EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0101(01)

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2014 over de top EU-Rusland (2014/2533(RSP))

PB C 93 van 24.3.2017, p. 118–121 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 93/118


P7_TA(2014)0101

Top EU-Rusland

Resolutie van het Europees Parlement van 6 februari 2014 over de top EU-Rusland (2014/2533(RSP))

(2017/C 093/20)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Rusland,

gezien de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst waarmee een partnerschap tot stand is gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Russische Federatie, anderzijds, en gezien de lopende onderhandelingen over een nieuwe overeenkomst tussen de EU en Rusland,

gezien het „partnerschap voor modernisering” waartoe in 2010 het startsein werd gegeven in Rostov aan de Don, en de toezegging van de Russische leiders dat zij zich sterk willen maken voor de rechtsstaat als fundament voor de modernisering van Rusland,

gezien de doelstelling die de EU en Rusland delen, als omschreven in de gemeenschappelijke verklaring afgelegd na de 11de topontmoeting EU-Rusland in Sint Petersburg op 31 mei 2003, namelijk de invoering van een gemeenschappelijke economische ruimte, een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, een gemeenschappelijke ruimte van samenwerking op het gebied van externe veiligheid en een gemeenschappelijke ruimte van onderzoek en onderwijs, met inbegrip van culturele aspecten (de „vier gemeenschappelijke ruimtes”),

gezien het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland van 28 november 2013,

gezien de top van het Oostelijk Partnerschap van 28 en 29 november 2013;

gezien de top EU-Rusland van 28 januari 2014,

gezien de verklaring van de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Durão Barroso, en de opmerkingen van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, na de top EU-Rusland van 28 januari 2014,

gezien de gezamenlijke verklaring van de EU en Rusland van 28 januari 2014 over de bestrijding van het terrorisme,

gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de EU ernaar blijft streven haar betrekkingen met Rusland verder uit te diepen, wat blijkt uit haar toezegging om zich in te zetten voor de onderhandeling over een nieuwe kaderovereenkomst voor de verdere intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Rusland, en dat de EU en Rusland diepgaande en omvattende betrekkingen tot stand hebben gebracht, met name in de energie-, de economische en de zakelijke sector;

B.

overwegende dat de top EU-Rusland op 28 januari 2014 niet meer inhield dan een drie uur durende vergadering waar slechts een beperkt aantal onderwerpen aan de orde kwam, en dat daaruit blijkt welke uitdagingen de betrekkingen tussen de EU en Rusland wachten, vooral als gevolg van de pressie die Rusland op de oostelijke partners uitoefent;

C.

overwegende dat nauwere samenwerking en goede nabuurschapsbetrekkingen tussen de EU en Rusland van fundamenteel belang zijn voor de stabiliteit, de veiligheid en de welvaart van Europa en met name in het gemeenschappelijk nabuurschap; dat een strategisch partnerschap tussen de EU en de Russische Federatie alleen kan worden ontwikkeld op basis van gedeelde gemeenschappelijke waarden; dat het van het allergrootste belang is de samenwerking tussen beide partners op internationaal niveau op te voeren in alle instellingen, organisaties en fora, met het oog op de verbetering van de mondiale governance en de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen;

D.

overwegende dat er nog steeds bezorgdheid heerst over de ontwikkelingen in de Russische Federatie ten aanzien van de eerbiediging en de bescherming van de rechten van de mens en de naleving van algemeen aanvaarde democratische beginselen en de rechtsstaat; dat de Russische Federatie volwaardig lid is van de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en zich daarmee heeft verplicht tot naleving van de beginselen van democratie en eerbiediging van de mensenrechten;

E.

overwegende dat alle deelnemers aan de top van het Oostelijk Partnerschap te Vilnius opnieuw hebben bevestigd te hechten aan de beginselen van het internationaal recht en fundamentele waarden, zoals democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten;

F.

overwegende dat goede buurbetrekkingen en vrede en stabiliteit in hun gemeenschappelijke buurlanden in het belang van zowel Rusland als de EU zijn; dat er een open, eerlijke en resultaatgerichte dialoog moet komen over de crises in deze landen, met name ten aanzien van de vastgelopen conflicten, met het oog op de versterking van de veiligheid en de stabiliteit, de ondersteuning van de territoriale integriteit van de betrokken landen en de totstandbrenging van gemeenschappelijke crisisbeheersingsmechanismen;

G.

overwegende dat de landen van het Oostelijk Partnerschap conform de overeenkomsten van Helsinki over het volledige en autonome recht en de volledige en autonome vrijheid beschikken om op voet van gelijkheid betrekkingen aan te gaan met de partners van hun keuze;

H.

overwegende dat het grensbepalingsproces rond Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië in een stroomversnelling is gekomen en een vijandige wending heeft genomen, vanwege de steun van de Russische troepen die ten koste is gegaan van de Georgische gebieden;

I.

overwegende dat de luchtvaartmaatschappijen sinds 1 december 2013 op voorhand af te geven passagiersgegevens (Advance Passenger Information — API) doorgeven aan de Russische autoriteiten en dat deze autoriteiten vanaf 1 juli 2014 volledige passagiers- en bemanningsgegevens eisen voor vluchten over Russisch grondgebied; dat de Russische autoriteiten een uitgebreid systeem voor het inzamelen van persoonsgegevens van passagiers (Passenger Name Record — PNR) willen opzetten;

1.

neemt kennis van de top EU-Rusland van 28 januari 2014 als een mogelijkheid om na te denken over de aard en de richting van het strategische partnerschap tussen de EU en Rusland, en twistpunten op te helderen; wijst erop dat de beperkte omvang van de top tussen de EU en Rusland de huidige stand van zaken in de betrekkingen weerspiegelt, waarbij een pragmatische gedachtewisseling over specifieke thema's mogelijk is, maar tegelijk ook duidelijk wordt voor welke uitdagingen de samenwerking tussen de EU en Rusland momenteel staat; verwacht dat de besprekingen zullen leiden tot meer wederzijds vertrouwen en de voorwaarden zullen scheppen voor een hernieuwde politieke impuls om het partnerschap vooruit te helpen;

2.

bevestigt opnieuw zijn overtuiging dat Rusland een van de belangrijkste partners van de EU is bij de totstandbrenging van strategische samenwerking, aangezien het land met de EU niet alleen economische en handelsbelangen deelt, maar tevens streeft naar de verwezenlijking van gemeenschappelijk overeengekomen democratische waarden; benadrukt dat om vooruitgang in de bilaterale betrekkingen te boeken een open discussie over de opheldering van onderlinge twistpunten vereist is;

3.

onderstreept dat er een duurzame en constructieve dialoog nodig is om ontwikkelingen in de gemeenschappelijk buurlanden en verschillende initiatieven voor regionale economische integratie te bespreken, en dan met name de gevolgen daarvan voor de handel, op basis van bestaande verbintenissen ten opzichte van de Wereldhandelsorganisatie (WTO); spoort de EU en Rusland aan manieren te vinden om hun regionale integratieprocessen meer op elkaar af te stemmen, waarbij ze tegelijkertijd werken aan een visie voor een toekomstige gemeenschappelijke handels- en economische zone;

4.

herhaalt dat de dialoog tussen de EU en Rusland over vraagstukken in verband met de gemeenschappelijke buurlanden gebaseerd moet zijn op het grondbeginsel van soevereiniteit en onafhankelijkheid van de buurlanden in hun keuze voor politieke en handelsallianties; is ervan overtuigd dat verdere politieke en economische hervormingen in de landen van het Oostelijk Partnerschap, waaronder Oekraïne, op basis van de waarden en normen van de EU uiteindelijk Rusland zelf ten goede zullen komen aangezien de ruimte van stabiliteit, welvaart en samenwerking langs de Russische grenzen erdoor zou worden uitgebreid; herhaalt de vaste uitnodiging van de EU aan Rusland om aan dit proces bij te dragen via constructieve engagementen met de landen van het Oostelijk Partnerschap; verzet zich tegen het voornemen van Rusland om de regio van het Oostelijk Partnerschap als zijn invloedssfeer te blijven beschouwen; is van mening dat alleen de Oekraïense burgers het recht zouden mogen hebben over de toekomst van hun land te beslissen;

5.

betreurt dat het Russische leiderschap het Oostelijk Partnerschap als een bedreiging van zijn eigen politieke en economische belangen ziet; benadrukt dat Rusland daarentegen baat zal hebben bij de toename van de handel en de economische bedrijvigheid en dat de veiligheid van het land groter zal worden wanneer de buurregio stabiel en voorspelbaar is; wijst op het belang van het creëren van synergie, zodat de landen in het gemeenschappelijke nabuurschap zoveel mogelijk profijt kunnen trekken uit bilaterale betrekkingen met zowel de EU als de Russische Federatie;

6.

herhaalt dat de overeenkomsten over een diepe en brede vrijhandelsruimte (DCFTA) tussen de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap, in tegenstelling tot het door Rusland nagestreefde douane-unieproject, de partnerlanden niet zullen beletten vrij handel te voeren met derde landen; wijst er dan ook op dat de oostelijke partnerlanden na de ondertekening van de associatieovereenkomst en de DCFTA nog steeds vrij handel zullen kunnen bedrijven overeenkomstig de vrijhandelsovereenkomsten die zij als lid van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) hebben ondertekend;

7.

verwacht, als de voorwaarden goed worden voorbereid, op de volgende top in juni 2014 in Sotsji een begin te kunnen maken met de onderhandelingen over het nieuwe akkoord; betreurt het gebrek aan vooruitgang in de onderhandelingen over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst ter vervanging van de huidige overeenkomst, dat voornamelijk te wijten is aan het gebrek aan inzet van Russische zijde om inhoudelijke onderhandelingen te voeren over het handelshoofdstuk; onderstreept de noodzaak om zich te blijven inzetten voor het partnerschap voor modernisering;

8.

wenst dat de verantwoordelijk voor het EU-beleid ten aanzien van Rusland in de volgende ambtsperiode van de Europese Commissie gecentraliseerd wordt, met een duidelijke en centrale rol voor de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter en de toezegging van de lidstaten dat zij met één stem zullen spreken wanneer het Rusland betreft;

9.

verzoekt Rusland zich te houden aan al zijn uit het WTO-lidmaatschap voortvloeiende multilaterale verplichtingen en zijn WTO-verplichtingen volledig na te komen; verzoekt Rusland af te zien van het opleggen van willekeurige verboden op producten uit EU-lidstaten, aangezien dergelijke maatregelen schadelijk zijn voor de bilaterale betrekkingen tussen afzonderlijke lidstaten en Rusland en voor de betrekkingen tussen de EU en Rusland;

10.

veroordeelt de recente terroristische aanslagen in Volgograd met klem; is ingenomen met de gezamenlijke verklaring die de EU en Rusland op 28 januari 2014 hebben aangenomen over de bestrijding van het terrorisme, waarin de EU en Rusland overeenkwamen om de mogelijkheden voor een nauwere samenwerking als antwoord op door terroristen begane misdrijven en georganiseerde misdaad te overwegen, de samenwerking bij de uitwisseling van optimale werkmethoden op het vlak van terrorismebestrijding en bij het opleiden van experts in terrorismebestrijding uit te breiden, en de samenwerking in het kader van de VN en andere multilaterale fora te intensiveren;

11.

neemt kennis van de voortgangsverslagen over de gemeenschappelijke ruimten van de EU en Rusland, waarin de voor- of achteruitgang bij de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke ruimten EU-Rusland en de in 2005 aangenomen stappenplannen wordt beschreven; steunt met name de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en benadrukt dat de vier gemeenschappelijke ruimten gebaseerd zijn op het beginsel van wederkerigheid;

12.

benadrukt het belang van energiezekerheid en het feit dat de levering van natuurlijke hulpbronnen niet als politiek instrument mag worden gebruikt; beklemtoont dat Rusland en de EU beide belang hebben bij samenwerking op het gebied van energie, waarin kansen besloten liggen voor uitbreiding van de handel en de economische samenwerking in een opengestelde en transparante markt, met alle begrip voor de behoefte van de EU aan diversifiëring van de vervoerswegen en energieleveranciers; wijst erop dat de beginselen van onderlinge afhankelijkheid en transparantie het fundament dienen te zijn voor een dergelijke samenwerking, evenals gelijke toegang tot markten, infrastructuur en investeringen; dringt erop aan dat de samenwerking tussen de EU en Rusland op het gebied van energie stevig wordt gebaseerd op de beginselen van de interne markt, met inbegrip van het derde energiepakket, met name wat betreft de toegang van derden, en van het Verdrag inzake het Energiehandvest (EHV); is ervan overtuigd dat de volledige aanvaarding van de beginselen van het EHV door Rusland voor beide partijen gunstige gevolgen voor de bilaterale betrekkingen op energiegebied zou hebben; dringt aan op nauwe samenwerking tussen de EU en Rusland op het gebied van de levering van grondstoffen en zeldzame aardmetalen, met name die welke als kritiek beschouwd worden, en dringt aan op eerbiediging van de internationale regels, met name de WTO-regels;

13.

dringt er bij de Russische Federatie om haar bijdrage aan de aanpak van klimaatverandering op te voeren; verzoekt Rusland met name om een streefcijfer voor tweede verbintenisperiode te bepalen door de „wijziging van Doha” op het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering te ratificeren;

14.

herhaalt zijn toezegging inzake de langetermijndoelstelling van visumvrij reizen tussen de EU en Rusland, op basis van een stapsgewijze benadering die gericht is op de inhoud en concrete vorderingen; constateert dat de onderhandelingen over een opgewaardeerde visumversoepelingsovereenkomst nog aan de gang zijn, terwijl momenteel de laatste hand gelegd wordt aan de uitvoering van de gemeenschappelijke maatregelen inzake visumvrije korte reizen; is bezorgd over de plannen om in het kader van de visumfaciliteringsregeling ook aan een groot aantal Russische functionarissen een speciaal „dienstpaspoort” te verstrekken;

15.

uit zijn bezorgdheid over de ontwikkelingen in de Russische Federatie met betrekking tot de eerbiediging en de bescherming van de mensenrechten en de eerbiediging van gemeenschappelijk overeengekomen democratische beginselen, regels en procedures, vooral met betrekking tot de wet op buitenlandse agenten, de wetgeving die gericht is tegen lesbiennes, homo's, biseksuelen, transgenders en interseksuelen (LGBTI-personen), het opnieuw strafbaar stellen van laster, de wet op hoogverraad en de wetgeving die openbare demonstraties aan banden legt; verzoekt Rusland met klem zijn internationale verplichtingen als lid van de Raad van Europa na te komen;

16.

is verheugd over de recente amnestieverlening, en onderstreept dat duidelijke en betrouwbare overeenstemming over fundamentele vrijheden, mensenrechten en de rechtsstaat ons strategische partnerschap verder vooruit zal helpen; beklemtoont dat een onafhankelijk, onpartijdig en efficiënt rechtssysteem een cruciaal bestanddeel vormt van de rechtsstaat, en in grote mate bijdraagt aan de ontwikkeling van een betrouwbaar en stabiel ondernemers- en investeringsklimaat;

17.

uit andermaal zijn bezorgdheid over het feit dat de algemene situatie van de mensenrechten in Rusland verder verslechtert en dat er geen enkele vooruitgang wordt geboekt met betrekking tot de vorm van het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland; betreurt het met name dat deze dialoog meer een proces is geworden dan een middel om meetbare en tastbare resultaten te bereiken; benadrukt nogmaals dat in dit mensenrechtenoverleg publieke voortgangsindicatoren moeten worden opgenomen, dat de vorm van de dialoog moet worden verbeterd, bijvoorbeeld met een beurtwisseling voor de locatie van het overleg, betere interactie tussen Russische ngo's en de Russische autoriteiten als onderdeel van dit proces en een betere samenstelling van de Russische delegatie, en dat ter gelegenheid van de topontmoetingen tussen de EU en Rusland en na afloop van de bijeenkomsten van de partnerschapsraad publieke voortgangsevaluaties moeten worden gepubliceerd;

18.

verzoekt Rusland de federale wet op „propaganda voor niet-traditionele seksuele relaties” en vergelijkbare anti-propagandawetten die de mensenrechten beknotten, vooral de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging in verband met seksuele gerichtheid en genderidentiteit, volledig in te trekken; uit zijn oprechte bezorgdheid over de negatieve gevolgen van deze wetten op de samenleving, aangezien de discriminatie van en het geweld tegen LGBTI-personen toeneemt; verzoekt de EU-delegatie overeenkomstig de desbetreffende richtsnoeren meer steun te verlenen aan de verdedigers van de mensenrechten van LGBTI-personen;

19.

verzoekt de Commissie nogmaals om bij de huidige programmering van de financieringsinstrumenten Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIHDR) en organisaties van het maatschappelijk middenveld en plaatselijke overheden (CSO/LA) veel meer werk te maken van de bijstandsverlening aan het onderdrukte maatschappelijk middenveld door de daarvoor bestemde financiële steun aan het land te verdubbelen;

20.

benadrukt dat geregelde vergaderingen in het kader van de politieke dialoog over een brede waaier van kwesties op het gebied van buitenlandse zaken een essentieel element zijn in de betrekkingen tussen de EU en Rusland; stelt dat Rusland, als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad, zijn verantwoordelijkheid moet opnemen bij internationale crises; dringt er bij Rusland op aan zich heel constructief op te stellen tijdens de Genève II-conferentie over Syrië, waar het de bedoeling is een politieke oplossing voor het conflict te bereiken; is ingenomen met de inspanningen die Rusland zich samen met de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap getroost om een resolutie van de VN-Veiligheidsraad over de vernietiging van de chemische wapens van Syrië en de start van de Genève II-besprekingen goedgekeurd te krijgen;

21.

onderstreept het belang van de dialoog en de samenwerking met Rusland over mondiale kwesties met als doel tot een doeltreffende aanpak te komen van problemen als Afghanistan, het vredesproces in het Midden-Oosten en piraterij bij de Hoorn van Afrika; maakt zich hard voor een nauwere en intensievere samenwerking om tot een gezamenlijk optreden met betrekking tot het kernprogramma van Iran te komen;

22.

verzoekt Rusland zijn erkenning van de afgescheiden Georgische regio's Abchazië en Tsinvali/Zuid-Ossetië te herzien; veroordeelt het proces van het aanbrengen van een scheidingslijn rond Abchazië en het Tsinvali-gebied/Zuid-Ossetië ten zeerste aangezien dat heeft geleid tot de uitbreiding van de bezette gebieden ten koste van Georgië; verzoekt Georgië en Rusland om, zo nodig met bemiddeling door een voor beide zijden aanvaarbare derde partij, en zonder vooraf voorwaarden te stellen, directe gesprekken over een reeks onderwerpen aan te gaan, waarbij dit een aanvulling, maar geen vervanging, van het bestaande proces van Genève mag zijn;

23.

verzoekt de Russische Federatie haar toezeggingen aan de Raad van Europa in 1996, die ook waren weerspiegeld in de besluiten van de OVSE-top (Istanbul 1999 en Porto 2002), na te komen met betrekking tot de terugtrekking van Russische troepen en wapens uit Moldavisch grondgebied; uit zijn bezorgdheid over het gebrek aan vooruitgang in deze kwestie; onderstreept het feit dat alle partijen van de 5+2-besprekingen zich willen inzetten om het conflict op te lossen op basis van de territoriale integriteit van de Republiek Moldavië; verzoekt Rusland een constructieve rol op zich te nemen bij de inspanningen om het voortslepende conflict in Nagorno-Karabach op te lossen, in het kader van de Minskgroep;

24.

is van mening dat er nieuwe inspanningen nodig zijn om de samenwerking en de dialoog tussen de EU en Rusland te bevorderen in kwesties als regionale veiligheid, met inbegrip van het oplossen van voortdurende conflicten in de buurlanden;

25.

benadrukt dat de interculturele dialoog tussen de EU en Rusland en de dialoog over de kennis van elkaars geschiedenis en cultureel erfgoed moet worden aangewakkerd, en dat de mobiliteit en de uitwisseling van studenten, docenten, professoren en onderzoekers moet worden gestimuleerd om contacten tussen mensen mogelijk te maken die een zichtbaar en tastbaar bewijs zouden vormen van een duurzaam partnerschap dat op de lange termijn zou leiden tot een gemeenschap van waarden;

26.

roept de Russische autoriteiten op tot medewerking om Russische archieven te openen, onderzoekers toegang te verlenen en relevante documenten vrij te geven, waaronder die over het lot van Raoul Wallenberg, die 70 jaar geleden duizenden Hongaarse joden van de genocide heeft gered;

27.

is ingenomen met het werk van het parlementaire samenwerkingscomité EU-Rusland als een platform voor het opbouwen van de samenwerking en voor een permanente dialoog tussen de twee parlementaire instellingen;

28.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de regeringen en parlementen van de landen van het Oostelijk Partnerschap, de president, de regering en het parlement van de Russische Federatie, de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa.


Top