Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IR2234

    Advies van het Comité van de Regio’s — Europese strategie ter bestrijding van dakloosheid

    PB C 271 van 19.8.2014, p. 36–39 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.8.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 271/36


    Advies van het Comité van de Regio’s — Europese strategie ter bestrijding van dakloosheid

    2014/C 271/07

    Rapporteur

    Gábor Bihary (HU/PSE), lid van de centrale stadsraad van Boedapest

    Referentiedocument

     

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    1.

    vindt het absoluut onaanvaardbaar dat er in 2014 in onze gemeenten en regio’s nog altijd mensen op straat leven met alle risico’s voor hun gezondheid en leven. Het is voor het Comité beneden de waardigheid van de Europese Unie dat ongeveer 3 miljoen daklozen aangewezen zijn op steun uit het socialezekerheidsstelsel, vaak zelfs niet op de hoogte zijn van die mogelijkheid tot bijstand, of er niet adequaat door worden beschermd.

    2.

    Het stelt vast dat dakloosheid de meest extreme vorm van armoede en sociale uitsluiting is (1) en dat dit een inbreuk vormt op de menselijke waardigheid en de mensenrechten, aangezien huisvesting een menselijke basisbehoefte is.

    3.

    Het wil in dit verband wederom (2) pleiten voor een Europees actiekader voor sociale huisvesting teneinde:

    te zorgen voor consistentie met grondrechten en tussen EU-beleidsmaatregelen op terreinen die van invloed zijn op huisvesting;

    te zorgen voor inachtneming van het EU-Verdrag, op grond waarvan overheden vrij kunnen bepalen hoe sociale huisvesting wordt vormgegeven en welke huishoudens hiervoor in aanmerking komen;

    de sociale verscheidenheid te bevorderen;

    de contracyclische economische rol van huisvesting te ondersteunen dankzij de vermindering van de energieafhankelijkheid en de steun aan lokale banen.

    4.

    Hoewel de EU-lidstaten over de meest ontwikkelde socialezekerheidsstelsels ter wereld beschikken, is het fenomeen van dakloosheid in bijna alle EU-landen toegenomen, vanwege allerlei zwaarwegende factoren, zoals de impact van de economische crisis, maatschappelijke veranderingen, discriminatie van minderheden of slecht geregelde migratiekwesties. Ook ontbreekt het in bepaalde lidstaten aan sociale of betaalbare woning.

    5.

    Het wijst op het hoge rendement van voor de bestrijding van dakloosheid bestemde investeringen. Deze dragen er immers toe bij dat de lopende uitgaven voor sociale symptoombestrijding op de lange termijn blijvend kunnen dalen.

    6.

    Er moeten ook op EU-niveau maatregelen worden genomen om iets te doen aan het verschijnsel dat arme en kwetsbare EU-burgers zich binnen de Unie, over de nationale grenzen heen, verplaatsen. Door sociale mobiliteit heeft dakloosheid een transnationaal karakter gekregen, een probleem dat niet op nationaal, regionaal of lokaal niveau kan worden opgelost, of door de mobiliteit van de EU-burgers te beperken.

    7.

    Het Comité wijst erop dat hoewel de rechtstreekse aanpak van dakloosheid onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en de decentrale overheden valt, de Europese Commissie een rol te vervullen heeft t.a.v. de formulering van beleid, het stimuleren van samenwerking op Europees niveau en de verspreiding van goede praktijken, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. De Europese Unie zou meer ondersteuning moeten geven aan de door de lidstaten en decentrale overheden gelanceerde initiatieven, in de geest van het Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting (3).

    8.

    Het Comité merkt op dat iedere lidstaat over een eigen nationale strategie ter bestrijding van dakloosheid zou moeten beschikken — mogelijk aangevuld met regionale strategieën — met een duidelijke verdeling van de bevoegdheden wat dataverzameling en de follow-up en tenuitvoerlegging van de strategie betreft; het nodigt de EU-lidstaten derhalve uit om algemene strategieën voor dakloosheidsbestrijding te formuleren en daarbij vooral te bepalen welke nationale diensten zorg dragen voor deze taak, maar ook duidelijke en transparante doelstellingen vast te stellen die bindend zijn voor wat de EU betreft, en evaluatiemodellen voor te stellen aan de hand waarvan de resultaten van de strategie in elke EU-lidstaat op transparante wijze kunnen worden beoordeeld.

    9.

    In deze nationale strategieën dient ook te worden vastgelegd wat de rol is van de lokale en regionale overheden en het maatschappelijk middenveld en — in de geest van goed bestuur — te worden verduidelijkt wat de taakverdeling tussen de verschillende bestuursniveaus is en hoe de toekenning van de respectieve middelen wordt geregeld.

    10.

    Sommige lidstaten van de EU hebben moeite gehad met het uitvoeren van hun strategie ter bestrijding van dakloosheid omdat zij niet over een in de praktijk goed functionerende multilevel governance beschikken.

    11.

    Het Comité verwelkomt de door het Europees Parlement in het verleden en nog onlangs geformuleerde standpunten inzake de Europese strategie ter bestrijding van dakloosheid (4), en roept de lidstaten nadrukkelijk op om werk te maken van het streven om het fenomeen van dakloosheid tegen 2015 uit de wereld te helpen.

    12.

    Het Comité wijst erop dat de oorzaken en de mate van dakloosheid per lidstaat en zelfs per regio verschillen. Daarom moeten de lokale en regionale overheden bij de uitwerking van strategieën voor de bestrijding van dit verschijnsel worden betrokken. De oorzaken moeten bepalend zijn voor de aanpak die wordt gekozen. Kennis hierover wordt vooral opgedaan door lokale overheden, die direct met de dakloosheidsproblematiek te maken hebben.

    13.

    In dit verband is het Comité ingenomen met de werkzaamheden van Habitact (www.habitact.eu), een netwerk van lokale en regionale overheden om dakloosheid te bestrijden met sociale innovatie en geïntegreerde strategieën.

    14.

    Het Comité onderschrijft de door het Europees Parlement aan de Commissie gedane oproep om een groep deskundigen op hoog niveau op te richten om te helpen bij de formulering en verbetering van de Europese strategie ter bestrijding van dakloosheid. Het benadrukt het belang van de deelname van afgevaardigden van lokale en regionale overheden aan deze groep.

    15.

    Het Comité neemt kennis van de publicatie van een werkdocument (5) door de diensten van de Commissie waarin richtsnoeren worden geboden voor de bestrijding van dakloosheid, maar betreurt het lage ambitieniveau dat daaruit spreekt. Het acht het inderdaad van belang om een Europese strategie op te stellen waarin een aantal instrumenten wordt opgenomen die op doeltreffende manier in de praktijk kunnen worden gehanteerd door decentrale overheden en door ngo’s en hun vrijwilligers. Deze strategie zou tevens de uitwisseling en verspreiding van goede praktijken mogelijk moeten maken alsook het nemen van gerechtelijke stappen om de strafbaarstelling van dakloosheid te voorkomen en haat, vijandigheid en geweld jegens daklozen en hun vervolging fel te bestrijden.

    16.

    Het Comité benadrukt dat armoede en dakloosheid geen misdrijven zijn en dat de strafbaarstelling van dakloosheid evenals de goedkeuring en tenuitvoerlegging van antisociale en met de mensenrechten in strijd zijnde lokale verordeningen in bepaalde lidstaten op gespannen voet staan met het beginsel van gelijke behandeling en met de menselijke waardigheid.

    17.

    Het Comité vraagt om meer erkenning en steun op zowel lokaal, regionaal, nationaal als Europees niveau voor organisaties die de vrijheden en burgerrechten beschermen van een bevolkingsgroep die kwetsbaar is en slecht in staat om de eigen rechten te verdedigen.

    18.

    Het hoopt dat mensen in geen enkele lidstaat — op illegale wijze of gelegitimeerd door een wetswijziging in die zin — worden blootgesteld aan politievervolging alleen omdat ze dakloos zijn.

    19.

    Het Comité ondersteunt de activiteiten ten behoeve van daklozen die door maatschappelijke organisaties en hun Europese koepelorganisaties op touw worden gezet in de EU-lidstaten. Ook staat het achter hun inspanningen om daklozen bewuster te maken van hun rechten, het sociaal bewustzijn te vergroten en meer maatschappelijk draagvlak te creëren voor een samenleving die openstaat voor iedereen, waarin de meerderheid van de burgers zich kan inleven in het probleem van dakloosheid en voorstander is van maatregelen ter bestrijding hiervan en met name van het hiervoor aanwenden van belastinggeld.

    20.

    Het dringt er bij de lidstaten en het voorzitterschap van de Europese Unie op aan om erop toe te zien dat de bevoegde ministers het thema dakloosheid regelmatig op de agenda van hun rondetafelbijeenkomsten plaatsen. Het Comité wijst er eveneens op dat het van belang is om vertegenwoordigers van decentrale overheden bij deze bijeenkomsten te betrekken en vraagt de Europese Commissie om hen daarvoor financiële en praktische steun te geven.

    21.

    Het Comité wil in het kader van de formulering van een Europese strategie ter bestrijding van dakloosheid wijzen op het prioritaire belang van een aanpak waarbij huisvesting centraal staat („Housing-led”, „gericht op huisvesting”), of waarbij de toegang tot huisvesting de eerste fase vormt („Housing first”, „huisvesting voor alles”). Ook vraagt het om specifieke aandacht voor grensoverschrijdende dakloosheid en de aanpak van dakloosheid onder minderjarigen en vrouwen.

    22.

    Het Comité benadrukt dat de bestrijding van dakloosheid nauw verband houdt met regionale ontwikkeling en de financieringsinstrumenten van de EU (met name het ESF en EFRO) (6), met sociale integratie en de mensenrechten en met de doelstelling uit de Europa 2020-strategie om 20 miljoen mensen een uitweg uit de armoede te bieden (7).

    23.

    Het Comité vestigt de aandacht van de Europese regio’s waar dakloosheid een bijzonder nijpend probleem is, op de mogelijkheid in het kader van de formulering van hun operationele programma’s de middelen uit het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen of andere fondsen, zoals het Europees Sociaal Fonds (ESF), te benutten om de situatie van daklozen te verbeteren, en nodigt hen uit om te ijveren voor maatschappelijke integratie en integratie op de arbeidsmarkt van daklozen.

    24.

    Het Comité benadrukt het belang van preventie op lokaal en regionaal niveau, zodat mensen die het risico lopen dakloos te worden, door vroegtijdige opsporing kunnen worden geholpen met optimaal afgestemde maatregelen, teneinde te voorkomen dat ze uit huis worden gezet of, als dat al het geval is, om hen directe steun te kunnen bieden. Daarom zouden er structurele maatregelen moeten worden genomen die bijdragen tot het welzijn, zoals maatregelen voor huisvesting, werkgelegenheid, onderwijs, gezin en voor hiermee samenhangend beleid.

    25.

    Het merkt op dat er een integrale aanpak nodig is met een intensievere samenwerking tussen de sociale en welzijnsdiensten om te voorkomen dat de levenskwaliteit en dus de gezondheid van nieuwe daklozen er fors op achteruitgaat, vooral als het gaat om mensen die in het verleden al een beroep hebben gedaan op deze diensten.

    26.

    Het Comité wijst erop dat de zorg voor daklozen op straat moet beginnen, aangezien het opsporen en de behandeling van geestelijke ziektes, alcoholisme en andere verslavingen niet kunnen wachten totdat er huisvesting is gevonden.

    27.

    Het Comité wijst op het belang van voldoende steun, en met name huisvestingsmogelijkheden, aangezien dakloosheid hierdoor kan worden voorkomen.

    28.

    Om hun maatregelen goed te kunnen uitvoeren hebben de bij de bestrijding van de dakloosheid betrokken partijen adequate financiering en ondersteuning nodig van zowel de EU als de lidstaten. Daarmee kunnen zij doeltreffende maatregelen nemen via de arbeidsbemiddelingsdiensten, opleidingen aanbieden aan daklozen, hen aanmoedigen werk te zoeken en hen helpen hun baan te behouden.

    29.

    Het Comité beschouwt beroepsopleiding, bijscholing en volwassenenonderwijs — d.w.z. levenslang leren — als evenzovele zeer doeltreffende, zij het indirecte, maatregelen om mensen een uitweg te bieden uit hun situatie van dakloosheid. Een opleiding die goed in elkaar zit, uitzicht kan bieden op een echte baan en die daklozen op duurzame wijze kan helpen om zich te ontworstelen aan hun moeilijke levensomstandigheden, is zowel voor de betrokkenen zelf als voor de samenleving een goede investering. Onderwijs is vaak een noodzakelijke basisvoorwaarde, maar doorslaggevend is toch dat de mensen zelf gemotiveerd zijn om actie te ondernemen, waarvoor de nodige volharding en daadkracht vereist is, zodat ze zich kunnen opwerken tot actieve deelnemers aan het maatschappelijke leven. Ze zullen zelf moeten meewerken en actief betrokken moeten worden bij de verbetering van hun situatie.

    30.

    Het Comité benadrukt dat erop gelet moet worden dat de door lokale overheden, liefdadigheidsinstellingen en maatschappelijke en religieuze organisaties beheerde locaties voor tijdelijke of noodopvang van goede kwaliteit zijn, in ieder geval binnen de gemeente of tenminste binnen de regio liggen en zijn afgestemd op de behoeften van de begunstigden. De meest wenselijke oplossingen zijn echter die welke gericht zijn op huisvesting, zoals de „Housing First”-aanpak.

    31.

    Het Comité vestigt de aandacht op het feit dat voor daklozen en mensen met een bescheiden inkomen gegarandeerde toegang tot stabiele, betaalbare en niet al te afgelegen huisvesting essentieel is. Dat is echter alleen mogelijk indien er sprake is van goede samenwerking tussen alle betrokken partijen, naar gelang van de lokale omstandigheden.

    32.

    Het Comité steunt de doelgerichte inspanningen ter bestrijding van dakloosheid die door de EU op verschillende Europese sectorale beleidsterreinen worden gevoerd, en met name op het gebied van economie, financiën, sociale zekerheid, regionale ontwikkeling, gezondheidszorg, mensenrechten, jongeren, gelijke kansen voor mannen en vrouwen, immigratie en integratie.

    33.

    Het Comité staat achter de integratie van dakloosheidbestrijding in de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie, waarbij eventueel aanbevelingen per land kunnen worden geformuleerd ter aanvulling op de door de lidstaten geleverde inspanningen, met name in landen waar vooruitgang op dit terrein hoogstnoodzakelijk is.

    34.

    Het nodigt de Europese Commissie uit om verder te gaan dan het formuleren van aanbevelingen per land en de lidstaten er ook toe aan te zetten meer werk te maken van dakloosheidsbestrijding en daaraan in hun nationale hervormingsprogramma’s aandacht te besteden.

    35.

    Het benadrukt dat er volledige en vergelijkbare gegevens over dakloosheid dienen te worden ingezameld, waarbij stigmatisering van daklozen moet worden vermeden. Deze gegevens zouden moeten worden uitgesplitst naar oorzaken van dakloosheid en de ernst van het fenomeen, en ook naar regio — en dan minimaal op NUTS 2-niveau. Dankzij een dergelijke databank kan het beleid aan doeltreffendheid winnen en het probleem van dakloosheid uiteindelijk helemaal uit de wereld worden geholpen.

    36.

    Omdat actie op regionaal en lokaal niveau een beslissende rol speelt bij het terugdringen van dakloosheid, zou de EU moeten kijken naar de doeltreffendheid van het beleid als geheel, d.w.z. moeten nagaan in welke gevallen het zin heeft om voor dakloosheidsbestrijding naast het ESF en EFRO gebruik te maken van nog andere EU-financieringsinstrumenten (Progress, E@SI, Jessica, Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, Leader en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen).

    37.

    Het Comité moedigt de lidstaten aan om, met het oog op de verbetering van de situatie van daklozen, de juiste Europese fondsen te benutten en een brug te slaan tussen maatschappelijke integratie en integratie op de arbeidsmarkt.

    38.

    Er dienen meer vrijwilligers actief te worden in de daklozenzorg, zodat zij meer inzicht krijgen in dit maatschappelijke vraagstuk en zelf actief kunnen gaan bijdragen aan het sociale integratieproces van daklozen.

    39.

    Het zou een goede zaak zijn om de participatiemogelijkheden voor daklozen te verbeteren en aan hun situatie aan te passen, zodat ze daadwerkelijk kunnen deelnemen aan de maatschappij en er gezamenlijke besluitvorming kan plaatsvinden tussen alle betrokken actoren. Dit komt de kwaliteit van de zorg voor daklozen ten goede en maakt dat ze zelf ook verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun integratie in de maatschappij.

    Gedaan te Brussel, 25 juni 2014.

    De voorzitter van het Comité van de Regio’s

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  CdR 18/2010 final.

    (2)  CdR 71/2011 final.

    (3)  CdR 402/2010 final.

    (4)  P7_TA(2011)0383 en P7_TA(2014)0043.

    (5)  SWD(2013) 42 final.

    (6)  CdR 1999/2013 final.

    (7)  CdR 26/2013 final.


    Top