Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015BP0930(01)

    Resolutie van het Europees Parlement van 29 april 2015 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling I — Europees Parlement

    PB L 255 van 30.9.2015, p. 3–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2015/930(1)/oj

    30.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 255/3


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 29 april 2015

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling I — Europees Parlement

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2013, afdeling I — Europees Parlement,

    gezien het Besluit van de Europese Ombudsman van 26 februari 2015 tot afsluiting van zijn initiatiefonderzoek OI/1/2014/PMC inzake klokkenluiders,

    gezien artikel 94, artikel 98, lid 3, van en bijlage V bij zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0082/2015),

    A.

    overwegende dat de rekenplichtige van het Parlement in zijn certificering van de definitieve rekeningen aangeeft ervan overtuigd te zijn dat deze een getrouw en juist beeld geven van de financiële positie van het Parlement in alle materiële aspecten en dat er geen zaken onder zijn aandacht zijn gebracht die het maken van een voorbehoud rechtvaardigen;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer naar aanleiding van haar controle heeft besloten dat bij de controle geen ernstige tekortkomingen werden vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten bij het Parlement en dat de toezicht- en controlesystemen, wat de administratieve uitgaven in 2013 betreft, doeltreffend waren;

    C.

    overwegende dat volgens de gebruikelijke procedure een vragenlijst aan de administratie van het Parlement is gezonden en dat de meeste antwoorden door de Commissie begrotingscontrole zijn besproken in aanwezigheid van de voor begrotingsaangelegenheden verantwoordelijke ondervoorzitters, de secretaris-generaal en de interne controleur; overwegende dat voor het eerst een aantal vragen van leden niet is beantwoord, noch schriftelijk, noch mondeling, waardoor het Parlement niet over de benodigde informatie beschikt om een gefundeerd besluit te kunnen nemen over bepaalde belangrijke aspecten in verband met het verlenen van kwijting aan het Europees Parlement;

    D.

    overwegende dat toezicht noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de administratie en het politiek leiderschap van het Parlement verantwoordelijk worden gesteld ten aanzien van de burgers van de Unie; overwegende dat de kwaliteit, doeltreffendheid en doelmatigheid van het beheer van de overheidsfinanciën voortdurend kunnen worden verbeterd;

    E.

    overwegende dat in het op 11 juli 2014 vastgestelde verslag van de Rekenkamer opgemerkt wordt dat ongeveer 114 miljoen EUR per jaar op de begroting van de Unie kan worden bespaard als het Parlement zijn activiteiten centraliseert;

    F.

    overwegende dat het Parlement als enige van alle instellingen geen kwijting verleent aan de secretaris-generaal of een bevoegde ondervoorzitter, maar aan zijn voorzitter;

    De rekeningen van het Europees Parlement

    1.

    stelt vast dat de definitieve kredieten van het Parlement voor 2013 in totaal 1 750 463 939 EUR beliepen, zijnde 19,07 % van rubriek V van het meerjarig financieel kader voor de administratieve uitgaven van de EU-instellingen als geheel in 2013, en neerkomen op een stijging met 1,9 % ten opzichte van de begroting 2012 (1 717 868 121 EUR);

    2.

    constateert dat de totale in de boekhouding opgenomen ontvangsten op 31 december 2013158 117 371 EUR bedroegen (tegenover 175 541 860 EUR in 2012), waaronder 25 991 783 EUR aan bestemmingsontvangsten (tegenover 22 274 843 EUR in 2012);

    3.

    neemt er kennis van dat vier hoofdstukken 70 % van de totale vastleggingen uitmaken: hoofdstuk 10 (Leden van de instelling), hoofdstuk 12 (Ambtenaren en tijdelijke functionarissen), hoofdstuk 20 (Gebouwen en bijkomende kosten) en hoofdstuk 42 (Assistentie aan de leden);

    4.

    neemt kennis van de onderstaande cijfers, op grond waarvan de rekeningen van het Parlement voor het begrotingsjaar 2013 werden afgesloten:

    a)   Beschikbare kredieten (EUR)

    kredieten voor 2013:

    1 750 463 939

    niet-automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2012:

    0

    automatische overdrachten van het begrotingsjaar 2012:

    305 457 875

    kredieten corresponderend met bestemmingsontvangsten voor 2013:

    25 991 783

    overdrachten corresponderend met bestemmingsontvangsten van 2012:

    106 900 532

    Totaal:

    2 188 814 129

    b)   Besteding van de kredieten in het begrotingsjaar 2013 (EUR)

    vastleggingen:

    2 162 476 429

    verrichte betalingen:

    1 769 756 705

    automatisch overgedragen kredieten, waaronder die afkomstig van bestemmingsontvangsten:

    384 709 057

    niet-automatisch overgedragen kredieten:

    734 000

    geannuleerde kredieten:

    33 114 755

    c)   Begrotingsontvangsten (EUR)

    ontvangen in 2013:

    158 117 371

    d)

    Totale balans op 31 december 2013 (EUR)

    1 573 957 198

    5.

    merkt op dat in 2013 voor 99,02 % van de op de begroting van het Parlement ingeschreven kredieten vastleggingen zijn verricht, met een annuleringspercentage van 0,8 %, en dat, net als in de vorige begrotingsjaren, een zeer hoog niveau van uitvoering van de begroting werd gerealiseerd;

    6.

    wijst er evenwel op dat uit een dergelijk hoog begrotingsuitvoeringspercentage niet valt op te maken of hierbij sprake is van overschrijvingen, waarmee aan het einde van het jaar alle nog beschikbare kredieten worden overgedragen naar begrotingslijnen voor het gebouwenbeleid, in het bijzonder voor versnelde kapitaalaflossing ter vermindering van toekomstige rentebetalingen; wenst het begrotingsuitvoeringspercentage daarom te ontvangen vóór de aanvang van de procedure van collectieve overschrijvingen;

    7.

    wijst er in dit verband op dat 54 000 000 EUR werd overgeschreven van voorzieningen en andere bronnen om de uitbreiding en modernisering van het Konrad Adenauer-gebouw (KAD), het belangrijkste bouwproject in Luxemburg, te helpen financieren;

    8.

    neemt er kennis van dat de financieringskosten gedurende de bouw en de aflossing van de lening hierdoor naar schatting 18 100 000 EUR lager zullen uitvallen; wijst zijn bevoegde organen er echter op dat voorfinanciering of terugbetalingen voor gebouwen in het kader van de begrotingsstrategie moeten worden vastgesteld; verzoekt zijn bevoegde organen dan ook het gebouwenbeleid van het Parlement voor toekomstige aankopen voldoende duidelijk te begroten;

    9.

    herinnert zijn administratie eraan dat het Parlement herhaaldelijk heeft verzocht om zijn gebouwenbeleid naar behoren in de begroting op te nemen; verwacht dat dit vanaf het begrotingsjaar 2016 zal gebeuren;

    10.

    heeft kritiek op het andermaal toegenomen niveau van de overdrachten, namelijk 305 457 875 EUR naar 2013 (tegenover 222 900 384 EUR in 2012);

    Adviezen van de Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de jaarrekening over 2013 en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen

    11.

    waardeert het dat bij de controle geen ernstige tekortkomingen werden vastgesteld met betrekking tot de gecontroleerde aspecten bij het Parlement;

    12.

    herinnert eraan dat de Rekenkamer de administratieve en andere uitgaven voor alle instellingen van de Unie als één beleidsgroep aan een specifieke beoordeling onderwerpt;

    13.

    neemt er nota van dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat uit de toetsing van de verrichtingen naar voren is gekomen dat de meest waarschijnlijke fout in de populatie van deze beleidsgroep 1 % bedraagt, dat zij derhalve geen foutenpercentage van materieel belang vertoont en dat de toezicht- en controlesystemen doeltreffend waren;

    14.

    merkt op dat de controle een onderzoek van een steekproef van 153 betalingsverrichtingen omvatte, namelijk 95 voor personeelsgerelateerde uitgaven, 17 voor uitgaven voor gebouwen en 41 voor andere uitgaven; stipt aan dat administratieve en andere uitgaven weinig risico plegen op te leveren en verzoekt de Rekenkamer haar onderzoek verder toe te spitsen op foutgevoeliger terreinen, namelijk de niet-naleving van de procedures voor het plaatsen van opdrachten, voor uitgaven in verband met gebouwen en voor de tenuitvoerlegging van contracten;

    15.

    wijst er nogmaals op dat aanzienlijke bezuinigingen kunnen worden behaald door ervoor te zorgen dat het Parlement één zetel heeft;

    Jaarverslag van de intern controleur

    16.

    wijst erop dat de interne controleur op 26 januari 2015 in de bevoegde commissie zijn op 23 juli 2014 ondertekende jaarverslag heeft gepresenteerd en heeft uitgelegd dat hij de administratie van het Parlement in 2013 aan de onderstaande controles heeft onderworpen:

    een raadpleging inzake ontvangst- en representatiekosten van de parlementaire commissies en interparlementaire delegaties;

    een transversale follow-up van nog niet afgewikkelde acties uit het verslag van de interne controleur — fasen I en II van 2013;

    een controle van de externe expertise waarop een beroep is gedaan voor STOA (Evaluatie van wetenschappelijke en technische opties);

    een periodieke doorlichting van het bouwproject rond het Konrad Adenauer-gebouw (KAD) — Fase 1: Projectbeheer en managementsystemen;

    een evaluatie van het project voor het nieuwe systeem voor financieel beheer (FMS) — Fase 1: Projectomvang, beheer, middelen en risicobeheer;

    een controle van de externe expertise waarop een beroep is gedaan voor het directoraat-generaal Extern Beleid;

    een controle van de voorlichtingsbureaus en van het proces van de afwikkeling van uitgaven bij gelden ter goede rekening („regularisatie”);

    17.

    benadrukt in verband met de doorlichting van het bouwproject rond het Konrad Adenauer-gebouw (KAD) de volgende aandachtspunten:

    er moet worden gewaarborgd dat het partnerschap met de Luxemburgse autoriteiten voor de volledige duur van het project efficiënt en doeltreffend blijft verlopen;

    er moet worden gewaarborgd dat voor de volledige duur van het project voldoende personeel voor het KAD-project wordt ingezet;

    de procedures voor financieel beheer en controle die van toepassing zijn op de huurovereenkomst die met de vastgoedonderneming „SI KAD PE” gesloten is, moeten nader bepaald en verduidelijkt worden;

    18.

    vraagt om tegen uiterlijk 20 mei 2015 een beknopt overzicht (drie bladzijden) van de belangrijkste punten van kritiek in het jaarverslag van de afdeling Interne Audit op te stellen;

    Audit van het internecontrolekader van het Parlement

    19.

    wijst erop dat eind 2013, na opeenvolgende follow-up-controles, 13 van de 452 acties die oorspronkelijk binnen het kader voor interne controle waren overeengekomen, nog steeds niet afgewikkeld waren; neemt nota van de vooruitgang die bij 4 van deze 13 acties is geboekt, waardoor het restrisico kon worden herzien van „belangrijk” tot „matig”;

    20.

    dringt er bij het beheer van de departementen en het centrale beheer op aan om de resterende „nog niet afgewikkelde acties” onverwijld uit te voeren; verzoekt hen strakkere tijdschema's voor nog uit te voeren acties aan te houden; verzoekt de interne controleur de Commissie begrotingscontrole op de hoogte te houden van de vooruitgang in verband met deze acties; verzoekt hen ook om een kwantificering van de kosten en besparingen van de nieuwe maatregelen die in deze resolutie worden voorgesteld en ze op te nemen in de monitoring van de kwijting 2013;

    Follow-up van de kwijtingsresolutie voor 2012

    21.

    neemt nota van de schriftelijke antwoorden op de kwijtingsresolutie voor 2012, die de Commissie begrotingscontrole op 28 oktober 2014 heeft ontvangen, en van de presentatie door de secretaris-generaal naar aanleiding van de diverse vragen en verzoeken in de kwijtingsresolutie van het Parlement voor 2012 en de in aansluiting daarop gehouden gedachtewisseling met de leden; betreurt dat aan enkele aanbevelingen van het Parlement geen passend gevolg is gegeven;

    22.

    neemt er nota van dat, vijf jaar na de tenuitvoerlegging van het nieuwe statuut van de parlementaire medewerkers, eind 2014 de evaluatie had moeten worden gepresenteerd, zoals de secretaris-generaal had toegezegd in zijn mondelinge en schriftelijke antwoorden over de follow-up van de aanbevelingen van het Parlement in de kwijtingsresolutie voor 2012; verlangt dat de evaluatie wordt uitgevoerd in samenwerking met vertegenwoordigers van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers van de vorige zittingsperiode die nog werkzaam zijn bij het Parlement, dat het verslag hierover vóór 30 juni 2015 wordt gepresenteerd en dat de Commissie begrotingscontrole in kennis wordt gesteld van de resultaten; wijst erop dat het Parlement op 31 december 20131 763 geaccrediteerde parlementaire medewerkers in dienst had;

    23.

    merkt op dat de cateringdienst eind 2013 een tekort van 3 500 000 EUR vertoonde; is verbaasd dat het niet mogelijk was een gezonde financiële situatie te bereiken hoewel het aantal gebruikers tussen 2002 en 2011 met circa 150 % is toegenomen; herhaalt, in het licht van de tweede prijsherziening (die het Bureau op 10 juni 2013 heeft goedgekeurd), zijn verzoek om voor het prijsbeleid bij het Parlement niet uit te gaan van de praktijken in andere instellingen; wijst bijvoorbeeld op de verschillende tariefstructuur in de cateringdiensten en cafetaria's van de Commissie; wijst er voorts op dat de aanzienlijke stijging van de prijzen van de aangeboden menu's niet gepaard is gegaan met een verhoging van de kwaliteit of de variatie, die integendeel sterk zijn achteruitgegaan;

    24.

    vraagt zich af waarom de koffie die bij de ingang van enkele vergaderzalen voor parlementaire commissies wordt aangeboden, 20 % duurder is dan hetzelfde product dat kan worden verkregen uit hetzelfde soort machine of in de cafetaria's van het Parlement; wijst erop dat de dienst wordt afgenomen bij het bedrijf dat belast is met de catering, welk bedrijf ook de koffiemachines van Nespresso in het Parlement exploiteert; vindt dat een verklaring moet worden gegeven voor de extra kosten die gepaard gaan met de uitbreiding van het contract tussen het Parlement en deze contractant;

    25.

    is van mening dat bijzonder belang moet worden gehecht aan het verbeteren van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) tot alle concessiemarkten van de Unie; vindt dat de concessie aan het bedrijf dat momenteel met de catering in de zetel in Brussel belast is, een obstakel vormt voor de vrije verrichting van diensten, doordat andere kmo's commerciële rechten en kansen worden ontzegd die ze tot voor kort wel nog hadden; vraagt te overwegen om in de concessiecontracten een zekere flexibiliteit in te voeren om te waarborgen dat andere exploitanten over een daadwerkelijke en niet-discriminerende toegang tot specifieke diensten beschikken; is van mening dat dit bovendien een optimaal gebruik van middelen zal bevorderen en zal leiden tot diensten met de hoogste kwaliteit tegen de beste prijs;

    Kwijting van het Europees Parlement voor 2013

    26.

    neemt kennis van de gedachtewisseling tussen de voor begrotingsaangelegenheden verantwoordelijke ondervoorzitters, de secretaris-generaal en de Commissie begrotingscontrole, die op 26 januari 2015 in aanwezigheid van het verantwoordelijke lid van de Rekenkamer en de interne controleur is gehouden;

    27.

    stelt andermaal dat de bestuurlijke organen van het Parlement bij de kwijting verantwoording moeten afleggen voor de middelen die aan het Parlement ter beschikking zijn gesteld, om te waarborgen dat de burgers van de Unie een getrouw en juist beeld krijgen van de manier waarop het Parlement de ontvangen middelen aanwendt en de manier waarop het zijn besluiten neemt, en dat het bijgevolg van essentieel belang is dat het besluitvormingsproces op volstrekt transparante wijze verloopt;

    28.

    betreurt dat de secretaris-generaal niet geantwoord heeft op een hele reeks vragen van de leden; herhaalt dat voor het effectieve toezicht op de uitvoering van de begroting van het Parlement altijd nauwe samenwerking tussen de administratie van het Parlement en de Commissie begrotingscontrole nodig geweest is en zal blijven; verzoekt de secretaris-generaal bijgevolg de vragenlijst in te vullen en schriftelijk op onderstaande vragen te antwoorden:

    Strategisch uitvoeringskader voor het Europees Parlement

    a)

    De secretaris-generaal heeft in zijn presentatie van het strategisch uitvoeringskader voor het Europees Parlement op 3 juni 2014 aangegeven dat dit gebaseerd is op een wetenschappelijke theorie die werd ontwikkeld door de Stanford School of Engineering in Palo Alto (Californië). Kan de secretaris-generaal uitleggen hoe het Parlement ertoe gekomen is deze theorie als uitgangspunt voor het strategisch uitvoeringskader te kiezen? Hebben ook andere universiteiten of vakinstellingen, met name op Europees maar ook op internationaal vlak, theorieën ontwikkeld, en zijn deze in ogenschouw genomen, bestudeerd en naast elkaar gelegd voordat de keuze viel op de theorie van Stanford? Zo ja, waarom werd uiteindelijk gekozen voor de Standford School of Engineering? Hoe is het besluit genomen en door wie?

    b)

    Kan gratis gebruik worden gemaakt van de studie van Stanford, of moet enigerlei vergoeding worden betaald? Zo ja, hoeveel heeft dit gekost?

    c)

    Hebben personeelsleden van het Parlement, toen het strategisch uitvoeringskader werd ontwikkeld, een speciale opleiding moeten volgen op Stanford of op een andere universiteit? Zo ja, wie (met welke rang en functie) heeft deze opleiding gevolgd, en hoeveel heeft elke opleiding gekost? Is er in de toekomst verdere opleiding nodig? Zo ja, hoeveel zal die kosten?

    d)

    Zijn er over het strategisch uitvoeringskader interne besprekingen gepland tussen de betrokken diensten en met deelname van het personeelscomité en de vakbonden? Hoe en wanneer zal het strategisch uitvoeringskader ten uitvoer worden gelegd en hoeveel zal dit naar verwachting kosten?

    Strategische documenten

    e)

    In de afgelopen maanden heeft de secretaris-generaal aan het Bureau een hele reeks strategische documenten voorgelegd over de werking van het Parlement. Deze zullen van doorslaggevende invloed zijn voor het administratieve reilen en zeilen van het Parlement en voor zijn benadering inzake wetgeving en Europees beleid. Gezien het belang van deze documenten voor de organisatie en de ontwikkeling van onze werkzaamheden, rijst de vraag waarom er geen procedure bestaat aan de hand waarvan de besprekingen en besluitvorming kunnen worden uitgebreid tot ver buiten het Bureau en alle belanghebbende partijen hierbij kunnen worden betrokken?

    Strategie voor maatregelen inzake efficiënt hulpbronnengebruik

    f)

    Is er een beoordeling gemaakt van de gevolgen van de nieuwe vergadertijden voor de organisatie van de werkzaamheden van de leden, alvorens deze voor te stellen en toe te passen (beperking van de tijdvakken voor vergaderingen, werkafspraken, ontmoetingen met organisaties en burgers, enz. buiten de officiële vergaderingen om)? Waarom zijn de leden niet geraadpleegd over een beslissing die van rechtstreekse invloed is op de organisatie van hun werkzaamheden?

    Leden van het Europees Parlement

    g)

    Wat is de balans van de eerste maanden van de „one-stop-shop” voor parlementaire diensten ten behoeve van de leden?

    Directoraat-generaal Communicatie

    Communicatiestrategie en voorbereiding van de informatiecampagne voor de verkiezingen 2014

    h)

    Voor het Europees jongerenevenement dat deel uitmaakte van deze campagne en in mei 2014 plaatsvond, zijn 5 000 jongeren in Straatsburg bijeengekomen. Is bij de voorbereiding van dit evenement rekening gehouden met de economische situatie in Europa en met het beeld dat onder de Europese jongeren wordt geschapen door de uitgaven die met een dergelijk grootschalig evenement gepaard gaan?

    i)

    Moet de leus „ACTIE, REACTIE, IMPACT” algemeen als succesvol worden beschouwd? Welke prestatie-indicatoren zijn gebruikt om dit succes te meten? Hoe wordt deze leus na de verkiezingen gebruikt, en is er een beoordeling/evaluatie uitgevoerd na de wetgevings- en waardencampagnes van het EP? Gelieve de Commissie begrotingscontrole een kopie van de evaluatie voor te leggen.

    j)

    Zijn er beoordelingen/evaluaties uitgevoerd van het meerjarig subsidieprogramma 2012-2014 dat tot doel had meer bekendheid te geven aan de rol van het Europees Parlement, en kunnen die beoordelingen ter beschikking worden gesteld van de Commissie begrotingscontrole?

    Geaccrediteerde parlementaire medewerkers

    k)

    Is er reeds een evaluatie gemaakt van de doeltreffendheid van het instrument voor aanwerving van geaccrediteerde parlementaire medewerkers, „APA-PEOPLE”, dat ter gelegenheid van de nieuwe zittingsperiode werd gelanceerd?

    l)

    Waarom moesten sommige geaccrediteerde parlementaire medewerkers maandenlang wachten voordat zij op de relevante mailinglijsten van het EP (Assistants 8th legislature, Bruxelles) werden gezet, waardoor ze geen informatie konden ontvangen over hun werk? Zijn daarvoor maatregelen genomen?

    Directoraat-generaal Infrastructuur en Logistiek

    Cateringdiensten

    m)

    Graag vernemen wij waarom de prijzen in het SQM-gebouw 25 % hoger zijn dan in de kantine van het ASP-gebouw. Wordt daarmee niet de poging ondermijnd om mensen uit de overbevolkte ASP-kantine weg te lokken?

    Directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid

    n)

    Welke maatregelen zijn getroffen om de beveiliging te verbeteren na de recente incidenten, met name die op 7 oktober 2014 met Koerdische demonstranten? Zal het nieuw algemeen veiligheidsconcept worden geactualiseerd?

    o)

    Heeft het Parlement een elektronisch herkenningssysteem voor kentekenplaten van auto's aangeschaft? Hoe duur was dat? Is dit systeem geïnstalleerd en wordt het gebruikt bij de ingang van de garage om te controleren of de kentekens overeenkomen met de informatie op de dienstkaarten?

    29.

    beveelt aan dat alle agenda's en notulen van vergaderingen en alle door de besluitvormingsorganen van het Parlement genomen besluiten onverwijld worden meegedeeld aan alle leden, het personeel van het Parlement en het grote publiek, met het oog op een grotere transparantie en doeltreffendheid van de politieke en administratieve werkzaamheden van het Parlement; herinnert aan het nut van de vroegere Commissie reglement als forum voor discussie en het op transparante en openbare wijze verbeteren van zowel de regelgevingsprocedure als de interne aangelegenheden van het Parlement; beveelt in dit verband aan om een neutrale Commissie reglement en interne zaken in te stellen, die al deze aangelegenheden kan behandelen voordat ze door de plenaire vergadering van het Parlement worden bekrachtigd;

    30.

    is zeer bezorgd over het feit dat het Parlement over de periode 2013-2014 17 800 000 EUR heeft toegekend aan promotieactiviteiten die zijn omschreven als verkiezingscampagne, terwijl de opkomst bij de Europese verkiezingen van 2014 opnieuw is gedaald tot 42,54 % (in 2009: 43 %); pleit ervoor een nieuwe strategie aan te wenden om de aantrekkelijkheid van de Europese verkiezingen in de lidstaten te vergroten;

    31.

    beklemtoont dat voor juni 2015 een externe ex-postevaluatie van de communicatiestrategie voor de verkiezingen van 2014 wordt verwacht; vraagt om de Commissie begrotingscontrole in kennis te stellen van de publicatiedatum; verwacht in dit verslag een uitgebreide analyse van de geldmiddelen;

    32.

    stelt vast dat de Eurobarometer-enquête van het Europees Parlement (EB/EP 82.5) laat zien dat 23 % van de respondenten tijdens de verkiezingscampagne van 2014 een zeer negatief beeld had van het Parlement, terwijl 43 % een neutraal beeld had; wijst erop dat uit een media-analyse blijkt dat een negatief beeld vaak verband houdt met financiële regelingen voor de leden, zoals vergoedingen, salarissen en de begroting van het Parlement in het algemeen; is er daarom van overtuigd dat er ter versterking van het vertrouwen in en de steun voor het Parlement structurele verbeteringen nodig zijn, bijvoorbeeld wat betreft volledige transparantie en verantwoording van de algemene kostenvergoeding;

    33.

    wijst op de oprichting van het nieuwe directoraat-generaal Parlementaire Onderzoeksdiensten, dat onafhankelijk academisch advies zal uitbrengen, in de eerste plaats aan individuele leden, als aanvulling op de werkzaamheden van de beleidsondersteunende afdelingen, die zich richten op de behoeften van de parlementaire organen;

    34.

    is ingenomen met de instelling van een dienst voor de effectbeoordeling van EU-wetgeving; verzoekt deze dienst om zich met name te buigen over de door het Parlement bereikte compromissen en wijzigingen van Commissievoorstellen; verlangt uiterlijk op 30 oktober 2015 een strategie voor de snelle evaluatie/effectbeoordeling van wetgeving, de bekendmaking van deze dienst onder de leden en een overzicht van de totale kosten; dringt erop aan dat deze dienst regelmatig met de desbetreffende diensten van de Commissie, van de Raad en van de nationale parlementen overlegt;

    35.

    neemt nota van de samenwerkingsovereenkomst tussen het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en het Parlement, die uiteindelijk op 5 februari 2014 ondertekend is en begonnen is met een aanzienlijke overheveling van medewerkers van beide comités naar het nieuwe DG Parlementaire Onderzoeksdiensten van het Europees Parlement; vindt dat de interinstitutionele samenwerking doeltreffender moet worden en meent dat bundeling van deskundigheid en koopkracht tot betere resultaten en lagere totale kosten zou moeten leiden op gebieden waarop de instellingen soortgelijke bijstand behoeven; hoopt dat de ontwikkeling van deze overeenkomst tussen de drie instellingen de verwezenlijking van deze doelstellingen zal dienen, een evenwichtig karakter zal hebben en de drie instellingen evenveel voordeel zal opleveren; verzoekt alle drie de instellingen om een jaar na het begin van deze samenwerking een afzonderlijke evaluatie van de effecten van deze overeenkomst uit te voeren vanuit het oogpunt van menselijke middelen, uitgaven, synergieën, toegevoegde waarde en inhoud;

    36.

    neemt nota van de oprichting van het directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid; herinnert eraan dat de internalisering van de veiligheidsdiensten van het Parlement in 2013 een besparing van 195 000 EUR heeft opgeleverd en naar verwachting in de periode 2013-2016 voor besparingen van meer dan 11 miljoen EUR zal zorgen; acht het passend met België te onderhandelen om te verzoeken om een grotere bijdrage aan de veiligheid van het Parlement op grond van het feit dat België economisch baat heeft bij de aanwezigheid van de instellingen van de Unie op zijn grondgebied; verzoekt om een evaluatie van de kwaliteit van de veiligheidsdienst vóór en na de oprichting van het directoraat-generaal Beveiliging en Veiligheid, die tegen 30 september 2015 bij de Commissie begrotingscontrole moet worden ingediend; dringt aan op de uitvoering van een vergelijkend onderzoek van de beveiligingssystemen van andere instellingen;

    37.

    herhaalt dat handhaving van de beveiliging van de gebouwen van het Parlement en hun directe omgeving de hoogste prioriteit verdient; verlangt dat als onderdeel hiervan ook de beveiliging in de parkeergarages wordt verbeterd;

    38.

    maakt zich zorgen over het gebrek aan vrouwen in de leiding, wetende dat per 31 december 2013 29 % van de afdelingshoofden, 34 % van de directeuren en 33 % van de directeuren-generaal een vrouw was; verzoekt om de tenuitvoerlegging van een gelijkekansenplan, met name voor leidinggevende functies, om deze wanverhouding zo spoedig mogelijk te corrigeren;

    39.

    dringt aan op een naar land van herkomst evenredig verdeelde samenstelling van de leidinggevende posities in de administratie van het Parlement; verwacht vóór eind 2015 een verslag waarin wordt aangegeven in hoeverre aan deze wens gehoor is gegeven;

    40.

    verlangt vóór eind 2015 een jaaropgaaf van de personeelsformatie en personeelskosten, uitgesplitst naar rang en leidinggevende functie; verzoekt de administratie van het Parlement om aan te geven of uit vergelijkbare studies met de administraties van internationale parlementaire assemblees belangrijke conclusies over de werkzaamheden kunnen worden getrokken; wijst erop dat aan deskundigen uitbestede werkzaamheden ook in de verslagen moeten worden opgenomen, teneinde het transparantiebeginsel te bevorderen en tegelijkertijd de belangen van de belanghebbenden te dienen; stelt bezorgd vast dat het grote aantal personeelsleden dat werkzaam is in het kabinet van de voorzitter van het Europees Parlement, namelijk 35, waaronder twee chauffeurs en een persoonlijke bode, van zeer twijfelachtig nut is en dat dit het slechte voorbeeld geeft met het oog op kostenvermindering en budgettaire verantwoordelijkheid binnen het Parlement;

    41.

    stelt vast dat het Bureau op 15 april 2013 de uitvoeringsmaatregelen voor de gedragscode voor de leden heeft aangenomen; maakt zich echter zorgen over het gebrek aan uitvoering en de verschillen in interpretatie zoals gemeld door een coalitie van ngo's (1) en verzoekt om de positie van het Raadgevend comité te versterken door dit een initiatiefrecht te verlenen om te beginnen met steekproefsgewijze controles van de opgaven van belangen van de leden;

    42.

    juicht toe dat de leden meer transparantie over hun nevenactiviteiten tijdens hun mandaat aan de dag moeten leggen; stipt echter aan dat de leden, net als de leden van nationale parlementen, geen exclusief mandaat hebben en derhalve andere beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen; is van mening dat een nauwkeuriger aangifteformulier voor de leden zou bijdragen tot meer doorzichtigheid en tot het voorkomen van potentiële belangenconflicten; verzoekt de secretaris-generaal een via de website van het Parlement toegankelijke openbare databank op te zetten waarin alle nevenactiviteiten van individuele leden worden opgenomen;

    43.

    onderstreept dat er grotere transparantie nodig is in verband met de vergoedingen voor algemene uitgaven van de leden; vraagt het Bureau werk te maken van de vaststelling van preciezere regels inzake verantwoordingsplicht met betrekking tot de uitgaven in het kader van deze vergoedingen, zonder bijkomende kosten met zich mee te brengen voor het Parlement;

    44.

    is bezorgd over het gebrek aan controle achteraf met betrekking tot het gebruik van dienstauto's door de leden en vraagt zich af of aan de voorzitter van het Parlement twee dienstauto's ter beschikking moeten worden gesteld;

    45.

    is ingenomen met het feit dat de verlaging van de reiskosten van de leden en de uitgaven voor dienstreizen van het personeel met 5 %, in 2013 een besparing van 4 miljoen EUR heeft opgeleverd; acht het raadzaam een streng beleid voor de verlaging van de reiskosten te voeren door overeenkomsten te sluiten met luchtvaartmaatschappijen; verzoekt de secretaris-generaal daartoe voorstellen te presenteren;

    Beheer van de subsidieregeling voor bezoekersgroepen

    46.

    vindt het uiterst zorgwekkend dat de Rekenkamer, in haar algemene onderzoek van het financieel beheer van de Uniebegroting, contante betalingen ter vergoeding van kosten aan bezoekersgroepen aanmerkt als een aangelegenheid met een „hoog risico”; onderstreept dat in 2013 73 % van de subsidies contant zijn betaald en slechts 27 % per bankoverschrijving; is bezorgd over het grote risico voor de reputatie van het Parlement en het aanzienlijke veiligheidsrisico die contante betalingen aan bezoekersgroepen met zich brengen;

    47.

    onderstreept dat het noodzakelijk en waardevol is bezoekersgroepen vóór hun bezoek in te lichten over duurzame vervoersmiddelen om naar het Parlement te komen; raadt aan om verschillende vergoedingstarieven in te voeren, afhankelijk van het gekozen vervoersmiddel en het emissieniveau ervan;

    48.

    benadrukt dat het Parlement en de Raad met het oog op langetermijnbesparingen op de begroting van de Unie werk moeten maken van een stappenplan voor één vestigingsplaats van het Parlement, waar het Parlement reeds in verscheidene resoluties op heeft aangedrongen;

    Directoraat-generaal Intern Beleid en directoraat-generaal Extern Beleid

    49.

    wijst op de kosten van delegaties, gezamenlijke parlementaire vergaderingen, ad-hocdelegaties en verkiezingswaarnemingsmissies buiten de Unie in 2013, die ongeveer 5 794 360 EUR bedroegen; verlangt vóór eind 2015 een specifiek kostenoverzicht voor deze activiteiten van 2005 tot 2015;

    50.

    merkt bezorgd op dat de kosten van één delegatie voor een parlementaire vergadering 493 193 EUR beliepen; verzoekt het Bureau eenvoudige maar doeltreffende regels te ontwikkelen voor een zuiniger kostenstructuur voor delegatiebezoeken, en daarbij in het bijzonder rekening te houden met het politieke belang, de duur en de resultaten ervan;

    Interparlementaire delegaties

    51.

    acht het urgent en belangrijk dat de webpagina's van de interparlementaire delegaties ontwikkeld en met inhoud gevuld worden; acht het ook essentieel dat, voor zover de begroting dat toestaat, de openbare vergaderingen van de delegaties rechtstreeks worden uitgezonden met behulp van webstreaming, zoals dat ook gebeurt met de vergaderingen van de parlementaire commissies;

    Directoraat-generaal Communicatie

    52.

    betreurt het dat het programma van meerjarige subsidies 2012-2014, dat tot doel had de rol van het Parlement meer onder de aandacht te brengen, circa 14 500 000 EUR heeft gekost; betwijfelt of dit subsidieprogramma de beste manier is om de kerntaken van het Parlement op het gebied van wetgeving, begroting en kwijting uit te dragen; verzoekt zijn administratie de Commissie begrotingscontrole op tijd voor de kwijtingsprocedure van 2014 te voorzien van een externe evaluatie van dit subsidieprogramma;

    53.

    dringt aan op de indiening van een volledig overzicht van alle uit de begroting van het Parlement gefinancierde subsidies voor communicatieprojecten, met de betrokken bedragen en de bijbehorende ontvangers;

    54.

    dringt aan op de indiening van een overzicht van de eventuele uitgaven uit de begroting van het Parlement voor de organisaties „MEPRanking” en „VoteWatch Europe”; betreurt dat deze organisaties het werk van de leden aan de hand van kwantitatieve maatstaven beoordelen, wat tot verkeerde prikkels en overbodig werk kan leiden; vreest voor een bureaucratisering van het mandaat en een beperking van de vrijheid ervan;

    EuroparlTV

    55.

    wijst erop dat de begroting van EuroparlTV in 2013 8 000 000 EUR en in 2014 5 000 000 EUR bedroeg, en waardeert het dat de prestaties van de dienst zijn verbeterd door een aantal nieuwe activiteiten en projecten; constateert dat het aantal video's dat gemiddeld per maand wordt bekeken, tussen 2012 en 2014 is toegenomen van 53 000 tot 400 000;

    56.

    stipt aan dat er, naar aanleiding van het besluit van het Bureau van 12 december 2012, in 2014 een extern onderzoek is gestart om invulling te geven aan de toekomstige ontwikkelingen van de webvideodienst van het Parlement (EuroparlTV); merkt op dat de aanbevelingen van deze studie in de eerste helft van 2015 ten uitvoer zullen worden gelegd;

    LUX-prijs

    57.

    neemt er nota van dat de uitgaven voor de LUX-prijs in 2013 448 000 EUR bedroegen, wat in de lijn ligt van de kosten in 2012 (434 421 EUR), en dienden ter financiering van:

    de procedure in verband met de officiële selectie en competitie;

    de communicatie in Brussel en Straatsburg;

    het bereiken van de leden, gespecialiseerde media en het grote publiek;

    de kosten voor ondertiteling in de 24 officiële talen;

    de aanmaak van de aangepaste versie van de winnende film voor gehoor- of gezichtsgestoorden;

    het betrekken van het Parlement bij belangrijke Europese filmevenementen ter promotie van de LUX-prijs;

    58.

    verzoekt om meer efficiëntie in de begroting;

    59.

    dringt erop aan om vóór het eind van 2015 een representatieve enquête onder de leden te houden om erachter te komen of zij bekend zijn met de LUX-prijs en hoe deze in de eigen lidstaat wordt beoordeeld;

    Voorlichtingsbureaus

    60.

    neemt bezorgd nota van het feit dat de uitgaven voor dienstreizen van de voorlichtingsbureaus in 2013 1 839 696 EUR bedroegen, waarbij dienstreizen naar Straatsburg goed waren voor 1 090 290 EUR; betreurt dat de kosten voor dienstreizen van de voorlichtingsbureaus naar Straatsburg met ongeveer 7 % gestegen zijn ten opzichte van 2012, terwijl een bijkomende toename met 2 % toe te schrijven is aan de oprichting van het nieuwe voorlichtingsbureau in Kroatië; verzoekt om een opgave van de belangrijkste beweegredenen voor de dienstreizen van het personeel van de voorlichtingsbureaus naar Straatsburg en Brussel; verzoekt om een overzicht van de dienstreizen die het personeel van elk voorlichtingsbureau in 2005, 2010 en 2015 heeft ondernomen, zodat een vergelijking kan worden gemaakt; wijst er met klem op dat prioriteit moet worden gegeven aan het gebruik van videoconferenties, om zo de kosten voor de begroting van het Parlement structureel te verminderen en het milieu te ontzien, zonder dat dit de werkzaamheden van het Parlement in de weg staat;

    61.

    wijst erop dat de websites van verschillende voorlichtingsbureaus in de lidstaten sinds de verkiezingen niet meer zijn bijgewerkt; vraagt aandacht voor de gevolgen die dit kan hebben voor de geloofwaardigheid van het Parlement bij het grote publiek; dringt aan op een onderzoek naar het gebruik van de aan de voorlichtingsbureaus toegewezen financiële middelen, met een verklaring voor de aanzienlijke verschillen in de internetkosten tussen de verschillende lidstaten;

    Logo van het Parlement

    62.

    neemt er nota van dat het logo van het Parlement veranderd is; uit zijn ongenoegen omdat het Parlement eens te meer niet tijdig in kennis is gesteld van een besluit; verzoekt de verantwoordelijke diensten om de redenen voor deze verandering toe te lichten en uit te leggen welke besluitvormingsprocedure is toegepast en hoeveel deze verandering heeft gekost;

    63.

    verzoekt om een uitgebreid overzicht van alle aan het Parlement gerelateerde externe en interne kosten voor het Huis van de Europese geschiedenis, uitgesplitst naar planningskosten (inclusief voorlopige planning), investeringskosten en exploitatiekosten (inclusief bouw en onderhoudsreserve, personeelskosten en tentoonstellingskosten); merkt op dat de Commissie de financiering van het Huis van de Europese geschiedenis steunt met een jaarlijkse toewijzing van 800 000 EUR; wijst erop dat het Huis van de Europese geschiedenis niet alleen voor de instellingen van de Unie positieve gevolgen zal hebben maar ook voor de Belgische staat, in de vorm van een nieuwe, inkomsten genererende toeristische attractie; raadt daarom aan de Belgische staat te vragen om steun voor de oprichting van het Huis van de Europese geschiedenis;

    Directoraat-generaal Personeelszaken

    64.

    neemt er kennis van dat ambtenaren van het Parlement (in vaste dienst) in beginsel alleen kunnen worden aangeworven door middel van vergelijkende onderzoeken, waarbij ongeveer 10 % van de kandidaten slagen bij een gemiddelde leeftijd van 34 jaar; uit zijn bezorgdheid over het feit dat hoewel bestrijding van de jeugdwerkloosheid een van de grootste prioriteiten van de Unie is, de instellingen van de Unie, met inbegrip van het Parlement, in het geheel geen beleid hebben om meer jongeren onder 30 jaar in dienst te nemen;

    65.

    wijst op de moeilijkheden die worden ondervonden bij het aanwerven van ambtenaren en functionarissen uit bepaalde lidstaten in het bijzonder; merkt op dat de huidige salarisschalen en de door de instellingen geboden instapvoorwaarden voor nieuw personeel minder aanlokkelijk zijn; onderstreept dat de instellingen voor veel burgers uit de EU-15-lidstaten, en met name onderdanen die nu de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, geen marktconforme salarissen noch aantrekkelijke loopbaanvooruitzichten bieden; wijst erop dat de onvermijdelijke inkrimping van het Europese ambtenarenapparaat in de nabije toekomst de kwaliteit van de dienstverlening negatief zal beïnvloeden en het gevaar inhoudt dat het geografische evenwicht nog verder wordt verstoord;

    66.

    dringt aan op een onderzoek naar de door het personeelscomité georganiseerde en gefinancierde activiteiten, met een uitsplitsing naar soorten activiteiten en gedetailleerde informatie over de kosten en de inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer;

    67.

    vraagt het DG Personeelszaken en de verantwoordelijke diensten om een actieve bevordering van de aanstelling van vrouwen op hoge posities in het Parlement, of „om de redenen te onderzoeken” voor het gebrek aan gelijkheid en vervolgens maatregelen voor te stellen om de integratie van vrouwen op hoge posities in de administratie van het Parlement te bevorderen;

    68.

    neemt nota van de hoge kosten van de „Away Days” en soortgelijke evenementen voor het personeel in 2013 (140 730 EUR voor acht evenementen); is van mening dat in een tijd van crisis en bezuinigingen de kosten van de Away Days voor het personeel van de instellingen van de Unie evenredig moeten zijn en dat deze evenementen, voor zover mogelijk, in de eigen gebouwen van de instellingen zouden moeten plaatsvinden, aangezien de meerwaarde ervan de hoge kosten niet rechtvaardigt;

    Parlementaire medewerkers

    69.

    spreekt zijn steun uit voor de maatregelen die genomen zijn om de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van zo'n 1 700 geaccrediteerde parlementaire medewerkers in goede banen te leiden in de aanloop naar het einde van de zevende en het begin van de achtste zittingsperiode, en in het bijzonder de applicatie „APA-People”; is echter van mening dat aan enkele van de diensten die betrokken zijn bij de procedure voor de aanwerving van geaccrediteerde parlementaire medewerkers meer personeel had moeten worden toegewezen om deze sneller en efficiënter te maken; onderstreept dat de ter beschikking gestelde personele en technische middelen onvoldoende waren om vertraging bij het sluiten van contracten van enkele medewerkers en zelfs enkele contractverbrekingen, alsmede vertraging bij de berekening van de dagvergoedingen en andere toelagen en dientengevolge de betaling van salarissen, te voorkomen; erkent niettemin dat de procedure duidelijk is verbeterd ten opzichte van 2009 en dat het Parlement een snel en soepel verloop van de aanwervingsprocedure moet blijven bevorderen; is bezorgd dat er geen oplossing is geboden voor de geaccrediteerde parlementaire medewerkers die hun rechten hebben zien slinken doordat de duur van hun contract met ten minste een maand is ingekort vanwege de vervroeging van de verkiezingen voor het Parlement; dringt erop aan dat, wat betreft de tijd die nodig is om toegang tot pensioenrechten te krijgen, de desbetreffende wetgeving wordt aangepast aan de wisselende lengte van de feitelijke parlementaire cyclus;

    70.

    betreurt dat de sociale balans van het Parlement voor 2013 — en die van voorgaande jaren — nauwelijks gegevens bevat over de geaccrediteerde parlementaire medewerkers, hoewel ze 29,4 % van het personeel van het Parlement uitmaken; vraagt om dit te verhelpen, daar dit document van fundamenteel belang is om het personeelsbeheer te verbeteren;

    71.

    betreurt het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 12 december 2013 in zaak F-129/12 en betreurt ten zeerste dat het Parlement is veroordeeld omdat het niet in staat is gebleken hulp te bieden in een geval van pesterij en onrechtmatig ontslag van een geaccrediteerde parlementaire medewerkster; neemt kennis van de instelling, bij het besluit van het Bureau van 14 april 2014, van het Adviescomité voor de preventie van pesterijen op het werk om dit soort situaties voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers te voorkomen; is echter bezorgd over de onevenwichtige samenstelling van dit comité, dat bestaat uit drie quaestoren, een vertegenwoordiger van de administratie en een vertegenwoordiger van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers; neemt er kennis van dat het Adviescomité tot november 2014 drie gevallen heeft behandeld waarbij „de quaestoren besloten dat er geen reden was om de zaak voort te zetten”; verzoekt het Bureau daarom zijn besluit over de samenstelling van het Comité zodanig te herzien dat dit een evenwichtiger samenstelling krijgt en ten minste twee vertegenwoordigers van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers omvat;

    72.

    neemt met zorg kennis van het hoge uitvalpercentage van geaccrediteerde parlementaire medewerkers bij taalcursussen, dat 32 % bedraagt, tegen 8 % voor het overige statutaire personeel; vraagt om het programma van de taalcursussen aan te passen om ze beter af te stemmen op de specifieke werkomstandigheden van de geaccrediteerde parlementaire medewerkers;

    73.

    vraagt om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke redenen voor het grote verschil tussen het ziekteverzuimcijfer voor geaccrediteerde parlementaire medewerkers en dat voor het overige statutaire personeel;

    74.

    wijst erop dat de verblijfsvergoeding in verband met de verplaatsing naar Straatsburg voor de geaccrediteerde parlementaire medewerkers 30 % tot 45 % lager is dan die van de rest van het statutaire personeel; wijst er tevens op dat de geaccrediteerde parlementaire medewerkers drie niveaus van vergoeding van deze kosten kennen en dat zelfs de mogelijkheid bestaat dat de missie naar Straatsburg niet wordt vergoed; verzoekt het Bureau de nodige maatregelen te nemen om een eind te maken aan deze ongelijkheid en de vergoeding voor de geaccrediteerde parlementaire medewerkers gelijkwaardig te maken aan die van het overige statutaire personeel;

    75.

    uit zijn bezorgdheid over het feit dat het aantal plaatselijke medewerkers per lid in 2013 sterk uiteenliep tussen 0 en 43; vraagt om een onderzoek om te bepalen of de aanwervingsprocedures zijn gevolgd in geval van grote aantallen plaatselijke medewerkers, en om een onderzoek naar de redenen voor dergelijke grote aantallen; verzoekt om een evaluatie van de aanwervingsprocedures voor plaatselijke medewerkers en voorstellen voor stroomlijning hiervan om buitensporige aantallen plaatselijke medewerkers per lid te voorkomen; dringt aan op meer transparantie wat betreft de tewerkstelling van plaatselijke medewerkers en dienstverleners; verzoekt om de openbaarmaking op het internet van de namen van alle voor de leden werkzame dienstverleners;

    76.

    vestigt de aandacht op het feit dat artikel 43, onder d), van de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden, dat in juli 2008 werd aangenomen, de leden de mogelijkheid ontzegt hun echtgenoten of vaste ongehuwde partners dan wel hun ouders, kinderen, broers of zussen als medewerker in dienst te nemen;

    77.

    is verontrust over de vertraging bij de aanneming van de interne regels inzake klokkenluiders; vraagt dat deze regels zonder verder uitstel worden toegepast;

    Directoraat-generaal Infrastructuur en Logistiek

    Het gebouwenbeleid van het Parlement

    78.

    neemt er kennis van dat het Parlement op zijn drie werklocaties 1,1 miljoen m2 betrekt en eigenaar is van 81 % van die oppervlakte; acht het uitermate belangrijk dat er passende maatregelen worden getroffen om de gebouwen van het Parlement bestand te maken tegen hogere onderhoudskosten;

    79.

    dringt aan op een samenwerkingsovereenkomst tussen het Parlement en de Commissie over het gezamenlijke beheer van de Huizen van Europa teneinde enerzijds een kader te bieden voor vastgoedonderzoeken om aan de hand van een meerjarenplanning vastgoed te kopen of te huren, en anderzijds de administratieve en financiële procedures voor het dagelijks beheer te vereenvoudigen;

    80.

    neemt er kennis van dat het Huis van Europa in Sofia sinds juli 2013 volledig operationeel is; stelt vast dat de defecten en onvolkomenheden van de bouwstructuur aan de verkoper aangerekend zijn voordat de koopakte ondertekend werd;

    Directoraat-generaal Vertolking en Conferenties en directoraat-generaal Vertaling

    81.

    constateert met tevredenheid dat de tenuitvoerlegging van het besluit van het Bureau betreffende meertaligheid met efficiënt gebruik van middelen in 2013 bij de vertolkings- en de vertalingsdiensten besparingen van respectievelijk 15 miljoen EUR en 10 miljoen EUR heeft opgeleverd, zonder afbreuk te doen aan het beginsel van meertaligheid of de kwaliteit van de parlementaire werkzaamheden; herhaalt dat interinstitutionele samenwerking essentieel is voor de uitwisseling van optimale werkwijzen die efficiëntie in de hand werken en besparingen mogelijk maken;

    Directoraat-generaal Financiën

    Vrijwillig pensioenfonds

    82.

    constateert dat het geraamde actuarieel tekort van het vrijwillig pensioenfonds, dat wordt berekend op basis van de activa van het fonds, eind 2013 was toegenomen tot 197,5 miljoen EUR; onderstreept dat deze geraamde toekomstige verplichtingen over meerdere decennia zijn uitgesmeerd;

    83.

    stelt vast dat het uiteindelijk niet mogelijk is om te beoordelen of het fonds doeltreffend en behoorlijk wordt beheerd, en dringt erop aan om een externe beoordeling te laten uitvoeren;

    84.

    wijst er evenwel op dat dit aanleiding geeft tot bezorgdheid met betrekking tot de mogelijke uitputting van het fonds en dat het Parlement garant staat voor de pensioenuitkeringen indien en wanneer dit fonds niet in staat blijkt aan zijn verplichtingen te voldoen;

    85.

    neemt er nota van dat het Hof van Justitie in 2013 heeft geoordeeld dat het besluit om de pensioengerechtigde leeftijd voor de leden van het fonds te verhogen van 60 tot 63 jaar om een vroegtijdige uitputting van het kapitaal te voorkomen en deze leeftijd in overeenstemming te brengen met die waarin het nieuwe Statuut van de leden van het Parlement voorziet, geldig was;

    Dienstverlening aan de leden

    86.

    vraagt om naast de gegevens over de geaccrediteerde parlementaire medewerkers en de plaatselijke medewerkers, de namen van de dienstverleners en de aan de leden verleende diensten openbaar toegankelijk te maken op de homepage van de leden van het Parlement;

    Directoraat-generaal Innovatie en Technologische Ondersteuning

    87.

    neemt nota van de internalisering van het personeel van het directoraat-generaal Innovatie en Technologische Ondersteuning en de beloofde kostenvermindering en toename van de deskundigheid onder het personeel op IT-gebied; herinnert eraan dat de toename van de deskundigheid op het gebied van voortdurende innovaties jaren geleden ook als reden werd genoemd voor het externaliseren van deze sector; verzoekt de secretaris-generaal samen te werken met het Europees Bureau voor personeelsselectie om manieren te vinden waarop de wervingsprocedure kan worden bespoedigd en de beste deskundigen op het gebied van informatietechnologie en beveiliging kunnen worden aangetrokken;

    88.

    stipt aan dat werd ingebroken in persoonlijke en vertrouwelijke individuele mailboxen van bepaalde leden, parlementaire medewerkers en functionarissen nadat het Parlement het doelwit was van een man-in-the-middleaanval waarbij een hacker de communicatie tussen particuliere smartphones en het publieke wifi-netwerk van het Parlement aftapte;

    89.

    merkt op dat de beveiliging van alle ICT- en telecommunicatiesystemen van het Parlement is gecontroleerd door een onafhankelijke derde partij, met het oog op de uitwerking van een duidelijk stappenplan voor een robuuster ICT-beveiligingsbeleid in 2015; wijst erop dat de ICT-beveiligingscontrole gepland stond voor december 2014; herhaalt dat deze vanwege de recent toegenomen veiligheidsdreiging prioriteit verdient, en verzoekt de Commissie begrotingscontrole van de resultaten op de hoogte te stellen zodra het verslag is afgerond;

    90.

    neemt nota van de maatregelen die het Bureau op 9 december 2013 onmiddellijk en voor de middellange termijn heeft getroffen om de beveiligingsvoorschriften van het Parlement betreffende het gebruik van mobiele apparatuur te verstrengen;

    91.

    dringt erop aan dat het Parlement nauwer samenwerkt met het directoraat-generaal Informatica van de Commissie om op zoek te gaan naar geschikte vervangers voor oude ICT-tools en -infrastructuur, waarbij de voorkeur moet uitgaan naar open, interoperabele en niet-leveranciersgebonden oplossingen, met het oog op het creëren van een kostenefficiënte IT-omgeving van hoge kwaliteit voor het Parlement;

    92.

    prijst de invoering, alweer enkele jaren geleden, van de bijzonder nuttige en succesvolle applicatie at4am voor het indienen van amendementen; acht het noodzakelijk dat deze applicatie verder wordt verbeterd en bijgewerkt, met name wat betreft uiterst nuttige aspecten als autocorrectie en back-up;

    93.

    verzoekt om de applicatie ePetition, die toegang biedt tot alle verzoekschriften die burgers bij de Commissie verzoekschriften hebben ingediend, beschikbaar te stellen aan alle leden van het Parlement en niet alleen aan de leden van deze commissie en/of hun plaatsvervangers, met het oog op de transparantie en een gelijke toegang tot documenten;

    Milieuvriendelijk Parlement

    94.

    is op de hoogte van het concept „New World of Work”, de EMAS-accreditatie en het EMAS-proces, alsook het programma „Papierloos vergaderen”, met inbegrip van de applicaties e-Committee en e-Meeting; verzoekt om uitbreiding van dit programma met applicaties voor smartphones en tablets;

    95.

    vestigt er de aandacht op dat teleconferenties en telewerken kunnen bijdragen tot een efficiëntere tijdsbesteding en een milieuvriendelijker Parlement, en tegelijk de administratieve kosten en reiskosten beperken;

    96.

    constateert dat de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van reizen van het EP-personeel tussen Brussel, Luxemburg en Straatsburg van 2006 tot 2012 met 34 % is gedaald; verzoekt het Bureau voor volledige transparantie te zorgen en ook de uitstoot in aanmerking te nemen die wordt veroorzaakt door reizen van leden van hun thuisland naar Brussel en Straatsburg; verwelkomt maatregelen ter compensatie van uitstoot die niet verminderd kan worden en onvermijdelijk is; beveelt aan om verdere compensatiemaatregelen uit te voeren in het kader van projecten volgens de door de VN erkende „gold standard” van het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM);

    97.

    verzoekt de secretaris-generaal een plan uit te werken ter beperking van het aantal verhuiskisten dat voor parlementaire reizen beschikbaar is; stelt voor kleinere kisten te gebruiken of een systeem van gemeenschappelijk gebruik in te voeren om zo de financiële kosten en de koolstofvoetafdruk terug te dringen;

    98.

    verzoekt de verantwoordelijke diensten een duurzaam en samenhangend concept te ontwikkelen om begrotingsonderdeel 239 volledig te gebruiken voor de compensatie van CO2-uitstoot tot het maximale bedrag, om onvermijdelijke CO2-uitstoot van de instelling te compenseren met projecten volgens de door de VN erkende CDM „gold standard”;

    99.

    dringt erop aan dat het airconditioningsysteem zo energie-efficiënt mogelijk wordt gemaakt, teneinde het milieueffect te minimaliseren;

    Jaarverslag over gegunde opdrachten

    100.

    merkt op dat van de in totaal 264 opdrachten die in 2013 werden gegund, er 120 gebaseerd waren op openbare of niet-openbare procedures, met een totale waarde van 465 miljoen EUR, terwijl er 144 gebaseerd waren op onderhandelingsprocedures, met een waarde van 152 miljoen EUR; neemt er nota van dat het totale aantal opdrachten dat via onderhandelingsprocedures werd gegund, in 2013 weliswaar 37 % lager lag (144, tegenover 241 in 2012) maar dat die procedures naar waarde gemeten geen bijzonder grote verandering te zien geven;

    101.

    benadrukt in dit verband dat het concept van groene overheidsopdrachten moet worden toegepast op alle contracten en aanbestedingen; verzoekt om meer en ambitieuze bindende doelstellingen voor groene contracten, met name op het gebied van voedsel en catering, voertuigen en vervoer, sanitaire en watervoorzieningsinstallaties, papier, afvalbeheer, IT en beeldapparatuur, verlichting, schoonmaak en meubelen;

    102.

    merkt op dat de meeste opdrachten die in 2013 werden gegund, dienstverleningscontracten waren (61 %), met een totale waarde van 374 miljoen EUR, en dat drie directoraten-generaal 14 opdrachten met een waarde van meer dan 10 miljoen EUR gunden; benadrukt dat deze contracten met een hoge waarde in het bijzonder aan passende toezichtsystemen moeten worden onderworpen om de tenuitvoerlegging van de bestellingen voortdurend te volgen;

    103.

    neemt kennis van onderstaande onderverdeling van de in 2013 en 2012 gegunde opdrachten naargelang het soort opdracht:

    Soort opdracht

    2013

    2012

    Aantal

    Percentage (%)

    Aantal

    Percentage (%)

    Diensten

    189

    72

    242

    70

    Benodigdheden

    48

    18

    62

    18

    Werken

    19

    7

    36

    12

    Gebouwen

    8

    3

    4

    1

    Totaal

    264

    100

    344

    100


    Soort opdracht

    2013

    2012

    Waarde (EUR)

    Percentage (%)

    Waarde (EUR)

    Percentage (%)

    Diensten

    374 147 951

    61

    493 930 204

    57

    Benodigdheden

    91 377 603

    15

    145 592 868

    17

    Werken

    15 512 763

    2

    48 386 872

    5

    Gebouwen

    136 289 339

    22

    180 358 035

    21

    Totaal

    617 327 656

    100

    868 267 979

    100

    (Jaarverslag van de door het Europees Parlement gegunde opdrachten, 2013, blz. 7.)

    104.

    neemt kennis van onderstaande onderverdeling van de in 2013 en 2012 gegunde opdrachten naargelang het soort procedure:

    Soort procedure

    2013

    2012

    Aantal

    Percentage (%)

    Aantal

    Percentage (%)

    Openbaar

    106

    40

    98

    28

    Niet-openbaar

    14

    5

    5

    2

    Door onderhandelingen

    144

    55

    241

    70

    Mededinging

    0

    Uitzondering

    0

    Totaal

    264

    100

    344

    100


    Soort procedure

    2013

    2012

    Waarde (EUR)

    Percentage (%)

    Waarde (EUR)

    Percentage (%)

    Openbaar

    382 045 667

    62

    381 116 879

    44

    Niet-openbaar

    83 288 252

    13

    245 156 318

    28

    Door onderhandelingen

    151 993 737

    25

    241 994 782

    28

    Mededinging

    0

    Uitzondering

    0

    Totaal

    724 297 066

    100

    603 218 807

    100

    (Jaarverslag van de door het Europees Parlement gegunde opdrachten, 2013, blz. 9.)

    Buitengewone onderhandelingsprocedures

    105.

    neemt ter kennis dat 39 % van de onderhandelingsprocedures die in 2013 werden opgestart, buitengewone onderhandelingsprocedures waren; vindt het zorgwekkend dat het Parlement in 2013 de buitengewone onderhandelingsprocedure heeft gebruikt voor de gunning van 56 opdrachten, en verzoekt om niet alleen het totale aantal opdrachten te vermelden maar ook de totale waarde van die opdrachten;

    106.

    vindt dat de ordonnateurs omstandig en transparant moeten verantwoorden waarom ze gebruikmaken van een buitengewone onderhandelingsprocedure; verlangt dat de Centrale Financiële Afdeling die informatie opneemt in het aan de kwijtingsautoriteit gerichte jaarverslag over gegunde opdrachten;

    Fracties (begrotingspost 4 0 0)

    107.

    merkt op dat de voor 2013 op begrotingspost 4 0 0 ingeschreven kredieten, toegekend aan de fracties en de niet-fractiegebonden leden, als volgt werden gebruikt:

    Fractie

    2013

    2012

    Jaarlijkse kredieten (*1)

    Eigen middelen en overgedragen kredieten

    Uitgaven

    Gebruikma-kingsper-centage van de jaarlijkse kredieten (%)

    Overdrachten naar de volgende periode

    Jaarlijkse kredieten

    Eigen middelen en overgedragen kredieten

    Uitgaven

    Gebruikma-kingsper-centage van de jaarlijkse kredieten (%)

    Overdrachten naar de volgende periode (2011)

    EPP

    21 680

    4 399

    18 437

    85,04

    7 642

    21 128

    2 024

    18 974

    89,81

    4 178

    S&D

    15 388

    6 849

    17 649

    114,69

    4 588

    14 908

    6 313

    14 520

    97,40

    6 702

    ALDE

    6 719

    2 172

    7 142

    106,30

    1 749

    6 673

    2 281

    6 855

    102,72

    2 100

    Verts/ALE

    4 366

    1 787

    4 778

    109,44

    1 375

    4 319

    1 460

    4 002

    92,65

    1 778

    GUE/NGL

    2 658

    1 076

    3 317

    124,79

    416

    2 563

    1 094

    2 602

    101,52

    1 055

    ECR

    4 046

    1 602

    4 598

    113,64

    1 050

    3 765

    1 219

    3 407

    90,51

    1 577

    EFD

    2 614

    939

    2 422

    92,65

    1 132

    2 538

    881

    2 494

    98,29

    925

    Niet-fractiegebonden leden

    1 316

    367

    931

    70,74

    441

    1 362

    413

    963

    70,73

    367

    Totaal

    58 786

    19 193

    59 274

    100,83

    18 394

    57 255

    15 687

    53 817

    94,00

    18 680

    Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

    108.

    merkt op dat de voor 2013 op begrotingspost 4 0 2 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt (2):

    Partij

    Afkorting

    Eigen middelen (*2)

    Subsidie EP

    Totaal ontvangsten

    EP-subsidie als % van de subsidiabele uitgaven (max. 85 %)

    Ontvangstenoverschot (overgedragen naar reserves) of -verlies

    Europese Volkspartij

    EPP

    1 439

    6 464

    9 729

    85

    192

    Partij van de Europese Sociaaldemocraten

    PES

    1 283

    4 985

    6 841

    85

    118

    Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa

    ALDE

    518

    2 232

    3 009

    85

    33

    Europese Groenen

    EGP

    461

    1 563

    2 151

    78

    – 36

    Alliantie van Europese Conservatieven en Hervormers

    AECR

    307

    1 403

    1 970

    85

    45

    Europese Linkse Partij

    EL

    233

    948

    1 180

    68

    – 258

    Europese Democratische Partij

    EDP/PDE

    91

    437

    528

    85

    0

    EU Democraten

    EUD

    48

    197

    245

    85

    12

    Europese Vrije Alliantie

    EFA

    93

    439

    592

    85

    12

    Europese Christelijke Politieke Beweging

    ECPM

    61

    305

    366

    85

    8

    Europese Alliantie voor Vrijheid

    EAF

    68

    384

    452

    85

    1

    Alliantie van Europese Nationale Bewegingen

    AEMN

    53

    350

    403

    85

    – 38

    Beweging voor een Europa van Vrijheid en Democratie

    MELD

    107

    594

    833

    85

    0

    Totaal

     

    4 762

    20 301

    28 299

    83

    89

    109.

    merkt op dat de voor 2013 op begrotingspost 4 0 3 ingeschreven kredieten als volgt werden gebruikt (3):

    Stichting

    Afkorting

    Gelieerd aan partij

    Eigen middelen (*3)

    Subsidie EP

    Totaal ontvangsten

    EP-subsidie als % van de subsidiabele uitgaven (max. 85 %)

    Centrum voor Europese Studies

    CES

    EPP

    772

    3 985

    4 757

    85

    Foundation for European Progressive Studies

    FEPS

    PES

    491

    2 762

    3 253

    85

    Europees Liberaal Forum

    ELF

    ALDE

    214

    1 108

    1 322

    85

    Green European Foundation

    GEF

    EGP

    158

    881

    1 039

    85

    Transform Europe

    TE

    EL

    130

    538

    668

    85

    Institute of European Democrats

    IED

    PDE

    50

    219

    269

    85

    Centrum Maurits Coppieters

    CMC

    EFA

    50

    227

    277

    85

    New Direction — Foundation for European Reform

    ND

    AECR

    183

    645

    828

    85

    European Foundation for Freedom

    EFF

    EAF

    39

    210

    249

    85

    Organisation For European Interstate Cooperation

    OEIC

    EUD

    20

    123

    143

    85

    European Christian Political Foundation

    ECPF

    ECPM

    31

    170

    201

    85

    Foundation for a Europe of Liberties and Democracy

    FELD

    MELD

    60

    280

    340

    85

    Identités & Traditions europénnes

    ITE

    AEMN

    31

    177

    208

    85

    Totaal

     

    2 229

    11 325

    13 554

    85


    (1)  ALTER-EU: Mind the Gap (http://www.alter-eu.org/sites/default/files/documents/Mind%20the%20Gap%20briefing.pdf)

    (*1)  alle bedragen × 1 000 EUR

    (2)  Bron: PV BUR. 20.10.2014 (PE 538.295/BUR) en PV BUR. 20.10.2014 (PE 538.297/BUR) punt 12.

    (*2)  alle bedragen × 1 000 EUR

    (3)  Bron: PV BUR. 20.10.2014 (PE 538.295/BUR) en PV BUR. 20.10.2014 (PE 538.297/BUR) punt 12.

    (*3)  alle bedragen × 1 000 EUR


    Top