EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0488

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad van 28 november 2012 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen beide partijen

/* COM/2013/0488 final - 2013/0228 (NLE) */

52013PC0488

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad van 28 november 2012 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen beide partijen /* COM/2013/0488 final - 2013/0228 (NLE) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Op basis van het mandaat van de Raad[1] heeft de Europese Commissie met de Republiek Madagaskar onderhandeld met het oog op de vernieuwing van het protocol bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar. Ter afronding van deze onderhandelingen is op 10 mei 2012 een nieuw protocol geparafeerd. Het nieuwe protocol bestrijkt een periode van twee jaar die ingaat op 1 januari 2013.

Meer bepaald voorziet het protocol in vangstmogelijkheden voor 34 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug met een tonnage van meer dan 100 GT en voor 22 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug met een tonnage van maximaal 100 GT.

Een deel van de vangst van die vaartuigen bestaat uit haaien, voor de vangst waarvan maatregelen zijn vastgesteld door de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), aangezien het gaat om soorten die worden gevangen bij het vissen op tonijnachtigen en vergelijkbare soorten.

Uitgaande van de laatste adviezen en de meest recente aanbevelingen van het wetenschappelijk comité van de IOTC en ermee rekening houdend dat de betrokken haaiensoorten kwetsbaar zijn voor visserijdruk, is het volgens de twee partijen dienstig de vangst van deze soorten in de visserijzone van Madagaskar te beperken tot een niveau dat hoogstens gelijk is aan dat van de afgelopen jaren.

Daarom zijn beide partijen tijdens de laatste vergadering van de gemengde commissie voor de visserijovereenkomst overeengekomen het niveau van de haaienvangst dat voor vaartuigen van de Europese Unie voor de visserij met de drijvende beug wordt toegestaan, vast te stellen op ten hoogste 200 ton per jaar gedurende een periode van twee jaar die ingaat op 1 januari 2013. Hierdoor wordt de visserijdruk bevroren op basis van de vangstcijfers van de vloot van de Europese Unie voor de periode 2007-2011, die door de wetenschappelijke instituten van de Europese Unie zijn gevalideerd.

Bijgevolg moet worden bepaald hoe deze vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld.

Op basis van het voorgaande stelt de Commissie voor dat de Raad de volgende verordening goedkeurt.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Vóór de vergadering van de gemengde commissie en in de marge daarvan zijn de lidstaten geraadpleegd in het kader van de Raadswerkgroep visserij en in het kader van technische vergaderingen. De conclusie van dit overleg was dat het van belang is een strikter kader voor de haaienvangst vast te stellen, onder meer door de vangsten te beperken overeenkomstig de bepalingen van de IOTC.

2013/0228 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad van 28 november 2012 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen beide partijen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad van 28 november 2012 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden krachtens het tussen de Europese Unie en de Republiek Madagaskar overeengekomen protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen beide partijen,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

Op 15 november 2007 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 31/2008 betreffende de sluiting van een partnerschapsovereenkomst in de visserijsector tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Madagaskar vastgesteld (hierna "de partnerschapsovereenkomst" genoemd).

Op 10 mei 2012 is een nieuw protocol bij de partnerschapsovereenkomst geparafeerd (hierna "het nieuwe protocol" genoemd). Krachtens het nieuwe protocol worden aan de vaartuigen van de Unie vangstmogelijkheden geboden in de wateren waarover Madagaskar de soevereiniteit of de jurisdictie voor visserijaangelegenheden heeft.

Op 28 november 2012 heeft de Raad Besluit 826/2012/EU[2] vastgesteld betreffende de ondertekening en de voorlopige toepassing van het nieuwe protocol.

De gemengde commissie als bedoeld in artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst is op 26 september 2012 bijeengekomen en heeft zich gebogen over het probleem van de haaien die worden gevangen bij het vissen op soorten die onder de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) vallen; het beheer en de instandhouding van deze haaien zijn geregeld bij resolutie 05/05 van deze commissie en de vangst van deze haaien is in het kader van deze overeenkomst toegestaan.

Tijdens de vergadering van die gemengde commissie zijn de twee partijen overeengekomen dat het uitgaande van de door de betrokken wetenschappelijke instituten gevalideerde vangstcijfers voor de periode 2007-2011 van de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug die in het kader van het vorige protocol bij de partnerschapsovereenkomst mochten vissen, dienstig is de haaienvangst van die vaartuigen te beperken tot ten hoogste 200 ton per jaar gedurende een periode van twee jaar die ingaat op 1 januari 2013, en zo de visserijdruk op de haaienbestanden te bevriezen in overeenstemming met de aanbeveling van het wetenschappelijk comité van de IOTC.

Het is van belang de methode voor de verdeling van die haaienvangsten over de lidstaten voor de periode waarin het huidige protocol van toepassing is, vast te stellen via een wijziging van Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad van 28 november 2012.

Het is dienstig de lidstaten waarvan de vaartuigen in het kader van deze verordening mogen vissen, de mogelijkheid te bieden de vangstmogelijkheden die hen voor deze haaien zijn toegewezen, volledig of gedeeltelijk onder elkaar uit te wisselen.

Aangezien dit protocol voorlopig van toepassing is met ingang van 1 januari 2013, dient de onderhavige verordening met ingang van die datum met terugwerkende kracht van toepassing te worden.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. In artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1258/2012 van de Raad wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

"1 bis.   Voor de visserij met de drijvende beug worden de vangstmogelijkheden voor haaien die worden gevangen bij het vissen op soorten die onder de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) vallen, vastgesteld op 200 ton per jaar. Deze hoeveelheid wordt als volgt over de lidstaten verdeeld:

|| Lidstaat || Ton

|| Spanje || 166

|| Portugal || 27

|| Frankrijk || 7

|| Totaal || 200

"

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

[1]               Op 24 april 2012 aangenomen door de Raad Algemene Zaken.

[2]               PB L 361 van 31.12.2012, blz. 11.

Top