Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0575

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek om een verlenging van de WTO-ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties

    /* COM/2013/0575 final - 2013/0276 (NLE) */

    52013PC0575

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek om een verlenging van de WTO-ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties /* COM/2013/0575 final - 2013/0276 (NLE) */


    TOELICHTING

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Dit voorstel dient om het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te bepalen. Hierbij wordt de Raad verzocht de Commissie toestemming te verlenen om te verzoeken om een verlenging van de WTO‑ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende autonome handelspreferenties, zodat de Europese Unie zich overeenkomstig artikel IX van de WTO‑Overeenkomst bij de consensus over deze ontheffing kan aansluiten.

    De Raad heeft Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië op 21 januari 2008 vastgesteld. Met deze verordening heeft de EU haar toezegging in het kader van het actieplan van het Europese nabuurschapsbeleid (ENB-actieplan) voor Moldavië vervuld. In het in 2005 goedgekeurde plan wordt de Europese Unie opgeroepen na te gaan of aan Moldavië een verbeterde toegang tot de EU-markt kan worden verleend ter ondersteuning van de ontwikkeling van de Moldavische economie door betere uitvoerresultaten, mits het land zijn systeem van controles en vaststelling van de oorsprong van goederen sterk verbetert.

    Om de EU in staat te stellen een preferentiële behandeling te geven aan invoer van oorsprong uit Moldavië, zonder verplicht te zijn soortgelijke producten uit andere WTO-landen dezelfde preferentiële behandeling te geven, heeft de Algemene Raad van de WTO aan de Europese Unie een ontheffing verleend, waarbij tijdelijk bepaalde WTO-verplichtingen werden opgeschort voor zover nodig was om het bovenstaande doel te verwezenlijken.

    Op 15 mei 2008 heeft de Algemene Raad van de WTO, in overeenstemming met de besluitvormingsprocedures krachtens de artikelen IX en XII van de WTO‑Overeenkomst, in document WT/L/722 besloten van 1 maart 2008 tot en met 31 december 2013 een ontheffing te verlenen van artikel I, lid 1, en artikel XIII van de GATT 1994, zodat de Europese Unie een vrijstelling van douanerechten of een preferentiële behandeling kon instellen voor producten van oorsprong uit Moldavië, met inbegrip van bepaalde landbouwproducten waarvoor in de bijlage bij dit besluit beperkte concessies zijn vastgelegd, zonder verplicht te zijn soortgelijke producten uit andere WTO-landen dezelfde vrijstelling van douanerechten te verlenen of preferentiële behandeling te geven.

    Verordening (EU) nr. 55/2008 van de Raad werd gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 581/2011 van het Europees Parlement en de Raad, waarbij de autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië tot en met 31 december 2015 werden verlengd. Een dergelijke verlenging bleek noodzakelijk aangezien de vergevorderde preferentiële handelsregeling tussen de EU en Moldavië in het kader van het Europese nabuurschap nog niet doeltreffend is verwezenlijkt. Rekening houdend met het bovenstaande verzoekt de Commissie de Raad haar toestemming te verlenen tot indiening, namens de Europese Unie, van een verzoek bij de WTO tot verlenging van de huidige ontheffing tot en met 31 december 2015.

    2.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is vastgelegd dat de Raad, op voorstel van de Commissie, een besluit vaststelt tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen, wanneer een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt. Het verlenen van een ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties valt onder deze bepaling, aangezien het besluit wordt genomen in een krachtens een internationale overeenkomst opgericht lichaam (de Algemene Raad of Ministeriële Conferentie van de WTO) en van invloed is op de rechten en verplichtingen van de EU.

    2013/0276 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over het verzoek om een verlenging van de WTO‑ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       In artikel IX van de Overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (de "WTO-Overeenkomst") zijn de procedures voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A, 1B of 1C bij de WTO-Overeenkomst en de bijlagen daarbij vastgelegd.

    (2)       Verordening (EG) nr. 55/2008 van de Raad van 21 januari 2008 tot invoering van autonome handelspreferenties voor de Republiek Moldavië[1] werd gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 581/2011 van het Europees Parlement en de Raad, onder meer om de aan de Republiek Moldavië verleende autonome handelspreferenties te verlengen tot en met 31 december 2015[2]. De verordening biedt vrije toegang tot de markt van de Unie voor alle producten van oorsprong uit Moldavië, met uitzondering van bepaalde in bijlage I bij die verordening opgenomen landbouwproducten. Voor de in bijlage I bij die verordening opgenomen producten gelden beperkte concessies in de vorm van vrijstelling van douanerechten binnen de grenzen van tariefcontingenten, of in de vorm van verlaagde douanerechten.

    (3)       Zonder ontheffing van de verplichtingen van de Europese Unie uit hoofde van artikel I, lid 1, en artikel XIII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT 1994), voor zover noodzakelijk, moet de behandeling inzake autonome handelspreferenties tot alle andere leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) worden uitgebreid.

    (4)       Het is in het belang van de Europese Unie krachtens artikel IX, lid 3, van de Overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie te verzoeken om een verlenging van de WTO-ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende autonome handelspreferenties.

    (5)       De Europese Unie zal een dergelijk verzoek indienen bij de WTO. De Algemene Raad van de WTO voert besprekingen op 9 oktober 2013.

    (6)       Daarom moet het standpunt van de Europese Unie in de Algemene Raad van de WTO over dit verzoek worden bepaald,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat de Europese Unie zal innemen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is dat zij verzoekt de WTO‑ontheffing inzake de door de Europese Unie aan de Republiek Moldavië verleende aanvullende autonome handelspreferenties tot en met 31 december 2015 te verlengen.

    Dit standpunt zal door de Europese Commissie tot uitdrukking worden gebracht.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

                                                                           Voor de Raad

                                                                           De voorzitter

    [1]               PB L 20 van 24.1.2008, blz. 1.

    [2]               PB L 165 van 24.6.2011, blz. 5.

    Top