Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014AE4791

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Het Europees immigratiebeleid (verkennend advies)

    PB C 458 van 19.12.2014, p. 7–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.12.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 458/7


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Het Europees immigratiebeleid

    (verkennend advies)

    (2014/C 458/02)

    Algemeen rapporteur:

    Giuseppe Iuliano

    Het Italiaanse voorzitterschap van de EU heeft op 3 juni 2014 besloten om, overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), het Europees Economisch en Sociaal Comité te verzoeken een verkennend advies op te stellen over

    Het Europees immigratiebeleid

    (verkennend advies).

    Op 8 juli 2014 heeft het EESC-bureau besloten de afdeling Externe betrekkingen met de voorbereidende werkzaamheden ter zake te belasten.

    Tijdens zijn op 10 en 11 september 2014 gehouden …e zitting (vergadering van …) heeft het Comité wegens de urgentie van de werkzaamheden de heer Iuliano als algemeen rapporteur aangewezen (artikel 59 van het reglement van orde), en onderstaand advies uitgebracht, dat met 161 stemmen vóór en 6 tegen, bij 6 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    De nieuwe fase in het Europees immigratiebeleid dient strategisch van opzet te zijn, met een visie voor de middellange en lange termijn en erop gericht te zijn om op holistische en globale wijze de open en flexibele wettelijke toegangskanalen te stroomlijnen. In een vervolg op de door het EESC en het Europees Integratieforum uitgevoerde werkzaamheden wenst het Europees Economisch en Sociaal Comité met dit advies de afgevaardigden van de communautaire instellingen en de nationale regeringen op te roepen om de vooraanstaande rol van de sociale partners en het maatschappelijk middenveld in aanmerking te nemen, teneinde de aandacht voor de sociale dimensie en de meerwaarde ervan voor het Europees immigratiebeleid te waarborgen, en oog te houden voor de impact van dit beleid op de arbeidsmarkt, de levens- en arbeidsomstandigheden en de grondrechten.

    1.2

    Het EESC is van mening dat het nu — vijftien jaar na het begin van de formulering van een Europees immigratiebeleid — tijd is om de in het Verdrag van Lissabon verankerde waarden en politieke beginselen in praktijk te brengen middels concrete en specifieke beleidsmaatregelen, die verdergaan dan de discussies over de verdeling van de bevoegdheden tussen de EU en de lidstaten. Er dienen concrete resultaten te worden bereikt om daadwerkelijk tot een gemeenschappelijk en alomvattend beleid inzake immigratie, asiel en buitengrenzen te komen.

    1.3

    De Europese Unie kan een belangrijke toegevoegde waarde leveren via een gemeenschappelijk immigratiebeleid. Het EESC dringt erop aan om de aanpak in de eerste plaats te richten op de belemmeringen en discriminatie op de arbeidsmarkt. De Unie dient een gemeenschappelijk Europees immigratieprotocol op te stellen en een handboek met gemeenschappelijke Europese richtsnoeren om de tenuitvoerlegging en de toegankelijkheid ervan te waarborgen. Dit dient gepaard te gaan met een Europese strategie om de EU aantrekkelijk te maken voor talentvolle mensen en om de obstakels inzake kwalificaties uit de weg te nemen. De EU zou een permanent Europees platform inzake arbeidsmigratie in het leven moeten roepen. Het EESC is bereid om deze taak op zich te nemen en een ruimte te bieden waar sociale partners kunnen discussiëren, de nationale beleidsmaatregelen inzake arbeidsmigratie onder de loep nemen en succesvolle praktijken uitwisselen.

    1.4

    De EU heeft ingestemd met de tweede fase van het gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (CEAS). De lidstaten houden er nog altijd uiteenlopende praktijken en beschermingsniveaus op na. Een principe van gedeelde solidariteit en verantwoordelijkheid dient bewaarheid te worden met het oog op een evenwichtigere verdeling van de asielaanvragen tussen de lidstaten. De Overeenkomst van Dublin dient te worden vervangen door een regeling die sterker op solidariteit is gebaseerd, rekening houdt met de wensen van de asielzoekers en waardoor de verdeling van de verantwoordelijkheden meer in verhouding is. Ook dienen de bevoegdheden voor de werkzaamheden van het Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) te worden uitgebreid, met speciale aandacht voor de operationele steunactiviteiten en de teams voor gemeenschappelijke ondersteuning in de lidstaten die extra hulp of noodhulp behoeven. Het is van essentieel belang dat de Unie zich sterk maakt voor een harmonieuzer, coherenter, onafhankelijker en flexibeler gebruik van humanitaire visa in de lidstaten, zoals is vastgelegd in de Visumcode.

    1.5

    Bij het Europese grensbeleid dient te worden uitgegaan van een grotere gedeelde verantwoordelijkheid inzake controle, toezicht en de naleving van principes en rechten bij de tenuitvoerlegging ervan. De lidstaten die aan de gemeenschappelijke buitengrenzen liggen, bevinden zich in een lastig parket vanwege de toestroom van immigranten en asielzoekers. De EU moet dan ook regelingen invoeren voor financiële en operationele solidariteit en solidariteit op het gebied van opvang. De rol van Frontex zou moeten worden versterkt en moeten uitgroeien tot een Europese grensbewakingsdienst, bestaande uit een Europees team van grenswachten, die de lidstaten ondersteunen. Dit dient hand in hand te gaan met de ontwikkeling van een doeltreffender en systematischer systeem voor het afleggen van verantwoording (accountability) over zijn werkzaamheden en de daadwerkelijke toepassing van de bepalingen uit Verordening 656/2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

    1.6

    De EU dient een internationaal wetskader voor migratie in het leven te roepen en de lidstaten actiever aan te moedigen om de normen en internationale instrumenten voor de mensenrechten van immigranten te ratificeren en ten uitvoer te leggen. De EU dient een strategische alliantie met andere relevante internationale actoren aan te gaan wat kwesties als de mobiliteit van mensen en mensenrechten betreft, zoals de Verenigde Naties of de Raad van Europa.

    1.7

    Het uitbesteden van bewaking en toezicht aan de buitengrenzen kan niet het enige antwoord zijn op de uitdagingen die gepaard gaan met de grensoverschrijdende mobiliteit. De Totaalaanpak van migratie en mobiliteit dient vanuit dit perspectief te worden uitgebouwd. De EU moet deze landen en hun inwoners via wettelijke, flexibele en transparante procedures mogelijkheden bieden om in de EU te komen werken of onderwijs te volgen. Mobiliteitspartnerschappen dienen beter te worden uitgebalanceerd en juridisch bindend te zijn voor alle partijen. De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) dient te zorgen voor een betere coördinatie tussen de prioriteiten van het externe en het immigratiebeleid en zich daarbij laten leiden door een op mensenrechten gebaseerde benadering.

    2.   Inleiding: Naar een nieuw immigratie-, asiel- en grensbeleid voor 2020

    2.1

    Het Italiaanse voorzitterschap heeft het EESC verzocht om een verkennend advies op te stellen over de toekomst van het immigratie-, asiel- en grensbeleid. Het Comité wenst een bijdrage te leveren met strategische voorstellen, waarbij het zich ook baseert op eerdere adviezen inzake immigratie (1). Gedurende het hele proces van overleg dat aan de volgende fase van het Europese immigratiebeleid voor 2020 voorafgaat, dient oog te zijn voor de rol van de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en de sociale dialoog. De „sociale dimensie” dient centraal te staan om meerwaarde, proportionaliteit en impact van dit beleid te garanderen.

    2.2

    Het EESC heeft al vele malen benadrukt dat het Europees immigratiebeleid strategisch van opzet moet zijn met een visie voor de middellange en lange termijn. Daarbij zou op holistische en globale wijze de open en flexibele wettelijke toegangskanalen moeten worden gestroomlijnd, de grondrechten nageleefd, en voor duurzame en solidaire oplossingen voor de toegang tot internationale bescherming moeten worden gezorgd. Ook mogen daarbij de situatie op de arbeidsmarkt en de uitdagingen die gepaard gaan met het integratiebeleid en de gevolgen ervan voor kwetsbare groepen, en voor de opleving van racisme en xenofobie niet uit het oog worden verloren.

    2.3

    Het Comité wil zich er daadwerkelijk op toeleggen dat het immigratiebeleid in overleg met de immigranten wordt geformuleerd, met name in het kader van het Europees Integratieforum  (2), dat in 2009 door de Commissie in het leven is geroepen en zijn zetel in het EESC heeft. Het Forum heeft inmiddels zijn naam gevestigd als het Europese Platform waar ruimte wordt geboden voor een plurale dialoog en actieve deelname van maatschappelijke en migrantenorganisaties aan belangrijke debatten inzake het Europees integratiebeleid. Het Forum wordt momenteel gereorganiseerd teneinde zich met alle terreinen van het immigratiebeleid te kunnen bezighouden. Op basis van een beoordeling van de werking en de resultaten ervan wenst het EESC zijn commitment met dit Forum te versterken en met name de banden aan te halen met de migrantenorganisaties, en te zorgen voor de follow-up van het beleid en voor een verbetering van de samenwerking met het Europees Parlement en het Comité van de Regio's.

    3.   Naar een gemeenschappelijk immigratiebeleid

    3.1

    Er zijn vijftien jaar verstreken sinds de eerste stappen richting een gemeenschappelijk immigratie-, asiel- en grensbeleid werden gezet binnen het Verdrag van Amsterdam in 1999. Nu de toekomstige Europese immigratie-agenda wordt uitgestippeld, acht het Comité het van belang om terug te keren naar de in 1999 in het programma van Tampere  (3) vastgelegde principes en met name naar het principe van eerlijke en gelijke behandeling van ingezetenen van derde landen, van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid en de in het Europees Handvest verankerde grondrechten en de rechtsstaat. Het Verdrag van Lissabon reikt de gemeenschappelijke richtsnoeren voor alle werkzaamheden aan. Deze algemene, in de verdragen verankerde principes dienen in hun totaliteit te worden nageleefd.

    3.2

    Het Comité wijst erop dat het bij de Europese ambities en waarden vaak bij woorden blijft en dat deze waarden en wetten door de praktijk veelvuldig worden weersproken (4). Het Comité roept de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten op om een doorslaggevende stap te zetten, voorbij de retoriek en principeverklaringen, en om concrete initiatieven te lanceren die tot doeltreffende resultaten leiden. Hierbij dient niet alleen een nauwe samenwerking te worden gezocht met de Europese Commissie en het Europees Parlement, maar dient ook de waarde te worden ingezien van overleg met de sociale partners en de maatschappelijke organisaties.

    3.3

    Er is al veel geschreven over de uitdagingen die de toestroom van migranten naar het Middellandse Zeegebied en langs de gehele EU-buitengrens in het algemeen met zich meebrengt. In de media en politiek worden hierover vaak haast irrationele en nationaal-populistische debatten gevoerd. Het Comité dringt aan op een rationeel debat, gebaseerd op feiten en op objectief en onafhankelijk onderzoek. Er dient nu duidelijk prioriteit te worden gegeven aan maatregelen om tot een daadwerkelijk gemeenschappelijk en alomvattend beleid inzake immigratie, asiel en buitengrenzen te komen en dit te consolideren. Voor het Comité is dit het moment om een nieuwe Europese lijn uit te zetten over het gemeenschappelijk Europees immigratiebeleid, gekoppeld aan de Europa 2020-strategie en gericht op de tenuitvoerlegging van de principes.

    3.4

    Op terreinen waar de politieke belangen van de vertegenwoordigers van de lidstaten zo groot zijn, is het van essentieel belang dat de grondrechten van alle ingezetenen van derde landen die met dit beleid in aanraking komen (met inbegrip van immigranten zonder papieren) centraal staan bij elk toekomstig beleid (5). Er dient prioriteit te worden gegeven aan maatregelen ter verbetering van de leef- en arbeidsomstandigheden van miljoenen migranten die in de EU werken (6). Het Comité wil zich vooral buigen over vraagstukken rond de impact van het migratiebeleid op het sociale en werkgelegenheidsbeleid. Het heeft altijd een lans gebroken voor een aanpak waarbij werkgelegenheid en de gevolgen van het immigratiebeleid worden bekeken in het licht van uitsluiting of sociaaleconomische integratie van de werknemers en hun gezinnen (7).

    3.5

    Het beleid inzake de toegang en het verblijf van onderdanen uit derde landen is een gedeelde verantwoordelijkheid van de lidstaten en de EU. In het Verdrag van Lissabon staat dat de EU voor alle fases een gemeenschappelijk immigratiebeleid dient te ontwikkelen. Het Comité is van mening dat de EU belangrijke meerwaarde kan genereren middels gemeenschappelijk beleid en gedeelde wetgeving ten aanzien van werkgelegenheid en onderwijs met een hoge mate van harmonisering, waarbij voor een horizontale aanpak wordt gekozen, en niet voor sectorspecifieke regelgeving (8). Het huidige wetskader is versnipperd en ondoorzichtig. Dit leidt tot een situatie van juridische onzekerheid en politieke incoherentie, waaraan zo snel mogelijk paal en perk moet worden gesteld.

    3.6

    De bestaande wetgeving dient te worden geconsolideerd in de vorm van een immigratiecode. Deze code zou voor meer transparantie en juridische duidelijkheid moeten zorgen omtrent de rechten en vrijheden van onderdanen van derde landen die in de EU verblijven, en zou moeten leiden tot de consolidering van de wetgeving middels een eenduidig en transparant wetskader inzake gemeenschappelijke rechten en normen, die ook van kracht zijn voor immigranten zonder papieren (9). Ook dient in deze code de sociaaleconomische situatie van de werknemers uit derde landen die in de EU verblijven in aanmerking te worden genomen (10). Verder dient de toegang tot de Europese rechten en normen te worden verbeterd, evenals de bestrijding van discriminatie en racisme op de arbeidsmarkt via een handboek met gemeenschappelijke Europese richtsnoeren.

    3.7

    Er moet eveneens een oplossing worden gevonden voor een van de belangrijkste problemen waarmee veel immigranten en Europese bedrijven worden geconfronteerd, nl. de erkenning van universitaire diploma's en beroepskwalificaties  (11). Het Comité pleit voor de ontwikkeling van een Europese strategie die de EU op internationaal niveau aantrekkelijker kan maken voor getalenteerde mensen en waardoor onterechte barrières inzake beroeps- en universitaire kwalificaties kunnen worden aangepakt. Deze zou gepaard moeten gaan met de invoering van horizontale wetgeving (12).

    3.8

    Ook dient er in dit verband zorgvuldig rekening te worden gehouden met de demografische situatie en de vergrijzing van de bevolking en van de arbeidsmarkt in de lidstaten. In zijn verkennend advies uit 2011 (13) over de rol van immigratie in de context van de vergrijzing in Europa benadrukte het Comité dat er een toename nodig is van de immigratie van werknemers en hun gezinnen uit derde landen. De EU heeft een open en flexibele wetgeving nodig, die arbeidsmigratie via legale en transparante weg mogelijk maakt, zowel voor hoog- en middelhoogopgeleide als voor lagergeschoolde werknemer, waarbij de lidstaten wel de vrijheid behouden om te bepalen hoeveel migranten ze toelaten. Het EESC dringt erop aan om de aanpak in de eerste plaats te richten op de belemmeringen en discriminatie op de arbeidsmarkt van kwetsbare immigranten, zoals bijvoorbeeld vrouwen. Tegelijkertijd dient echter te worden onderkend dat immigratie misschien niet het enige antwoord is op de arbeidsmarkttekorten. Lidstaten zouden andere alternatieven kunnen overwegen die misschien beter geschikt zijn.

    3.9

    De EU zou binnen het EESC een permanent Europees platform inzake arbeidsmigratie in het leven moeten roepen, waar sociale partners, openbare diensten voor arbeidsvoorziening in de lidstaten, wervingsbureaus alsook andere betrokken partijen zich kunnen buigen over het nationale beleid voor arbeidsmigratie en waar succesvolle praktijken worden uitgewisseld teneinde de behoeften van de arbeidsmarkten en de huidige belemmeringen voor een egalitaire sociaaleconomische integratie in kaart te brengen. Het Comité betuigt opnieuw zijn steun voor het Commissievoorstel (14) en stelt voor dat de Raad een verkennend advies aanvraagt voor de oprichting van dit platform.

    4.   Een gemeenschappelijk asielbeleid: het gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (CEAS)

    4.1

    Het EESC is ingenomen met de goedkeuring van de tweede fase van het CEAS. Ondanks de verregaande harmonisering van de wetgeving bestaat er nog veel te veel speelruimte in de nationale wetgevingen, waardoor de lidstaten er heel uiteenlopende beleidsmaatregelen en standpunten op kunnen nahouden (15). De verschillende tradities worden in stand gehouden, en de beschermingsniveaus in de lidstaten zijn sterk uiteenlopend (16). De EU dient zich in de eerste plaats te richten op een hoog beschermingsniveau, waarbij de lidstaten minder interpretatieruimte hebben dan nu, en zorgen voor de toegang tot een doeltreffende beroepsprocedure voor asielzoekers, zodat rechten en principes ook in de praktijk kunnen worden toegepast.

    4.2

    In de Overeenkomst van Dublin is vastgelegd welke lidstaat verantwoordelijk is voor een bepaalde asielaanvraag, maar het Comité is van mening dat hierbij de solidariteit tussen de lidstaten uit het oog wordt verloren. Deze regeling is gebaseerd op de veronderstelling dat de asielpraktijken in de lidstaten identiek zijn, hetgeen echter nog niet het geval is. De Overeenkomst van Dublin dient te worden vervangen door een regeling die sterker op solidariteit binnen de EU is gebaseerd, rekening houdt met de wensen van de asielzoekers en waardoor de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de lidstaten meer in verhouding is (17).

    4.3

    Het Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) in Malta zou moeten worden uitgebreid teneinde de asielpraktijken in de EU (18) en de verschillen, ook in wetgeving, tussen de lidstaten helder in kaart te kunnen brengen en te beoordelen. Op basis daarvan kunnen specifieke wijzigingen van het CEAS worden voorgesteld. Het EASO zou zich nog meer moeten specialiseren in de follow-up en analyse van de resultaten van de tweede fase van het CEAS, in nauw overleg met het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Verder zouden de bevoegdheden van het EASO moeten worden uitgebreid zodat het permanente technische en operationele steun kan bieden aan lidstaten die extra begeleiding nodig hebben voor hun asiel- en opvangregelingen, en wel middels asielondersteuningsteams.

    4.4

    Het Comité heeft al herhaaldelijk voorgesteld dat de EU in samenwerking met de buurlanden en met EU-middelen regionale opvang- en beschermingsprogramma's in het leven roept, in lijn met de UNHCR-richtsnoeren (19) en in nauw overleg met het maatschappelijk middenveld (20). Alvorens verdere stappen te zetten, zou eerst een onafhankelijke beoordeling moeten worden gemaakt van al deze programma's en van de geoormerkte middelen voor de tenuitvoerlegging ervan. Daarna is verdere uitbreiding mogelijk en kan de EU zich daadwerkelijk vastleggen op een nieuwe regeling. In de huidige programma's lijkt voorrang te worden gegeven aan het voorkómen dat asielzoekers de EU binnenkomen en internationale bescherming aanvragen, boven het streven om vluchtelingen een betere bescherming te bieden (21).

    4.5

    Deze regionale programma's zouden kunnen worden aangevuld door programma's voor hervestiging die voor een opvangregeling zorgen van mensen die door derde landen als vluchteling erkend zijn, zodat zij op permanente wijze in een bepaalde lidstaat kunnen verblijven. Ook in dit verband dienen het maatschappelijk middenveld en de internationale organisaties te worden gevraagd naar hun ervaringen alvorens verdere stappen worden gezet. Het Comité wil een lans breken voor meer solidariteit en verantwoordelijkheid binnen de EU middels een passende verdeling van de verplichtingen en het opstarten van hervestigingsprogramma's. Deze stappen zouden gepaard moeten gaan met een onderzoek naar het voorstel om een regeling voor de gezamenlijke behandeling van asielaanvragen in de EU door te voeren evenals naar de mogelijkheid om een principe van wederzijdse erkenning voor goedgekeurde asielaanvragen en het vrije verkeer van personen die bescherming genieten goed te keuren.

    4.6

    Ook acht het Comité het noodzakelijk om de toegang voor mensen die bescherming nodig hebben te vereenvoudigen. Het pleit voor een geharmoniseerd, samenhangend, onafhankelijk en flexibel gebruik van de humanitaire visa door de lidstaten, zoals is vastgelegd in de Visumcode, en voor de oprichting van een follow-upmechanisme van de praktische tenuitvoerlegging ervan, en voor de toegang voor asielzoekers tot effectieve rechtsmiddelen en het recht op beroep wanneer hun aanvraag wordt afgewezen (22). Het staat achter het nieuwe voorstel van de Commissie voor de herziening van de Visumcode (23) en dringt erop aan dat de toekenning van humanitaire visa wordt meegenomen bij de onderhandelingen.

    5.   Een gemeenschappelijk grensbeleid

    5.1

    De oprichting van het Schengengebied is een van de belangrijkste resultaten van het Europese integratieproces. De buitengrenzen van de EU zijn gemeenschappelijke grenzen voor alle Schengen-staten; er dient derhalve eveneens sprake te zijn van een gedeelde verantwoordelijkheid inzake controle, toezicht en de naleving van principes en rechten bij de tenuitvoerlegging ervan. De lidstaten die vanwege hun geografische ligging de gemeenschappelijke buitengrenzen van de EU vormen, bevinden zich in een lastig parket vanwege de toestroom van immigranten en asielzoekers. Het EESC wijst op de beginselen van solidariteit en eerlijke verdeling van verantwoordelijkheden tussen de lidstaten zoals voorzien in artikel 80 van het VWEU. De EU moet dan ook regelingen invoeren voor financiële en operationele solidariteit en solidariteit op het gebied van de opvang, en er moet rekening worden gehouden met de economische en sociale situatie in de lidstaten waar de asielregelingen zwaar onder druk staan.

    5.2

    In de Schengengrenscode is het overschrijden en controleren van de grenzen geregeld, rekening houdend met de voorwaarden die moeten worden vervuld door onderdanen van derde landen die de EU willen binnenkomen en er willen verblijven. De EU stelt lijsten op van landen wier onderdanen een visum nodig hebben en heeft een gemeenschappelijk beleid voor visa voor kort verblijf dat is vastgelegd in de Visumcode. Het Comité roept opnieuw op om prioriteit te geven aan een samenhangende, flexibele en doeltreffende toepassing van beide codes, en om erop toe te zien dat onderdanen uit derde landen daadwerkelijk een beroep kunnen doen op de daarin vastgelegde rechten en garanties.

    5.3

    De EU dient meer verantwoordelijkheid op zich te nemen wat de controle van de buitengrenzen betreft. De rol van Frontex (Agentschap voor de buitengrenzen) dient te worden versterkt, niet alleen vanuit financieel oogpunt, maar ook wat betreft de bevoegdheden en de operationele capaciteit. Het Comité pleit er wederom voor om Frontex (24) te doen uitgroeien tot een Europese grensbewakingsdienst  (25), bestaande uit een Europees team van grenswachten ter ondersteuning van de lidstaten (26). Dit dient hand in hand te gaan met de ontwikkeling van een doeltreffender en systematischer systeem voor het afleggen van verantwoording (accountability) over de werkzaamheden van Frontex en zijn gezamenlijke operaties en de uitwisseling van informatie, ook in het kader van Eurosur (bewakingssysteem aan de buitengrenzen). Ook de rol van het adviesforum voor de grondrechten (27) dient te worden versterkt, en er dient een klachtenregeling (28) in het leven te worden geroepen.

    5.4

    Het Comité heeft destijds zijn steun betuigd voor het voorstel 'slimme grenzen', met name het registratiesysteem voor in- en uitreis (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) (29). Alvorens nieuwe grootschalige informaticasystemen te ontwikkelen dienen eerst de al bestaande systemen, zoals het Visuminformatiesysteem (VIS) en het Schengeninformatiesysteem (SIS), aan een onafhankelijke evaluatie te worden onderworpen (30). Het verband tussen deze systemen en het pakket slimme grenzen is niet duidelijk en de ontwikkeling van nieuwe systemen dient in de wacht te worden gezet zolang de noodzaak, proportionaliteit en compatibiliteit met de grondrechten ervan niet zijn aangetoond (31).

    5.5

    De regels die moeten worden toegepast wanneer zich opsporings- en reddingsacties aandienen tijdens een bewakingsoperatie aan de zeebuitengrenzen vormen een gemeenschappelijke uitdaging van formaat. De lidstaten hebben zich te houden aan de verplichtingen van het internationaal recht dat naleving van de mensenrechten van asielzoekers en van immigranten zonder papieren vereist. Het Comité is verheugd over de goedkeuring en inwerkingtreding van de Verordening voor de vaststelling van regels voor bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door Frontex (32). Het Comité is van mening dat er prioriteit dient te worden gegeven aan de daadwerkelijke toepassing van deze regels voor opsporing en redding.

    5.6

    Bij de strijd tegen mensenhandel en -smokkel moet erop worden toegezien dat de slachtoffers de bescherming genieten van het internationaal humanitair recht en de Europese mensenrechtenverdragen. Het Comité is van mening dat een persoon „zonder papieren” geen persoon zonder rechten of misdadiger is. De EU en de VS dienen te waken over de naleving van hun grondrechten. De term „illegale immigratie” dient te worden vermeden wanneer wordt verwezen naar emigranten zonder wettig verblijf. Het leggen van een verband tussen immigranten zonder papieren en misdaad wakkert de angst en xenofobie alleen maar aan.

    6.   De externe dimensie van het immigratie- en asielbeleid

    6.1

    Het Comité heeft ervoor gepleit (33) dat de EU meer werk maakt van een internationaal normatief kader voor migratie, op basis van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. De belangrijkste IAO-conventies en de Internationale Conventie van de VN inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werkenden en hun gezinsleden (dat nog steeds niet door alle EU-lidstaten is geratificeerd) zouden deel moeten uitmaken van dit internationale kader (34).

    6.2

    Het Comité roept de Europese instellingen op om een strategische alliantie met andere relevante internationale actoren, zoals de Verenigde Naties of de Raad van Europa, aan te gaan wat kwesties als de mobiliteit van mensen en mensenrechten betreft. De EU dient binnen de VN, de Raad van Europa en de IAO een voortrekkersrol te vervullen wat de toepassing van de (door deze instellingen goedgekeurde) internationale normen voor mensenrechten betreft, waaronder ook de rechten en vrijheden van immigranten, asielzoekers en vluchtelingen vallen.

    6.3

    Het Comité heeft bij verschillende gelegenheden zijn steun uitgesproken voor de totaalaanpak van migratie en mobiliteit  (35) evenals voor de opzet van mobiliteitspartnerschappen. De uitdagingen die met de grensoverschrijdende mobiliteit van mensen gepaard gaan, mogen niet alleen bekeken worden vanuit het perspectief van grensbewaking of van „uitbesteding” van dergelijke controles aan derde landen. Het Comité heeft zich regelmatig voorstander getoond van de totaalaanpak van migratie en mobiliteit als zijnde het meest passende rechtskader. Het gemeenschappelijk immigratiebeleid dient een „totaalaanpak” voor te staan, en niet alleen te worden ingegeven door veiligheids- of politie-overwegingen, waarbij immigratie wordt beschouwd als een misdaad en dit fenomeen al gauw op één hoop wordt gegooid met andere bedreigingen waaraan de EU het hoofd moet bieden.

    6.4

    In de mobiliteitspartnerschappen dienen aspecten inzake mobiliteit en legale migratie veel meer en op evenwichtigere wijze aan de orde te worden gesteld en tot één van de prioriteiten gemaakt. Het Comité staat achter de mobiliteitspartnerschappen die met enkele oorsprongslanden (36) zijn afgesloten, maar pleit ervoor om deze evenwichtiger en juridisch bindend te maken voor alle partijen. Tot nog toe lag de klemtoon op veiligheid, terugkeer, overname van migranten zonder wettig verblijf en grensbewaking. De EU moet deze landen en hun inwoners bovendien via wettelijke, flexibele en transparante procedures mogelijkheden bieden om in de EU te komen werken of onderwijs te volgen.

    6.5

    Het Comité stelt voor dat de EU de partnerlanden kanalen biedt om de mobiliteit van personen, het verkrijgen van visa en de toelating van nieuwe immigranten te vergemakkelijken. Daarnaast zou het graag zien dat in de nieuwe overeenkomsten ook aandacht wordt besteed aan de volgende kwesties:

    betere toegang tot informatie over vacatures in de EU;

    streven naar een beter evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;

    erkenning van academische en beroepskwalificaties en -vaardigheden;

    uitwerking en toepassing van een juridisch kader voor een betere overdracht van pensioenrechten;

    verbetering van de samenwerking op het vlak van vaardigheden en het evenwicht tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt;

    versoepeling van de regels inzake toelating en het verlenen van de status van langdurig ingezetene, zodat immigranten gemakkelijker vrijwillig kunnen terugkeren zonder hun verblijfsrecht op het spel te zetten.

    6.6

    Ook dient er bij het immigratie- en asielbeleid voor een betere coördinatie te worden gezorgd tussen de prioriteiten van het buitenland- en het immigratiebeleid van de EU. De Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) dient de rol die hem toekomt te vervullen en zich ook gaan bezighouden met het immigratie-, asiel- en grensbeleid, teneinde een samenhang tot stand te brengen die verder gaat dan de overwegingen van de afzonderlijke ministers voor Binnenlandse Zaken. Bovendien dient ook het Parlement meer inspraak te krijgen op dit terrein, zodat een grotere democratische controle wordt gegarandeerd (37).

    Brussel, 11 september 2014.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  EESC, Immigration: Integration and Fundamental Rights, 2012, http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/qe-30-12-822-en-c.pdf

    (2)  http://ec.europa.eu/ewsi/en/policy/legal.cfm

    (3)  Conclusies van de Europese Raad, Programma van Tampere, 15—16 oktober 1999, SN 200/99.

    (4)  EESC 343/2009 — SOC/320 (PB C 218 van 11.9.2009, blz. 78).

    (5)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29.

    (6)  Europees Verbond van Vakverenigingen, Actieplan inzake Migratie, goedgekeurd door het uitvoerend comité ETUC op 5—6 maart 2013, http://www.etuc.org/documents/action-plan-migration#.U_MOE-JU3To

    (7)  Advies van het EESC 17.3.2010 — EESC 450/2010 (PB C 354 van 28.12.2010, blz. 16).

    (8)  PB C 286 van 17.11.2005, blz. 20.

    (9)  Advies van het EESC 15.9.2010 — SOC/373 (PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6). Het EESC heeft zich sterk gemaakt voor de harmonisering van de rechten van immigranten zonder papieren in de EU. Zie voetnoot 11.2 van het advies.

    (10)  Europees Verbond van Vakverenigingen, Actieplan inzake Migratie, goedgekeurd door het uitvoerend comité ETUC van 5—6 maart 2013, blz. 15 http://www.etuc.org/documents/action-plan-migration#.U_MOE-JU3To

    (11)  Advies van het EESC 15.9.2010 — SOC/373 (PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6).

    (12)  PB C 80 van 3.4.2002, blz. 37. Advies van het EESC 15.9.2010 — SOC/373 (PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6).

    (13)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6.

    (14)  Advies van het EESC 4.11.2009 — SOC/352, par. 4.4.14 (PB C 128 van 18.5.2010, blz. 80). De Commissie heeft met Mededeling 154 van 11.3.2014 (COM(2014) 154 final) het initiatief voor de oprichting van het platform dat door de Raad in het Stockholmprogramma was verworpen, opnieuw voorgelegd.

    (15)  http://www.unhcr.org/pages/49c3646c4d6.html

    (16)  Zie het EESC-advies van 12.3.2008 over het „Groenboek over het toekomstig gemeenschappelijk Europees asielstelsel” (rapporteur: mevr. Le Nouail Marlière), PB C 204 van 9.8.2008, blz. 77, par. 1.1.

    (17)  Zie het EESC-advies van 12.3.2008 over het „Groenboek over het toekomstig gemeenschappelijk Europees asielstelsel” (rapporteur: mevr. Le Nouail Marlière), PB C 204 van 9.8.2008, blz. 77.

    (18)  http://easo.europa.eu/wp-content/uploads/EASO-AR-final1.pdf

    (19)  UNHCR Resettlement Handbook, juli 2011 (met nieuwe edities in 2013 en 2014), beschikbaar (in Engels, Frans en Spaans) op http://www.unhcr.org/4a2ccf4c6.html

    (20)  Zie het advies van het EESC van 25.2.2008 — SOC/320 (PB C 218 van 11.9.2009, blz. 78).

    (21)  Ibid, par. 7.2.2

    (22)  Artikelen 19.4 en 25.1 van de Visumcode Verordening (EG) nr. 810/2009 van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.

    (23)  Europese Commissie, Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode) (herschikking) — {SWD(2014) 67 final} {SWD(2014) 68 final}, COM(2014) 164 final, 1 april 2014, Brussel.

    (24)  PB C 44 van 11.2.2011, blz. 162.

    (25)  S. Carrera (2010), Towards a Common European Border Service, CEPS Working Documents, Centrum voor Europese beleidsstudies, Brussel.

    (26)  In de conclusies van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014 werd de doelstelling vastgelegd om na te gaan of het mogelijk en haalbaar is om een dergelijk team op te richten, als een van de beleidsprioriteiten voor de RVVR-agenda (Europese Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid) tot 2020. Conclusies van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014 EUCO 79/14, Brussel, 27 juni 2014.

    (27)  http://frontex.europa.eu/news/first-annual-report-of-the-frontex-consultative-forum-on-fundamental-rights-published-WDPSJn

    (28)  http://www.ombudsman.europa.eu/nl/cases/specialreport.faces;jsessionid=7C3E744D253B47283EFC8DA92027D60A

    (29)  PB C 271 van 19.9.2013, blz. 97.

    (30)  Zie het advies van het EESC van 11.7.2012 — SOC/456, par. 16.2 (PB C 299 van 4.10.2012, blz. 108).

    (31)  http://ec.europa.eu/bepa/european-group-ethics/docs/publications/ege_opinion_28_ethics_security_surveillance_technologies.pdf Zie het verslag van de Europese Rekenkamer http://www.eca.europa.eu/lists/ecadocuments/sr14_03/sr14_03_nl.pdf

    (32)  Verordening no 656/2014 van 15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, 27.6.2014, PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93.

    (33)  Advies van het EESC, PB C 44 van 16.2.2008, blz. 91.

    (34)  Advies van het EESC, PB C 302 van 7.12.2004, blz. 49.

    (35)  REX/351, PB C 191 van 29.6.2012, blz. 134.

    (36)  Advies van het EESC over het thema „Het Europees immigratiebeleid en de betrekkingen met derde landen” (nog niet gepubliceerd in het PB).

    (37)  Advies van het EESC over het thema „Het Europees immigratiebeleid en de betrekkingen met derde landen” (nog niet gepubliceerd in het PB).


    Top