EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013XC0228(05)

Bericht inzake een gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië

PB C 58 van 28.2.2013, p. 24–25 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.2.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 58/24


Bericht inzake een gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië

2013/C 58/08

In mei 2011 heeft de Commissie bij Verordening (EU) nr. 446/2011 (1) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan (FOH) van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië, en in november 2011 is bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1138/2011 van de Raad (2) („de definitieve verordening”) hierop een definitief antidumpingrecht ingesteld.

Op 21 januari 2012 hebben PT Ecogreen Oleochemicals, een Indonesische producent-exporteur van FOH, Ecogreen Oleochemicals (Singapore) Pte. Ltd en Ecogreen Oleochemicals GmbH (hierna gezamenlijk „Ecogreen” genoemd) bij het Gerecht beroep ingesteld tot nietigverklaring van de definitieve verordening wat het antidumpingrecht ten aanzien van Ecogreen betreft (zaak T-28/12). Ecogreen betwistte de correctie die op basis van artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening op haar uitvoerprijs was toegepast teneinde die uitvoerprijs met de normale waarde van de onderneming te kunnen vergelijken.

In zaak T-249/06 (Interpipe Nikopolsky Seamless Tubes Plant Niko Tube ZAT (Interpipe Niko Tube ZAT) en Interpipe Nizhnedneprovsky Tube Rolling Plant VAT (Interpipe NTRP VAT) tegen de Raad van de Europese Unie) heeft het Gerecht artikel 1 van Verordening (EG) nr. 954/2006 ten aanzien van Interpipe NTRP VAT onder meer op grond van een kennelijke beoordelingsfout bij de toepassing van de correctie op basis van artikel 2, lid 10, onder i), en ten aanzien van Interpipe Niko Tube ZAT op andere gronden nietig verklaard. Op 16 februari 2012 wees het Hof van Justitie de door de Raad en de Commissie ingestelde hogere voorzieningen af (gevoegde zaken C-191/09 P en C-200/09 P).

Aangezien de feitelijke omstandigheden van Ecogreen met betrekking tot de correctie op basis van artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening vergelijkbaar zijn met die van Interpipe NTRP VAT, werd het passend geacht de dumpingmarge van Ecogreen te herberekenen zonder toepassing van een correctie op grond van artikel 2, lid 10, onder i). Op 21 december 2012 werd derhalve Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1241/2012 van de Raad van 11 december 2012 gepubliceerd (3), die Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1138/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië, met terugwerkende kracht tot 12 november 2011 wijzigt. De daarin voor Ecogreen vastgestelde dumpingmarge werd minimaal geacht in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening. Het onderzoek met betrekking tot Ecogreen werd derhalve beëindigd zonder de instelling van maatregelen.

De dumpingmarge voor alle ondernemingen in Indonesië, behalve voor de andere producent-exporteur met een individuele marge (P.T. Musim Mas — „PTMM”), die was gebaseerd op die van de medewerkende Indonesische producent-exporteur met de hoogste dumpingenmarge, is herzien teneinde rekening te houden met de herberekende dumpingmarge voor Ecogreen.

1.   Gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek

Er moet opnieuw worden onderzocht of de herberekende dumpingmarge voor Ecogreen, waarvan de uitvoer nu wordt beschouwd als niet-gedumpt, en de verandering van de hoogte van de dumpingmarges van de Indonesische ondernemingen, andere dan PRMM, zoals geïntroduceerd door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1241/2012 van de Raad van 11 december 2012 enige invloed hebben gehad op de bevindingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1138/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië betreffende schade en oorzakelijk verband.

De Commissie heeft derhalve besloten tot de heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië, teneinde de invloed van deze veranderingen op die bevindingen te onderzoeken.

2.   De procedure

De Commissie heeft na raadpleging van het Raadgevend Comité besloten dat de gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek gerechtvaardigd is. Daarom gaat zij over tot gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van bepaalde vetalcoholen en mengsels daarvan, van oorsprong uit India, Indonesië en Maleisië, dat op grond van artikel 5 van de basisverordening bij een in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd bericht werd geopend (4).

De heropening is beperkt tot een onderzoek van de invloed van de door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1241/2012 van de Raad van 11 december 2012 geïntroduceerde veranderingen op de bevindingen betreffende schade en oorzakelijk verband.

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt uiteen te zetten en informatie en bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 3, onder a), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daarom verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 3, onder b), vermelde termijn worden ingediend.

3.   Termijnen

a)   Zich kenbaar maken en verstrekken van informatie

Belanghebbenden die wensen dat bij dit onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 20 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

b)   Aanvragen van een hoorzitting

Binnen dezelfde termijn van 20 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

4.   Schriftelijke opmerkingen en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden met opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de betrokkene. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie en correspondentie, die door de belanghebbenden op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited” (5) zijn voorzien en moeten, overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening, vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met het opschrift „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 08/020

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22956505

5.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende geen toegang verleent tot de nodige gegevens, deze niet binnen de vastgestelde termijn verstrekt dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken aan de hand van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

6.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6).

7.   Raadadviseur-auditeur

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de raadadviseur-auditeur van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: (http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm).


(1)  PB L 122 van 11.5.2011, blz. 47.

(2)  PB L 293 van 11.11.2011, blz. 1.

(3)  PB L 352 van 21.12.2012, blz. 1.

(4)  PB C 219 van 13.8.2010, blz. 12.

(5)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (Antidumpingovereenkomst).

(6)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Top