenwerking met het
Regionaal Verbindingsbureau voor Inlichtingen van de Werelddouaneorganisatie
door Italië, Malta, Griekenland en Cyprus de gezamenlijke douaneoperatie
("GDO") Colosseum[17]
gehouden, waaraan ook 17 andere landen deelnamen[18]. Tijdens deze
tiendaagse operatie hebben vier lidstaten illegale cultuurgoederen in beslag
genomen (Italië, Malta, Griekenland en Nederland elk één inbeslagneming; in
totaal ging het om 134 kunstvoorwerpen). De GDO Odysseus, die in de eerste helft van 2014
plaatsvond, was gericht tegen culturele erfgoedfraude in het Middellandse
Zeegebied. Er waren negentien lidstaten[19]
uitgenodigd om aan de operatie deel te nemen. De twee operationele fases waren
gericht op het verzamelen van gegevens met betrekking tot de opsporing en
inbeslagneming van illegale zendingen van cultuurgoederen en op verscherpte
controles. Het eindverslag zal in maart 2015 worden gepubliceerd. In december 2013 heeft de Raad een
verordening vastgesteld tot instelling van beperkingen op het verkeer van
cultuurgoederen die uit Syrië zijn weggehaald[20].
De lijst van goederen die aan de beperkingen worden onderworpen is identiek aan
de lijst die in de basisverordening is opgenomen. De Commissie heeft eveneens een door ICOM
ingediend project gefinancierd[21]
om een internationaal waarnemingscentrum voor illegale handel in
cultuurgoederen op te richten. Het waarnemingscentrum moet een antwoord bieden
op het ontbreken van gecentraliseerde statistieken en het gebrek aan
beschikbare deugdelijke informatie over illegale handel in cultuurgoederen. Het
centrum heeft als doel informatie uit verschillende bronnen te centraliseren,
om deze uiteindelijk samen te brengen in een eerste wereldwijd verslag dat
bijdraagt aan de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de kennis
onder ambtenaren vergroot. Een specifieke website is in april 2014 gelanceerd[22]. 3.2. Internationale context Op internationaal niveau zijn de meest relevante
instrumenten met betrekking tot de uitvoer van cultuurgoederen de
Unesco-Overeenkomst van 1970[23]
en de Unidroit-Overeenkomst van 1995[24].
De Unesco-Overeenkomst uit 1970 is tot nu toe door 23 EU-lidstaten
geratificeerd; in totaal zijn momenteel 127 staten partij. Slechts 14
EU-lidstaten hebben de Unidroit-Overeenkomst van 1995 geratificeerd. In maart 2014 is een gezamenlijke
Unesco-EU-operatie gestart om een einde te maken aan het aanhoudende verlies
van cultureel erfgoed in Syrië. Met het project voor de urgente beveiliging van
het Syrische erfgoed (Emergency Safeguarding of the Syrian Heritage project[25]) wordt gestreefd naar
verbetering van de technische bijstand en capaciteitsopbouw voor nationale belanghebbenden
en begunstigden, onder andere via het opleiden van politie- en douaneambtenaren
in Syrië en aangrenzende landen. 4. Praktische ontwikkelingen met
betrekking tot de verordening De oorspronkelijke
Uitvoeringsverordening (EEG) nr. 752/93 is ingetrokken bij
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1081/2012 van de Commissie
("de uitvoeringsverordening"). In de verordening is voorzien in drie
soorten uitvoervergunningen (de standaardvergunning, de specifieke open
vergunning en de algemene open vergunning) en zijn de voorschriften voor de
toepassing ervan vastgesteld. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, en
artikel 5, lid 2, van de basisverordening, zijn de meest recente
lijsten van de voor de afgifte van uitvoervergunningen bevoegde autoriteiten[26] in maart 2014 in het
Publicatieblad bekendgemaakt en is de lijst van douanekantoren die voor de
vervulling van de uitvoerformaliteiten bevoegd zijn[27] een maand eerder
bekendgemaakt. Daarnaast is het comité voor de uitvoer en de teruggave van
cultuurgoederen, dat overeenkomstig artikel 8 van de basisverordening is
opgericht, in de verslagperiode drie keer bijeengekomen en begin 2014 eenmaal. 5. Statistische
gegevens over de tenuitvoerlegging door de lidstaten 5.1. Gebruik
van de standaardvergunning overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de
uitvoeringsverordening Een standaardvergunning wordt doorgaans gebruikt
voor elke uitvoer die onder de basisverordening valt. In bijlage 1 wordt een overzicht
gegeven van het aantal standaardvergunningen dat door de lidstaten is afgegeven[28]. Het totale aantal is
toegenomen van 21 498 in 2011 tot 24 564 in 2013 (+ 14 %).
Deze jaarcijfers vallen eveneens hoger uit dan het gerapporteerde gemiddelde
voor de voorafgaande periode (2000-2010). Daarnaast bevat bijlage 1 de aandelen van de verschillende lidstaten in het totaal aan afgegeven
vergunningen28. Uit de cijfers blijkt
dat de uitvoer van cultuurgoederen uit de EU grotendeels geconcentreerd is in
twee lidstaten: Italië, met een aandeel van 37-40 %, en het Verenigd
Koninkrijk, met 33-36 % in de periode 2011-2013. Na de top twee volgen
Frankrijk (12-13 %), Duitsland (4-5 %), Oostenrijk (2-3 %),
Spanje (1-3 %), Portugal, Nederland en België (elk 1 %). 5.2. Gebruik
van de specifieke open vergunning overeenkomstig artikel2, lid 2, van de
uitvoeringsverordening Een specifieke open vergunning wordt gebruikt voor
de herhaalde tijdelijke uitvoer van een specifiek cultuurgoed door een persoon
of organisatie. In bijlage 2 wordt een overzicht
gegeven van het aantal specifieke open vergunningen dat in omloop was in de
lidstaten28. Het totale aantal steeg
van 261 in 2011 tot 365 in 2013 (+ 40%). Er kan echter geen duidelijke
trend worden afgeleid omdat volgens de gegevens voor de voorgaande periode
(2000-2010) de jaarcijfers aanzienlijk schommelen. Het aantal is in elk geval
relatief laag. Uit de cijfers blijkt dat slechts zeven lidstaten
(Frankrijk, Cyprus, Hongarije, Nederland, Polen, Slovenië en het Verenigd
Koninkrijk) gebruik hebben gemaakt van dit soort vergunning. De grootste
gebruikers onder hen waren het Verenigd Koninkrijk (33 %), Nederland
(30 %) en Polen (28 % van het aandeel in 2011-2013). Bijlage 3 bevat
de aantallen personen of organisaties die houder zijn van een specifieke open
vergunning. 5.3. Gebruik
van de algemene open vergunning overeenkomstig artikel 2, lid 3, van
de uitvoeringsverordening Een algemene open vergunning wordt gebruikt voor
de tijdelijke uitvoer van alle cultuurgoederen die deel uitmaken van de
permanente collectie van een museum of andere instelling. In bijlage 4 wordt een overzicht
gegeven van het aantal algemene open vergunningen dat in de lidstaten28 in omloop was. Het aantal is betrekkelijk
gering (141 vergunningen in 2011, 172 vergunningen in 2012 en 159 vergunningen
in 2013). De cijfers tonen dat slechts vijf lidstaten
(Bulgarije, Spanje, Cyprus, Polen en Slovenië) gebruik hebben gemaakt van dit
soort vergunning. Spanje was veruit de grootste gebruiker en verantwoordelijk
voor 84 % van het totaal. 5.4. Weigering
om standaardvergunningen af te geven In bijlage 5 wordt een overzicht
gegeven van het aantal aanvragen voor standaardvergunningen dat door de
bevoegde autoriteiten is geweigerd28.
Slechts zeven lidstaten hebben melding gemaakt van weigeringen, en van de in
totaal 318 gemelde gevallen vond 72 % plaats in Italië en 25 % in
Spanje. De belangrijkste reden om een vergunning te
weigeren, was dat het uit te voeren voorwerp in de betrokken lidstaat als
nationaal erfgoed werd beschouwd. Het aantal gevallen waarin een onvolledige
aanvraag werd overgelegd, is niet in de vermelde cijfers meegenomen omdat de
autoriteiten een aanvraag in dergelijke gevallen doorgaans niet weigeren, maar
de aanvragers de mogelijkheid bieden om de ontbrekende informatie alsnog te
verstrekken. Het aantal geweigerde vergunningen in
verhouding tot het totale aantal afgegeven vergunningen is in de EU erg laag
(0,4 %). In de voorafgaande periode (2000-2010) was de verhouding van
dezelfde orde. 5.5. Zendingen
waarbij niet-naleving van de voorschriften werd vastgesteld Bijlage 6 heeft
betrekking op het aantal zendingen waarbij niet-naleving van de toepasselijke
voorschriften werd vastgesteld[29].
Voor de driejarige periode werden door de lidstaten in totaal 147 gevallen
gemeld, een zeer gering aantal in vergelijking met het aantal vergunningen dat
werd verleend (overeenkomend met 0,2 % van het totale aantal
vergunningen). Twee lidstaten (Frankrijk en Nederland) namen de meeste gevallen
voor hun rekening (136 van de 147 gevallen). De lidstaten gaven aan dat de zendingen die niet
aan de voorschriften voldeden doorgaans door hun douaneautoriteiten of de
politie werden ontdekt. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval en de
vigerende nationale wetgeving, worden dergelijke gevallen verder afgehandeld
door de bevoegde autoriteiten, de politie en de gerechtelijke autoriteiten. 6. Uitdagingen
voor de toekomst Tijdens de verslagperiode zijn er diepgaande
besprekingen gehouden over een aantal fundamentele vraagstukken die van invloed
zijn op de toekomst van het bestaande systeem. De vergaderingen van het comité boden
een geschikt platform om ideeën uit te wisselen en tot actie over te gaan. 6.1. Gebruik van elektronische
systemen In de meeste lidstaten is het nog altijd niet
mogelijk om elektronisch een uitvoervergunning aan te vragen. Zelfs in die
lidstaten waar elektronische formulieren beschikbaar zijn (met uitzondering van
Spanje), dient de feitelijke aanvraag schriftelijk te worden ingediend. Daarom
zijn er, behalve in Spanje, in geen van de lidstaten elektronische vergunningen
beschikbaar. In Spanje moet de elektronisch verkregen vergunning evengoed nog
worden geprint of gedownload om aan de douane te overleggen. Tijdens de verslagperiode werd uitgebreid
gesproken over de mogelijkheid om op EU-niveau een elektronisch systeem te
ontwikkelen voor de afgifte van uitvoervergunningen. In 2011 stelde Frankrijk
voor om onderzoek te doen naar de mogelijke invoering van een onlinedienst die
gekoppeld zou kunnen worden aan de nationale systemen voor de afhandeling van
douaneformaliteiten. In 2012 werd er samen met 8 lidstaten over dit onderwerp
vergaderd. De lidstaten waren het erover eens dat de
toekomstige ontwikkeling van een gemeenschappelijke databank aanzienlijke
voordelen op zou kunnen leveren, voordelen die de potentiële problemen die zijn
geconstateerd ruimschoots overtreffen. Er werd echter benadrukt dat er geen
financiering voorhanden is. Gezien de bestaande beperkingen, is de
Commissie tot de conclusie gekomen dat het project nog onvoldoende was
uitontwikkeld, maar zij heeft Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk (de
grootste verstrekkers van vergunningen) uitgenodigd om concretere ideeën te
ontwikkelen. Deze lidstaten hebben zich over het onderwerp gebogen en zullen
hun conclusies in de nabije toekomst presenteren. 6.2. Interpretatie van de
categorieën cultuurgoederen Het is niet altijd makkelijk om specifieke
voorwerpen in een van de categorieën cultuurgoederen in bijlage I bij de
basisverordening onder te brengen. Verschillende lidstaten kunnen in dat
opzicht verschillende keuzes maken. De omschrijvingen in elk van de categorieën
zijn soms onduidelijk, wat aanleiding kan geven tot uiteenlopende
interpretaties. Naar aanleiding van discussies tijdens
vergaderingen van het comité werd afgesproken een werkgroep over de
interpretatie van categorieën op te richten, bestaande uit vertegenwoordigers
van een aantal lidstaten en de Commissie. De werkgroep had tot taak
richtsnoeren op te stellen voor de interpretatie van enkele problematische
categorieën, waaronder tevens specifieke soorten voorwerpen vielen die specifieke
indelingsproblemen met zich meebrachten (munten, iconen, fossielen). De
werkgroep kwam in 2013 twee keer bijeen en heeft ook in subgroepen en via
schriftelijke gedachtewisselingen werk verricht. De werkgroep is tot de conclusie gekomen dat een gemeenschappelijke
interpretatie geen oplossing zou zijn voor alle problemen. In plaats daarvan
zou de formulering van sommige categorieën mogelijk moeten worden herzien, zou
een categorie moeten worden verwijderd of een nieuwe moeten worden toegevoegd.
In de wetenschap dat een wijziging van bijlage I een herziening van de
hele verordening zou betekenen, is de werkgroep overeengekomen om uitsluitend
verder te werken aan de interpretatie en enkel bepaalde aspecten eruit te
lichten die voor herziening in aanmerking komen: de indeling van iconen, de
indeling van afzonderlijke munten en afzonderlijke paleontologische voorwerpen,
de definitie van "collecties" en de reikwijdte van categorie 15. 6.3. Samenwerking tussen autoriteiten Voor een goede tenuitvoerlegging van de
basisverordening is de deelname van andere autoriteiten vereist: niet alleen de
deelname van de culturele autoriteiten en de douane, maar ook van de politie.
Het is van wezenlijk belang dat autoriteiten onbelemmerd en actief samenwerken
en dat zij elkaars standpunten, beperkingen en behoeften begrijpen. Deze kwestie is in de besprekingen met het comité
op de voorgrond geplaatst. Het initiatief daartoe is genomen door Oostenrijk
met een presentatie over relevante douanewetgeving. Vervolgens gaven Nederland,
Hongarije en Italië voorbeelden van een goede samenwerking tussen autoriteiten
op alle niveaus. Alle lidstaten werden uitgenodigd om hun ervaringen te delen
en zo bij te dragen tot een beter begrip. Uit de presentaties bleek dat de samenwerking tussen
de autoriteiten in Nederland, Hongarije en Italië gebaseerd is op een kader of
op multilaterale overeenkomsten tussen de bevoegde ministeries. De samenwerking
krijgt gestalte via speciale opleidingen voor douaneambtenaren, uitwisseling
van informatie ten aanzien van risico-indicatoren of risicoprofielen, deelname
aan gezamenlijke operaties om illegale goederen op te sporen en bijstand bij
het identificeren van cultuurgoederen. Dit initiatief zal in de toekomst verder
worden voortgezet en mogelijk resulteren in de ontwikkeling van een reeks beste
praktijken. Er is consensus bereikt over de behoefte om tevens instrumenten te
ontwikkelen voor een doeltreffender samenwerking tussen de bevoegde
autoriteiten van de verschillende lidstaten. 6.4. Geschiktheid van financiële drempelwaarden In bijlage I bij de basisverordening zijn de
financiële drempelwaarden vastgesteld die op de meeste in de lijst gemelde
categorieën[30]
cultuurgoederen van toepassing zijn. Voor voorwerpen die tot deze categorieën
behoren, is alleen een uitvoervergunning vereist indien de waarde ervan de
toepasselijke drempel bereikt. Voor de meerderheid van de lidstaten zijn de
financiële drempelwaarden te hoog en zouden ze verlaagd moeten worden. Zij
stellen dat de verordening niet haar beoogde rol kan vervullen bij de
bescherming van hun nationale erfgoed door de hoge drempelwaarden. Dit
verklaart voor een deel het feit dat veel lidstaten[31] de verordening maar
zeer gering hebben gebruikt. Overeenkomstig artikel 10 van de
basisverordening worden de in bijlage I genoemde bedragen opnieuw bekeken
en mogelijk herzien, rekening houdend met economische en monetaire indicatoren.
Deze bepaling sluit niet langer aan bij de situatie in de EU. Mocht de
verordening worden herzien, dan zou een meerderheid van de lidstaten
voorstander zijn van het verlagen van de bestaande drempelwaarden. 6.5. Invoer van cultuurgoederen in de
EU Op verschillende fora is bezorgdheid geuit over
het ontbreken van een instrument om de invoer van cultuurgoederen in de EU te
controleren. Dit is een aangelegenheid die tot de exclusieve bevoegdheid van de
EU behoort. Desalniettemin heeft de EU restricties opgelegd op
de invoer van cultuurgoederen uit Irak[32]
en Syrië[33].
Bij Verordening (EG) nr. 1210/2013 is de invoer, uitvoer en
handel in Iraakse cultuurgoederen verboden indien de goederen illegaal uit Irak
zijn meegenomen, zonder toestemming van hun rechtmatige eigenaar of in strijd
met de Iraakse wet- en regelgeving. Op een vergelijkbare manier is bij
Verordening (EU) nr. 1332/2013 de invoer, uitvoer en
overbrenging van Syrische cultuurgoederen verboden, wanneer kan worden vermoed
dat de goederen zijn weggehaald zonder de toestemming van hun rechtmatige
eigenaar of in strijd met de Syrische wetgeving of het internationale recht. De
categorieën goederen waarop deze verordeningen van toepassing zijn, zijn in de
bijlagen van de verordeningen opgenomen en beide bijlagen stemmen overeen met
bijlage I van de basisverordening. Op 12 oktober 2012 hebben de
Franse douaneambtenaren 13 archeologische voorwerpen uit Irak in beslag
genomen. 7. Conclusies Het systeem dat oorspronkelijk voor 12 lidstaten
is ontworpen en in 1993 is ingevoerd voor de controle van de uitvoer van
cultuurgoederen aan de buitengrenzen van de EU, wordt met wisselende intensiteit
door de lidstaten gebruikt. De omvang en het belang van het nationaal erfgoed,
evenals de ontwikkelingsgraad van de kunstmarkt, bepalen in grote mate in
hoeverre lidstaten dit systeem toepassen. Hoewel de meeste lidstaten de bestaande wetgeving
nuttig vinden, zien zij tevens de noodzaak van praktische verbeteringen in. Een
aantal lopende en toekomstige initiatieven moet bijdragen aan een betere
werking van het systeem. Een goede samenwerking tussen alle actoren en op alle
niveaus is van essentieel belang om dat mogelijk te maken. * * * De
Commissie verzoekt het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch
en Sociaal Comité kennis te nemen van dit verslag. [1] Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad
van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen
(gecodificeerde versie) (PB L 39 van 10.2.2009, blz. 1). Deze
verordening kwam in de plaats van Verordening (EEG) nr. 3911/92
van de Raad van 9 december 1992, betreffende de uitvoer van
cultuurgoederen (PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1), die sinds
30 maart 1993 van toepassing was. [2] Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees
Parlement en het Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van
Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad betreffende de uitvoer
van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de
teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied
van een lidstaat zijn gebracht (COM(2000) 325 van 25.5.2000). [3] Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de
Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de tenuitvoerlegging van
Verordening (EG) nr. 116/2009 van de Raad van
18 december 2008 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen,
COM(2011) 382 van 27.6.2011. [4] Er zijn inzendingen ontvangen van 26 lidstaten (BE, BG,
CZ, DK, DE, IE, ES, FR, HR, IT, CY, LV, LT, LU, HU, MT, NL, AT, PL, PT, RO, SI,
SK, FI, SE, UK). [5] Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van
15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op
onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht
(PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74), als gewijzigd bij Richtlijn
96/100/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 februari 1997
(PB L 60 van 1.3.1997, blz. 59) en bij Richtlijn 2001/38/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001
(PB L 187 van 10.7.2001, blz. 43). Deze richtlijn is inmiddels
vervangen door Richtlijn 2014/60/EU (PB L 159 van 28.5.2014,
blz. 1). Zie tevens voetnoot 8 hieronder. [6] Zie voor nadere bijzonderheden het vierde verslag over
de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad, COM(2013) 310 van
30.5.2013. [7] COM(2013) 311 van 30.5.2013. [8] Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die
op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en
houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012
(herschikking). Zie tevens voetnoot 5 hierboven. [9] Richtlijn 93/7/EEG bevatte een bijlage met categorieën
cultuurgoederen die identiek was aan bijlage I van de basisverordening:
deze bijlage bestaat niet langer in de nieuwe richtlijn. [10] Het IMI is formeel vastgesteld bij
Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de
Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking
via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van
Beschikking2008/49/EG van de Commissie ("de IMI-verordening"). [11] Resolutie van de Raad van 16 november 2007 over
een Europese agenda voor cultuur (PB C 287 van 29.11.2007, blz. 1). [12] PB C 325 van 2.12.2010, blz. 1. [13] Het
verslag was opgesteld voor DG Binnenlandse Zaken van de Commissie in het kader
van het contract HOME/2009/ISEC/PR/019-A2. [14] http://ec.europa.eu/home-affairs/doc_centre/crime/crime_prevention_en.htm. [15] 17541/11 ENFOPOL 415 CULT 111 ENFOCUSTOM 143. [16] 14232/12 ENFOPOL 292 CULT 116 ENFOCUSTOMS 93. [17] 10515/1/12 REV 1 ENFOCUSTOMS 45 ENFOPOL 159. [18] BE, BG, CZ, DE, ES, IT, LU, HU, NL, AT, RO en SK, en
Rusland, Zwitserland, Turkije, Oekraïne en de VS. [19] BE, BG, CZ, DE, EL, ES, FR, HR, IT, CY, MT, HU, NL, AT,
PL, PT, RO, SI, UK. [20] Verordening (EU) nr. 1332/2013 van de Raad
van 13 december 2013 tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen
in het licht van de situatie in Syrië (PB L 335 van 14.12.2013,
blz. 3). [21] HOME/2011/ISEC/AG/2607. [22] http://obs-traffic.museum/ [23] UNESCO-Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige
invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en
te verhinderen, Parijs, 14 november 1970: geratificeerd door de
volgende lidstaten: BE, BG, CZ, DK, DE, EE, EL, ES, FR, HR, IT, CY, LT, HU, NL,
PL, PT, RO, SI, SK, FI, SE, UK. [24] Unidroit-Overeenkomst inzake gestolen of illegaal
geëxporteerde culturele voorwerpen, Rome, 24 juni 1995: geratificeerd
door de volgende lidstaten: DK, EL, ES, HR, IT, CY, LT, HU, PT, RO, SI, SK, FI,
SE. [25] http://www.unesco.org/new/en/safeguarding-syrian-cultural-heritage/international-initiatives/emergency-safeguarding-of-syria-heritage/ [26] PB C 72 van 11.3.2014, blz. 16 (de
gerectificeerd Kroatische versie is bekendgemaakt in PB C 205 van
2.7.2014, blz. 27). [27] PB C 40 van 11.2.2014, blz. 6. [28] De cijfers bevatten gegevens die door 26 lidstaten zijn
ingediend, zie voetnoot 4. De vergelijkbare cijfers uit de periode 2000-2010
wijzen er echter niet op dat de ontbrekende gegevens de conclusies zou
veranderen die voor de verslagperiode zijn getrokken. [29] De cijfers bevatten gegevens van 25 lidstaten (BG, CZ, DK,
DE, IE, ES, FR, HR, IT, CY, LV, LT, LU, HU, MT, NL, AT, PL, PT, RO, SI, SK, FI,
SE, UK). . [30] Met uitzondering van de categorieën 1 (oudheidkundige
voorwerpen), 2 (monumenten die niet in hun geheel bewaard zijn gebleven), 9
(wiegendrukken en manuscripten) en 12 (archieven). [31] Vrijwel alle lidstaten die sinds 2004 tot de EU zijn
toegetreden, vinden de financiële drempels te hoog. [32] Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad
van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de
economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van
Verordening (EG) nr. 2465/96 (PB L 169 van 8.7.2003,
blz. 6). [33] Zie voetnoot 20 hierboven. BIJLAGEN Bijlage
1: De door
de lidstaten afgegeven standaardvergunningen * || || Jaar || || TOTAAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || 261 || 229 || 313 || 803 || 1 % BG || 0 || 1 || 0 || 1 || 0 % CZ || 56 || 171 || 141 || 368 || 1 % DK || 38 || 36 || 42 || 116 || 0 % DE || 1 138 || 1 081 || 1 181 || 3 400 || 5 % EE || - || - || - || - || - IE || 14 || 12 || 10 || 36 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 281 || 620 || 548 || 1 449 || 2 % FR || 2 863 || 3 003 || 2 907 || 8 773 || 13 % HR |||||| 3 || 3 || 0 % IT || 7 904 || 9 455 || 9 682 || 2 7041 || 39 % CY || 2 || 4 || 1 || 7 || 0 % LV || 3 || 2 || 4 || 9 || 0 % LT || 0 || 0 || 10 || 10 || 0 % LU || 0 || 5 || 0 || 5 || 0 % HU || 32 || 33 || 13 || 78 || 0 % MT || 13 || 13 || 10 || 36 || 0 % NL || 282 || 260 || 276 || 818 || 1 % AT || 516 || 553 || 475 || 1 544 || 2 % PL || 69 || 61 || 76 || 206 || 0 % PT || 247 || 347 || 279 || 873 || 1 % RO || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SI || 30 || 24 || 35 || 89 || 0 % SK || 1 || 4 || 4 || 9 || 0 % FI || 0 || 1 || 2 || 3 || 0 % SE || 111 || 62 || 330 || 503 || 1 % UK || 7 637 || 7 856 || 8 222 || 23 715 || 34 % Totaal || 21 498 || 23 833 || 24 564 || 69 895 || 100 % * Onder
één vergunning kunnen verschillende culturele voorwerpen vallen: de cijfers
hebben zowel betrekking op permanente als op tijdelijke vergunningen. Bijlage
2: Aantal
specifieke open vergunningen dat in omloop was || || Jaar || || TOTAAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % BG || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CZ || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EE || - || - || - || - || - IE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FR || 0 || 0 || 24 || 24 || 3 % HR |||||| 0 || 0 || 0 % IT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CY || 1 || 0 || 1 || 2 || 0 % LV || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HU || 24 || 0 || 4 || 28 || 3 % MT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % NL || 65 || 125 || 97 || 287 || 30 % AT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PL || 111 || 92 || 66 || 269 || 28 % PT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % RO || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SI || 1 || 12 || 12 || 25 || 3 % SK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FI || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % UK || 59 || 91 || 161 || 311 || 33 % Totaal || 261 || 320 || 365 || 946 || 100 % Bijlage
3: Personen
/ organisaties die houder zijn van een specifieke open vergunning || || Jaar || || TOTAAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % BG || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CZ || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EE || - || - || - || - || - IE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FR || 0 || 0 || 17 || 17 || 3 % HR |||||| 0 || 0 || 0 % IT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CY || 1 || 0 || 1 || 2 || 0 % LV || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HU || 49 || 49 || 53 || 151 || 26 % MT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % NL || 25 || 50 || 49 || 124 || 21 % AT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PL || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % RO || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SI || 3 || 5 || 3 || 11 || 2 % SK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FI || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % UK || 53 || 84 || 146 || 283 || 48 % Totaal || 131 || 188 || 269 || 588 || 100 % Bijlage
4: Aantal algemene open vergunningen dat in omloop was || || Jaar || || TOTAAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % BG || 3 || 2 || 6 || 11 || 2 % CZ || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EE || - || - || - || - || - IE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 114 || 145 || 138 || 397 || 84 % FR || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HR |||||| 0 || 0 || 0 % IT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CY || 2 || 4 || 1 || 7 || 1 % LV || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % MT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % NL || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % AT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PL || 19 || 16 || 11 || 46 || 10 % PT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % RO || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SI || 3 || 5 || 3 || 11 || 2 % SK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FI || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % UK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % Totaal || 141 || 172 || 159 || 472 || 100 % Bijlage
5: Aantal
aanvragen voor standaardvergunningen dat is geweigerd || || Jaar || || TOTAAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % BG || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CZ || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EE || - || - || - || - || - IE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 17 || 26 || 35 || 78 || 25 % FR || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HR || || || 0 || 0 || 0 % IT || 60 || 81 || 88 || 229 || 72 % CY || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LV || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % MT || 2 || 0 || 2 || 4 || 1 % NL || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % AT || 1 || 2 || 0 || 3 || 1 % PL || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PT || 1 || 0 || 0 || 1 || 0 % RO || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SI || 0 || 1 || 0 || 1 || 0 % SK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FI || 0 || 0 || 2 || 2 || 1 % SE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % UK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % Totaal || 81 || 110 || 127 || 318 || 100 % Bijlage
6: Aantal
ontdekte onreglementaire zendingen || || Jaar || || TOTAL || Aandeel in het totaal || 2011 || 2012 || 2013 || 2011-2013 || (in %) BE || n/a || n/a || n/a || n/a || n/a BG || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CZ || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % DE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EE || - || - || - || - || - IE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % EL || - || - || - || - || - ES || 2 || 3 || 2 || 7 || 5 % FR || 12 || 29 || 31 || 72 || 49 % HR |||||| 0 || 0 || 0 % IT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % CY || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LV || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % LU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % HU || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % MT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % NL || 24 || 20 || 20 || 64 || 44 % AT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % PL || 0 || 1 || 0 || 1 || 1 % PT || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % RO || 0 || 2 || 1 || 3 || 2 % SI || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % FI || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % SE || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % UK || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 % Totaal || 38 || 55 || 54 || 147 || 100 % ***