EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013SC0472
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the Document Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the protection of undisclosed know-how and business information (trade secrets) against their unlawful acquisition, use and disclosure
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
/* SWD/2013/0472 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan /* SWD/2013/0472 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE
COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij het Voorstel voor een Richtlijn van het
Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van
niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen
het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan
1. Inleiding en raadpleging De Commissie nam op 3 maart 2010 een strategie
aan voor slimme, duurzame en inclusieve groei (Europa 2020). Volgens deze
strategie moet meer aandacht worden besteed aan kennis en innovatie, de
drijvende krachten achter de economische groei van de Unie. De Commissie
beloofde in het kader van het kerninitiatief "Innovatie-Unie" de
randvoorwaarden te verbeteren voor bedrijven die willen innoveren via onder
andere de optimalisatie van het intellectuele eigendom. In deze context nam de Commissie op 24 mei
2011 een alomvattende strategie aan voor een goede werking van de interne markt
voor intellectuele eigendom. Elk octrooi en elk ontwerp of handelsmerk begint
als een geheim (de lancering van een nieuw product, een nieuw revolutionair
geneesmiddel, het prototype van een nieuwe motor voor voertuigen enz.).
Bedrijven zijn kwetsbaar voor diefstal van waardevolle onderzoeksinformatie en
kennis totdat ze een intellectuele-eigendomsrecht hebben verkregen. Wetgeving
inzake bedrijfsgeheimen beperkt het risico dat deze innovatieve bedrijven en
onderzoeksorganen lopen door te voorzien in wettelijke verhaalsmogelijkheden
tegen de onrechtmatige verkrijging van O&O-resultaten, knowhow en andere
waardevolle gegevens. Bedrijfsgeheimen zijn uiterst belangrijk voor
onderzoek in samenwerkingsverband en open innovatie op de interne markt,
waarbij waardevolle informatie tussen meerdere partners in verschillende
lidstaten moet worden gedeeld. Deze geheimen worden echter te weinig beschermd
in de Unie. Innovatieve bedrijven en onderzoeksinstellingen zijn steeds meer
blootgesteld aan onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen. De bedreiging van
dergelijke praktijken komt zowel van binnen als van buiten de Unie. Bovendien ontbreekt
een gemeenschappelijk, krachtig rechtskader, waardoor hun rol als drijvende
krachten achter de economische groei en werkgelegenheid niet volledig waar kan
worden gemaakt. In deze effectbeoordeling wordt nagegaan wat
de achterliggende oorzaken van dit probleem zijn en wat de mogelijke
oplossingen hiervoor zijn. De diensten van de Commissie hebben een beroep
gedaan op deskundigheid van buitenaf. In twee externe studies werd de
rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen in de EU beoordeeld en werd de
betreffende economische literatuur geëvalueerd. 537 bedrijven werden (enquête
van 2012) in het kader van een van deze studies ondervraagd en de diensten van
de Commissie ondervroegen via een openbare raadpleging 386 personen. 2. Beleidscontext,
probleemomschrijving en subsidiariteit Er zijn bewijzen dat bedrijven, ongeacht hun
omvang, minstens evenveel belang hechten aan bedrijfsgeheimen als aan octrooien
en andere vormen van intellectuele-eigendomsrechten. Bedrijfsgeheimen zijn in
het bijzonder belangrijk voor het mkb en startende bedrijven. Ze zijn ook
belangrijk voor de bescherming van niet-technologische innovatie. De
dienstensector, die goed is voor meer dan 70 % van het bbp van de EU,
steunt relatief gezien meer op bedrijfsgeheimen en minder op octrooien dan de
productiesector. Gezien de economische waarde van een
bedrijfsgeheim, kunnen concurrenten het op een onrechtmatige manier proberen te
verwerven, bijvoorbeeld via diefstal, kopiëren zonder toestemming, inbreuk op
vertrouwelijkheidsvereisten enz., en vervolgens te misbruiken. Een aantal
tendensen (globalisering, uitbesteding, langere toeleveringsketens, ruimere
toepassing van informatie- en communicatietechnologieën enz.) wijst erop dat
het risico van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen in de tijd toeneemt.
Een op de vijf bedrijven die op de enquête hebben geantwoord, heeft gemeld dat
het de laatste 10 jaar te maken heeft gehad met (pogingen tot) onrechtmatig
gebruik binnen de EU. Ondanks het belang van bedrijfsgeheimen en de
bedreigingen ervan, wordt er in het EU-rechtskader maar weinig aandacht aan dit
fenomeen besteed. Er zijn geen EU-regels en de bescherming die nationale regels
bieden tegen het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen is niet overal hetzelfde.
Enkele lidstaten hebben specifieke bepalingen over onrechtmatig gebruik van
bedrijfsgeheimen opgenomen in hun burgerlijke of strafrechtelijke wetten,
terwijl de meeste volstaan met hun algemene wetten inzake oneerlijke
concurrentie of onrechtmatige daad en een aantal strafrechtelijke bepalingen. Door de verschillen in de nationale wetgevingen
is de rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatig gebruik binnen
de interne markt versnipperd. De tabel hieronder illustreert dit. Hierin worden
de wetgevingen van de lidstaten getoetst aan een aantal geselecteerde
belangrijke maatregelen die onder een dergelijke rechtsbescherming zouden
moeten vallen: De versnippering van de rechtsbescherming (geselecteerde maatregelen) Gegevensbron: Baker & McKenzie (2013). Geselecteerde maatregelen || AT || BE || BG || CY || CZ || DE || DK || EE || EL || ES || FI || FR || HU || IE || IT || LT || LU || LV || MT || NL || PL || PT || RO || SE || SI || SK || UK Definitie van bedrijfsgeheim in het burgerlijk recht || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Beschikbaarheid van rechterlijke bevelen ten aanzien van een derde die te goeder trouw handelde || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Rechterlijke bevelen zonder verjaringstermijn || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Beschikbaarheid van bevelen tot vernietiging van bedrijfsgeheim/daaruit voortkomende goederen || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Berekening van schadevergoeding op basis van billijke royalty || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Uitvoeringsbepalingen betreffende geheimhouding (burgerrechtelijke procedures) || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Toereikende strafwetgeving || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || || Opmerking: alle lege cellen impliceren afwezigheid van de betrokken maatregel in de nationale wetgeving –
a) reikwijdte van bescherming: sommige lidstaten
omschrijven bedrijfsgeheimen en onrechtmatig gebruik en andere hebben helemaal
geen specifieke bepalingen over bedrijfsgeheimen; –
b) rechtsmiddelen: dwangmiddelen tot rechtsherstel
om alle vormen van misbruik van een bedrijfsgeheim door derden te stoppen, zijn
niet altijd aanwezig (bijv. wanneer het bedrijfsgeheim dat onrechtmatig werd
verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt te goeder trouw aan een derde werd
overgedragen; het verkrijgen van rechterlijke bevelen zonder tijdsbeperking is
niet altijd mogelijk; bevelen tot vernietiging van goederen die gebaseerd zijn
op bedrijfsgeheimen en tot vernietiging van de onrechtmatig gebruikte
informatie, of het teruggeven ervan aan de oorspronkelijke houder van het
bedrijfsgeheim zijn niet altijd beschikbaar; de traditionele regels betreffende
de berekening van schadevergoedingen (werkelijke verliezen/gederfde winsten)
zijn vaak ontoereikend voor gevallen van onrechtmatig gebruik van
bedrijfsgeheimen en alternatieve methoden (bijv. bedrag van royalty's dat in
het kader van een licentieovereenkomst verschuldigd zou zijn geweest) zijn niet
beschikbaar in alle lidstaten; –
c) garanderen van vertrouwelijkheid van
bedrijfsgeheimen tijdens burgerrechtelijke procedures: de nationale regels zijn
vaak ontoereikend om deze vertrouwelijkheid te garanderen, met als gevolg dat,
als het slachtoffer beslist te procederen, hij het bedrijfsgeheim voorgoed kan
verliezen. Dit risico schrikt slachtoffers van onrechtmatig gebruik van
bedrijfsgeheimen af om naar de rechtbank te stappen; en –
d) diefstal van bedrijfsgeheimen is een strafbaar
feit in vele, maar niet alle lidstaten, en de sancties kunnen heel uiteenlopend
zijn. Door deze versnipperde bescherming is het
gebruik van gerechtelijke procedures om bedrijfsgeheimen te beschermen tegen
het onrechtmatig gebruik door derden in een grensoverschrijdende context een
niet zo betrouwbaar beschermingsinstrument voor intellectuele eigendom. Bovendien
zijn door deze versnippering innovators in de EU minder goed beschermd tegen
goederen die op basis van hun gestolen bedrijfsgeheimen worden geproduceerd en
uit derde landen komen. De praktijk bevestigt dat de nationale regels niet
aantrekkelijk zijn voor houders van bedrijfsgeheimen, aangezien bedrijven
nauwelijks hun onrechtmatig gebruikte bedrijfsgeheimen in rechtbanken gaan
verdedigen. Er zijn twee belangrijke problemen
vastgesteld: 1) Suboptimale stimulansen voor
grensoverschrijdende innovatieactiviteiten: wanneer bedrijfsgeheimen onrechtmatig
zouden kunnen worden verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt, en de
rechtsbescherming hiertegen ondoeltreffend is, zijn bedrijven minder geneigd om
innovatieactiviteiten uit te voeren (ook niet op grensoverschrijdend niveau)
omdat: –
i) de verwachte waarde van innovatie op basis van
bedrijfsgeheimen lager is en de kosten voor de bescherming ervan hoger zijn.
Hoe groter, enerzijds, de kans dat een bedrijfsgeheim ooit onrechtmatig zal
worden gebruikt zonder dat de eigenaar ervan veel hoop heeft om de eventueel daardoor
aan hem berokkende schade vergoed te krijgen, hoe lager het rendement dat hij
kan verwachten. Hoe zwakker, anderzijds, de rechtsbescherming, hoe meer elke
innovator moet investeren in eigen beschermingsmaatregelen. 35 % van de in
het kader van de enquête van 2012 ondervraagden beschouwde “hogere kosten voor
beschermingsmaatregelen” als een rechtstreeks gevolg van (pogingen tot) onrechtmatig
gebruik; en –
ii) de bedrijfsrisico's bij het delen van
bedrijfsgeheimen hoger zijn. Zo zou, volgens de enquête van 2012, 40 % van
de EU-bedrijven geen bedrijfsgeheimen met andere partijen willen delen uit vrees
de vertrouwelijkheid van de informatie te verliezen doordat de informatie wordt
misbruikt of zonder toestemming wordt bekendgemaakt. 2) Bedreiging van concurrentievoordelen die
gebaseerd zijn op bedrijfsgeheimen (minder concurrentievermogen): door de
versnippering van rechtsbescherming binnen de EU kan geen vergelijkbare mate
van bescherming en verhaal binnen de interne markt worden gegarandeerd.
Bijgevolg worden concurrentievoordelen die gebaseerd zijn op bedrijfsgeheimen,
ongeacht of deze betrekking hebben op innovatie, bedreigd en wordt het concurrentievermogen
van eigenaars van bedrijfsgeheimen ondermijnd. Zo schat de Europese chemische
industrie, die in grote mate steunt op door bedrijfsgeheimen beveiligde
procesinnovatie, dat het onrechtmatige gebruik van een bedrijfsgeheim in veel
gevallen kan leiden tot een omzetverlies van wel 30 %. De innovator kan
hierdoor ook minder gemakkelijk het nodige rendement halen uit de exploitatie
van zijn bedrijfsgeheim. Innoverende bedrijven, met name het midden- en
kleinbedrijf (mkb), ondervinden hiervan de negatieve gevolgen en de
samenwerking op het gebied van innovatie binnen de interne markt wordt
ondermijnd. Door de verschillende mate van bescherming zijn sommige bedrijven
beter uitgerust dan andere om tegemoet te komen aan de uitdaging van een op
informatie gebaseerde economie en om een doeltreffende infrastructuur voor
intellectuele eigendom te beheren. De versnippering van het rechtskader belet
innovators hun potentieel op de interne markt ten volle over de grenzen heen te
benutten. Dit heeft een domino-effect op investeringen, werkgelegenheid en
economische groei. Indien de EU niet optreedt (referentiescenario),
zal de aanpak van de negatieve gevolgen van het onrechtmatige gebruik van
bedrijfsgeheimen via de beschikbare rechtsinstrumenten van de lidstaten waarmee
eigenaars van bedrijfsgeheimen zich kunnen verdedigen, onvoldoende blijven. 3. Subsidiariteit Het optreden van de EU kan worden gebaseerd op
artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de EU, aangezien het
initiatief betere innovatievoorwaarden en een grotere doeltreffendheid van de
intellectuele eigendom op de interne markt beoogt. Het subsidiariteitsbeginsel
zou worden geëerbiedigd, aangezien de lidstaten alléén de doelstellingen van
dit initiatief niet kunnen bereiken. Het optreden van de EU is met name nodig
om een rechtskader vast te stellen dat de grensoverschrijdende stroom van
innovatiegerelateerde bedrijfsgeheimen tussen onderzoeks- en bedrijfspartners
beschermt en bijgevolg verbetert, door te waarborgen dat de voordelen van het
onrechtmatige gebruik van dergelijke informatie worden beperkt, zo niet
volledig worden tenietgedaan. Deze informatiestroom is uiterst belangrijk voor
de toepassing van innovatie in de EU en voor O&O. 4. Doelstellingen Algemene doelstelling: passende bescherming van het concurrentievermogen van Europese
bedrijven en onderzoeksorganen, dat gebaseerd is op niet-openbaar gemaakte
knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen), en betere voorwaarden/een
beter kader voor de ontwikkeling en toepassing van innovatie en voor
kennisoverdracht op de interne markt. Specifieke doelstelling: een meer doeltreffende rechtsbescherming van bedrijfsgeheimen tegen onrechtmatig
gebruik op de interne markt. Deze specifieke doelstelling maakt deel uit
van de bredere EU-strategie ter bevordering en verbetering van de
doeltreffendheid van de intellectuele-eigendomsinfrastructuur binnen de interne
markt in het kader van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie
betreffende innovatie (cf. de "Innovatie-Unie"). Het initiatief is in overeenstemming met
internationale verbintenissen van de EU en haar lidstaten op dit gebied (cf.
Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom). 5. Vergelijking van de
beleidsopties Samenvattende vergelijking van de opties || Doeltreffendheid* [per operationele doelstelling] || Doelmatigheid & kosten** Beleidsopties || Vergelijkbare reikwijdte van bescherming || Toereikend en vergelijkbaar niveau van verhaalsmogelijkheden || Bewaren van vertrouwelijkheid in gerechtelijke procedures || Afschrikking || Kosten || Doelmatigheid 1. Status quo. || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 2. Informatie over/bewustmaking van bestaande verhaalsinstrumenten bij onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen. || 0 || 0/+ || 0 || 0/+ || H || L 3. Onrechtmatigheid van onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen. || ++ || + || + || + || G || G 4. Convergentie van nationale burgerrechtelijke rechtsmiddelen tegen het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen. || ++ || ++ || ++ || ++ || G || H 5. Convergentie van nationale burgerrechtelijke en strafrechtelijke rechtsmiddelen tegen onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen. || +++ || ++ || ++ || +++ || H || G * Vergelijking ten opzichte van het referentiescenario:
--- zeer grote verslechtering van de situatie; -- grote verslechtering van de
situatie; - lichte verslechtering; 0 geen noemenswaardige wijzigingen; +lichte
verbetering; ++ grote verbetering; +++ zeer grote verbetering. **
Algemene beoordeling van de optie met betrekking tot het bereiken van de
doelstellingen. L: Laag; G: Gemiddeld; H: Hoog. Onder optie 1 zouden de uitgaven voor
beschermingsmaatregelen hoog blijven en zouden bedrijven terughoudend zijn om
deel te nemen aan grensoverschrijdende netwerken voor innovatie in
samenwerkingsverband. Een te grote mate van aandacht voor preventie zou
werknemers meer beperken en de beroepsmobiliteit verlagen. Een beperkte
stimulering van innovatie zou het scheppen van nieuwe banen verhinderen. Hogere
kosten hebben verhoudingsgewijs grotere gevolgen voor het mkb. De economie van
de EU zou ondermaats presteren op het gebied van werkgelegenheid, innovatie en
groei en consumenten zouden beperkte toegang hebben tot innovatieve producten
en diensten. Optie 2 zou ontwerpers en innovators beter in
staat stellen te reageren op het onrechtmatig gebruik van bedrijfsgeheimen en
creëert bijgevolg meer vertrouwen. Deze optie is echter niet zo doeltreffend om
de doelstelling te behalen: ze brengt extra kosten teweeg en vergt aanvullende
middelen om de informatie in alle talen te verzamelen, voor te stellen en
voortdurend bij te werken en om regelmatig bewustmakingscampagnes te
organiseren; de eigenaars van bedrijfsgeheimen zouden zich nog steeds in een
zwakke positie bevinden ten aanzien van het onrechtmatig gebruik van
bedrijfsgeheimen; de bescherming in de gehele EU zou ongelijk blijven; en de
goederen die worden geproduceerd in lidstaten met een beperkte mate van
bescherming zouden op de gehele interne markt worden verhandeld. In het geval van de opties 3, 4 en 5 zou de
harmonisatie van de reikwijdte van de bescherming van bedrijfsgeheimen leiden
tot een gelijke rechtsbescherming en een grotere rechtszekerheid. Dit zal: –
i) het concurrentievermogen van bedrijven
versterken dankzij de betere grensoverschrijdende bescherming van de
concurrentievoordelen van bedrijven en de betere allocatie van middelen,
aangezien minder in beschermingsmaatregelen zal moeten worden geïnvesteerd,
waardoor er middelen vrijkomen voor meer productieve investeringen; en –
ii) bedrijven meer stimuleren om
(grensoverschrijdende) innovatieactiviteiten te ontplooien dankzij de verwachte
grotere waarde van bedrijfsgeheimen en de beter beschermde grensoverschrijdende
kennisuitwisseling. Dit zal positieve gevolgen teweegbrengen voor
innovatie (grotere investeringen in innovatie, grensoverschrijdende
kennisuitwisseling en nuttige nevenresultaten) en voor de interne markt voor
grensoverschrijdende activiteiten betreffende creativiteit en intellectuele
eigendom. Ten slotte komt dit ook ten goede van de economische groei en zouden
consumenten een ruimere keuze in en betere toegang moeten hebben tot nieuwe
producten en diensten. Op basis van deze opties zouden (hoog-)gekwalificeerde
arbeidskrachten (zij die bedrijfsgeheimen tot stand brengen of ertoe toegang
hebben) gemakkelijker op de interne markt van werkgever kunnen veranderen of
hun eigen bedrijf kunnen oprichten. Optie 3 roept de lidstaten alleen maar op te
voorzien in doeltreffende en evenredige rechtsmiddelen, zonder deze te
specificeren, en zou slechts voorzien in een deel van de bepalingen die nodig
zijn om een doeltreffend rechtskader voor de bescherming van bedrijfsgeheimen
tegen onrechtmatig gebruik vast te stellen. Daarnaast zou deze optie niet de
nodige harmonisatie bewerkstelligen voor wat de vertrouwelijkheid van
bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke procedures betreft. Eventuele aanklagers
zouden nog steeds risicobeoordelingen in elke lidstaten moeten uitvoeren. De
informatiekosten zouden maar beperkt kunnen worden verminderd. Optie 4 zou dezelfde positieve gevolgen hebben
als optie 3 hierboven, maar zou daarnaast ook geharmoniseerde maatregelen omvatten
om het gebruik/de exploitatie door derden van onrechtmatig gebruikte
bedrijfsgeheimen, met inbegrip, in voorkomend geval, van invoer uit derde
landen, stop te zetten. Deze optie zou ook meer zekerheid bieden over de
geheimhouding tijdens gerechtelijke procedures door de vaststelling van een
gemeenschappelijk rechtskader. Op die manier worden de kosten en risico's als
gevolg van gebrekkige convergentie, alsook de nadelen van optie 3 vermeden.
Investeerders zullen zich geruster voelen als er betere handhavingsinstrumenten
zijn, schade beter kan worden verhaald en het bewaren van de vertrouwelijkheid
van bedrijfsgeheimen tijdens gerechtelijke procedures beter wordt gewaarborgd.
Ze zullen bijgevolg meer investeren in innovatie, met name in een grensoverschrijdende
context, wat de goede werking van de interne markt ten goede komt. Optie 5 verschilt van optie 4 doordat convergentie
van strafrecht wordt toegevoegd. Dit zou het afschrikkend effect van de regels
vergroten en de handhavingsautoriteiten in het kader van hun
onderzoeksbevoegdheden een betere toegang tot bewijsmateriaal verlenen. Optie 5
zou echter verder gaan dan de huidige strafrechtelijke bescherming van
intellectuele-eigendomsrechten, die momenteel niet op EU-niveau is
geharmoniseerd. Daarnaast moet, volgens het evenredigheidsbeginsel, het
strafrecht altijd het laatste redmiddel zijn en het is de vraag of de
voorgestelde veranderingen in het burgerlijk recht al voldoende zijn om de
doelstellingen te bereiken. De voorkeur gaat naar optie 4. Keuze van rechtsinstrument: aangezien een niet-bindend rechtsinstrument de positieve effecten
niet zou waarborgen, moet deze optie worden uitgevoerd in een richtlijn. 6. Algemene effecten van de
voorkeursoptie Door de convergentie van rechtsmiddelen in het
burgerlijk recht zouden de innovatieve bedrijven hun rechtmatige
bedrijfsgeheimen doeltreffender kunnen verdedigen in de gehele EU. Indien
bovendien de eigenaars van bedrijfsgeheimen zouden kunnen steunen op
vertrouwelijkheid tijdens gerechtelijke procedures, zouden ze meer geneigd zijn
rechtsbescherming te vragen tegen mogelijke schade als gevolg van het
onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen. Door meer rechtszekerheid en
convergentie van wetten via optie 4 zou ook de waarde van de innovaties
die de bedrijven als bedrijfsgeheim trachten te beschermen, toenemen, aangezien
het risico op onrechtmatig gebruik kleiner zou zijn. Deze optie zou ook de werking van de interne
markt ten goede komen; op basis van deze optie zouden bedrijven, met name
het mkb, en onderzoekers hun innovatieve ideeën beter kunnen toepassen door
samen te werken met de beste partners in de gehele EU. Doordat bedrijven
hierdoor meer geneigd zijn te innoveren, en dit op een meer
doeltreffende manier te doen, en door de kostenbesparing als gevolg van het
feit dat de huidige buitensporige beschermingsmaatregelen niet meer nodig zijn,
zou de privésector meer kunnen investeren in O&O binnen de interne markt. Door de vergelijkbare mate van bescherming van
bedrijfsgeheimen in de hele EU zou worden bewerkstelligd dat de invoer van
goederen uit derde landen die zijn geproduceerd op basis van onrechtmatig
gebruikte bedrijfsgeheimen, overal in de EU onder dezelfde voorwaarden kan
worden gestopt. Tegelijk zou de concurrentie niet
worden beperkt, aangezien er geen exclusieve rechten worden toegekend en elke
concurrent vrij is om op een onafhankelijke manier de kennis te verwerven die
door het bedrijfsgeheim wordt beschermd (met inbegrip van reverse engineering).
Op termijn zou dit positieve gevolgen hebben voor het concurrentievermogen en
de groei van de economie in de EU. De voorkeursoptie zal geen rechtstreekse maatschappelijke
gevolgen hebben op macroniveau, zoals voor de nationale werkgelegenheidsniveaus.
Onrechtstreeks zijn er wel positieve gevolgen voor de mobiliteit op de interne
markt van hooggekwalificeerde arbeidskrachten (degenen die toegang hebben tot
bedrijfsgeheimen) en voor het aantal innovatiegerelateerde banen (dankzij de
toegenomen innovatieactiviteit). Daardoor wordt bijgedragen tot de duurzaamheid
van de werkgelegenheid in de EU. De voorkeursoptie heeft geen rechtstreekse
gevolgen voor het milieu. Dit initiatief heeft geen negatieve gevolgen
voor de grondrechten. Een optreden van de EU voor een doeltreffende
en gelijkwaardige bescherming van bedrijfsgeheimen in de gehele EU wordt
ondersteund door de belanghebbenden uit de industrie die aan de openbare
raadpleging en de specifieke enquête van 2012 hebben deelgenomen. Daartegenover
zien de overige belanghebbenden de noodzaak van een EU-initiatief niet in. 7. Controle en evaluatie van de
beleidsopties die de voorkeur genieten Er zullen drie stappen worden ondernomen: 1)
de opstelling van een omzettingsplan; 2) de controle door de Commissie op
regelmatige tijdstippen van de tijdige aanname en juistheid van de
omzettingsmaatregelen en van hun toepassing; en 3) de evaluatie van de effecten
van het beleid op middellange termijn.