Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014BP0905(40)

    Resolutie van het Europees Parlement van 3 april 2014 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2012

    PB L 266 van 5.9.2014, p. 297–299 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2014/905(40)/oj

    5.9.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 266/297


    RESOLUTIE VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 3 april 2014

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2012

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2012,

    gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2012, tezamen met de antwoorden van het Bureau (1),

    gezien de aanbeveling van de Raad van 18 februari 2014 (05849/2014 — C7-0054/2014),

    gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (2), en met name artikel 185,

    gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (3), en met name artikel 208,

    gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (4), en met name artikel 21,

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (5),

    gezien Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6), en met name artikel 108,

    gezien zijn eerdere kwijtingsbesluiten en -resoluties,

    gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0184/2014),

    A.

    overwegende dat volgens de jaarrekening de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (hierna „het Bureau” genoemd) voor het begrotingsjaar 2012 20 376 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 0,97 % ten opzichte van 2011 betekent;

    B.

    overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2012 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Follow-up van de kwijting voor 2011

    1.

    begrijpt van het Agentschap dat:

    voor het boekjaar 2012, de Rekenkamer reeds heeft vastgesteld dat de uitvoeringsgraad van de betalingskredieten voor de titels I en II (respectievelijk 98 % en 89 %), toereikend was; en dat met betrekking tot titel III, de uitvoeringsgraad van de betalingskredieten van 49 % gerechtvaardigd was en overdrachten op dit niveau onontkoombaar en niet het resultaat zijn van vertragingen in de planning of de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau;

    in mei 2013, de raad van bestuur van het Bureau een besluit heeft genomen (Besluit 2013/01) inzake administratieve onderzoeken en tuchtprocedures, en het Bureau aan het verzoek van het Europees Parlement heeft voldaan om in overeenstemming met de Commissie regels te stellen met het oog op de eerbiediging van de rechtmatige belangen (waaronder anonimiteit) van de partijen;

    het onderzoek van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, dat in 2012 was gestart, zonder aanbevelingen in 2013 is afgesloten, en de zaak bij de Europese Ombudsman (0917/2011) nog lopende is;

    het Bureau een uitgebreid beleid tegen pesten heeft ingevoerd; tot tevredenheid alle klachten over pesterijen nauwkeurig zijn onderzocht en geen zaken van pesterijen zijn vastgesteld;

    het Bureau, na een besluit van de raad van bestuur (Besluit 2012/04), thans de richtsnoeren van de Commissie ten uitvoer legt; deze richtsnoeren zullen worden vervangen zodra het Bureau de modelrichtsnoeren van regelgevende agentschappen heeft aangenomen over klokkenluiders;

    belangenverklaringen en cv’s van de directie en van de meeste gewone leden van de raad van bestuur op de website van het Bureau zijn gepubliceerd;

    Opmerkingen over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen

    2.

    stelt met bezorgdheid vast dat in 2012 het Bureau via raamcontracten volgens het cascadesysteem aan twee leveranciers schoonmaakdiensten gegund heeft en ten gevolge van een ambtelijk fout tijdens de evaluatie van de inschrijvingen, de rangschikking van de contractanten onjuist was; merkt op dat, als gevolg van deze fout, in 2012 een specifiek contract van 56 784 EUR gegund is en de daarmee verband houdende betalingen onregelmatig waren; onderkent dat na de controle van de Rekenkamer, het Bureau de rangschikking van de contractanten heeft aangepast;

    Financieel en begrotingsbeheer

    3.

    merkt op dat inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2012 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 100 %; merkt op dat het uitvoeringspercentage van de kredieten voor betalingen 78,5 % bedroeg;

    4.

    constateert dat het begrotingsuitvoeringspercentage van titel III (beleidsuitgaven) voor vastgelegde kredieten slechts 49 % bedroeg; stelt echter vast dat dit niet het resultaat was van vertragingen in de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau, maar op het meerjarige karakter van de activiteiten terug te voeren is; merkt op dat het Bureau een module voor begrotingsplanning ingevoerd heeft die rechtstreeks gekoppeld is aan zijn jaarlijkse werkprogramma, en de betalingen overeenkomstig de operationele behoeften gepland en uitgevoerd werden, en dat de Rekenkamer dergelijke situaties aanvaardbaar acht;

    Vastleggingen en overdrachten

    5.

    onderkent dat er in het verslag van de Rekenkamer geen sprake is van noemenswaardige problemen inzake het niveau van overdrachten in 2012; prijst het Bureau voor de naleving van het beginsel van jaarperiodiciteit en de tijdige uitvoering van zijn begroting;

    Overschrijvingen

    6.

    merkt op dat zowel uit het jaarlijks activiteitenverslag als uit de bevindingen van de Rekenkamer blijkt dat het niveau en de aard van de overschrijvingen in 2012 binnen de grenzen van de financiële voorschriften zijn gebleven; feliciteert het Bureau met haar degelijke budgettaire planning;

    Aanbestedings- en aanwervingsprocedures

    7.

    constateert dat voor het jaar 2012 er geen steekproefsgewijs gecontroleerde verrichtingen noch andere auditresultaten zijn geweest die aanleiding hebben gegeven tot opmerkingen op de aanbestedingsprocedure van het Bureau in het jaarverslag van de Rekenkamer;

    8.

    merkt op dat de Rekenkamer in haar jaarverslag 2012 geen opmerkingen heeft gemaakt over de aanwervingsprocedures van het Bureau;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten en transparantie

    9.

    waardeert het dat het Agentschap zijn beleid voor de preventie van en de omgang met belangenconflicten zal herzien aan de hand van de richtsnoeren van de Commissie betreffende de preventie van en de omgang met belangenconflicten in de gedecentraliseerde agentschappen van de EU; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de evaluatieresultaten zodra deze beschikbaar zijn;

    Interne audit en controles

    10.

    begrijpt van het Bureau dat de dienst Interne Audit (IAS) van de Commissie in 2012 een audit heeft uitgevoerd over aanbestedingen binnen het Bureau en twee zeer belangrijke en zeven belangrijke aanbevelingen heeft gedaan; stelt vast dat het Bureau een actieplan heeft opgesteld dat door de IAS is aanvaard en dat bij de afsluiting op 31 december 2012, acht van die aanbevelingen zijn uitgevoerd; merkt op dat de belangrijke resterende aanbeveling in 2013 is uitgevoerd;

    11.

    constateert met bezorgdheid dat het Bureau in 2012 niet over een formele procedure beschikte voor verificatie achteraf; is tevreden dat, na een omvattende risicoanalyse van het Bureau, begin 2013 een officiële procedure is ingevoerd;

    Resultaten

    12.

    verzoekt het Bureau de resultaten van zijn activiteiten en de gevolgen daarvan voor de Europese burgers op een gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar te maken, in het bijzonder op zijn website;

    13.

    verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 3 april 2014 (7) over de prestaties, het financiële beheer en de controle van de agentschappen.


    (1)  PB C 365 van 13.12.2013, blz. 245.

    (2)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

    (3)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

    (4)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

    (5)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

    (6)  PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42.

    (7)  Aangenomen teksten, P7_TA(2014)0299 (zie bladzijde 359 van dit Publicatieblad).


    Top