Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015AE4971

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012 (COM(2015) 472 final — 2015/0226 (COD)) en het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (COM(2015) 473 final — 2015/0225(COD))

    PB C 82 van 3.3.2016, p. 1–5 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    3.3.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 82/1


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012

    (COM(2015) 472 final — 2015/0226 (COD))

    en het

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

    (COM(2015) 473 final — 2015/0225(COD))

    (2016/C 082/01)

    Rapporteur:

    de heer Daniel MAREELS

    De Raad en het Europees Parlement hebben op 27 oktober 2015 en 14 oktober 2015 resp. besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over het

    „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende securitisatie en tot instelling van een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012”

    COM(2015) 472 final — 2015/0226(COD)

    en het

    „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen”

    COM(2015) 473 final — 2015/0225(COD)

    De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 december 2015 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 20 en 21 januari 2016 gehouden 513e zitting (vergadering van 20 januari 2016) het volgende advies uitgebracht, dat met 176 stemmen vóór en 1 tegen, bij 6 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC verwelkomt de voorstellen voor een regime van „simpele, transparante en gestandaardiseerdesecuritisaties (STS-securitisaties) en de aanpassing van de prudentiële vereisten in hoofde van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Die voorstellen passen in het ruimer kader van het „Actieplan voor de uitbouw van een kapitaalmarktenunie (1).

    1.2.

    Het Comité is ermee ingenomen dat de securitisatievoorstellen er snel, gelijktijdig met het Actieplan voor het opbouwen van de kapitaalmarktenunie, gekomen zijn. Het is zaak er op korte termijn werk van te maken. Dat moet toelaten belangrijke bijkomende middelen voor bankfinanciering te genereren. Dat is heel belangrijk inzonderheid voor KMO’s en huishoudens.

    1.3.

    In het huidig Europees financieel bestel vertegenwoordigen bankleningen thans 75-80 % van de totale financiering van de economie en in de toekomst zullen KMO’s en huishoudens ongetwijfeld ruim afhankelijk blijven van bankfinanciering. Een heropleving van die markt kan leiden tot een extra beschikbaar krediet voor de particuliere sector van 100 à 150 miljard EUR, of een verhoging met 1,6 % in de kredietverlening aan ondernemingen en huishoudens. Omwille van hun groot belang voor de Europese economie heeft het Comité overigens al het belang van securitisatie ten aanzien van KMO’s onderstreept.

    1.4.

    Ten aanzien van bankfinanciering is het Comité van oordeel dat die hand in hand gaat met marktfinanciering, die in de kapitaalmarktenunie verder zal worden ontwikkeld. Beide financieringsvormen dienen als complementair, en niet als concurrentieel beschouwd te worden.

    1.5.

    Voor het Comité dient nu een holistische benadering voorop te staan. Voor het nieuw securitisatiekader dient duurzaam en gedegen te werk worden gegaan en een juist en passend evenwicht dient te worden nagestreefd. Op alle niveaus dienen alle vereiste doelstellingen en belangen van alle stakeholders in overweging te worden genomen. In dat verband is er appreciatie zowel voor de inspanningen ten voordele van de stabiliteit van het financieel stelsel als voor de gevolgde benadering waarin beleggers en investeerders zowel rechten als verplichtingen hebben.

    1.6.

    Een heropleving van de securitisaties veronderstelt dat de nieuwe regeling voldoende ruim wordt gesteld. De STS-criteria dienen realistisch en haalbaar te zijn voor alle banken, zowel grote als lokale en kleine banken, die met kredietfinanciering begaan zijn. Securitisaties dienen evenzeer aantrekkelijk te zijn voor investeerders. Indien succesvol, kan aldus een belangrijke bijdrage worden geleverd voor een betere financiering van de economie, voor meer investeringen en voor het aanzwengelen van de groei. Tegelijkertijd dient er duidelijkheid te zijn over de mogelijke risico’s en wie die dragen, daarbij de gehele ketting van uitgever tot investeerder voor ogen houdend. Het komt er nu op aan dat de fouten van het verleden niet opnieuw worden gemaakt.

    1.7.

    Principes van veiligheid, transparantie en handhaving („enforcement”) dienen hun plaats te vinden in de nieuwe regeling, om het vertrouwen in de nieuwe markten te versterken. Het toezicht moet passend worden uitgebouwd, zowel in de schoot van de ECB als van de nationale toezichthouders, en de internationale dimensie mag niet veronachtzaamd worden.

    1.8.

    Omwille van de eraan verbonden complexiteit en risico’s sluit het Comité zich aan bij de zienswijze dat securitisaties niet toegankelijk zijn voor kleine beleggers en consumenten. Het Comité is evenwel van oordeel dat de huidige vrijblijvende benadering ontoereikend is en dringt aan op een formeel verbod dat uitdrukkelijk in de teksten wordt opgenomen.

    1.9.

    Voorzien is dat het regime na een periode van 4 jaar wordt geëvalueerd. Voor het Comité is een snellere evaluatie wenselijk. Met name lijkt een periode van 2 jaar passend.

    1.10.

    Voor het Comité is het van groot belang dat de Europese beleidsmakers een cruciale rol spelen in het internationale en mondiale debat rond securitisaties om de Europese verworvenheden te vrijwaren en om voldoende harmonisatie op internationaal vlak te garanderen.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    Van bij haar aantreden stelde de Commissie Juncker zich drie absolute prioriteiten, zijnde groei, banen en investeringen.

    2.2.

    Om die te bewerkstelligen werkte zij een investeringsplan voor Europa uit met 3 luiken:

    investeringen voor een bedrag van minstens 315 miljard EUR mobiliseren binnen de 3 jaar,

    de investeringen in de reële economie ondersteunen,

    een gunstige omgeving voor de investeringen creëren  (2).

    2.3.

    Met haar actieplan voor het opbouwen van een kapitaalmarktenunie van 30 september 2015 wil de Commissie tegelijk het kapitaal in Europa mobiliseren en een eengemaakte kapitaalmarkt tot stand brengen én een belangrijk onderdeel van het 3e luik van haar investeringsplan tegen 2019 realiseren.

    2.4.

    Gelijktijdig met het actieplan zijn de voorstellen inzake securitisatie  (3) voorgesteld. Ze zijn vervat in een wetgevend pakket dat twee voorstellen omvat, die elk afzonderlijke aspecten regelen:

    2.4.1.

    enerzijds, een voorstel inzake securitisatie. De ontwerpverordening omvat de ontwikkeling van een gemeenschappelijk inhoudelijk securitisatiekader voor alle deelnemers op deze markt en de identificatie van een reeks transacties die aan bepaalde toelaatbaarheidscriteria voldoen: „eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties” of „STS-securitisaties (4)  (5) en

    2.4.2.

    anderzijds, een voorstel ter amendering van het bestaande regelgevend kader met betrekking tot kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (de Verordening inzake kapitaalvereisten, afgekort „VKV”) dat ertoe strekt om de risicogevoeligheid van de prudentiële behandeling van STS-securitisaties te vergroten (6), zodat de specificaties eigen aan STS-securitisaties naar behoren in acht worden genomen.

    2.4.3.

    Het eerste voorstel regelt niet alleen een aantal bepalingen die voor alle securitisaties gelden, het schept inzonderheid een kader voor STS-securitisaties. Daarmee wordt verwezen naar het proces waarmee de securitisatie wordt gestructureerd en niet naar de onderliggende kredietkwaliteit van de betrokken activa.

    2.4.4.

    Het tweede voorstel betreft, complementair, de prudentiële behandeling van securitisaties, die de specifieke kenmerken van die markten beter weergeeft. Inzonderheid worden daarin de kapitaalvereisten voor posities in securitisaties evenals een meer risicogevoelige behandeling van STS-securitisaties vastgesteld.

    3.   Opmerkingen en commentaren

    3.1.

    Het EESC is ermee ingenomen dat de voorstellen inzake effectisering er gekomen zijn gelijktijdig met het Actieplan voor het opbouwen van een kapitaalmarktenunie. Het is nu zaak er snel werk van te maken. Inderdaad, de economieën in Europa blijven in heel ruime mate afhankelijk van bankfinanciering. In het Europees financieel bestel vertegenwoordigen bankleningen voor 75-80 % van de totale financiering van de economie (7). Het Comité is van oordeel dat bank- en marktfinanciering hand in hand gaan en als complementair aan elkaar beschouwd dienen te worden.

    3.2.

    Verder blijft ook het niveau van de investeringen nog altijd ver onder dat van vóór de financiële en economische crisis. Terwijl het bruto binnenlands product en de particuliere consumptie in het tweede kwartaal van 2014 min of meer op hetzelfde peil stonden als in 2007, waren de cijfers voor de totale investeringen zo’n 15 % lager dan in 2007 (8).

    3.3.

    Het Comité heeft eerder al het belang van de effectisering onderstreept, inzonderheid ten aanzien van KMO’s die voor hun financiering afhankelijk zijn en blijven van bankfinanciering (9). KMO’s spelen een belangrijke rol in de Europese economie aangezien ze meer dan 98 % uitmaken van het aantal ondernemingen in Europa, ruim 67 % van de banen in de particuliere sector voor hun rekening nemen en goed zijn voor 58 % van de bruto toegevoegde waarde die door het bedrijfsleven in de EU gecreëerd wordt (10).

    3.4.

    Daarbij komt nog dat effectiseringen voor leningen aan KMO’s momenteel erg beperkt zijn, in tegenstelling tot effectiseringen voor vastgoed, die weinig te lijden hebben gehad onder de financiële crisis. Voor het ogenblik bestrijkt slechts 8 % van de effectiseringsmarkt KMO’s in vergelijking met 58 % voor de RMBS (11). Het Comité is bijgevolg van oordeel dat in het bijzonder de klemtoon moet worden gelegd op kmo-gebonden effectiseringen in het kader van de strategie voor de totstandkoming van een eengemaakte kapitaalmarkt.

    3.5.

    De heropleving van de securitisatiemarkt, en meer bepaald het kmo-segment, is belangrijk. In het Europees Investeringsplan stond de oprichting van een duurzame markt voor kwaliteitseffectiseringen vermeld als een van de vijf materies waarvoor op korte termijn actie moet worden ondernomen. Als die markt weer het gemiddelde uitgifteniveau van vóór de crisis zou bereiken en kredietinstellingen nieuwe uitgiften zouden gebruiken om vers krediet te verschaffen, zou de particuliere sector op 100 à 150 miljard EUR extra krediet kunnen rekenen. Dit komt neer op een verhoging met 1,6 % in de kredietverlening aan ondernemingen en huishoudens (12).

    3.6.

    Het EESC heeft eerder een heropleving bepleit, zij het wel onder bepaalde voorwaarden. Volgens het Comité dient, om bepaalde fouten te vermijden die in het verleden in de Verenigde Staten zijn gemaakt, het gebruik van securitisatie goed geregeld te worden (13). Op dezelfde wijze is gesteld dat een duurzame securitisatiemarkt van hoge kwaliteit bevordering van fundamentele structuren met korte ketens van tussenpersonen vergt om kredietnemers en spaarders rechtstreeks te koppelen (14).

    3.7.

    Voor het Comité is het thans belangrijk vanuit een holistische benadering duurzaam en gedegen te werk te gaan en alle vereiste doelstellingen en de belangen van alle stakeholders voor ogen te houden en een juist en passend evenwicht daartussen na te streven. Elke actie moet positieve en gunstige effecten hebben zowel voor de financiering van de economie (cf. supra), voor de stabiliteit van het financieel bestel als voor de belangen van de investeerders en beleggers.

    3.8.

    De keuze voor een „verordening” om dit initiatief te realiseren is voor het Comité een goede keuze als het erom gaat werkelijk een eengemaakte markt op te bouwen. De regelgeving dient daarbij voldoende ruim te worden gesteld en aantrekkelijk te zijn voor investeerders, zodat zij in de praktijk echt succesvol kan zijn.

    3.9.

    Het Comité heeft oog voor de inspanningen ten voordele van de stabiliteit van het financieel stelsel en het potentieel die ze inhouden. Aldus zijn een aantal transparantieverplichtingen voorzien in de voorstellen en vergemakkelijken zij een ruimere en efficiëntere risicospreiding over meerdere actoren van binnen en buiten de financiële sector.

    3.10.

    Het EESC hecht belang aan deze transparantieverplichtingen, gezien het gebrek aan transparantie en standaardisering een van de grootste hinderpalen vormen voor de ontwikkeling van de effectiseringsmarkt. Het basisprincipe van een onderscheid tussen verschillende categorieën van geëffectiseerde producten en van de invoering van eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde producten wordt dan ook beschouwd als een adequaat middel om het beleggersvertrouwen te doen toenemen en de markt te doen herleven.

    3.11.

    De risicobehoud-vereiste maakt dat de partijen die de verrichtingen opzetten zelf een minimaal risico in portefeuille moeten houden, en wordt door het Comité beschouwd als een passend algemeen principe.. Opgemerkt wordt ook dat „originate to distribute”-modellen niet kunnen terugkeren.

    3.12.

    Investeerders en beleggers hebben zowel rechten als verplichtingen. Een verantwoordelijkheid wordt bij de beleggers gelegd, onder meer wat betreft de „due diligence”-verplichting die ze hebben ten aanzien van de securitisaties waarin ze gaan beleggen. De zaken anders stellen, en alle verantwoordelijkheden doorschuiven naar de toezichthouders en de overheden, zou een ongewenste „moral hazard”-kwestie aan de oppervlakte brengen.

    3.13.

    Securitisatieverrichtingen en -markten kunnen in bepaalde omstandigheden bepaalde risico’s inhouden zoals het recente verleden duidelijk heeft aangetoond en waarin zekere fouten zijn gemaakt. Het komt erop aan dat, in de heropleving waaraan nu gewerkt wordt, de fouten van het verleden niet worden herhaald, zoals overigens ook door de Commissie uitdrukkelijk is gesteld in haar Investeringsplan van eind 2014. In de nieuwe omgeving dient er duidelijkheid te zijn over het risico dat hiermee gepaard kan gaan en wie het draagt. Dankzij een harmonisering van de standaarden voor rapportering, de aanlevering van meer gestructureerde gegevens en het gebruik van vaste templates zal het mogelijk zijn om het beleggersvertrouwen te versterken en de risicobeoordeling te verbeteren. Samen met een verbeterde kwaliteit van de gegevens moet dit helpen om de tussenkomst van externe kredietwaarderingsagentschappen maximaal overbodig te maken.

    3.14.

    Principes van veiligheid, transparantie en handhaving („enforcement”) dienen hun plaats te vinden in de nieuwe regeling, wat eveneens het vertrouwen in de nieuwe markten ten goede kan komen. Het toezicht moet passend worden uitgebouwd en de internationale dimensie mag niet veronachtzaamd worden.

    3.15.

    Het Comité verwelkomt verder het principe dat deze verrichtingen en markten voorbehouden worden aan professionele en institutionele beleggers, banken en andere lange termijnbeleggers. In de ontwerpteksten wordt de zienswijze aangehangen dat kleine beleggers en consumenten hier geen toegang dienen toe te hebben. Gelet op de complexiteit van de materie en de eraan verbonden risico’s is dit de juiste benadering, maar het Comité dringt erop aan dat dit verbod formeel in de teksten wordt opgenomen.

    3.16.

    Het Comité is er zich wel van bewust dat de huidige teksten beperkt blijven tot het bevorderen van de harmonisatie van een aantal centrale elementen in de securitisatiemarkten maar niet vooruit lopen op aanvullende marktgeleide harmonisatie van processen en praktijken in die markten. Alle inspanningen die op dat vlak gebeuren verdienen ruime aandacht, opvolging en evaluatie.

    3.17.

    Ten aanzien van de evaluatie die voorzien is 4 jaar na de inwerkingtreding van dit initiatief, is het Comité voorstander van het opleggen van een kortere termijn van 2 jaar, als men de kansen op succes ervan maximaal wil vrijwaren.

    3.18.

    Overigens is het van belang dat de Europese beleidsmakers een cruciale rol spelen in het internationale debat, en meer bepaald bij de gesprekken in Bazel (15) over het ontwikkelen van een prudentieel raamwerk voor simpele, transparante en gestandaardiseerde securitisaties, om voldoende harmonisatie op internationaal vlak te garanderen.

    Brussel, 20 januari 2016.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Georges DASSIS


    (1)  Cf het op 30 september 2015 bekendgemaakte „Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie” — Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s COM(2015) 468 final. Zie http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1447000363413&uri=CELEX:52015DC0468

    (2)  Zie website van de Europese Commissie http://ec.europa.eu/priorities/jobs-growth-investment/plan/index_en.htm.

    (3)  In de ontwerpverordening worden securitisaties als volgt omschreven (considerans 1): Securitisatie heeft betrekking op transacties die een kredietverstrekker — doorgaans een kredietinstelling — in staat stellen leningen of blootstellingen zoals leningen voor onroerend goed, autoleases, consumptiekredieten of kredietkaarten te herfinancieren door deze om te zetten in verhandelbare effecten. De kredietgever poolt en herverpakt een portefeuille van zijn leningen en brengt deze onder in verschillende risicocategorieën voor verschillende beleggers, zodat zij toegang krijgen tot beleggingen in leningen en andere blootstellingen waartoe zij normaal gesproken geen directe toegang zouden hebben. Het beleggingsrendement wordt gegenereerd uit de kasstromen van de onderliggende leningen.

    (4)  Voorstel van verordening inzake securitisatie (cf. voetnoot 3).

    (5)  De afkorting „STS” is ontleend aan het Engels waar men spreekt van „simple, transparent and standardised’ securitisations.

    (6)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Zie https://www.eerstekamer.nl/eu/europeesvoorstel/com_2015_473_verordening_van_het/document/f=/vjy5afglmfet.pdf

    (7)  Zie „Bank deleveraging, the move from bank to market-based financing, and SME financing”, OECD 2012. Beschikbaar op: http://www.oecd.org/finance/financial-markets/Bank_deleveraging-Wehinger.pdf

    (8)  Factsheet 1 Waarom een investeringsplan voor de EU? Gezamenlijk document EU Commissie en EIB. Zie http://ec.europa.eu/priorities/jobs-growth-investment/plan/docs/factsheet1-why_nl.pdf

    (9)  Zie informatief rapport „Toegang tot financiering voor kmo’s”, EESC-2014-06006-00-01-RI-TRA, punt 1.2.5 en advies „Financiering voor bedrijven/alternatieve aanbodmechanismen” (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 20), punt 1.5.

    (10)  Annual Report on European SMEs 2013/2014, als vermeld in advies informatief rapport „Toegang tot financiering voor kmo’s”, EESC-2014-06006-00-01-RI-TRA.

    (11)  Residential Mortgage-Backed Securities.

    (12)  Voorstel van verordening inzake securitisatie.

    (13)  Zie EESC Advies „Langetermijnfinanciering — Follow-up” (PB C 451 van 16.12.2014, blz. 91), punt 3.3.2.

    (14)  Zie EESC Advies „Groenboek — Het opbouwen van een kapitaalmarktenunie” (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 64), punt 3.9.

    (15)  Consultatie van de Basel Committee on Banking Supervision (BCBS) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO) inzake Criteria for identifying simple, transparent and comparable securitisations. De consultatie heeft gelopen van 11 december 2014 tot 13 februari 2015.


    Top