Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014TA1210(30)

    Verslag over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van de Stichting

    PB C 442 van 10.12.2014, p. 260–266 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    10.12.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 442/260


    VERSLAG

    over de jaarrekening van de Europese Stichting voor opleiding betreffende het begrotingsjaar 2013, vergezeld van het antwoord van de Stichting

    (2014/C 442/30)

    INLEIDING

    1.

    De Europese Stichting voor opleiding (hierna: „Stichting” ofwel „ETF”), gevestigd te Turijn, werd opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad (1) (herzien bij Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2)). Zij heeft ten doel de hervorming van de beroepsopleiding in de partnerlanden van de Europese Unie te ondersteunen. Daartoe helpt zij de Commissie bij de tenuitvoerlegging van diverse programma’s (bijvoorbeeld het IPA, Frame en GEMM) (3).

    TOELICHTING BIJ DE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    2.

    De door de Rekenkamer gehanteerde controleaanpak omvat cijferanalyses, rechtstreekse toetsing van verrichtingen en een beoordeling van de essentiële beheersingsmaatregelen van de toezicht- en controlesystemen van de Stichting. Hierbij komt nog controle-informatie afkomstig uit het werk van andere controleurs (indien relevant) en een analyse van de „management representations”.

    BETROUWBAARHEIDSVERKLARING

    3.

    Overeenkomstig het bepaalde in artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) controleerde de Rekenkamer:

    a)

    de jaarrekening van de Stichting, die bestaat uit de financiële staten (4) en de verslagen over de uitvoering van de begroting (5) betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar, en

    b)

    de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekening.

    De verantwoordelijkheid van de leiding

    4.

    De leiding is verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening van de Stichting, alsmede voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen (6):

    a)

    De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de jaarrekening van de Stichting omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een internebeheersingssysteem met betrekking tot de opstelling en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels (7) en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. De directeur keurt de jaarrekening van de Stichting goed nadat de rekenplichtige deze heeft voorbereid op basis van alle beschikbare gegevens en een toelichting bij de jaarrekening heeft opgesteld waarin hij onder meer verklaart dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geeft van de financiële positie van de Stichting.

    b)

    De verantwoordelijkheden van de leiding inzake de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de inachtneming van het beginsel van goed financieel beheer omvatten het opzetten, invoeren en in stand houden van een doeltreffend en doelmatig internebeheersingssysteem, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, rechtsvervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen.

    De verantwoordelijkheid van de controleur

    5.

    De Rekenkamer heeft de verantwoordelijkheid om op basis van haar controle aan het Europees Parlement en de Raad (8) een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de jaarrekening en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij die rekening. De Rekenkamer verricht haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale standaarden van hoge controle-instanties van INTOSAI. Volgens die standaarden moet de Rekenkamer de controle zodanig plannen en uitvoeren dat redelijke zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening van de Stichting geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen bij die rekening wettig en regelmatig zijn.

    6.

    De controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De selectie van de procedures is afhankelijk van het oordeel van de controleur, dat is gebaseerd op de inschatting van de risico's op afwijkingen van materieel belang in de rekeningen en op niet-conformiteit van materieel belang van de onderliggende verrichtingen met vereisten uit de regelgeving van de Europese Unie, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risico-inschatting kijkt de controleur naar de internebeheersingsmaatregelen met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en zet hij controleprocedures op die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Bij de controle worden tevens de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de boekhoudkundige schattingen beoordeeld, evenals de algehele presentatie van de rekeningen.

    7.

    De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.

    Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen

    8.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de jaarrekening van de Stichting op alle materiële punten een getrouw beeld van haar financiële situatie per 31 december 2013 en van de resultaten van haar verrichtingen en kasstromen in het op die datum afgesloten jaar, overeenkomstig de bepalingen van haar financieel reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.

    Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen

    9.

    Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de onderliggende verrichtingen bij de jaarrekening betreffende het per 31 december 2013 afgesloten begrotingsjaar op alle materiële punten wettig en regelmatig.

    10.

    De hiernavolgende opmerkingen doen niets af aan de oordelen van de Rekenkamer.

    OVERIGE OPMERKINGEN

    11.

    Eind 2013 bezat de Stichting rekeningen ten belope van 7,5 miljoen euro bij één enkele bank met een lage rating (F3, BBB).

    FOLLOW-UP VAN DE OPMERKINGEN VAN HET VOORGAANDE JAAR

    12.

    Bijlage I bevat een overzicht van de corrigerende maatregelen die zijn getroffen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer van het voorgaande jaar.

    Dit verslag werd door kamer IV onder voorzitterschap van de heer Milan Martin CVIKL, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 8 juli 2014.

    Voor de Rekenkamer

    Vítor Manuel da SILVA CALDEIRA

    President


    (1)  PB L 131 van 23.5.1990, blz. 1.

    (2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82.

    (3)  Ter informatie bevat bijlage II een overzicht een overzicht van de bevoegdheden en activiteiten van de Stichting.

    (4)  Deze omvatten de balans en de economische resultatenrekening, de tabel van de kasstromen, de staat van de veranderingen van de nettoactiva en een overzicht van de belangrijkste grondslagen voor financiële verslaglegging en andere toelichtingen.

    (5)  Deze omvatten de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de bijlage daarbij.

    (6)  Zie de artikelen 39 en 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

    (7)  De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels zijn afgeleid van de International Public Sector Accounting Standards (IPSAS), uitgebracht door de Internationale Federatie van Accountants of, waar van toepassing, de International Accounting Standards (IAS)/International Financial Reporting Standards (IFRS), uitgebracht door de International Accounting Standards Board.

    (8)  Artikel 107 van Verordening (EU) nr. 1271/2013.


    BIJLAGE I

    Follow-up van de opmerkingen van het voorgaande jaar

    Jaar

    Opmerking van de Rekenkamer

    Stand van de corrigerende maatregel

    (Afgerond/Loopt nog/Nog af te handelen/N.v.t.)

    2012

    In 2012 was het algemene niveau van vastgelegde kredieten 99,9 %, hetgeen erop wijst dat vastleggingen tijdig plaatsvonden. Het niveau van de naar 2013 overgedragen vastgelegde kredieten was met 0,6 miljoen euro (36,8 %) echter hoog voor titel II (administratieve uitgaven). De voornaamste oorzaken waren de late ontvangst van facturen voor in 2012 geleverde diensten betreffende gebouwen (0,3 miljoen euro) en een aantal aankopen van IT-hardware en -software die volgens plan waren besteld in de laatste maanden van 2012 (0,3 miljoen euro) maar pas in 2013 werden geleverd.

    N.v.t.


    BIJLAGE II

    Europese Stichting voor opleiding (Turijn)

    Bevoegdheden en activiteiten

    Bevoegdheden van de Unie volgens het Verdrag

    (artikel 166, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie)

    „De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.”

    Bevoegdheden van de Stichting

    (Verordening (EEG) nr. 1360/90 van de Raad)

    Doelstelling

    In het kader van het externe beleid van de EU bijdragen tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in de volgende landen: de landen die in aanmerking komen voor steun uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad en Verordening nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad, en latere, daaraan gerelateerde wetsbesluiten; andere landen aangewezen bij besluit van de raad van bestuur op basis van een voorstel dat is gesteund door twee derde van zijn leden en door een advies van de Commissie en dat valt onder een instrument van de Unie of een internationale overeenkomst met een onderdeel voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal, voor zover hiervoor de beschikbare middelen voorhanden zijn.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt de ontwikkeling van menselijk kapitaal omschreven als „werkzaamheden die bijdragen tot de levenslange ontwikkeling van de vaardigheden en bekwaamheden van eenieder door middel van betere stelsels voor beroepsonderwijs en beroepsopleiding”.

    Taken

    Met het oog op de verwezenlijking van de genoemde doelstelling vervult de Stichting, met inachtneming van de aan de raad van bestuur toegekende bevoegdheden en overeenkomstig de op het niveau van de Unie vastgestelde algemene richtsnoeren, de volgende taken:

    het verstrekken van informatie, beleidsanalyses en -advies over de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de partnerlanden;

    het bevorderen van de kennis en de analyse van de behoeften aan vaardigheden op de nationale en lokale arbeidsmarkt;

    het ondersteunen van de belanghebbenden in de partnerlanden bij het opbouwen van capaciteit op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en ervaringen tussen donoren die in de partnerlanden betrokken zijn bij de hervorming van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    het ondersteunen van de verlening van bijstand van de Unie aan de partnerlanden op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    het verspreiden van informatie, het stimuleren van netwerkvorming en het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken tussen de EU en de partnerlanden en tussen de partnerlanden onderling op het gebied van de ontwikkeling van menselijk kapitaal;

    het bijdragen, op verzoek van de Commissie, tot de analyse van de algemene doeltreffendheid van de bijstand aan de partnerlanden op het gebied van opleiding;

    het uitvoeren, in het algemene kader van deze verordening, van andere taken waarover tussen de raad van bestuur en de Commissie overeenstemming is bereikt.

    Organisatie

    Raad van bestuur

    Eén vertegenwoordiger per lidstaat.

    Drie vertegenwoordigers van de Commissie.

    Drie door het Europees Parlement benoemde deskundigen zonder stemrecht.

    Bovendien kunnen drie vertegenwoordigers van de partnerlanden als waarnemers de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen.

    Directeur

    Door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie benoemd.

    Externe controle

    Europese Rekenkamer.

    Interne audit

    Dienst Interne Audit van de Europese Commissie (DIA).

    Kwijtingverlenende autoriteit

    Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

    In 2013 (2012) ter beschikking van de Stichting gestelde middelen

    Begroting

    22,0(20,1) miljoen euro voor vastleggingen en 22,0(20,1) miljoen euro voor betalingen, waarvan 19,9 miljoen euro gefinancierd met een subsidie van de Commissie.

    Personeelsbestand per 31 december 2013

    96 (96) tijdelijke posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten, waarvan 92 (1) (93) bezet.

    40 (37) andere personeelsleden (plaatselijke functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen).

    Totaalaantal personeelsleden: 132 (130), toegewezen aan:

    uitvoerende taken: 76,5(73)

    administratieve taken: 28 (28) + twee vervangers die in het ETF inspringen naargelang de behoeften

    bedrijfscoördinatie- en communicatietaken: 25,5(29).

    In het begrotingsjaar 2013 (2012) geleverde producten en diensten

    Activiteiten

    In het kader van het externe beleid van de Unie draagt de Stichting bij tot een betere ontwikkeling van menselijk kapitaal in 30 partnerlanden die in haar oprichtingsverordening en door de raad van bestuur zijn aangewezen. Haar hoofdactiviteiten omvatten de ondersteuning van de beleidslijnen en projecten van de Unie, formulering van beleidsanalyses, verspreiding en uitwisseling van informatie en ervaringen en ondersteuning van de capaciteitsopbouw in de partnerlanden.

    De meerwaarde van de Stichting ligt in haar neutrale, niet-commerciële en unieke kennisbasis die bestaat uit deskundigheid in de ontwikkeling van menselijk kapitaal en haar banden met werkgevers. Dat omvat ook deskundigheid op het gebied van het aanpassen van de aanpak voor de ontwikkeling van menselijk kapitaal in de EU en de lidstaten aan de situatie in de partnerlanden.

    In 2013 werd het proces van Turijn (een in 27 partnerlanden van de Stichting uitgevoerde, op participatie gebaseerde en empirisch onderbouwde analyse van beleidslijnen en systemen inzake beroepsonderwijs en -opleiding) gevalideerd tijdens de conferentie van de Stichting „Torino Process: Moving Skills Forward” in mei.

    De Stichting werkte ook als volgt aan haar hoofdtaken (zoals omschreven in de verordening van de Raad):

     

    Outputs afgerond in

    2013

    2012

    Ondersteuning van EU-beleid en van de projectcyclus van de instrumenten voor externe betrekkingen voor de partnerlanden

    40

    36

    Capaciteitsopbouw in de partnerlanden

    63

    66

    Beleidsanalyses

    20

    31

    Verspreiding en netwerkvorming

    21

    28

    Totaal

    144

    161

    Outputs meten de verwezenlijking van de projectresultaten en leggen een verband tussen de begroting en de taken en resultaten van de Stichting.

    Naast deze taken in het kader van haar werkprogramma heeft de Stichting ook gereageerd op rechtstreekse aanvragen van de Europese Commissie gedurende het jaar.

     

    2013

    2012

    Lopende aanvragen van de Commissie

    78

    107

    Aanvragen aan landen in Zuidoost-Europa en Turkije

    38 %

    42 %

    Aanvragen aan landen in het zuidoostelijke Middellandse Zeegebied

    28 %

    32 %

    Aanvragen aan landen in Oost-Europa

    18 %

    12 %

    Aanvragen aan landen in Centraal-Azië

    15 %

    14 %


    (1)  Waaronder één aanvaarde werkaanbieding, met indiensttreding op 1 maart 2014.

    Bron: Door de Stichting verstrekte bijlage.


    ANTWOORD VAN DE STICHTING

    11.

    De Stichting is het met de opmerking van de Rekenkamer eens en bevestigt haar voornemen om in 2014 deel te nemen aan een door de Commissie gestarte gezamenlijke aanbestedingsprocedure voor bankdiensten. Indien deze aanbestedingsprocedure mislukt, zal de Stichting een eigen aanbesteding uitschrijven om een overeenkomst te sluiten met een bank met een hogere rating.

    Het hoge banksaldo op 31 december 2013 is te verklaren door de vervroegde betaling van de eerste schijf van de subsidie voor 2014 en door de fondsen die werden ontvangen voor de nieuwe projecten GEMM en Frame.


    Top