Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE5877

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank — Een routekaart naar een consistentere externe vertegenwoordiging van de eurozone in internationale fora (COM(2015) 602 final) en het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van maatregelen om geleidelijk een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in het Internationaal Monetair Fonds tot stand te brengen (COM(2015) 603 final — 2015/0250 (NLE))

    PB C 177 van 18.5.2016, p. 16–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.5.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 177/16


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank — Een routekaart naar een consistentere externe vertegenwoordiging van de eurozone in internationale fora

    (COM(2015) 602 final)

    en het voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van maatregelen om geleidelijk een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in het Internationaal Monetair Fonds tot stand te brengen

    (COM(2015) 603 final — 2015/0250 (NLE))

    (2016/C 177/03)

    Rapporteur:

    Petr ZAHRADNÍK

    De Europese Commissie heeft op 11 november 2015 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Centrale Bank — Een routekaart naar een consistentere externe vertegenwoordiging van de eurozone in internationale fora

    (COM(2015) 602 final)

    en het

    Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van maatregelen om geleidelijk een gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in het Internationaal Monetair Fonds tot stand te brengen

    (COM(2015) 603 final — 2015/0250 (NLE))

    De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 3 maart 2016 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 maart 2016 gehouden 515e zitting (vergadering van 17 maart 2016) het volgende advies uitgebracht, dat met 204 stemmen vóór en 5 tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen (voorstellen)

    1.1.

    De algemene conclusie is dat indien de eurozone een actievere, efficiëntere en meer zichtbare rol moet gaan spelen in de internationale financiële instellingen, haar externe vertegenwoordiging moet worden versterkt. Dit zal helpen om haar relatieve belang binnen de internationale financiële instellingen te vergroten en haar positie op de internationale financiële markten meer in de schijnwerpers te plaatsen. Reeds vóór de publicatie van onderhavige documenten door de Europese Commissie heeft het EESC zijn standpunten over dit onderwerp in verschillende adviezen (1) uiteengezet.

    1.2.

    Het EESC stemt dan ook in met de redenering die in de twee documenten wordt gevolgd, namelijk dat na de aanzienlijke versterking van de interne governance van de eurozone, met name in de periode 2009-2014, er nu vergelijkbare stappen moeten worden gezet om de eurozone adequaat te vertegenwoordigen in de wereldeconomie. Dit als blijk van de versterking van de politieke pijler, die zorgt voor evenwichtige en harmonische betrekkingen tussen de interne cohesie en de externe behoeften van de werking van de eurozone, en die er tevens toe leidt dat de economische beleidsmodellen van de afzonderlijke lidstaten dichter bij elkaar komen te liggen.

    1.3.

    Het Comité stemt er om verschillende redenen (met name de dominante rol van het Internationaal Monetair Fonds in de mondiale economische governance en het economische beleid en de praktische betrokkenheid van het IMF bij de recente reddingsprogramma’s voor verschillende lidstaten van de Europese Unie) mee in dat prioriteit wordt gegeven aan de versterking van de externe vertegenwoordiging van de eurozone bij het IMF.

    1.4.

    Tegelijkertijd meent het EESC echter dat de voorgestelde versterking van de externe vertegenwoordiging van de EU en/of de eurozone nog maar een eerste stap is, die moet worden gevolgd door een al even gedetailleerd scenario voor de betrekkingen met andere instellingen die van belang zijn voor de doelstellingen van de bankenunie en de kapitaalmarktenunie, zoals de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) en de OESO. Het EESC stelt voor dat de Europese Commissie, naast de versterking van de externe vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF, ook scenario’s ontwikkelt voor sterkere en efficiëntere contacten met andere relevante internationale organen, rekening houdend met hun bevoegdheidsterreinen.

    1.5.

    Het EESC is het in grote lijnen eens met de doelstelling om de eurozone tegen 2025 één enkele externe vertegenwoordiging in het IMF te geven, en met het scenario dat wordt voorgesteld om dit te bereiken. Ook steunt het de oproep van de Europese Commissie dat het Europees Parlement en de Raad consensus moeten bereiken, zodat de Raad een voor iedereen gunstige beslissing kan nemen over de voorgestelde aanpak.

    1.6.

    Tegelijkertijd beveelt het EESC aan om de rollen van de externe vertegenwoordiging van de eurozone duidelijk en expliciet te definiëren, en deze op gecoördineerde wijze te koppelen aan de rollen van de EU als geheel (om de integriteit van de eengemaakte markt te beschermen). Het EESC is van mening dat de vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF ook betrekking heeft op gebieden die zich qua vorm en inhoud niet beperken tot de eurozone maar die ook uiterst relevant zijn voor de EU als geheel en al haar lidstaten. Tegelijkertijd dringt het EESC erop aan dat als het gaat om de externe vertegenwoordiging van de eurozone, tevens rekening wordt gehouden met toekomstige uitbreidingen van die eurozone. Het bestaan van een dergelijke coördinatie kan een extra argument en middel zijn bij de beoordeling van besluiten over de vraag of een lidstaat al dan niet goed is voorbereid op toetreding tot de eurozone.

    1.7.

    Het EESC onderschrijft de belangrijkste punten van het drie fasen tellende scenario om tegen 2025 met één zetel in het IMF te zitten, en de overgangsfasen die moeten leiden tot dit doel. Maar er moet wel een gepaste politieke druk worden uitgeoefend opdat de lidstaten de daaruit voortvloeiende verplichtingen en verbintenissen tijdig nakomen.

    1.8.

    Het EESC steunt tevens het voorstel om een systeem tot stand te brengen waarmee een vertegenwoordiging in het leven wordt geroepen die bevoegd is om de belangen van de eurozone te verdedigen, in eerste instantie bij het IMF maar later ook bij alle andere relevante financiële instellingen in Brussel (waarmee het SCIMF wordt omgevormd tot een volwaardig subcomité van het Economisch en Financieel Comité). Ook zou een eenheid moeten worden opgericht die zorgt voor de gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozonebelangen in Washington, en voor een expliciete en efficiënte coördinatie ten aanzien van landen buiten de eurozone.

    1.9.

    Het EESC gaat ervan uit dat de voorgestelde procedure zal leiden tot een betere en nauwere coördinatie tussen de lidstaten op het gebied van het economische beleid en de externe dimensie daarvan, en verwacht van de verschillende bevoegde EU-instellingen en -organen een vergelijkbare coördinatie en de grootst mogelijke transparantie op dit gebied.

    1.10.

    Het EESC is van mening dat beide documenten grotendeels zijn gericht op procedurele/organisatorische en juridische aspecten van het probleem. Het beveelt aan een economische analyse en een beknopte samenvatting van de verwachte voordelen en effecten van de uitvoering ervan erin op te nemen.

    1.11.

    Het EESC stemt in met en steunt de voorgestelde praktijk om, met ingang van het voorjaar van 2017, regelmatig verslag uit te brengen over de gemaakte vorderingen als het gaat om de versterkte externe vertegenwoordiging van de eurozone.

    2.   Het voorstel van de Europese Commissie: beschrijving en analyse

    2.1.

    In dit advies worden de reacties samengevat op twee documenten die op 21 oktober 2015 werden gepubliceerd als onderdeel van een pakket maatregelen voor de voltooiing van de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU). Beide documenten gaan over één van de prioriteiten van het pakket: de externe vertegenwoordiging van de eurozone. Het pakket is opgezet als een systeem van onderling verbonden en voorwaardelijke stappen, die stuk voor stuk essentieel zijn om het nagestreefde doel in 2025 te verwezenlijken.

    2.2.

    Het concept is gebaseerd op bestaande voorstellen voor de totstandkoming van een hechte economische en monetaire unie (november 2012) en is verder uitgewerkt in het verslag van de vijf voorzitters van juni 2015.

    2.3.

    Beide documenten gaan ervan uit dat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) de voornaamste instelling is waarin de externe vertegenwoordiging van de eurozone moet worden versterkt.

    2.4.

    Indien de eurozone met één zetel in het IMF vertegenwoordigd zou zijn, zou zij ook met één stem kunnen spreken over aangelegenheden waarvoor het EU-beleid in sterke mate gecoördineerd is: het economisch en begrotingsbeleid, het macro-economisch toezicht, het wisselkoersbeleid en de financiële stabiliteit.

    2.5.

    In reactie hierop voorziet het voorstel in een meer consistente en doeltreffende externe vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF op basis van een strategie om zo snel mogelijk een scenario uit te werken en deze geleidelijk, in drie fasen, uit te voeren.

    2.6.

    Het idee om de externe vertegenwoordiging van de eurozone te versterken moet op een transparante manier ten uitvoer worden gelegd en de relevante belanghebbenden moeten via regelmatige verslagen op de hoogte worden gebracht van de geboekte vooruitgang.

    2.7.

    De gezamenlijke vertegenwoordiging van de eurozone in het IMF vanaf 2025 wordt in de wetgevingsbepalingen van document COM(2015) 603 final als volgt beschreven:

    Raad van gouverneurs: vertolking van de zienswijze van de eurozone door de voorzitter van de Eurogroep;

    Internationaal Monetair en Financieel Comité (IMFC): vertegenwoordiging van de eurozone door de voorzitter van de Eurogroep;

    Raad van bewindvoerders van het IMF: rechtstreekse vertegenwoordiging van de eurozone door de bewindvoerder van een eurozonekiesgroep na de oprichting van een of meer kiesgroepen die alleen uit eurozonelidstaten bestaan (verkiezing van de bewindvoerder op voorstel van de voorzitter van de Eurogroep; volledige coördinatie van de mondelinge en schriftelijke verklaringen).

    2.8.

    In geval van uitbreiding van de eurozone zullen de noodzakelijke wijzigingen worden aangebracht in coördinatie met de niet-eurozonelanden, en zullen maatregelen worden genomen om de gezamenlijke vertegenwoordiging aan te passen.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    Het eerste document is hoofdzakelijk toegespitst op procedurele-organisatorische aspecten, terwijl het tweede de conclusies verwerkt tot een wetgevingsvoorstel. Beide documenten dragen bij tot de oprichting van de politieke pijler van de eurozone en helpen om het evenwicht te garanderen tussen de interne en externe instrumenten waarover de eurozone beschikt. Het feit dat met één stem wordt gesproken in de externe vertegenwoordiging van de eurozone zorgt voor een betere coördinatie en samenhang en versterkt de convergentie tussen het economische beleid van de deelnemende landen. Om ervoor te zorgen dat deze visie werkelijkheid wordt moet een grotere verantwoordelijkheid worden aanvaard, in de zin van een sterkere integratie en sterkere instellingen.

    3.2.

    In de periode 2009-2014 is een ongekend groot aantal maatregelen goedgekeurd om het economische beleid van de EU te coördineren (de invoering van het cyclische proces van het Europees semester; veranderingen in de voorschriften van het Stabiliteits- en groeipact; de vaststelling van de zogenaamde sixpack- en twopackwetgeving; het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (Fiscal Compact of begrotingspact); het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM); de bankenunie; de kapitaalmarktenunie, enz.). De meeste van deze maatregelen hadden betrekking op ontbrekende elementen van de eurozone of de goedkeuring van reddingsmaatregelen voor de korte termijn, bedoeld om te beantwoorden aan dringende vereisten van economisch of begrotingsbeleid. Het pakket maatregelen dat, na een lange periode, is bekendgemaakt op 21 oktober 2015 en dat volgt op het verslag van de vijf voorzitters, is een ambitieus, vooruitdenkend concept dat gericht is op het ontwikkelen en verbeteren van de institutionele context, het instrumentarium en de architectuur van de eurozone, die door de uitvoering van deze maatregelen zouden moeten worden geoptimaliseerd en sterker worden geïntegreerd.

    3.3.

    De in de periode 2009-2014 genomen maatregelen waren hoofdzakelijk gericht op de versterking van de interne werking van de eurozone, terwijl de externe vertegenwoordiging achterbleef bij het toenemende belang en de vooruitgang wat betreft de coördinatie van het economische beleid. De positie van de eurozone binnen de internationale financiële instellingen en uiteindelijk ook op de internationale financiële markten heeft relatief aan kracht verloren, of de eurozone slaagt er niet in haar potentieel volledig te benutten. De verbeterde externe werking van de eurozone moet ook in de buitenwereld worden gevoeld, en de eurozone moet coherenter naar buiten treden in het mondiale financiële bestel.

    3.4.

    De externe vertegenwoordiging van de eurozone dient in een bredere politieke context te worden beschouwd, wat ook de drijfveer is geweest voor het verslag van de vijf voorzitters. Hieruit kan impliciet worden opgemaakt dat:

    a)

    de huidige structuur van de EMU niet volstaat om de verwachte voordelen van de eurozone te realiseren;

    b)

    gezien de rol van de euro in de mondiale economie, de maatregelen die zijn gericht op interne aangelegenheden van de eurozone geen effect kunnen sorteren indien er geen passende externe vertegenwoordiging is.

    3.5.

    Het kan aannemelijk worden gemaakt dat het uitblijven van een passende externe vertegenwoordiging van de eurozone ertoe kan leiden dat het potentieel van de eurozone om het mondiale economische en monetaire beleid te helpen bepalen niet wordt benut, en dat de euro nog minder aantrekkelijk wordt als wereldwijde transactie-, beleggings- en reservevaluta.

    3.6.

    De noodzakelijke gerichtheid op het IMF komt voort uit de sterke complementariteit tussen het economische beleid en de instrumenten van de EU en het IMF, nadat deze binnen de EU en vooral binnen de eurozone aanzienlijk zijn versterkt en gecoördineerd (2). Het IMF is de voornaamste wereldwijde instelling op het gebied van de economische governance en heeft, samen met de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank, een belangrijke rol gespeeld bij de vaststelling en uitvoering van reddingsprogramma’s voor lidstaten die waren getroffen door de economische crisis en de schuldencrisis. De beoogde rol van het IMF moet verder worden ontwikkeld, en de noodzakelijke samenwerking tussen de eurozone en het IMF moet voortaan in een veel breder perspectief worden gezien dan het geïsoleerde perspectief van de afzonderlijke lidstaten. Tegelijkertijd wijst het EESC erop dat als de eurozone van meet af aan had beschikt over een eigen Europees Monetair Fonds, zoals was voorzien in de eerste voorstellen voorafgaand aan de oprichting van het Europees monetair stelsel aan het einde van de jaren '70, dan had dit tijdens de crisis de rol kunnen spelen die het IMF nu op zich heeft genomen.

    3.7.

    Een sterkere en doeltreffender externe vertegenwoordiging van de eurozone wordt belemmerd door een reeks naar behoren geïdentificeerde en beoordeelde obstakels:

    de versnippering van de lidstaten (vanuit het oogpunt van hun vertegenwoordiging in de Raad van bewindvoerders van het IMF zijn de 19 lidstaten van de eurozone onder te verdelen in zes kiesgroepen, en twee volledig onafhankelijke vertegenwoordigers; dit systeem zorgt er vaak voor dat lidstaten van de eurozone geen gemeenschappelijk standpunt kunnen innemen);

    de onvoldoende vertegenwoordiging van de eurozone als geheel (er is niet één vertegenwoordiger van de eurozone die over een officieel mandaat beschikt in de Raad van bewindvoerders van het IMF — deze rol wordt momenteel ingenomen door de EURIMF-voorzitter); ook beschikt het IMF niet over een ideale gesprekspartner als het gaat om kwesties van gemeenschappelijk belang voor de eurozone (denk maar aan de recente maatregelen voor een betere coördinatie van het economische beleid); de Europese Centrale Bank heeft de status van waarnemer binnen de Raad van bewindvoerders van het IMF;

    de tekortschietende coördinatie op het niveau van de eurozone (op grond van het akkoord van de Europese Raad van Wenen van 1998, dat dode letter blijft); de coördinatie op EU-niveau, door het Economisch en Financieel Comité en zijn subcomité voor kwesties die verband houden met het IMF (SCIMF), komt er in werkelijkheid op neer dat iedere lidstaat zijn eigen standpunt verdedigt.

    3.8.

    Met het oog op het voorgaande kan uit de twee documenten een fundamentele conclusie worden getrokken: de tenuitvoerlegging van dat wat in beide documenten wordt voorgesteld vergt een sterke coördinatie, en wel: tussen de interne en externe instrumenten waarover de eurozone beschikt om haar structuur en werking te verbeteren, het economische beleid te harmoniseren, en om cohesie en convergentie te bewerkstelligen; tussen de lidstaten die tot de eurozone behoren en de lidstaten die de gemeenschappelijke munt niet hebben ingevoerd (via de procedure die is uitgewerkt in geval van een uitbreiding van de eurozone); en tussen de verschillende vormen van externe vertegenwoordiging van de eurozone (voor monetaire aangelegenheden, het structuurbeleid, de bancaire en financiële sector en het economische beleid). De stelling dat de euro de gemeenschappelijke munteenheid van de EU is kan als uitgangspunt worden genomen voor de beginselen waarop de coördinatie moet zijn gebaseerd.

    3.9.

    Als algemene opmerking kan er ook op worden gewezen dat een evenwicht moet worden gevonden tussen de procedurele, administratieve en juridische aspecten van de documenten enerzijds en economisch-analytische en politieke argumenten anderzijds.

    4.   Specifieke opmerkingen

    4.1.

    In de lijn van bovenstaande algemene opmerkingen verdient het aanbeveling een eenvoudig schema vast te stellen om de correlatie tussen de nieuwe economische governance van de EU en het beleid van het IMF aan te tonen, en in voorkomend geval ook de samenhang met het beleid van andere instellingen. Bijvoorbeeld naar analogie — qua tijdschema en inhoud — van het Europees semester. Een en ander zou de discussie over dit thema transparanter en toegankelijker maken.

    4.2.

    Tevens verdient het aanbeveling een scenario uit te werken voor de interne operationele coördinatie van de betrokken EU-instellingen en -organen, om voor doeltreffende synergieën te zorgen, met name in de voorbereidingsfase en de overgangsfase, en tijdens de uitbreiding van de eurozone, voor wat de flexibiliteit van de regels en procedures betreft. Om te zorgen voor de grootst mogelijke transparantie en democratische verantwoording, zou het Europees Parlement hierbij een rol moeten krijgen die strookt met de communautaire besluitvormingsmethode.

    4.3.

    Het voorstel om de externe vertegenwoordiging van de eurozone uit te breiden maakt deel uit van een pakket, waarmee de vorm van het Europees semester wordt herschikt en waarmee nationale raden voor het concurrentievermogen en een Europees Begrotingscomité worden opgericht. Met name deze maatregelen vragen erom dat de EU en de eurozone op andere relevante fora worden vertegenwoordigd. In dit verband lijkt het nuttig om te zorgen voor meer synergie met de OESO, de G-7, de G20, de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) en de Wereldbank. Deze stappen houden verband met de uitvoering en coördinatie van het macro-economische beleid, de hervorming van de financiële regelgeving en de fiscale transparantie (door de vertegenwoordigers van de EU en de eurozone — namelijk de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Europese Commissie, de voorzitter van de Eurogroep en vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank — en de nationale ministers van alle landen die vertegenwoordigd zijn in de G-7 of de G20), van aangelegenheden die verband houden met de totstandbrenging van een bankenunie en een kapitaalmarktenunie, en andere relevante onderwerpen. Andere mogelijkheden zijn de Aziatische Investeringsbank voor infrastructuur (AIIB), waarin tamelijk veel individuele EU-lidstaten zijn vertegenwoordigd.

    4.4.

    De hierboven uiteengezette conclusies geven te verstaan dat een doeltreffender externe vertegenwoordiging van de eurozone een eerste en noodzakelijke stap is om het gewicht, het belang en de status van de gemeenschappelijke munteenheid van de EU in de wereldeconomie te versterken. Deze stap zou moeten worden gezet in het kader van het project ter voltooiing van de EMU, en het succes ervan zal sterk afhangen van de reële economische prestaties van de eurozone en de vraag of al het relevante economische beleid goed wordt uitgevoerd.

    Gedaan te Brussel, 17 maart 2016.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  Initiatiefadvies van het EESC „Voltooiing van de EMU: de politieke pijler” (PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8).

    (2)  Initiatiefadvies van het EESC „De gevolgen van de staatsschuldcrisis voor de EU-governance” (PB C 51 van 17.2.2011, blz. 15).


    Top