This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0926
Proposal for a COUNCIL DECISION on the signing, on behalf of the European Union, of the Marrakesh Treaty to Facilitate Access to Published Works for Persons who are Blind, Visually Impaired, or otherwise Print Disabled
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben
/* COM/2013/0926 final - 2013/0444 (NLE) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben /* COM/2013/0926 final - 2013/0444 (NLE) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Mensen die blind of visueel gehandicapt zijn
of een andere leeshandicap hebben, moeten net als anderen toegang hebben tot
boeken en ander drukwerk, willen zij volwaardig en doeltreffend kunnen
participeren in de samenleving. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
zijn er wereldwijd naar schatting 285 miljoen visueel gehandicapten: 39 miljoen
blinden en 246 miljoen slechtzienden[1].
Volgens de Wereldblindenunie is in Europa slechts 5% van de gepubliceerde boeken
verkrijgbaar in een voor visueel gehandicapten toegankelijke vorm; in
ontwikkelingslanden – waar zo’n 90% van alle visueel gehandicapten woont –
zelfs maar 1%[2].
Exemplaren van boeken in toegankelijke vorm
worden tegenwoordig doorgaans op nationaal niveau vervaardigd en verspreid door
gespecialiseerde organisaties, zoals blindenbibliotheken. Dat gebeurt in
licentie of op grond van beperkingen van of uitzonderingen op het auteursrecht.
Er is echter geen internationaal rechtskader voor grensoverschrijdende
uitwisseling van werken in toegankelijke vorm die op grond van beperkingen van
of uitzonderingen op het auteursrecht worden vervaardigd. Dat leidt ertoe dat
dubbel werk wordt verricht, zelfs als het gaat om landen waar dezelfde taal
wordt gebruikt. Dat is een probleem omdat het vervaardigen van exemplaren in
toegankelijke vorm duur is en de verantwoordelijke organisaties over beperkte
middelen beschikken. Sinds januari 2011 is de Europese Unie
gebonden door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van
personen met een handicap, dat het recht op toegang tot informatie (artikel 21)
en het recht op deelname aan het culturele leven op voet van gelijkheid met
anderen (artikel 30) vastlegt. Dit verdrag is een integrerend onderdeel van de
rechtsorde van de EU geworden. Vijfentwintig lidstaten zijn partij bij het
verdrag en in drie landen is de ratificatieprocedure nog aan de gang. In 2009 zijn in de Wereldorganisatie voor de
intellectuele eigendom (WIPO) onderhandelingen begonnen over een mogelijk internationaal
verdrag tot vaststelling van beperkingen van en uitzonderingen op het
auteursrecht ten behoeve van blinden, visueel gehandicapten en personen met een
andere leeshandicap, teneinde de grensoverschrijdende uitwisseling van
exemplaren in toegankelijke vorm te vergemakkelijken. Op 26 november 2012 heeft de Raad een besluit
vastgesteld waarbij hij de Commissie machtigt aan deze onderhandelingen deel te
nemen namens de Europese Unie[3].
De WIPO-onderhandelingen zijn met succes afgesloten op de diplomatieke
conferentie die van 17 tot 28 juni 2013 in Marrakesh plaatsvond. Deze leidde
tot de goedkeuring op 27 juni 2013 van het Verdrag van Marrakesh tot
bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind
zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (hierna “het
verdrag” genoemd). Het verdrag bevat een aantal internationale
voorschriften die ervoor zorgen dat er op nationaal niveau beperkingen en
uitzonderingen op het auteursrecht gelden ten behoeve van blinden, visueel
gehandicapten en personen met een andere leeshandicap, eb de
grensoverschrijdende uitwisseling mogelijk maken van exemplaren in
toegankelijke vorm, die vervaardigd zijn in een partij bij het verdrag op grond
van een beperking of uitzondering op het auteursrecht. Met dit voorstel voor een besluit van de Raad
verzoekt de Commissie de Raad om toestemming voor de ondertekening van het
verdrag namens de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een
later tijdstip. 2. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL De begunstigden van het verdrag zijn personen
die blind zijn, een visuele handicap of een waarnemings- of leeshandicap
hebben, of anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat zijn
een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te
bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht. Het verdrag verplicht de verdragsluitende
partijen ertoe om ervoor te zorgen dat hun nationale auteursrechtwetgeving
voorziet in beperkingen van of uitzonderingen op het reproductierecht, het
distributierecht en het recht van terbeschikkingstelling aan het publiek,
teneinde de beschikbaarheid van werken in een toegankelijke vorm voor
begunstigden te vergemakkelijken[4].
De verdragsluitende partijen kunnen beslissen die beperkingen of uitzonderingen
alleen te laten gelden voor gevallen waarin exemplaren in toegankelijke vorm
voor begunstigden op hun grondgebied commercieel niet op redelijke voorwaarden
verkrijgbaar zijn. In de EU wordt in artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG
van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de
harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten
in de informatiemaatschappij[5]
al voorzien in een facultatieve beperking of restrictie op deze rechten ten
aanzien van het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met
de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het
wegens de betrokken handicap noodzakelijk is. In tegenstelling tot het verdrag
is artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG niet beperkt tot een
specifieke handicap. Bovendien staat het de lidstaten vrij om deze beperking of
restrictie al dan niet ten uitvoer te leggen. Het is thans echter vaste jurisprudentie
dat de beoordelingsmarge waarover de lidstaten beschikken wanneer zij
gebruikmaken van de in artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde beperkingen
of restricties, moet worden uitgeoefend binnen de door het recht van de Unie
opgelegde grenzen[6]. In het verdrag worden “werken” gedefinieerd
als werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2, lid 1, van de
Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst
(hierna “Berner Conventie” genoemd), in de vorm van tekst, notatie of daarmee
samenhangende illustraties, ongeacht of deze zijn gepubliceerd of anderszins in
enig medium aan het publiek ter beschikking zijn gesteld. Volgens het verdrag
omvat de definitie ook luisterboeken. Een “exemplaar in toegankelijke vorm” is een
exemplaar in een andere vorm of een ander formaat dan waarin het werk is
gepubliceerd, waardoor het voor begunstigden even gemakkelijk toegankelijk
wordt als voor zienden. Exemplaren in toegankelijke vorm moeten uitsluitend
voor begunstigden zijn bedoeld en de integriteit van het oorspronkelijke werk
eerbiedigen. “Toegelaten entiteiten”, waarmee bedoeld
worden overheidsinstellingen of andere organisaties die aan blinden, visueel
gehandicapten of andere personen met een leeshandicap zonder winstoogmerk
onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie bieden, mogen
exemplaren in toegankelijke vorm die op grond van een beperking of uitzondering
op het auteursrecht zijn vervaardigd, exporteren. Dergelijke entiteiten moeten
erop toezien dat exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend aan begunstigden
worden verstrekt. Zij moeten de reproductie, verspreiding en
terbeschikkingstelling van ongeoorloofde kopieën ontmoedigen, bij alle
handelingen met de exemplaren de nodige zorgvuldigheid betrachten en alle
handelingen met betrekkingen tot deze exemplaren registreren. De verdragsluitende partijen mogen de uitvoer
van exemplaren in toegankelijke vorm slechts toestaan als zij ervoor zorgen dat
de door hen toegepaste beperkingen of uitzonderingen op het reproductierecht,
het distributierecht en het recht op terbeschikkingstelling aan het publiek
worden onderworpen aan de driestappentoets, ofwel doordat zij partij zijn bij
het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht ofwel door deze beperkingen en
uitzonderingen anderszins te beperken tot bepaalde bijzondere gevallen die geen
afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van
de rechthebbende niet op ongerechtvaardigde wijze schaden. Het verdrag bepaalt dat indien een
verdragsluitende partij toestaat dat een begunstigde of een toegelaten entiteit
een exemplaar van een werk in toegankelijke vorm vervaardigt, ook de invoer van
dergelijke exemplaren toegestaan moet zijn. Verdragsluitende partijen dienen indien nodig
passende maatregelen te treffen om te waarborgen dat wanneer zij passende
wettelijke bescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het omzeilen van
doeltreffende technologische maatregelen bieden, die wettelijke bescherming
begunstigden niet verhindert gebruik te maken van de beperkingen en
uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet. In een
gelijkwaardige verplichting wordt reeds voorzien in artikel 6, lid 4, van
Richtlijn 2001/29/EG. Het verdrag verplicht de verdragsluitende
partijen ertoe de privacy van begunstigden te beschermen en samen te werken om
de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm te
vergemakkelijken. De WIPO zal een informatietoegangspunt instellen waar
toegelaten entiteiten gemakkelijker informatie over elkaar kunnen krijgen. Met het
verdrag worden toelaten entiteiten bovendien aangemoedigd informatie te
verstrekken aan belanghebbenden en het publiek over hun beleid en werkwijze. In het verdrag wordt bevestigd dat het de
verdragsluitende partijen vrijstaat de meest geschikte methode voor de
tenuitvoerlegging van dit verdrag te bepalen, overeenkomstig hun eigen
rechtsstelsel en rechtspraktijk. Zij dienen echter te voldoen aan hun bestaande
internationale verplichtingen op grond van de Berner Conventie, de Overeenkomst
inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en het WIPO-verdrag
inzake het auteursrecht. Het verdrag erkent dat de
verdragsluitende partijen ten behoeve van begunstigden en personen met andere
handicaps andere, buiten het toepassingsgebied van het verdrag vallende
beperkingen en uitzonderingen kunnen handhaven of invoeren. De artikelen 13 t/m 22 bevatten
administratieve en procedurele bepalingen die sterk lijken op die van het op 24
juni 2012 aangenomen verdrag van Peking inzake audiovisuele uitvoeringen. Het verdrag
treedt in werking als het door twintig partijen is geratificeerd. De Europese Unie kan partij worden bij het
verdrag doordat zij op de diplomatieke conferentie heeft verklaard dat zij
bevoegd is en een eigen wetgeving heeft die al haar lidstaten bindt ten aanzien
van aangelegenheden die in het verdrag worden geregeld, en dat zij
overeenkomstig haar interne procedures naar behoren gemachtigd is om partij te
worden. De Europese Unie heeft tevens op 28 juni 2013 de slotakte van de
diplomatieke conferentie ondertekend. Het verdrag staat gedurende een jaar na
de aanneming open voor ondertekening door iedere in aanmerking komende partij. De Commissie is tevreden over de resultaten
van de onderhandelingen en verzoekt de Raad haar te machtigen tot ondertekening,
namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de
toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel
gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben. Gezien het onderwerp van het verdrag dient het
besluit van de Raad gebaseerd te zijn op de artikelen 114 en 207, alsmede
artikel 218, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. 2013/0444 (NLE) Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de
Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot
gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of
anderszins een leeshandicap hebben DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name de artikelen 114 en 207, juncto artikel 218, lid 5, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Sinds 22 januari 2011 is de
Europese Unie gebonden door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de
rechten van personen met een handicap, waarvan de bepalingen een integrerend
onderdeel van de rechtsorde van de Europese Unie zijn geworden[7]. (2) Op 26 november 2012 heeft de
Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie onderhandelingen te
voeren over een internationale overeenkomst binnen de Wereldorganisatie voor de
intellectuele eigendom inzake verbeterde toegang tot boeken voor personen met
een leesbeperking. (3) De onderhandelingen zijn met
succes afgesloten op de diplomatieke conferentie die van 17 tot 28 juni 2013
plaatsvond, en het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot
gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of
anderszins een leeshandicap hebben (hierna “het verdrag” genoemd) is op 27 juni
2013 aangenomen. (4) Het verdrag bevat een aantal
internationale voorschriften die ervoor zorgen dat er op nationaal niveau
beperkingen en uitzonderingen op het auteursrecht gelden ten behoeve van
blinden, visueel gehandicapten en personen met een andere leeshandicap, en de
grensoverschrijdende uitwisseling mogelijk maken van exemplaren in
toegankelijke vorm die op grond van beperkingen of uitzonderingen op het
auteursrecht zijn vervaardigd. (5) Het verdrag staat gedurende
een jaar na de aanneming ervan open voor ondertekening door iedere in
aanmerking komende partij. Het dient namens de Europese Unie te worden
ondertekend, behoudens de sluiting ervan op een latere datum, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1 De ondertekening namens de Unie van het
Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken
voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een
leeshandicap hebben, wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van
dit verdrag op een latere datum. Artikel 2 Het secretariaat-generaal van de Raad stelt
het volmachtinstrument op waarbij de persoon (personen) die daartoe door de
Europese Commissie is (zijn) aangewezen, machtiging wordt verleend het verdrag,
onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op de dag waarop
het wordt vastgesteld. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter [1] Factsheet nr. 282, juni 2012: http://www.who.int [2] http://www.worldblindunion.org
[3] Besluit van de Raad inzake de deelname van de Europese
Unie aan de onderhandelingen voor een internationale overeenkomst binnen de
Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake verbeterde toegang tot
boeken voor personen met een leesbeperking (16259/12 EU RESTRICTED). [4] De verdragsluitende partijen kunnen ook voorzien in een
beperking van of uitzondering op het recht van openbare opvoering en uitvoering
en, volgens bijgevoegde gemeenschappelijke verklaring, op het recht van
vertaling, binnen de grenzen die de Berner Conventie stelt. [5] PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10-19. [6] Zie bijvoorbeeld zaak C-145/10, Eva Maria Painer,
punt 104. [7] Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009
betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de
Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, PB L 23 van 27.1.2010,
blz. 35. BIJLAGE bij het voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens
de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang
tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of
anderszins een leeshandicap hebben VERDRAG VAN MARRAKESH TOT BEVORDERING VAN DE
TOEGANG TOT GEPUBLICEERDE WERKEN VOOR PERSONEN DIE BLIND ZIJN, VISUEEL
GEHANDICAPT OF ANDERSZINS EEN LEESHANDICAP HEBBEN Preambule De verdragsluitende partijen, Herinnerende aan
de beginselen van non-discriminatie, gelijke kansen, toegankelijkheid en
volwaardige en effectieve participatie en integratie in de samenleving, zoals
die zijn vervat in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en het
Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een
handicap, Indachtig de
problemen die afbreuk doen aan de volledige ontwikkeling van personen met een
visuele handicap of een andere leeshandicap en hen beperken in hun vrijheid van
meningsuiting, met inbegrip van de vrijheid om op voet van gelijkheid met
anderen informatie en denkbeelden te vergaren, te ontvangen en te verstrekken
via elk communicatiemiddel van hun keuze, het genot van het recht op onderwijs
en de mogelijkheid om onderzoek te verrichten, Wijzende op het
belang van de bescherming van het auteursrecht als aansporing of beloning voor
het scheppen van werken van letterkunde en kunst en het belang om het voor
iedereen, met inbegrip van personen met een visuele handicap of een andere
leeshandicap, mogelijk te maken deel te nemen aan het culturele leven van de
gemeenschap, te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke
vooruitgang en de vruchten daarvan, Zich bewust van de
belemmeringen waarmee personen met een visuele handicap of een andere
leeshandicap bij de toegang tot gepubliceerde werken worden geconfronteerd met
het oog op gelijke kansen in de samenleving, en de noodzaak zowel het aantal
werken in toegankelijke formaten te vergroten als de verspreiding van
dergelijke werken te verbeteren, In aanmerking nemende dat de meerderheid van personen met een visuele handicap of een andere
leeshandicap in ontwikkelingslanden of minst ontwikkelde landen leeft, Erkennende dat,
ondanks de verschillen tussen de nationale auteursrechtwetgevingen, de positieve
effecten van nieuwe informatie- en communicatietechnologieën op het leven van
personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap kunnen worden
vergroot door middel van een versterkt internationaal rechtskader, Erkennende dat,
hoewel veel lidstaten in hun nationale wetgeving beperkingen en uitzonderingen
voor personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap hebben
opgenomen, er niettemin nog steeds onvoldoende werken in een voor dergelijke
personen toegankelijke vorm beschikbaar zijn, dat aanzienlijke middelen
noodzakelijk zijn om werken voor dergelijke personen toegankelijk te maken en
dat de gebrekkige mogelijkheden voor de grensoverschrijdende uitwisseling van
exemplaren in toegankelijke vorm tot dubbel werk leiden, Erkennende zowel
het belang van de rol van de rechthebbenden bij het toegankelijk maken van hun
werken voor personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap als
het belang van passende beperkingen en uitzonderingen om werken voor deze
personen toegankelijk te maken, met name wanneer de markt die toegang niet kan
bieden, Erkennende dat een
evenwicht moet worden bewaard tussen doeltreffende bescherming van de rechten
van auteurs en het bredere algemene belang, met name wat onderwijs, onderzoek
en toegang tot informatie betreft, en dat dit evenwicht de effectieve en
tijdige toegang tot werken ten behoeve van personen met een visuele handicap of
een andere leeshandicap moet vergemakkelijken. Bevestigende de
verplichtingen van de verdragsluitende partijen conform bestaande
internationale verdragen inzake de bescherming van auteursrechten en het belang
en de flexibiliteit van de driestappentoets bedoeld in artikel 9, lid 2, van de
Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en
andere internationale instrumenten, Wijzende op het
belang van de aanbevelingen in het kader van de ontwikkelingsagenda, als
vastgesteld in 2007 door de algemene vergadering van de Wereldorganisatie voor
de intellectuele eigendom (WIPO), die ervoor moeten zorgen dat op ontwikkeling
gerichte overwegingen integraal deel uitmaken van het werk van de organisatie, Erkennende het
belang van het internationale auteursrechtenstelsel en wensende beperkingen en
uitzonderingen te harmoniseren teneinde de toegang tot en het gebruik van
werken door personen met een visuele handicap of een andere leeshandicap te
vergemakkelijken, Zijn het volgende overeengekomen: Artikel 1 – Verhouding tot andere overeenkomsten
en verdragen Niets in dit verdrag houdt een afwijking in
van verplichtingen die de verdragsluitende partijen jegens elkaar bij andere
verdragen zijn aangegaan, of doet afbreuk aan rechten die voor een
verdragsluitende partij uit andere verdragen voortvloeien. Artikel 2 – Definities Voor de toepassing van dit verdrag wordt
verstaan onder: a) “werken”: werken van letterkunde en
kunst in de zin van artikel 2, lid 1, van de Berner Conventie voor de
bescherming van werken van letterkunde en kunst, in de vorm van tekst, notatie
of daarmee samenhangende illustraties, ongeacht of deze zijn gepubliceerd of
anderszins in enig medium aan het publiek ter beschikking zijn gesteld[1]; b) “exemplaar in toegankelijke vorm”:
een exemplaar van een werk in een alternatieve vorm of een alternatief formaat
waarmee het voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang
tot het werk voor de begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als
voor een persoon zonder visuele handicap of andere leeshandicap. Exemplaren in
toegankelijke vorm worden uitsluitend door begunstigden gebruikt en moeten de
integriteit van het oorspronkelijke werk bewaren, met inachtneming van de
aanpassingen die nodig zijn om het werk in het alternatieve formaat
toegankelijk te maken en de behoeften van de begunstigden op dat vlak; c) “toegelaten entiteit”: een entiteit
die door de overheid is gemachtigd of erkend voor het aanbieden, zonder
winstoogmerk, van onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot
informatie voor begunstigden. Deze term omvat tevens overheidsinstellingen of
organisaties zonder winstoogmerk die deze zelfde diensten aanbieden aan
begunstigden als een van hun hoofdactiviteiten of in het kader van hun
institutionele verplichtingen[2]. Toegelaten entiteiten stellen hun eigen werkwijzen
vast en passen die toe: i) om te bepalen of de personen die zij
bedienen, tot de begunstigden behoren; ii) om de distributie en
terbeschikkingstelling van exemplaren in toegankelijke vorm te beperken tot
begunstigden en/of toegelaten entiteiten; iii) om de reproductie, distributie en
terbeschikkingstelling van niet-toegelaten kopieën te ontmoedigen; en iv) om de nodige zorgvuldigheid te betrachten
en een registratie bij te houden van alle handelingen met exemplaren van
werken, en daarbij de privacy van de begunstigden overeenkomstig artikel 8 te
eerbiedigen. Artikel 3 – Begunstigden Begunstigden zijn personen die: a) blind zijn; b) een visuele handicap of een
waarnemings- of leeshandicap hebben die niet zodanig kan worden verholpen dat
het gezichtsvermogen wezenlijk gelijkwaardig kan worden gemaakt aan dat van een
persoon zonder een dergelijke handicap, met als gevolg dat betrokkenen niet in
staat zijn gedrukte werken te lezen in wezenlijk dezelfde mate als een persoon
zonder handicap[3];
of c) anderszins, ten gevolge van een
fysieke handicap, niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren,
dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor
het lezen aanvaardbaar wordt geacht; ongeacht eventuele andere handicaps. Artikel 4 – Beperkingen en uitzonderingen in het
nationale recht inzake exemplaren in een toegankelijke vorm 1. a) De verdragsluitende
partijen zorgen ervoor dat hun nationale auteursrechtwetgeving voorziet in
beperkingen van of uitzonderingen op het reproductierecht, het distributierecht
en het recht van terbeschikkingstelling aan het publiek, waarin in het
WIPO-verdrag inzake het auteursrecht is voorzien, teneinde de beschikbaarheid
van werken in een toegankelijke vorm voor begunstigden te vergemakkelijken. De
beperking of uitzondering waarin het nationale recht voorziet, dient de
aanpassingen toe te staan die noodzakelijk zijn om het werk in het alternatieve
formaat toegankelijk te maken. b) De verdragsluitende partijen kunnen ook
voorzien in een beperking van of uitzondering op het recht van openbare
opvoering en uitvoering, teneinde de toegang tot de werken voor begunstigden te
vergemakkelijken. 2. Een verdragsluitende partij kan aan
artikel 4, lid 1, voor alle daarin genoemde rechten voldoen door in haar
nationale auteursrechtwetgeving te voorzien in een zodanige beperking of
uitzondering dat: a) het toegelaten entiteiten is toegestaan
om, zonder toestemming van de houder van het auteursrecht, van een werk een
exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen, van een andere toegelaten
entiteit een exemplaar in toegankelijke vorm te verkrijgen en deze exemplaren
aan begunstigden te doen toekomen op welke wijze ook, inclusief door
niet-commerciële uitlening of via een bedrade of draadloze verbinding, en alle
tussenstappen uit te voeren om die doelstellingen te bereiken, mits aan alle
volgende voorwaarden is voldaan: i) de toegelaten entiteit die genoemde
activiteit wenst te verrichten, heeft wettige toegang tot het werk in kwestie
of een exemplaar van dat werk; ii) het werk wordt omgezet in een exemplaar
in toegankelijke vorm, waarbij elk voor de navigatie in het toegankelijke
formaat benodigd middel kan worden toegepast, maar geen andere wijzigingen
worden aangebracht dan die welke noodzakelijk zijn om het werk voor de
begunstigde toegankelijk te maken; iii) deze exemplaren in toegankelijke vorm
worden uitsluitend verstrekt met het oog op gebruik door begunstigden; en iv) de activiteit wordt zonder winstoogmerk
ondernomen; en b) een begunstigde of iemand die namens deze
optreedt, zoals diens verzorger, van een werk een exemplaar in toegankelijke
vorm mag vervaardigen voor persoonlijk gebruik door de begunstigde of
anderszins de begunstigde mag bijstaan bij het vervaardigen en gebruiken van
exemplaren in toegankelijke vorm, mits de begunstigde wettige toegang heeft tot
het werk of een exemplaar van het werk. 3. Een verdragsluitende partij kan aan
artikel 4, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te
voorzien in andere beperkingen of uitzonderingen als bedoeld in de artikelen 10
en 11[4]. 4. Een verdragsluitende partij mag de
in dit artikel bedoelde beperkingen of uitzonderingen beperken tot werken die
door begunstigden op die markt in een bepaalde toegankelijke vorm commercieel
niet op redelijke voorwaarden kunnen worden verkregen. Elke verdragsluitende
partij die van deze mogelijkheid gebruikmaakt, verklaart zulks in een bij de
directeur-generaal van de WIPO neergelegde verklaring bij gelegenheid van de
bekrachtiging of aanvaarding van of toetreding tot dit verdrag, dan wel op enig
later tijdstip[5]. 5. Het is aan het nationale recht om te
bepalen of voor krachtens dit artikel vastgestelde beperkingen of
uitzonderingen een vergoeding verschuldigd is. Artikel 5 – Grensoverschrijdende uitwisseling
van exemplaren in een toegankelijke vorm 1. De verdragsluitende partijen bepalen
dat indien een exemplaar in toegankelijke vorm is vervaardigd krachtens een
beperking of uitzondering dan wel krachtens de wet, dat exemplaar door een
toegelaten entiteit mag worden verspreid of ter beschikking gesteld aan een
begunstigde of een toegelaten entiteit in een andere verdragsluitende partij[6]. 2. Een verdragsluitende partij kan aan
artikel 5, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te
voorzien in een zodanige beperking of uitzondering dat: a) het toegelaten entiteiten wordt
toegestaan om exemplaren in toegankelijke vorm zonder toestemming van de
rechthebbende te verspreiden of ter beschikking te stellen, voor exclusief
gebruik door de begunstigde, aan een toegelaten entiteit in een andere
verdragsluitende partij; en b) het toegelaten entiteiten wordt
toegestaan om exemplaren in toegankelijke vorm zonder toestemming van de
rechthebbende en overeenkomstig artikel 2, onder c), te verspreiden of ter
beschikking te stellen aan een begunstigde in een andere verdragsluitende
partij; mits de verzendende toegelaten autoriteit vóór de
verspreiding of de terbeschikkingstelling niet wist of geen gronde redenen had
om te vermoeden dat het exemplaar in toegankelijke vorm door anderen dan
begunstigden zou worden gebruikt[7]. 3. Een verdragsluitende partij kan aan
artikel 5, lid 1, voldoen door in haar nationale auteursrechtwetgeving te
voorzien in andere beperkingen of uitzonderingen als bedoeld in artikel 5, lid 4,
en de artikelen 10 en 11. 4. a) Wanneer een toegelaten
entiteit in een verdragsluitende partij overeenkomstig artikel 5, lid 1,
exemplaren in toegankelijke vorm ontvangt en die verdragsluitende partij geen
verplichtingen heeft overeenkomstig artikel 9 van de Berner Conventie, ziet zij
er volgens haar eigen rechtsstelsel en rechtspraktijk op toe dat de exemplaren
in toegankelijke vorm in het rechtsgebied van die verdragsluitende partij
slechts worden verveelvoudigd, verspreid of ter beschikking gesteld ten behoeve
van begunstigden; b) De verspreiding en de beschikbaarstelling
van exemplaren in toegankelijke vorm door een toegelaten entiteit
overeenkomstig artikel 5, lid 1, wordt beperkt tot dat rechtsgebied, tenzij de
verdragsluitende partij partij is bij het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht
of beperkingen en uitzonderingen bij de toepassing van dit verdrag op het recht
van verspreiding en terbeschikkingstelling aan het publiek anderszins beperkt
tot bepaalde bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan de normale
exploitatie van het werk en de wettige belangen van de rechthebbende niet op
ongerechtvaardigde wijze schaden[8],[9]; c) Niets in dit artikel is van invloed op de
bepaling van wat als verspreiding of terbeschikkingstelling aan het publiek
geldt. 5. Niets in dit verdrag mag worden
toegepast om het vraagstuk van de uitputting van rechten aan te pakken. Artikel 6 – Invoer van exemplaren in
toegankelijke vorm Indien het nationale recht van een
verdragsluitende partij een begunstigde, een namens deze handelende persoon of
een toegelaten entiteit toestaat om van een werk een exemplaar in toegankelijke
vorm te vervaardigen, dient het nationale recht van die verdragsluitende partij
hen tevens toe te staan om zonder toestemming van de rechthebbende een
exemplaar in toegankelijke vorm in te voeren ten behoeve van begunstigden[10]. Artikel 7 – Verplichtingen betreffende
technologische maatregelen Verdragsluitende partijen treffen indien nodig
passende maatregelen om te waarborgen dat wanneer zij passende wettelijke
bescherming en doeltreffende rechtsmiddelen tegen het omzeilen van doeltreffende
technologische maatregelen bieden, die wettelijke bescherming begunstigden niet
verhindert gebruik te maken van de beperkingen en uitzonderingen waarin dit
verdrag voorziet[11]. Artikel 8 – Eerbiediging van de privacy Bij de toepassing van de beperkingen en
uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet, streven de verdragsluitende
partijen ernaar de privacy van de begunstigden te beschermen op dezelfde wijze
als die van anderen. Artikel 9 – Samenwerking ter vergemakkelijking
van grensoverschrijdende uitwisseling 1. De verdragsluitende partijen streven
ernaar de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke
vorm te bevorderen door het vrijwillig delen van informatie aan te moedigen,
teneinde toegelaten entiteiten te helpen elkaar te identificeren. Het
internationaal bureau van de WIPO stelt voor dit doel een
informatietoegangspunt in. 2. De verdragsluitende partijen
verbinden zich ertoe hun toegelaten entiteiten die de in artikel 5 bedoelde
activiteiten verrichten, bij te staan bij het ter beschikking stellen van
informatie over hun activiteiten overeenkomstig artikel 2, onder c), door zowel
het delen van informatie door toegelaten entiteiten als het ter beschikking
stellen aan belanghebbenden en het publiek van informatie over hun beleid en
werkwijze, ook wat betreft de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren
in toegankelijke vorm. 3. Het internationaal bureau van de
WIPO wordt verzocht om, voor zover beschikbaar, informatie over de werking van
dit verdrag te delen. 4. De verdragsluitende partijen
erkennen het belang van internationale samenwerking en de bevordering daarvan
ter ondersteuning van de nationale inspanningen om het doel van dit verdrag te
verwezenlijken[12]. Artikel 10 – Algemene beginselen betreffende de
tenuitvoerlegging 1. De verdragsluitende partijen
verbinden zich ertoe de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de
toepassing van dit verdrag te verzekeren. 2. Niets belet de verdragsluitende
partijen de meest geschikte methode voor de tenuitvoerlegging van dit verdrag
te bepalen overeenkomstig hun eigen rechtsstelsel en rechtspraktijk[13]. 3. Verdragsluitende partijen kunnen hun
rechten en verplichtingen op grond van dit verdrag vervullen door in hun
nationale rechtsstelsel en rechtspraktijk beperkingen of uitzonderingen
specifiek ten behoeve van begunstigden op te nemen, of andere beperkingen of
uitzonderingen, dan wel een combinatie daarvan. Dit kan onder meer inhouden dat
ten behoeve van begunstigden rechterlijke, bestuurlijke of regelgevende
vaststellingen ten aanzien van eerlijke praktijken, handelwijzen of
gebruiksvormen worden gedaan om aan de behoeften van begunstigden te voldoen,
in overeenstemming met de rechten en verplichtingen van de verdragsluitende
partijen overeenkomstig de Berner Conventie en andere internationale verdragen
en overeenkomstig artikel 11. Artikel 11 – Algemene verplichtingen inzake
beperkingen en uitzonderingen Bij het vaststellen van maatregelen om de
toepassing van dit verdrag te waarborgen, mag een verdragsluitende partij de
rechten uitoefenen en voldoet zij aan de verplichtingen die voor die
verdragsluitende partij voortvloeien uit de Berner Conventie, de Overeenkomst
inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en het WIPO-verdrag
inzake het auteursrecht, alsmede de overeenkomsten tot uitlegging daarvan, als
volgt: a) overeenkomstig artikel 9, lid 2, van
de Berner Conventie mag een verdragsluitende partij in bijzondere gevallen het
verveelvoudigen van werken toestaan, mits die verveelvoudiging geen afbreuk
doet aan de normale exploitatie van het werk en de wettige belangen van de
auteur niet op ongerechtvaardigde wijze schaadt; b) overeenkomstig artikel 13 van de
Overeenkomst inzake de handelsaspecten houden de verdragsluitende partijen
beperkingen van of uitzonderingen op uitsluitende rechten beperkt tot bepaalde
bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met de normale exploitatie van het
werk en de legitieme belangen van de bezitter van het recht niet op onredelijke
wijze schaden; c) overeenkomstig artikel 10, lid 1, van
het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht kunnen de verdragsluitende partijen
voorzien in beperkingen van of uitzonderingen op de rechten die aan auteurs
krachtens het WCT-verdrag zijn verleend, in bijzondere gevallen die geen
afbreuk doen aan een normale exploitatie van het werk en die niet op
ongerechtvaardigde wijze schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de
auteur; d) overeenkomstig artikel 10, lid 2,
van het WIPO-verdrag inzake het auteursrecht begrenzen de verdragsluitende
partijen bij de toepassing van de Berner Conventie alle beperkingen van of
uitzonderingen op de rechten tot bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan
een normale exploitatie van het werk en die niet op ongerechtvaardigde wijze
schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de auteur. Artikel 12 – Andere beperkingen en
uitzonderingen 1. De verdragsluitende partijen
erkennen dat een verdragsluitende partij in haar nationale recht andere
beperkingen van of uitzonderingen op het auteursrecht ten behoeve van de
begunstigden mag toepassen dan waarin bij dit verdrag is voorzien, met
inachtneming van de economische situatie en de sociale en culturele behoeften
van die verdragsluitende partij, in overeenstemming met de internationale
rechten en verplichtingen van die verdragsluitende partij en, in het geval van
een minst ontwikkeld land, rekening houdende met haar speciale behoeften en
bijzondere internationale rechten en verplichtingen en flexibiliteitsbepalingen
ten aanzien daarvan. 2. Dit verdrag laat andere in het
nationale recht vastgestelde beperkingen en uitzonderingen ten behoeve van
personen met een handicap onverlet. Artikel 13 – Algemene vergadering 1. a) De verdragsluitende
partijen hebben een algemene vergadering. b) Iedere verdragsluitende partij wordt in
de algemene vergadering vertegenwoordigd door één afgevaardigde, die zich kan
doen bijstaan door plaatsvervangers, adviseurs en deskundigen. c) De kosten van elke delegatie worden
gedragen door de verdragsluitende partij die de delegatie heeft aangewezen. De
algemene vergadering kan de WIPO om financiële bijstand vragen teneinde de
deelname te vergemakkelijken van delegaties van verdragsluitende partijen die
overeenkomstig de gevestigde praktijk van de Algemene Vergadering van de
Verenigde Naties als ontwikkelingslanden worden beschouwd of die landen zijn
die in de overgangsfase zijn naar een markteconomie. 2. a) De algemene
vergadering behandelt vraagstukken betreffende de instandhouding en de
ontwikkeling van dit verdrag, alsmede betreffende de toepassing en de werking
van dit verdrag. b) De algemene vergadering vervult de
functie die haar is verleend in artikel 15 met betrekking tot de toelating van
bepaalde intergouvernementele organisaties om partij bij dit verdrag te worden. c) De algemene vergadering beslist over de
bijeenroeping van een diplomatieke conferentie tot herziening van dit verdrag
en geeft de nodige instructies aan de directeur-generaal van de WIPO ter
voorbereiding van zulk een diplomatieke conferentie. 3. a) Iedere
verdragsluitende partij die een staat is, heeft één stem en kan alleen uit
eigen naam haar stem uitbrengen. b) Iedere verdragsluitende partij die een
intergouvernementele organisatie is, kan in plaats van haar lidstaten aan de
stemming deelnemen met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van haar
lidstaten dat partij is bij dit verdrag. Een dergelijke intergouvernementele
organisatie neemt geen deel aan de stemming indien een van haar lidstaten zijn
stemrecht uitoefent, en vice versa. 4. De algemene vergadering komt bijeen
op uitnodiging van de directeur-generaal en, buitengewone omstandigheden
daargelaten, in dezelfde periode en op dezelfde plaats als de algemene
vergadering van de WIPO. 5. De algemene vergadering streeft
ernaar haar beslissingen bij consensus te nemen en stelt haar reglement van
orde vast, ook wat betreft de bijeenroeping van buitengewone zittingen, de
vereisten voor een quorum en, behoudens de bepalingen van dit verdrag, de
vereiste meerderheid voor verschillende soorten beslissingen. Artikel 14 – Internationaal bureau Het internationaal bureau van de WIPO verricht
de administratieve taken betreffende het verdrag. Artikel 15 – Voorwaarden om partij bij het
verdrag te kunnen worden 1. Iedere lidstaat van de WIPO kan
partij worden bij dit verdrag. 2. De vergadering kan besluiten of zij
een intergouvernementele organisatie als partij bij dit verdrag toelaat, die
verklaart dat zij bevoegd is betreffende aangelegenheden die in dit verdrag
worden geregeld en eigen wetgeving heeft die al haar lidstaten ten aanzien
daarvan bindt, en dat zij overeenkomstig haar interne procedures naar behoren
gemachtigd is om partij bij dit verdrag te worden. 3. De Europese Unie, die op de
diplomatieke conferentie die dit verdrag heeft aangenomen, de in lid 2 bedoelde
verklaring heeft afgelegd, kan partij worden bij dit verdrag. Artikel 16 – Rechten en verplichtingen
voortvloeiende uit het verdrag Behoudens uitdrukkelijke andersluidende
bepalingen in dit verdrag geniet iedere verdragsluitende partij alle rechten en
aanvaardt zij alle verplichtingen die uit dit verdrag voortvloeien. Artikel 17 – Ondertekening van het verdrag Dit verdrag staat open voor ondertekening door
iedere in aanmerking komende partij op de diplomatieke conferentie van
Marrakesh en vervolgens, gedurende een jaar na de aanneming van dit verdrag, op
het hoofdkantoor van de WIPO. Artikel 18 – Inwerkingtreding van het verdrag Dit verdrag treedt in werking drie maanden
nadat 20 in aanmerking komende partijen, als bedoeld in artikel 15, hun akten
van bekrachtiging of toetreding hebben neergelegd. Artikel 19 – Datum waarop het verdrag voor
partijen van kracht wordt Dit verdrag bindt: a) de 20 in aanmerking komende partijen
bedoeld in artikel 18, vanaf de datum waarop dit verdrag in werking is
getreden; b) iedere andere in aanmerking komende
partij als bedoeld in artikel 15, na het verstrijken van een tijdvak van drie
maanden na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging of
toetreding bij de directeur-generaal van de WIPO. Artikel 20 – Opzegging van het verdrag Dit verdrag kan door iedere verdragsluitende
partij worden opgezegd door middel van een kennisgeving aan de
directeur-generaal van de WIPO. Een opzegging wordt van kracht een jaar na de
datum waarop de directeur-generaal van de WIPO de kennisgeving heeft ontvangen. Artikel 21 – Talen van het verdrag 1. Dit verdrag wordt ondertekend in één
origineel in de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en
de Spaanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. 2. Een officiële tekst in een andere taal
dan die bedoeld in lid 1, wordt door de directeur-generaal van de WIPO op
verzoek van een belanghebbende partij opgesteld na overleg met alle
belanghebbende partijen. Voor de toepassing van dit lid wordt onder
“belanghebbende partij” verstaan iedere lidstaat van de WIPO waarvan de
officiële taal of een van de officiële talen in het geding is, alsmede de
Europese Unie en iedere andere intergouvernementele organisatie die partij kan
worden bij dit verdrag, indien een van haar officiële talen in het geding is. Artikel 22 – Depositaris De directeur-generaal van de WIPO is de
depositaris van dit verdrag. Gedaan te Marrakesh op 27 juni 2013. [1] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 2,
onder a): Voor de toepassing van dit verdrag wordt deze definitie tevens
geacht dergelijke werken in audioformaat te omvatten, zoals luisterboeken. [2] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 2,
onder c): Voor de toepassing van dit verdrag worden ervan uitgegaan dat
onder entiteiten die door de overheid zijn erkend, ook entiteiten kunnen zijn
begrepen die van de overheid financiële steun ontvangen voor het aanbieden,
zonder winstoogmerk, van onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot
informatie voor begunstigden. [3] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 3,
onder b): Niets in deze formulering impliceert dat “niet zodanig kan worden
verholpen” vereist dat alle mogelijke medische diagnostische procedures en
behandelingen worden toegepast. [4] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 4, lid
3: Dit lid wordt geacht het toepassingsgebied van de bij de Berner
Conventie toegestane beperkingen en uitzonderingen, wat het recht op vertaling
betreft, niet te verkleinen noch te verruimen ten aanzien van personen met een
visuele handicap of een andere handicap. [5] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 4, lid
4: Het vereiste betreffende commerciële verkrijgbaarheid wordt niet geacht
relevant te zijn voor de vraag of een krachtens dit artikel vastgestelde
beperking of uitzondering in overeenstemming is met de driestappentoets. [6] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid
1: Bovendien wordt niets in dit verdrag geacht te leiden tot verkleining of
verruiming van het toepassingsgebied van exclusieve rechten die overeenkomstig
een ander verdrag van kracht zijn. [7] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid
2: Er wordt van uitgegaan dat het voor een toegelaten entiteit die
exemplaren in toegankelijke vorm rechtstreeks verdeelt of ter beschikking stelt
aan een begunstigde in een andere verdragsluitende partij, dienstig kan zijn
verdergaande maatregelen toe te passen om te bevestigen dat de persoon die zij
bedient een begunstigde is, en haar eigen werkwijze te volgen als omschreven in
artikel 2, onder c). [8] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid
4, onder b): Niets in dit verdrag wordt geacht te vereisen of in te houden
dat een verdragsluitende partij de driestappentoets goedkeurt of toepast buiten
haar verplichtingen op grond van dit verdrag of andere internationale
verdragen. [9] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 5, lid
4, onder b): Niets in dit verdrag wordt geacht voor een verdragsluitende
partij verplichtingen te scheppen tot ratificatie van of toetreding tot het
WIPO-verdrag inzake auteursrecht of tot het voldoen aan bepalingen daarvan;
niets in dit verdrag doet afbreuk aan rechten, beperkingen en uitzonderingen
die in het WIPO-verdrag inzake auteursrecht zijn vervat. [10] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 6: Verdragsluitende
partijen worden geacht om bij de tenuitvoerlegging van hun verplichtingen op
grond van artikel 6 dezelfde flexibiliteit te kunnen toepassen als de in
artikel 4 bedoelde. [11] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 7: Er
wordt van uitgegaan dat toegelaten entiteiten in allerlei omstandigheden verkiezen
technologische maatregelen toe te passen bij de vervaardiging, verspreiding en
terbeschikkingstelling van exemplaren in toegankelijke vorm en dat niets in dit
verdrag een dergelijke handelwijze belet, mits deze in overeenstemming is met
het nationale recht. [12] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 9: Artikel
9 wordt niet geacht in te houden dat registratie voor toegelaten
entiteiten verplicht is, of voor toegelaten entiteiten een voorwaarde is om de
bij dit verdrag erkende activiteiten te mogen verrichten; het voorziet echter
in de mogelijkheid om informatie te delen ter vergemakkelijking van de
grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm. [13] Overeengekomen verklaring betreffende artikel 10, lid
2: Indien een werk voldoet aan de definitie van werk in artikel 2, onder
a), met inbegrip van werken in audioformaat, worden de beperkingen en
uitzonderingen waarin dit verdrag voorziet, geacht van overeenkomstige
toepassing te zijn op de naburige rechten, voor zover dat noodzakelijk is om
het exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen, te verspreiden en ter
beschikking te stellen van de begunstigden.