This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014SC0018
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Proposal for a Decision of the European Parliament and of the Council concerning the establishment and operation of a market stability reserve for the Union greenhouse gas emission trading scheme and amending Directive 2003/87/EC
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
/* SWD/2014/018 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG /* SWD/2014/018 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een besluit van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling en de
werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU‑regeling voor de
handel in broeikasgasemissierechten en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG 1. Probleemstelling Aan het begin van de derde handelsperiode
(2013-2020) werd de EU-regeling voor de handel in emissierechten (EU-ETS)
gekenmerkt door een overschot van ongeveer 2 miljard emissierechten.[1] De komende jaren zal
dit overschot zal naar verwachting verder toenemen en oplopen tot meer dan 2,6
miljard emissierechten in 2020, waarna het slechts geleidelijk zal dalen tot
ongeveer 2,1 miljard in 2028 (referentiescenario[2]).
De huidige onevenwichtige situatie van de
EU-ETS is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de economische crisis en een grote
instroom van internationale kredieten aan het einde van fase 2 in verband met
beperkingen op het gebruik van bepaalde kredieten die in fase 3 zijn
geïntroduceerd. Er is sprake van een kloof tussen het zeer strikt vastgestelde
veilingaanbod van emissierechten en de vraag, die kan variëren onder invloed
van de conjunctuur, de prijzen van fossiele brandstoffen en aanvullende op reductie
gerichte beleidsmaatregelen. Hoewel een "cap-and-trade"-systeem
zoals de EU-ETS garandeert dat de overeengekomen milieudoelstelling die in de
bovengrens tot uitdrukking komt, namelijk een beperking van de totale emissies
in een bepaalde periode, wordt behaald, is ook de doelstelling van
kostenefficiëntie, die in de totale kosten tot uitdrukking komt, van groot
belang. Een groot overschot is een probleem, omdat het waarschijnlijk betekent
dat de EU vast komt te zitten aan kapitaal en investeringen die in fossiele
brandstoffen zijn gestoken. Het vermindert de dynamische efficiëntie van het
marktgebaseerde resultaat en leidt zo tot een stijging van de totale kosten op
de middellange en lange termijn die relevant zijn voor de bestrijding van
klimaatverandering. Om de gevolgen van dit probleem op de korte
termijn tegen te gaan wanneer zich tijdelijk extra onevenwichtigheden voordoen
door de veranderingen in de regelgeving bij de overgang naar de fase 3, heeft
de Commissie voorgesteld de veiling van 900 miljoen emissierechten aan het
begin van fase 3 uit te stellen ("backloaden"). De lidstaten
hebben hierover in de comitologieprocedure een positief advies afgegeven in het
Comité klimaatverandering. De maatregel wordt momenteel nog bestudeerd door het
Europees Parlement en de Raad, maar in deze effectbeoordeling wordt ervan
uitgegaan dat de backloading doorgang zal vinden. Backloading en
de maatregelen die in deze effectbeoordeling worden overwogen, streven doelen
na die elkaar aanvullen. Zoals al vermeld in het verslag over de
toestand van de Europese koolstofmarkt in 2012 (verslag over de koolstofmarkt)[3], leidt backloading
tot een stijging van het overschot in 2019 en 2020 en heeft dus geen gevolgen
voor de gemiddelde omvang van het structurele overschot van ruim 1,8 miljard
emissierechten in fase 3, dat in 2020 een piek van 2,6 miljard emissierechten
zal bereiken (zie grafiek 1). In deze
effectbeoordeling ligt de nadruk op het structurele overschot (en
oplossingen om dit op duurzame wijze aan te pakken). Grafiek 1: Historisch en verwacht toekomstig profiel van
vraag en aanbod tot 2028 met backloading 2. Doelstelling De operationele doelstelling is te zorgen voor
intertemporele efficiëntie[4]
op de korte en langere termijn in een koolstofmarkt die wordt gekenmerkt door
grootschalige veilingen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoefte aan
eenvoud en voorspelbaarheid. Hiervoor moet het structurele overschot worden
aangepakt dat waarschijnlijk blijft bestaan, zelfs als andere mogelijke
maatregelen na 2020 in de context van het kader voor 2030 worden uitgevoerd
(d.w.z. herziening van de lineaire reductiefactor, gebruikmaking van
internationale kredieten, verruiming van de werkingssfeer). Het vereist ook de
nodige veerkracht van de EU-ETS bij grootschalige gebeurtenissen die het
evenwicht tussen vraag en aanbod ernstig kunnen verstoren. 3. Opties In november 2012 heeft de Commissie in het
verslag over de koolstofmarkt een niet-uitputtende lijst van zes verschillende
opties voor structurele maatregelen opgesteld. De effectbeoordeling over het
klimaat- en energiekader voor 2030 bevat een algemene beoordeling van de
effecten van die opties die realistisch gezien niet het potentieel hebben het
evenwicht tussen vraag en aanbod op de korte termijn te herstellen, maar alleen
effect zouden hebben in de context van het kader voor 2030 (snelle herziening
van de lineaire reductiefactor, uitbreiding van de werkingssfeer van de EU-ETS
tot andere sectoren en gebruikmaking van de toegang tot internationale
kredieten). Op basis van de feedback van de belanghebbenden wordt de optie om
het streefcijfer te verhogen niet in aanmerking genomen in de effectbeoordeling
voor 2030. In de openbare raadpleging over de structurele maatregelen is een
nieuwe optie naar voren gebracht: de instelling een reservemechanisme om het
veilingaanbod van emissierechten flexibeler te maken. Tabel 1: Vergelijking van
de opties uit het verslag over de koolstofmarkt || Standpunt van de belanghebbenden* || Potentiële doeltreffendheid in het verbeteren van de werking van de Europese koolstofmarkt in fase 3 a) Verhoging van de EU-reductiedoelstelling tot 30 % in 2020 || Zeer beperkte steun || Geen aandachtspunt in de beoordeling. Zou gepaard zijn gegaan met een vermindering van het veilingaanbod in fase 3 met ongeveer 1,4 miljard emissierechten. Dit zou op de korte termijn kunnen bijdragen tot een betere marktwerking. De emissieprognoses voor 2020 in het referentiescenario komen feitelijk al zeer dicht in de buurt van de emissieniveaus die samenhangen met een reductiedoelstelling van 30 %. Dit betekent dat, hoewel de EU misschien niet bereid is haar doelstelling tot 30 % te verhogen, de volledige verwezenlijking van andere overeengekomen doelstellingen de emissies in de EU kan terugdringen tot het niveau dat overeenkomt met wat nodig is om een stap in de richting van een streefdoel van 30 % te zetten. b) Intrekking van een aantal emissierechten in fase 3 || Matige steun || De intrekking van een aantal emissierechten in een vroeg stadium kan leiden tot schaarste en de marktwerking op de korte termijn verbeteren. c) Vroegtijdige herziening van de jaarlijkse lineaire reductiefactor || Matige steun || Beperkte mogelijkheden om de marktwerking op de korte termijn te verbeteren. Maar naar verwachting wel een positief effect op de middellange en de lange termijn. d) Uitbreiding van de werkingssfeer van de EU-ETS tot andere sectoren || Beperkte steun (voor fase 3) || Beperkte mogelijkheden om de marktwerking op de korte termijn te verbeteren. Beoordeling van de administratieve problemen en de mogelijkheden om de marktwerking vanaf fase 4 te verbeteren moeten verder worden onderzocht. Wel andere potentiële voordelen, bijvoorbeeld technologieneutrale prikkels in alle sectoren. e) Gebruik van toegang tot internationale kredieten || Beperkte steun (voor fase 3) || Zeer beperkte mogelijkheden om de marktwerking op de korte termijn voldoende te verbeteren. Bij de totale inlevering van internationale kredieten is al meer dan twee derde van de toegestane hoeveelheid tot 2020 opgebruikt. f) Discretionaire prijsbeheermechanismen || Zeer beperkte steun voor een prijsgericht mechanisme || Geen aandachtspunt in de beoordeling. EU-ETS is een instrument gebaseerd op volume en niet op prijs. Extra optie || Matige steun voor een mechanisme gericht op (veiling)aanbod om onevenwichtigheden in de markt weg te nemen || Mogelijkheden om de marktwerking op de korte termijn te verbeteren. Bruikbaarste en eenvoudigste mechanisme is naar verwachting een emissierechtenreserve. Daarom ligt het accent in deze beoordeling op
de drie opties, en verschillende subopties, die realistisch kunnen worden
uitgevoerd en de goede werking van de EU-ETS al op de korte termijn kunnen
herstellen: ·
optie 1: intrekking van een aantal emissierechten
in fase 3; ·
optie 2: flexibeler veilingaanbod in de vorm van
een marktstabiliteitsreserve (extra optie die voortbouwt op een variant op de
optie van discretionaire prijsbeheermechanismen uit het verslag over de
koolstofmarkt); ·
optie 3: combinatie van een
marktstabiliteitsreserve en intrekking van een aantal emissierechten in fase 3. 3.1. Subopties voor een permanente
intrekking In deze beoordeling wordt, gezien het huidige
overschot en de verwachte ontwikkeling daarvan, een hogere bovengrens van
1 400 miljoen emissierechten voor het aantal ingetrokken emissierechten
aangehouden. Uiteraard kunnen andere hoeveelheden
ingetrokken emissierechten worden gehanteerd. Bij wijze van
gevoeligheidsanalyse wordt een andere suboptie met een lagere hoeveelheid,
namelijk 500 miljoen emissierechten, beoordeeld (optie 1B). 3.2. Subopties voor een
marktstabiliteitsreserve Een marktstabiliteitsreserve zou in principe
werken door: ·
emissierechten toe te voegen aan de reserve door
deze in mindering te brengen op toekomstige veilinghoeveelheden om te voorkomen
dat de markt als gevolg van een groot tijdelijk overschot in de EU-ETS
instabiel wordt; ·
emissierechten uit de reserve vrij te geven en toe
te voegen aan toekomstige veilinghoeveelheden om te voorkomen dat de markt als
gevolg van een groot tijdelijk tekort in de EU-ETS instabiel wordt. Een marktstabiliteitsreserve zou als een op
regels gebaseerd mechanisme alleen het tijdstip van veiling van de hoeveelheden
emissierechten veranderen. Het zou geen gevolgen hebben voor het niveau of het
tijdstip van gratis toewijzingen. Verder zou het niet van invloed zijn op de
bovengrens en niet leiden tot een verandering van de ambities voor het milieu. Gebaseerd op de beoordeling vooraf van de
verschillende ontwerpaspecten worden diverse subopties met betrekking tot de
doorslaggevende factoren voor de toevoeging aan of vrijgave van emissierechten
uit de reserve (triggers) beoordeeld, alsmede de omvang van de
aanpassing wat het effect op de onevenwichtigheid van de markt betreft. Andere
combinaties van elementen zouden ook mogelijk zijn. Tabel 2: Subopties voor een marktstabiliteitsreserve Omschrijving || Keuze || Trigger || Aanpassingsbedrag Relatief smal bereik & onbeperkt || 2a || Totaal overschot overschrijdt bovengrens met meer dan 40-50 % || Afstand van het bereik/ onbeperkt Relatief smal bereik & beperkt || 2b || Totaal overschot overschrijdt bovengrens met meer dan 40-50 % || Limiet van 100 miljoen emissierechten Relatief breed bereik & onbeperkt || 2c || Totaal overschot overschrijdt 400-1 000 miljoen emissierechten || Afstand van het bereik/ onbeperkt Relatief breed bereik & beperkt || 2d || Totaal overschot overschrijdt 400-1 000 miljoen emissierechten || 10 % van het cumulatieve overschot/tranche van 100 miljoen emissierechten Jaarlijkse verandering & onbeperkt || 2e || Jaarlijkse verandering in overschot > 100 miljoen emissierechten || Onbeperkt/verandering overschot boven 1000 miljoen emissierechten Jaarlijkse verandering & beperkt || 2f || Jaarlijkse verandering in overschot > 100 miljoen emissierechten || 50 % van de verandering van het overschot boven 100 miljoen emissierechten Bbp || 2g || Prognose van de bbp-groei overschrijdt 2-3 % || Tranches van 200 miljoen emissierechten De meeste subopties zijn gericht op op een
overschot gebaseerde triggers. Daarbij is het grote voordeel dat
rekening kan worden gehouden met de gevolgen van aanvullende
beleidsmaatregelen, zoals maatregelen op het gebied van hernieuwbare
energiebronnen en energie-efficiëntie. Aangezien de belanghebbenden hebben
aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat de aard van de EU-ETS als op
kwantiteit gebaseerd instrument behouden blijft, waarbij het
koolstofprijssignaal niet door beleidsmakers wordt vastgesteld maar door de
markt wordt gevormd, komen op prijs gebaseerde triggers in deze beoordeling
niet aan bod. De eerste reeks subopties is gericht op de op
een overschot gebaseerde triggers (opties 2a tot en met 2f), hetzij met
betrekking tot het cumulatieve overschot hetzij met betrekking tot de
verandering van het overschot. Het mechanisme zou gericht zijn op het behoud
van het overschot binnen een vooraf bepaalde doelzone (bereik). Daar er nog
geen overeenstemming is over de optimale waarden voor de triggers,
worden verschillende niveaus van het overschotbereik zodanig gekozen dat een gevoeligheidsanalyse
kan worden uitgevoerd van de effecten van de verschillende niveaus en omvang
van het bereik. In het algemeen worden twee varianten beoordeeld, één die enige
garantie biedt dat grote veranderingen in het veilingaanbod worden voorkomen (hetzij
een limiet met de omvang van de aanpassing, hetzij de aanpassing uitgedrukt als
percentage van het cumulatieve overschot), en één met onbeperkte aanpassingen. Bij één optie wordt gekeken naar een reserve
met een externe, op indicatoren gebaseerde trigger, die meer specifiek uitgaat
van de prognoses voor de bbp-groei die zijn gepubliceerd in de najaarsedities
van de European Economic Forecast. Aangezien het bereik niet rechtstreeks wordt
uitgedrukt in emissierechten, is voor externe, op indicatoren gebaseerde triggers
in elk geval een extra stap nodig om de hoeveelheid emissierechten te bepalen
die in de reserve worden geplaatst of uit de reserve worden vrijgegeven.
Aangezien het moeilijk is de relatie tussen de eenheid van bbp-groei precies te
vertalen in een aantal emissierechten, wordt de externe, op indicatoren
gebaseerde trigger alleen beoordeeld in combinatie met vooraf vastgestelde
aanpassingsbedragen van 200 miljoen emissierechten. 3.3. Subopties voor een combinatie
van een marktstabiliteitsreserve en permanente intrekking Om vergelijkingen te vergemakkelijken, wordt
hetzelfde bedrag gebruikt voor het deel van de permanente intrekking als bij
optie 1b, namelijk 500 miljoen emissierechten. De opzet van het deel van de
marktstabiliteitsreserve is gebaseerd op de centrale optie(s) die naar voren
komt (komen) uit de beoordeling vooraf van verschillende subopties voor de
marktstabiliteitsreserve, namelijk die zonder een breed absoluut bereik en de
jaarlijkse aanpassing waarbij emissierechten in de reserve worden geplaatst en
worden gedefinieerd als een deel van het cumulatieve overschot. 4. Effectanalyse 4.1. Marktevenwicht Er wordt beoordeeld of de opties permanente
intrekking en marktstabiliteitsreserve het bestaande probleem van de grote
onevenwichtigheid van de markt aanpakken. In het geval van de
marktstabiliteitsreserve wordt, mede op basis van de gegevens van fase 2
(2008-2012), tevens beoordeeld of de verschillende opties het probleem zouden
hebben voorkomen als zij al in fase 2 waren toegepast. Permanente
intrekking: ·
Bij de optie omvangrijke permanente intrekking
(optie 1a) zal de onevenwichtigheid van de markt naar verwachting in een vroeg
stadium afnemen, zonder dat het overschot later in fase 3 weer toeneemt. Dit
lijkt meer in overeenstemming met de doelstelling van intertemporele
efficiëntie dan basisoptie 0. ·
Verlaging van de hoeveelheid van de permanente
intrekking tot 500 miljoen emissierechten (optie 1b) zou het stabiliserende
effect van de maatregel dienovereenkomstig beperken en ertoe leiden dat het
overschot later in fase 3 opnieuw toeneemt, zodat de intertemporele efficiëntie
minder sterk verbetert dan bij een omvangrijke intrekking. Marktstabiliteitsreserve: ·
De verschillende subopties zijn in verschillende
mate geschikt om een groot overschot te voorkomen dan een eenmaal opgebouwd
overschot aan te pakken (zie Error! Reference source
not found.). Bepaalde subopties zouden het probleem in
sterkere mate hebben voorkomen dan andere. Naar verwachting zullen echter alle
subopties het probleem aanpakken, zij het in verschillende tempo's. ·
Op een overschot gebaseerde triggers zijn
efficiënter dan op het bbp gebaseerde triggers wat betreft het
registreren van veranderingen van de vraag, niet alleen als gevolg van macro-economische
ontwikkelingen, maar ook van andere factoren die van invloed kunnen zijn op de
vraag, zoals de effecten van aanvullende beleidsmaatregelen. Zij registreren
ook beter de factoren aan de aanbodzijde, zoals veranderingen in de instroom
van internationale kredieten. ·
Als de verschillende op een voorschot gebaseerde triggers
worden vergeleken, zullen de triggers die zijn gebaseerd op een
cumulatief overschot naar verwachting beter werken dan de triggers die
zijn gebaseerd op jaarlijkse veranderingen van het overschot in situaties
waarin het marktevenwicht al is verbeterd door backloading. Hoewel triggers
op basis van veranderingen in het evenwicht wellicht effectiever zijn in het
voorkomen van een onevenwichtigheid van de markt, leiden zij niet tot een
verdere vermindering van het overschot nadat de markt uit zijn evenwicht is
geraakt. ·
Op een overschot gebaseerde triggers met een
absoluut bereik scoren beter op het aspect eenvoud. Bovendien kan een relatief bereik
dat afzwakt met de dalende bovengrens, slecht presteren als de dekkingsbehoefte
toeneemt. ·
Een breder bereik zal naar verwachting leiden tot
een kleiner aantal en minder frequente aanpassingen en tot minder schommelingen
in de veilinghoeveelheden. Daarentegen zou een smaller bereik waarschijnlijk
leiden tot meer interventies aan beide kanten, namelijk een aantal aanpassingen
waarbij emissierechten alleen in de marktstabiliteitsreserve worden geplaatst
om korte tijd later weer te worden vrijgegeven. ·
Beperkte aanpassingen, hetzij met een expliciete grens
wat de hoeveelheid van de aanpassing betreft, hetzij vastgesteld als een
bepaald percentage van het cumulatieve overschot, scoren beter op het aspect
voorspelbaarheid. Zij leiden ook tot meer continuïteit in de veilingen en
geleidelijke veranderingen van zowel het overschot als de
marktstabiliteitsreserve. Onbeperkte aanpassingen scoren echter beter op het
aspect flexibiliteit wat het reageren op grote en snelle schommelingen in het
marktevenwicht betreft en slagen er in het algemeen sneller in het
marktevenwicht te herstellen. In situaties met een groot overschot daarentegen,
zoals de markt naar verwachting tegen het einde van fase 3 zal ondervinden,
kunnen zij ertoe leiden dat gedurende meerdere jaren geen veilingaanbod op de
markt komt. Grafiek 2: Ontwikkeling van het overschot bij
verschillende subopties voor een permanente intrekking en
marktstabiliteitsreserve indien toegepast in fase 4 Om vergelijkingen te vergemakkelijken, worden
niet alle mogelijkheden voor een marktstabiliteitsreserve verder geanalyseerd.
Uitgaande van een combinatie van criteria wordt voorgesteld om optie 2d (met
volume-triggers, met een breed absoluut overschotbereik tussen 400 en
1 000 miljoen emissierechten en jaarlijkse aanpassing waarbij emissierechten
in een reserve worden geplaatst die 10 % van het cumulatieve overschot bedraagt)
als centrale optie te nemen voor de marktstabiliteitsreserve, zodat de gevolgen
voor andere aspecten dan marktevenwicht kunnen worden beoordeeld en de optie
kan worden vergeleken met de opties waarbij sprake is van permanente
intrekking. Deze optie heeft een belangrijk voordeel wat eenvoud betreft.
Hoewel bij deze optie de onevenwichtigheid van de markt in fase 3 misschien
niet volledig wordt aangepakt, wordt hiermee aan het begin van fase 4 wel
begonnen. Deze suboptie vormt ook het onderdeel
marktstabiliteitsreserve van de optie voor een combinatie van een
marktstabiliteitsreserve en permanente intrekking: ·
De optie leidt weliswaar tot een stijging van het
overschot aan het einde van fase 3, maar het overschot valt lager uit dan in
het referentiescenario 0. Ook blijft het bij deze optie in fase 4 geleidelijk
afnemen. Dit lijkt meer in overeenstemming met de doelstelling van
intertemporele efficiëntie dan basisoptie 0. 4.2. Potentiële effecten op de vorming van de koolstofprijs In een situatie zonder backloading en
zonder structurele maatregelen zal de koolstofprijs in het referentiescenario
dat wordt gebruikt voor de effectbeoordeling van het klimaat- en energiekader
voor 2030, in 2015 naar verwachting 5 EUR en in 2020 10 EUR bedragen, terwijl
het overschot van emissierechten blijft toenemen tot meer dan 2,5 miljard in
2020 en daarna slechts geleidelijk afneemt. Met de backloading van 900
miljoen emissierechten (basisoptie 0) in fase 3 zouden de prijzen in principe
niet significant boven deze prognoses moeten uitstijgen, voor zover het
resterende overschot in de desbetreffende periode groot genoeg is. In geval van een omvangrijke intrekking (optie
1a) zouden de gevolgen voor de koolstofprijs in de eerste jaren van fase 3 ten
minste vergelijkbaar zijn met die van backloading, maar zonder een
prijsherstel vanaf 2019. Als een permanente intrekking het verwachte overschot
slechts in beperkte mate zou terugdringen, namelijk met 500 miljoen
emissierechten (optie 1b), zal het effect op de prijzen naar verwachting
dienovereenkomstig beperkt zijn. Het is mogelijk dat de prijzen stijgen wanneer
een marktstabiliteitsreserve wordt opgebouwd. Zodra deze is opgebouwd en de
markt evenwichtiger is, zouden de prijzen sterker moet worden aangestuurd door
verlaging van de bovengrens op de middellange en lange termijn. Wanneer
emissierechten uit de reserve worden vrijgegeven, kunnen de prijzen in
relatieve termen dalen. Een reserve die het overschot vermindert tot een niveau
dat de goede werking van de koolstofmarkt ondersteunt, zou dus eerder de
geleidelijke overgang naar lagere emissies ondersteunen, ook in geval van een
hogere ambitie in de EU-ETS in de context van het kader voor 2030. Verwacht
wordt dat dit het risico dat er te weinig in koolstofarme technologieën wordt
geïnvesteerd op de korte termijn zal beperken, hetgeen de kosten op de
middellange en de lange termijn doet stijgen. Een gedetailleerde beoordeling
van de jaarlijkse omvang van de gevolgen van een marktstabiliteitsreserve voor
de prijzen is echter om een aantal redenen niet mogelijk[5]. Naar verwachting zullen de prijzen tegen het
einde van fase 3 relatief gezien stijgen als gevolg van het gecombineerde
effect van een marktstabiliteitsreserve en de permanente intrekking van 500
miljoen emissierechten. Derhalve is het de verwachting dat dit meer steun zou
bieden dan uitsluitend een permanente intrekking van die hoeveelheid (optie
1b). De kans is ook groot dat deze optie een groter effect heeft dan een
dergelijke marktstabiliteitsreserve alleen zou hebben (bv. optie 2d). De optie
zou echter nog steeds leiden tot een stijging van het overschot aan het einde
van fase 3 en derhalve minder gevolgen voor de prijzen hebben dan de omvangrijke
permanente intrekking (optie 1a). 4.3. Effecten op de concurrentie Als de EU-ETS niet op de korte termijn wordt
versterkt, zou dit op de langere termijn gevolgen hebben voor het
concurrentievermogen van de EU. Het ongewoon zwakke koolstofprijssignaal dat de
EU-ETS onlangs heeft gegeven en dat tot ver in fase 4 op een vrij laag niveau
zou kunnen blijven, zou kwalijke gevolgen hebben voor de investeringen en
innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën. Het zou ook leiden tot
het uiteenvallen van het Europese energie- en klimaatbeleid en tot een
toenemende versnippering van de interne markt. Hoe sterker het
koolstofprijssignaal op de korte termijn is, des te kleiner zouden deze
negatieve gevolgen moeten zijn. Wat betreft de mogelijke directe kosten op de
korte termijn voor de energie-intensieve sectoren die worden geacht te zijn
blootgesteld aan een significant koolstoflekrisico, moet worden opgemerkt dat
de geaggregeerde geverifieerde emissiegegevens voor fase 2 een overschot van
gratis emissierechten laten zien ten opzichte van de gerapporteerde emissies
van industriële sectoren (met uitzondering van de elektriciteitssector) van
meer dan 34 % (circa 895 miljoen emissierechten).[6] Dit is een raming voor
de industrie als geheel, waarbij zich uiteraard verschillen tussen sectoren en
installaties kunnen voordoen. Als de emissies in fase 3 vergelijkbaar waren met
die in een willekeurig jaar van fase 2 (met uitzondering van 2008), dan zal
gratis toewijzing naar verwachting nog steeds leiden tot een overschot over
fase 3, rekening houdend met het bestaande overschot van fase 2. Als er vergelijkbare hoeveelheden emissies
zouden vrijkomen als in 2005 en 2008, zou het niet voldoende zijn door te gaan
met de gratis toewijzing in aanvulling op het bestaande overschot om te voldoen
aan alle behoeften van de sector; die zouden deels moeten worden gedekt door
extra rechten op de markt te kopen. In dit geval zouden de kosten voor de
industrie in fase 3 als gevolg van een structurele maatregel voor de aankoop
van emissierechten kunnen stijgen. Wat betreft eventuele prijsstijgingen van de
elektriciteitskosten op de korte termijn als gevolg van de EU-ETS (indirecte
kosten), kan een stijging van de koolstofprijs met 1 EUR gemiddeld resulteren
in een stijging van 0,8 % ten opzichte van de huidige prijs voor de
industrie[7].
Bij deze cijfers wordt geen rekening gehouden met de verwachte lagere
kostendoorberekening van de lidstaten die gebruikmaken van de afwijking waarbij
voorlopige gratis toewijzing is toegestaan voor de modernisering van de
elektriciteitsopwekking, of met de vanwege een forse koolstofprijs afnemende
betekenis van installaties die op fossiele brandstoffen werken voor de
prijsstelling van elektriciteit. 4.4. Sociale effecten Een stijging van de koolstofprijs met 1 EUR
zou gemiddeld leiden tot een stijging van 0,5 % ten opzichte van de
huidige prijs voor huishoudens[8].
Maatregelen om de koolstofemissies te verminderen leiden tevens vermindering
van de emissies van PM2.5, SO2 en NOx.
Door middel van een stabieler koolstofprijssignaal kan de koolstofmarkt
positieve effecten op de gezondheid hebben, op de korte termijn doordat de
luchtkwaliteit verbetert door de overschakeling van steenkool op gas en op de
middellange en lange termijn doordat de financiering van nieuwe
steenkoolcentrales wordt ontmoedigd. De opbrengsten van de veilingen zullen
mogelijk stijgen en kunnen worden gebruikt om negatieve sociale gevolgen te
verzachten. Uit de effectbeoordeling voor 2030 blijkt dat het beleid ter
vermindering van de koolstofemissies een banengroei van 0,2 % (ofwel netto
430 000 nieuwe banen) in 2030 kan opleveren, als de veilingopbrengsten
worden teruggepompt in de economie en een koolstofprijs voor alle sectoren
wordt vastgesteld. Hoe groter het effect op het koolstofprijssignaal, des te
hoger deze effecten naar verwachting zullen zijn. 4.5. Milieu-effecten Het milieueffect van de EU-ETS in de zin van
emissies in de betrokken sectoren in een bepaalde periode wordt bepaald door de
bovengrens. Als de opties die permanente intrekking (1a, 1b, 3a en 3b)
inhouden, zouden leiden tot een wijziging van de bovengrens voor fase 3, hebben
zij positievere effecten in de zin van emissiereducties dan de opties van een
marktstabiliteitsreserve. [1] Overschot wordt gedefinieerd als het verschil tussen de
cumulatieve hoeveelheid emissierechten die voor de naleving van de regelgeving
beschikbaar zijn aan het einde van een bepaald jaar en de cumulatieve
hoeveelheid emissierechten die daadwerkelijk ter dekking van de emissies tot
dat bepaalde jaar worden gebruikt. [2] In het referentiescenario wordt uitgegaan van een
volledige uitvoering van het bestaande beleid, waaronder het behalen van de
streefcijfers voor hernieuwbare energie en de vermindering van broeikasgassen
voor 2020 en de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake energie-efficiëntie.
In het basisscenario wordt alleen uitgegaan van reeds uitgevoerd beleid en
worden niet in alle lidstaten alle streefcijfers behaald, waaronder die voor
hernieuwbare energie. In het basisscenario zal het overschot in 2020 naar
verwachting nog steeds 2 miljard EUR bedragen. [3] COM(2012) 652. [4] In de context van de koolstofmarkten verwijst dit naar
het optimale evenwicht tussen het koolstofprijssignaal en nu en in de toekomst
noodzakelijke koolstofarme investeringen. [5] Voor meer informatie zie hoofdstuk 4.1 van de
effectbeoordeling betreffende backloading:
http://ec.europa.eu/clima/policies/ets/cap/auctioning/docs/swd_2012_xx2_en.pdf [6] Een deel van dit overschot zou mogelijk al door de
industrie zijn verkocht; in dat geval zou de waarde van die emissierechten voor
de industrie niet verloren zijn gegaan, maar nu de vorm van geld hebben
gekregen. De gegevens omvatten alle vaste installaties die zijn geregistreerd
in het EU-transactielogboek (EUTL) en niet als activiteitencode
"verbranding" hebben. [7] Variërend van 0,4 % tot 1,7 % op het niveau
van de lidstaten. Gebaseerd op een eenvoudig gemiddelde van de stijgingen in de
EU-lidstaten, dus geen gewogen gemiddelde. [8] Variërend van 0,2 % tot 1,3 % op het niveau
van de lidstaten. Gebaseerd op een eenvoudig gemiddelde van de stijgingen in de
EU-lidstaten, dus geen gewogen gemiddelde.