Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015BP0930(22)

    Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2015 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2013

    PB L 255 van 30.9.2015, p. 221–224 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2015/930(22)/oj

    30.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 255/221


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2015

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2013

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2013,

    gezien artikel 94 van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A8-0073/2015),

    A.

    overwegende dat volgens de jaarrekening de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna het „Agentschap”) voor het begrotingsjaar 2013 107 270 800 EUR bedroeg;

    B.

    overwegende dat het Agentschap subsidies van de Commissie heeft ontvangen ter hoogte van 7 632 000 EUR, alsmede voorfinanciering van het Instrument voor pretoetredingssteun ter hoogte van 103 524 EUR en andere bijdragen en financiering van de Commissie ter hoogte van 920 900 EUR;

    C.

    overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2013 (hierna „het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Agentschap betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    1.   

    merkt op dat het Agentschap sinds 2012 als taak had om de technische, wetenschappelijke en administratieve aspecten van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad te beheren en uit te voeren (BPR-verordening) (1), alsmede vergelijkbare taken die verband houden met de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PIC-verordening) (2);

    Follow-up van de kwijting voor 2012

    2.

    maakt uit het verslag van de Rekenkamer op dat naar aanleiding van twee in haar verslag voor 2011 geformuleerde opmerkingen die in haar verslag voor 2012 als „openstaand” aangemerkt waren, er één corrigerende maatregel genomen was die nu in het verslag van de Rekenkamer als „afgerond” is aangemerkt, terwijl de andere opmerking is aangemerkt als „niet van toepassing”; merkt bovendien op dat er ten aanzien van de twee opmerkingen in het verslag van de Rekenkamer van 2012 als respons één corrigerende maatregel genomen is en dat de opmerking is aangemerkt als „afgerond”, terwijl de andere opmerking is aangemerkt als „niet van toepassing”;

    3.

    verneemt van het Agentschap dat:

    a)

    er in 2013 een formeel beleid omtrent het beheer van vaste activa werd vastgelegd en uitgevoerd; de Rekenkamer de aanbeveling hierover in haar verslag als afgerond beschouwt;

    b)

    het Agentschap de cv's en belangenverklaringen van alle leden van de raad van bestuur op zijn website heeft geplaatst;

    c)

    de informatie over de impact van zijn activiteiten op de burgers van de Unie op de website van het Agentschap op verscheidene manieren verstrekt wordt, en ook via de publicatie van strategische documenten zoals algemene verslagen of evaluatieverslagen;

    Begrotings- en financieel beheer

    4.

    merkt op dat ten aanzien van de BPR-verordening, de uitgaven van het Agentschap voor biociden gedeeltelijk worden gefinancierd uit vergoedingen die worden betaald door de industrie en gedeeltelijk uit een subsidie van de Unie, als bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002; merkt op dat in 2013 het leeuwendeel van de uitgaven van het Agentschap gefinancierd werd uit een subsidie van de Unie, omdat het pas per 1 september 2013 begon met de facturering van kosten bij de aanvragers overeenkomstig de BPR-verordening;

    5.

    merkt bovendien op dat het Agentschap met een bedrag van 920 900 EUR door de Commissie gesteund werd ter compensatie van niet-gematerialiseerde inkomsten en dat op 30 december 2013 een uitzonderlijke, eenmalige vrijwillige bijdrage van 177 057 EUR is ontvangen van Noorwegen (om te worden gebruikt voor de ontwikkeling van biocidediensten bij het Agentschap);

    6.

    merkt op dat, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 („REACH”-verordening), het Agentschap wordt gefinancierd uit de vergoedingen die worden betaald door de industrie voor de registratie van chemische stoffen en uit een mogelijke compenserende subsidie van de Unie, als bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002); merkt bovendien op dat het Agentschap in 2013 voor het derde opeenvolgende jaar volledig werd gefinancierd uit de vergoedingen voor de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, en voor de indelings-, etiketterings- en verpakkingsactiviteiten;

    7.

    merkt op dat in overeenstemming met de PIC-verordening, de uitgaven van het Agentschap in 2013 werden gefinancierd uit een subsidie ten laste van de algemene begroting van de Unie;

    8.

    vestigt de aandacht op het feit dat de begrotingsinkomsten uit vergoedingen en heffingen aan ontvangen gelden 86 113 139 EUR bedroegen; benadrukt dat voor de tenuitvoerlegging van activiteiten in het kader van de BPR-verordening en de PIC-verordening, een bedrag van 7 632 000 EUR ter beschikking is gesteld uit de algemene begroting van de Unie; wijst erop dat dit bedrag 0,005 % van de totale begroting van de Unie vormt;

    9.

    merkt op dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2013 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 98,64 % en dat het uitvoeringspercentage voor de betalingskredieten 86,18 % bedroeg; constateert dat het uitvoeringspercentage voor de betalingskredieten met 3,28 % is gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar; maakt verder uit het verslag van de Rekenkamer op dat de uitvoeringspercentages van de begroting bevredigend waren voor de titels I en II;

    Vastleggingen en overdrachten

    10.

    stelt met bezorgdheid vast dat het niveau van naar 2014 overgedragen vastgelegde kredieten hoog bleef, namelijk 46 % voor de titels III, IV en V (beleidsuitgaven); concludeert echter uit het verslag van de Rekenkamer dat deze overdrachten hoofdzakelijk het gevolg waren van het meerjarige karakter van de geplande IT-ontwikkelingsprojecten, de kosten voor bestelde, maar tegen het eind van het jaar nog niet ontvangen vertalingen en beoordelingen van stoffen met als voorgeschreven termijn februari 2014; verzoekt het Agentschap alert te blijven op te veel overdrachten van beleidsuitgaven;

    Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

    11.

    constateert dat er voor het jaar 2013 geen steekproefsgewijs gecontroleerde verrichtingen, noch andere controlebevindingen zijn geweest die aanleiding hebben gegeven tot opmerkingen over de aanbestedingsprocedure van het Agentschap in het verslag van de Rekenkamer; merkt verder op dat de Rekenkamer in zijn verslag geen opmerkingen heeft gemaakt over de aanwervingsprocedures van het Agentschap;

    12.

    wijst erop dat de personeelsgerelateerde uitgaven tussen 2012 en 2013 met 11 % zijn gestegen; wijst er verder op dat er aan het eind van 2013 468 van de 503 beschikbare posten bekleed waren en dat er 95 arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen in dienst waren;

    Voorkoming van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    13.

    merkt op dat het Agentschap is ingegaan op de aanbevelingen in Speciaal verslag nr. 15/2012 van de Rekenkamer over de omgang met belangenconflicten bij een selectie van agentschappen van de EU, en verwacht dat het Agentschap deze aanbevelingen strikt zal toepassen;

    14.

    stelt met bezorgdheid vast dat het Agentschap op grond van een eenvoudige, geautomatiseerde volledigheidscontrole registratienummers toekent — de eerste voorwaarde om chemische stoffen te mogen blijven vervaardigen en op de markt te brengen; constateert echter dat het geen registratienummers intrekt, ook niet als er sprake is van duidelijke en hardnekkige niet-naleving van registratiedossiers;

    15.

    vindt het grote aantal registratiedossiers dat niet aan de voorwaarden voldoet en het feit dat het Agentschap bedrijven die de regels niet naleven niet bekendmaakt verontrustend;

    16.

    onderkent dat het Agentschap beschikt over transparante belangenverklaringen, en verzoekt het Agentschap zijn interne procedures te blijven herzien en zijn beleid te blijven verbeteren om de onafhankelijkheid en transparantie te waarborgen op alle werkterreinen van het Agentschap die betrekking hebben op zowel externe als tijdelijke medewerkers;

    17.

    wijst erop dat het discussieplatform van het Agentschap met niet-gouvernementele organisaties een nuttig forum is om kwesties te bespreken die van belang zijn voor het maatschappelijk middenveld;

    Tenuitvoerlegging van REACH

    18.

    wijst op de benoeming van een ambassadeur voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), die de belangen van relatief kleine bedrijven binnen het Agentschap en naar buiten toe behartigt; merkt verder op dat het de prioriteit van het Agentschap is om intensieve ondersteuning te bieden zodat kmo's aan de voorschriften kunnen voldoen zonder dat dit een onevenredig grote belasting voor ze vormt;

    19.

    wijst op de maatregelen die genomen zijn om de communicatie tussen het Agentschap en zijn begunstigden te verbeteren; neemt in dit verband kennis van de ontwikkeling van IT-hulpmiddelen zoals veelgestelde vragen of technische begeleiding en de publicatie van een stappenplan in de aanloop naar de registratietermijn, alsmede ondersteuning voor nationale helpdesks; is van mening dat het Agentschap meer moet communiceren met downstream-gebruikers;

    20.

    wijst met bezorgdheid op de wijze waarop het Agentschap de vergunningsprocedure als onderdeel van de REACH-verordening toepast en zich daarbij met name concentreert op het verstrekken van hulp aan bedrijven om een vergunning te krijgen voor het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen in plaats van hen in dezelfde mate te helpen om innovatie en de vervanging van de gevaarlijkste chemische stoffen door veiligere alternatieven te stimuleren;

    21.

    stelt met bezorgdheid vast dat het Agentschap vertrouwelijkheidsclaims in het kader van vergunningsaanvragen niet naar behoren beoordeelt;

    Intern auditonderzoek

    22.

    verneemt uit het algemene verslag van het Agentschap dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie in 2013 een auditonderzoek heeft verricht naar het „Comitébeheer bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen”, dat resulteerde in zeven aanbevelingen, waarvan er één werd aangemerkt als „zeer belangrijk”;

    23.

    merkt op dat de aanbeveling „zeer belangrijk” betrekking heeft op een toetsing van de uitlegging door het Agentschap van het tijdschema voor het opstellen van comitéadviezen inzake de risicobeoordeling van stoffen die worden voorgedragen voor de geharmoniseerde indeling, etikettering en verpakking krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3);

    24.

    merkt op dat de interneauditcapaciteit van het Agentschap (IAC) betrouwbaarheidscontroles heeft verricht op de invoering van videotoezicht in de gebouwen van het Agentschap, op het forumsecretariaat en op het beheer van documenten en bestanden; vergewist zich ervan dat de actieplannen zijn ontwikkeld volgens de aanbevelingen van de IAS en de IAC;

    25.

    is verheugd over het feit dat het Agentschap een audit heeft verricht om de efficiëntie van het beheer van de aanbestedingsprocedures te verhogen die geresulteerd heeft in maatregelen die in 2014 ten uitvoer zullen worden gelegd;

    Overige opmerkingen

    26.

    stelt met bezorgdheid vast dat de uitvoerend directeur van het Agentschap een voorbehoud heeft gemaakt bij zijn betrouwbaarheidsverklaring voor het jaar 2013, aangezien controles of inspecties op nationaal niveau niet onder het mandaat van het Agentschap vallen, en er bijgevolg niet kon worden bevestigd dat op de markt van de Unie uitsluitend geregistreerde of toegestane stoffen en producten circuleren waarvoor een vergoeding aan het Agentschap is betaald;

    27.

    is ingenomen met de voorbeeldige maatregelen van het Agentschap op het gebied van kosteneffectieve en milieuvriendelijke maatregelen; spoort het Agentschap aan deze goede werkwijze voort te zetten;

    28.

    verzoekt het Agentschap opnieuw in zijn interne en externe communicatie duidelijk te maken dat het middelen uit de algemene begroting van de Unie („subsidie van de Unie”) ontvangt in plaats van een subsidie van de Commissie of een subsidie van de Gemeenschap;

    29.

    verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 29 april 2015 (4) over de prestaties, het financieel beheer van en de controle op de agentschappen.

    (1)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

    (2)  Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).

    (3)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (4)  Aangenomen teksten, P8_TA(2015)0130 (zie bladzijde 431 van dit Publicatieblad).


    Top