This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52015AE6709
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council and the European Central Bank on Steps towards completing Economic and Monetary Union’ (COM(2015) 600 final) and on the ‘Commission Decision (EU) 2015/1937 of 21 October 2015 establishing an independent advisory European Fiscal Board’ (C(2015) 8000 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank: Stappen naar de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie (COM(2015) 600 final) en Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot oprichting van een onafhankelijk adviserend Europees Begrotingscomité (C(2015) 8000 final)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank: Stappen naar de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie (COM(2015) 600 final) en Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot oprichting van een onafhankelijk adviserend Europees Begrotingscomité (C(2015) 8000 final)
PB C 177 van 18.5.2016, p. 28–34
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.5.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 177/28 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank: Stappen naar de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie
(COM(2015) 600 final)
en Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot oprichting van een onafhankelijk adviserend Europees Begrotingscomité
(C(2015) 8000 final)
(2016/C 177/05)
Rapporteur: |
Carmelo CEDRONE |
De Commissie heeft op 11 november 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de
„Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank: Stappen naar de voltooiing van de Economische en Monetaire Unie”
COM(2015) 600 final
en
„Besluit (EU) 2015/1937 van de Commissie van 21 oktober 2015 tot oprichting van een onafhankelijk adviserend Europees Begrotingscomité”
C(2015) 8000 final.
De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 maart 2016 goedgekeurd.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 maart 2016 gehouden 515e zitting (vergadering van donderdag 17 maart 2016) het volgende advies uitgebracht, dat met 195 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het EESC is van mening dat de mededeling van de Commissie over „Stappen naar de voltooiing van de EMU” een uitstekende gelegenheid kan vormen om samen met politici en het maatschappelijk middenveld een „operatie waarheid” te lanceren m.b.t. alle kwesties die de eurozone betreffen. Door rekening te houden met hetgeen sinds Maastricht is gebeurd, alsook met de financiële en economische crisis, waarbij vooral de eurozone rake klappen heeft gekregen, kunnen voorstellen worden geformuleerd voor oplossingen die verder gaan dan hetgeen thans in de mededeling wordt bepleit. Hieronder worden de belangrijkste aandachtspunten uiteengezet. |
1.2. |
Semester: Het zou nuttiger zijn een voorstel voor het semester op te stellen dat past in het kader van een alomvattend akkoord over economische „governance”; dat akkoord moet verder gaan dan hetgeen tot dusver al is verricht, te beginnen met de wijziging van de macro-economische conditionaliteit en de versterking van de rol van de interparlementaire conferentie, zoals reeds bepleit door het EESC. |
1.3. |
Economische governance: Een algemene economische „governance” van de eurozone (macro-, micro-, monetaire „governance” enz.) moet veel verder gaan dan wat de Commissie heeft voorgesteld. Er moet een radicale ommekeer komen in de huidige economische modellen; de nationale comités voor het concurrentievermogen moeten met name ook rekening houden met het cohesiebeleid en met de gevolgen op sociaal en werkgelegenheidsgebied, die tevens het gevolg zijn van de sinds de crisis toegenomen onevenwichtigheden en verschillen tussen de landen (1). De Europese Commissie en de nationale comités moeten ook rekening houden met de nieuwe factoren en parameters die voor het concurrentievermogen en de concurrentie tussen de economische wereldmachten bepalend zijn en zullen blijven. Het adviserend Europees Begrotingscomité zou een meer transparante en democratische procedure moeten volgen voor zowel de benoeming van zijn leden als het gebruik van zijn instructies, die buiten alle democratische controle dreigen te vallen. |
1.4. |
Externe vertegenwoordiging eurozone: Het voorstel is billijk en noodzakelijk maar, behalve over de te lange termijnen, doet het ook vragen rijzen i.v.m. het democratische toezicht op de functie ervan en i.v.m. de wetswijzigingen die nodig zijn om de rol van de EMU op het gebied van inherente eurozonekwesties te erkennen (2). |
1.5. |
Financiële unie: Het voorstel is een goede zaak, hoewel het qua tijdschema en politiek elan wat te wensen over laat. Dit is de belangrijkste keuze die is gemaakt, op voorwaarde dat een en ander snel wordt uitgevoerd en dat de Europese gemeenschappelijke regelingen via de geplande mechanismen — gemeenschappelijke afwikkeling en depositogarantie (3) — en de kapitaalmarktenunie (4) op korte termijn volledig ten uitvoer worden gelegd. In dit verband zou het een goede zaak zijn als de Commissie, op basis van hetgeen het EESC reeds heeft geformuleerd over de kwestie van de openbare en particuliere schuld, met een voorstel zou komen om de risico’s voor en de speculatie op het financiële stelsel van de eurozone te verminderen (5). |
1.6. |
Democratische legitimiteit: Dit is het zwakste punt van de mededeling, althans zolang de huidige toestand blijft voortduren, in afwachting van fase 2. Hierover wordt in erg oppervlakkige en vage bewoordingen gesproken, terwijl deze kwestie met name de laatste maanden een centrale plaats inneemt in de discussie en de bekommernissen van de Europese publieke opinie; hiervan hangt de toekomst van de eurozone en van de EU af. Zoals eerder gezegd, wordt de kwestie van de democratische controle in geen enkele van de operationele voorstellen van de Commissie terdege aan de orde gesteld. |
1.6.1. |
In dit verband zou een bijdrage kunnen worden geleverd door de tripartiete sociale dialoog, op voorwaarde dat deze wordt gestructureerd en dat de uitvoering van de tussen de partijen gesloten akkoorden verplicht wordt gesteld. |
1.7. |
Fase 2 — Voltooiing van de EMU: een prioritaire en fundamentele fase om de overige reeds voorgelegde voorstellen geloofwaardig te maken. Helaas bestaat deze fase hoofdzakelijk slechts uit de presentatie van een witboek eind 2017. Alles hangt af van dit witboek, dat zal worden opgesteld via raadplegingen en „dialoog met de burgers”, zonder dat wordt gepreciseerd hoe deze dialoog zal worden gerealiseerd en zonder dat het EESC erbij wordt betrokken. Dit stelt niet erg veel voor, hoewel de kwestie van de democratie en de opbouw van de politieke pijler van de eurozone, in „afwachting” van fase 2, het belangrijkste en meest centrale thema van de mededeling is. |
1.8. |
Voorts is het EESC van mening dat de routekaart van de Commissie niet is afgestemd op het belang van de te behandelen problemen en de urgentie waarmee ze moeten worden opgelost (alles wordt steeds op de lange baan geschoven). Het EESC verbindt zich er dan ook toe om op basis van de routekaart, die het zelf reeds eerder heeft uitgewerkt, een eigen plan voor fase 2 op te stellen, eventueel samen met de Commissie, teneinde over deze kwesties van gedachten te wisselen met de landen in de EU, en eerst en vooral met de landen van de eurozone. |
1.9. |
De voorstellen: het EESC heeft in een aantal adviezen dat het sinds het begin van de crisis heeft opgesteld, voorstellen geformuleerd over verschillende aspecten van de financiële crisis en de grenzen van het economisch beleid dat de EU voert. Ook in een aantal initiatiefadviezen heeft het EESC specifieke voorstellen uitgewerkt, bijvoorbeeld over economische, financiële en monetaire „governance” van de EMU. Het heeft geruime tijd vóór de Commissie zelf een politieke „governance” van de eurozone voorgesteld. Wat het voorgestelde kader voor de in deze mededeling behandelde kwesties betreft, verwijst het dan ook naar eerdere adviezen (6) en naar adviezen die m.b.t. specifieke voorstellen van de Commissie worden voorbereid (7). |
2. Achtergrond
2.1. |
Dit advies beoogt een overzicht te geven van de mededeling van de Commissie over de eurozone. Specifieke aspecten worden behandeld in andere adviezen van het EESC. |
2.2. |
De mededeling van de Commissie is ingegeven door de noodzaak dat gevolg moet worden gegeven aan het tweede verslag van de vijf EMU-voorzitters, aangezien het eerste verslag door de Commissie-Barroso volledig genegeerd werd. De twee rapporten hebben tot doel een einde te maken aan de beperkingen van de EMU die, zoals bekend, door de financiële en economische crisis aan het licht zijn gekomen, en voor allen, en niet alleen Europeanen, duidelijk zijn geworden. De beperkingen hebben speculatie op de euro mogelijk gemaakt en vergemakkelijkt; zij waren en zijn dan ook de belangrijkste oorzaak van de aanslepende crisis in de eurozone. |
2.3. |
Om deze reden is het EESC, vóór de Commissie en andere communautaire organen, ertoe overgegaan concrete voorstellen op dit gebied op te stellen, die pas onlangs gehoor, de nodige aandacht en terechte erkenning krijgen (8). In dit verband wijst het Comité met genoegen op de waardering die de Commissie in een follow-upverslag over enkele recente EESC-adviezen hierover heeft uitgesproken, en met name op het feit dat de Commissie het Europees Economisch en Sociaal Comité dankt voor zijn alomvattend en diepgravend advies over de politieke pijler van de Economische en Monetaire Unie. Dat advies beperkt zich niet tot een analyse van de huidige situatie en de zwakke punten van de EMU, maar biedt ook enkele zeer interessante voorstellen ter voltooiing ervan. |
2.4. |
Het tweede verslag van de vijf voorzitters, en de mededeling van de Commissie die er dus gevolg aan moet geven, is zwakker en minder ambitieus van opzet dan het eerste. Eigenlijk laat het te wensen over, mogelijkerwijs als gevolg van de verminderde spanning op de crisis in de eurozone of wegens de problemen van staten om soevereiniteit te delen, en dat is geen goede zaak. |
2.5. |
Bovendien zijn de Europese burgers en politici door de problemen met immigranten, met vluchtelingen en met de veiligheid in de nasleep van de terreuraanslagen door moslims in paniek geraakt. Ze hebben de verschillen tussen de landen verscherpt en gezorgd voor een terugkeer naar het nationalisme, sluiting van de grenzen enz. De hoogdringendheid van de voltooiing van de EMU is daardoor op de achtergrond geschoven of helemaal opgeborgen. Het thema is uit de politieke discussies en de „media” verdwenen, misschien tot grote opluchting van tal van politici, en niet alleen tegenstanders van de EU, die wijzen op „het gevaar waaraan ze zijn ontsnapt”. |
2.6. |
Een en ander maakt het naar de mening van het EESC echter nog duidelijker dat actie geboden is, dat het initiatief nog dringender weer moet worden opgepakt, teneinde van Europa een betere plek te maken en de leidende beginselen en waarden van het Verdrag (vrede, welvaart, sociale samenhang) in ere te herstellen. Dit alles is gericht op het gemeenschappelijk belang en op het belang van iedere burger afzonderlijk. De Europese landen en hun burgers moeten immers opnieuw een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid krijgen en hun wederzijds vertrouwen herwinnen. Zij kunnen zich niet opnieuw verdeeldheid veroorloven zoals in het verleden altijd het geval was. Dat zou immers een gevaarlijke neergang zijn. |
3. Algemene opmerkingen
3.1. |
De mededeling gaat helaas uit van een logica die voor de bestaande situatie geldt, zowel wat formuleringen als voorstellen betreft. Zoals zo vaak in het verleden zou ze ook gewoon een intentieverklaring kunnen blijven en zo in een „boemerang” kunnen veranderen. Inhoudelijk is ze voor het overgrote deel gebaseerd op de logica van het beleid na de crisis, waarvan zij de consolidering bepleit, hoewel bekend is dat sommige van de betreffende maatregelen in veel EMU-landen tot een verslechtering van de economische en sociale situatie hebben geleid. Er wordt volledig voorbijgegaan aan de oorzaken van het mislukken van alle tot dusver geleverde pogingen om een echte EMU tot stand te brengen (zie het verslag-Werner van 1970, tot het verslag van de vier voorzitters van 2012). Zoals ook nu waren al deze pogingen gebaseerd op administratieve geleidelijkheid. |
3.2. Sterke kanten
3.2.1. |
Positief is in ieder geval dat de Commissie, ondanks de zwakke punten van het verslag van de vijf voorzitters, en zelfs zonder een echte routekaart, besloten heeft om naar buiten te treden en een begin te maken met de tenuitvoerlegging van het voorstel, in een klimaat waarin vele lidstaten daar eigenlijk niet voor te vinden zijn. Hun houding is ernstig en gevaarlijk en het EESC roept de lidstaten, en in de eerste plaats de lidstaten van de eurozone, dan ook op om hun standpunt te herzien en het initiatief van de Commissie te ondersteunen door de in dit advies uiteengezette zwakke punten te verbeteren in overeenstemming met de voorstellen die het in eerdere adviezen heeft geformuleerd. |
3.2.2. |
Het is een goede zaak dat in het document van de Commissie aandacht wordt geschonken aan de verschillende aspecten van de financiële unie. Door het uitbreken van de crisis is dit, naast de voltooiing van de bankenunie, uiteraard van het grootste belang. Voorwaarde is wel dat deze unie snel tot stand wordt gebracht en dat de Europese gemeenschappelijke regels door middel van de geplande mechanismen — voor gemeenschappelijke afwikkeling en depositogarantie — en de kapitaalmarktenunie volledig ten uitvoer worden gelegd. Deze regels moeten immers het risico beperken dat spaarders/rekeninghouders en belastingbetalers de schulden van de banksector moeten financieren en dat investeerders en bedrijven moeten blijven werken in financiële markten die weinig transparant en qua financieringsbronnen weinig gediversifieerd zijn. In dit verband kan het nuttig zijn, zoals betoogd door het EESC, te voorzien in een scheiding tussen commerciële en investeringsbanken (en ondertussen i.v.m. vroegere situaties een „bad bank” in te schakelen). |
3.2.3. |
Een belangrijk, maar qua opzet beperkt voorstel betreft de „gezamenlijke externe vertegenwoordiging” van de EMU, zelfs als de realisatie hiervan slechts voor de lange termijn is gepland, tegen 2025 (9), terwijl voor de korte termijn alleen wordt opgeroepen tot een versterking van de coördinatie, die tussen vertegenwoordigers van de eurozone en het Internationaal Monetair Fonds al sinds 2007 plaatsvindt. |
3.3. Kritieke (zwakke) punten
3.3.1. |
Gedurende de hele crisis wordt dezelfde logica aangehouden, zodat je bij lezing van de tekst de indruk krijgt dat je hem niet voor het eerst leest. Over deze inhoud heeft het EESC zich reeds herhaaldelijk uitgesproken en heeft het voorstellen gedaan die van die van de Commissie en de lidstaten verschillen. Niettemin wil de Commissie ons blijven doen geloven dat bijv. a) het probleem van het voortbestaan van de EMU alleen afhangt van eerbiediging van „boekhoudkundige” regels; b) de economische „governance” alleen met „coördinatie” op te lossen is; c) de macro-economische en financiële duurzaamheid van de eurozone alleen een probleem van transparantie is, en d) het bijzonder ernstige probleem van de werkloosheid kan worden aangepakt met louter „formele” voorstellen zoals al jarenlang gebeurt. Het EESC is van mening dat de Commissie ten aanzien van deze en andere kwesties haar initiatiefrecht ten volle en met meer overtuiging moet uitoefenen. |
3.3.2. |
Hetzelfde geldt voor de ernstige sociale gevolgen van de werkloosheid in vele landen van de eurozone — dit zou voor de EMU een prioritair thema moeten zijn, net zoals concurrentie en economische en politieke „governance”. Er worden immers geen concrete voorstellen geformuleerd of geen solidariteitsinstrument voorgesteld en het is evenmin duidelijk wat wordt bedoeld met „Europese pijler” voor sociale rechten (of zijn de reeds in de verschillende landen bestaande rechten bedoeld?). |
3.3.3. |
Wat het semester betreft, wordt voortgebouwd op hetgeen tot dusver reeds was besloten en worden geen ingrijpende wijzigingen aangebracht, zelfs niet in de methode. Het EESC had daarentegen gehoopt op een wijziging van de macro-economische conditionaliteit en een versterking van de interparlementaire conferentie; de begrotingen van de lidstaten dreigen echter nu nog steeds buiten alle democratische controle te vallen. |
3.3.4. |
Er is sprake van een „begroting” van de EMU wanneer de stabilisering ervan aan de orde is. In de praktijk gaat het om de optelsom van of de begrotingen van de afzonderlijke lidstaten, die evenwel niets vandoen hebben met een echte begroting van de eurozone. Voorts wordt niet verwezen naar de bestaande staatsschuld of, indien nodig, een eventuele gemeenschappelijke staatsschuld en evenmin naar een Europese belasting ter financiering van de kosten voor immigratie, vluchtelingen of veiligheid. Het gebrek aan voorstellen voor democratische legitimiteit is echter de echte zwakke plek van de hele voorgestelde mededeling (punt 6) (10). |
3.3.5. |
De maatschappelijke „intermediaire instanties” worden grotendeels genegeerd als referentiepunten voor de raadplegingsfase, te beginnen met zij die vertegenwoordigd zijn in het EESC, om nog maar te zwijgen over de „politiek” waarover niet of nauwelijks wordt gesproken, alsof het een bijzaak betrof. |
3.3.6. |
Het EESC verheugt zich erover dat de sociale partners worden betrokken bij de andere beleidsgebieden die door de Commissie worden genoemd. Er moet echter op politiek en procedureel vlak een kwalitatieve sprong worden gemaakt om bij de tripartiete sociale dialoog over te gaan van een „formele” naar een wezenlijke participatie, die dan ook moet worden gereglementeerd om uitvoering te geven aan de gesloten akkoorden. Een en ander zal overigens het wederzijds vertrouwen ten goede komen en ieders verantwoordelijkheid vergroten. |
3.3.7. |
De voorbereiding van fase 2 (voltooiing van de EMU), een prioritaire basisfase om de overige voorstellen geloofwaardig te maken, stoelt op de presentatie van een „witboek” na raadpleging en „dialoog met de burgers”. Daarbij wordt echter niet vermeld hoe dit moet gebeuren en zelfs de partijen die in het EESC vertegenwoordigd zijn, worden hierbij uitgesloten. Er wordt niet aan de voorwaarden voldaan. Ook de nationale parlementen moeten bijv. naast het Europees Parlement bij een en ander worden betrokken. |
3.4. Risico’s
3.4.1. |
De Commissie heeft zonder twijfel goede voornemens maar haar aanpak is weinig geloofwaardig, vooral als ook de voorstellen voor fase 2 nog ontbreken. De mededeling is, in het licht van het huidige Verdrag, niet op een echte ommekeer gericht waarbij althans gedeeltelijk het „deficit” van Maastricht zou kunnen worden goedgemaakt. Er ontbreekt een „alomvattend project” dat een signaal zou geven voor verandering en een toekomstvisie voor de eurozone en de burgers van de EU. |
3.4.2. |
Het is geen goede zaak voort te gaan op de weg die tot dusver is gevolgd voor zowel het economisch als het sociaal beleid. De arbeidsmarkt en de salarissen mogen niet als de enige variabelen in het systeem worden beschouwd, en de kwestie van de interne vraag, de onevenwichtigheden op macro- en micro-economisch vlak, de sociale onevenwichtigheden en de onevenwichtigheden op de lopende rekeningen mogen niet worden verwaarloosd of onderschat. |
3.4.3. |
Door alles uit te stellen tot een latere fase van de politieke agenda, in plaats van met deze fase te beginnen of, gezien de oude en de nieuwe urgenties, ten minste toch parallel op te treden, geven de lidstaten blijk van een overmaat van angst en al te veel politiek fatsoen, waarmee ze Europa uithollen in plaats van het te verbeteren en hoop te geven voor de toekomst. |
3.4.4. |
De lichtzinnigheid waarmee wordt gesproken over democratische legitimiteit van het semester, andere EMU-maatregelen of voorgestelde instrumenten is symptomatisch. Het zijn alleen maar loze woorden, gelet op het standpunt van de verschillende landen, die gewoon een surrogaat moeten bieden voor democratie. Dit is misschien het zwakste punt van het hele voorstel, zolang dit tenminste blijft zoals het is, in afwachting van fase 2 die tot stand moet komen na overleg met en onder begeleiding van de maatschappelijke organisaties en de politiek. |
3.4.5. |
Het is op zijn minst lichtzinnig en illusoir te denken dat het probleem van de democratie van de eurozone kan worden opgelost via een „dialoog met de burgers” zonder dat daarbij gewag wordt gemaakt van uitvoeringsvoorwaarden, procedures voor participatie van de burgers of instrumenten die op zowel Europees als nationaal niveau moeten worden ingezet. Er moet veeleer een concretere manier worden gevonden om de belangstelling van de Europese bevolking te wekken en ze te betrekken bij de problematiek van de voltooiing van de eurozone door middel van grote openbare bijeenkomsten in alle steden of via een stemming over voorstellen of alternatieven in de nationale parlementen. |
3.5. Kansen
3.5.1. |
De publicatie van deze mededeling moet te baat worden genomen en de kans moet worden gegrepen om een „operatie waarheid” te lanceren bij de Europese burgers, zowel over de bepalingen in het huidige Verdrag die niet zijn omgezet en het potentieel daarvan, als over hetgeen sinds de invoering van de euro is gebeurd. Er moet een evaluatie worden gemaakt van de gevolgen van de crisis en de fouten die zijn gemaakt door zowel de EU als de lidstaten, die zich meer zouden moeten bezighouden met maatregelen waarbij de mens centraal staat. Er moet worden gekeken naar de gemiste kansen en de echte risico’s die de Europese burgers — en niet een of ander schimmig „Europa” — lopen als sommige lidstaten dezelfde praktijken blijven hanteren. |
3.5.2. |
Deze „operatie waarheid” is nog urgenter geworden en wordt geholpen door het feit dat een passende oplossing moet worden gevonden voor twee andere groeiende problemen die een bedreiging vormen voor de veiligheid van alle Europese burgers, namelijk de noodsituatie van immigranten-vluchtelingen en de dreiging van het islamitisch terrorisme en het veiligheidsprobleem. |
3.5.3. |
Er moet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om na te denken — niet op een formele of retorische manier — over de gemeenschappelijke (burgerlijke, ethische, religieuze) waarden die ten grondslag liggen aan onze identiteit en die we niet duidelijk durven tonen en verdedigen; dit is de echte basis voor de heropleving van de eurozone en/of van de landen die dit wensen. Dit is een uniek integratie-experiment dat niet alleen openstaat voor de 19 lidstaten, maar ook voor alle andere EU-landen, met inbegrip van de nieuwkomers, die deel willen uitmaken van een politieke kern. Deze kern zal langzaamaan groeien, zoals het geval was met de eerste Europese Economische Gemeenschap (1957), die was samengesteld uit de zes oprichtende landen die destijds echte durvers waren, zonder welke er thans overigens geen sprake zou zijn van Europa en al helemaal niet van 28 lidstaten! |
3.5.4. |
Het kan in dit verband bijzonder nuttig zijn de intermediaire organisaties in de samenleving, met name de sociale partners en burgerorganisaties, bij een en ander te betrekken en aldus een sterk herstel van de sociale en civiele dialoog op Europees niveau en in de afzonderlijke landen te bevorderen. Zij zouden met de steun van het EESC en de Europese Commissie een open discussie en uitwisseling van informatie kunnen lanceren over de risico’s en gevaren van de huidige ontwikkelingen, over de kansen die ontstaan als bepaald EU-beleid wordt aangepast, en over de noodzaak om samen te blijven en de fundamenten van het gemeenschappelijke huis te verstevigen, door het ontbrekende dak te bouwen in plaats van af te breken wat tot dusver reeds opgebouwd is. |
4. Adviserend Europees Begrotingscomité (besluit van de Commissie)
4.1. |
Het besluit van de Commissie bevat geen nuttige elementen ter verantwoording van de oprichting van dit comité (11), dat belast is met de beoordeling van de tenuitvoerlegging van het begrotingskader van de EU en met name de horizontale samenhang van de besluiten inzake begrotingstoezicht. De oprichting van dit comité leidt tot een verdubbeling van functies en verantwoordelijkheden, die reeds waren toegekend aan de Commissie zelf in het kader van de Europese „governance” en de daarmee samenhangende nieuwe bevoegdheden. |
4.2. |
Het is niet duidelijk wat de „toegevoegde waarde” zou zijn van dit orgaan, bestaande uit vijf externe deskundigen die worden belast met een nauwkeurige analyse van het begrotingsbeleid op zowel nationaal niveau als in de eurozone. De indruk ontstaat dat dit alweer gaat om een Europees toezichtcomité dat advies geeft m.b.t. de begrotingen van beide partijen, de instellingen van de EU en die van de eurolanden, zonder effectieve bevoegdheden om in te grijpen in gevallen van niet-naleving of ontoereikend begrotingsbeleid op nationaal niveau of op het niveau van de eurozone. |
4.3. |
Het EESC verbaast zich over de wijze van benoeming van de leden van het adviserend Comité. Er zij aan herinnerd dat drie op een totaal van vijf leden worden gekozen door de aangewezen voorzitter, zonder enige betrokkenheid van het Europees Parlement, dat dit ook terecht opmerkt in zijn resolutie (12). Daarom lijkt dit ook een comité dat de Commissie niet zal ondersteunen bij haar keuzes, maar veeleer zal fungeren als een soort „bewindvoering” namens de Raad, met een mandaat dat thans aan de Commissie zelf gedelegeerd is. Dit kan leiden tot een verslechtering van de huidige situatie, die thans al wordt gekenmerkt door een zeer precair evenwicht. |
4.4. |
In haar mededeling verwijst de Commissie ook naar een mogelijke band tussen het adviserend Europees Begrotingscomité en de nationale begrotingsraden, zonder precisering van de doelstellingen die daarbij zullen worden nagestreefd, zonder definiëring van de respectieve actieterreinen en zonder afbakening van de verantwoordelijkheden en de gebieden voor samenwerking tussen de twee instellingen. |
Brussel, donderdag 17 maart 2016.
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Georges DASSIS
(1) Zie het EESC-advies over nationale comités voor het concurrentievermogen (zie blz. 35 van dit Publicatieblad).
(2) Zie het EESC-advies over de externe vertegenwoordiging van de eurozone (zie blz. 16 van dit Publicatieblad).
(3) Zie het EESC-advies over het Europees depositoverzekeringsstelsel (zie blz. 21 van dit Publicatieblad).
(4) Zie de EESC-adviezen over het groenboek inzake het opbouwen van een kapitaalmarktenunie (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 64) en het actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie (PB C 133 van 14.4.2016, blz. 17).
(5) Zie het EESC-advies over groei en staatsschulden in de EU: twee innovatieve oplossingen (PB C 143 van 22.5.2012, blz. 10).
(6) Zie de EESC-adviezen over de voltooiing van de EMU — De voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de volgende Europese legislatuur (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10), over de voltooiing van de EMU: de politieke pijler (PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8), over een democratische en sociale EMU door de communautaire methode (PB C 13 van 15.1.2016, blz. 33), e.a.
(7) Zie de EESC-adviezen over de externe vertegenwoordiging van de eurozone, het Europees depositogarantiestelsel, de nationale comités voor het concurrentievermogen en het economisch beleid in de eurozone (2016) (zie blz. 16 van dit Publicatieblad).
(8) Zie de EESC-adviezen over „Tien jaar later, wat is de toekomst van de euro?” (PB C 271 van 19.9.2013, blz. 8), over de voltooiing van de EMU — De voorstellen van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de volgende Europese legislatuur (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 10) en over de voltooiing van de EMU: de politieke pijler (PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8).
(9) COM(2015) 603 — 2015/0250 (NLE).
(10) Zie het EESC-advies over een democratische en sociale EMU door de communautaire methode (PB C 13 van 15.1.2016, blz. 33).
(11) C(2015) 8000 final.
(12) Resolutie van het Europees Parlement van 17 december 2015 over de voltooiing van Europa’s Economische en Monetaire Unie (2015/2936 (RSP)).