Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IR8074

    Advies van het Comité van de Regio’s — Multilevel governance ter bevordering van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en de uitvoering van de internationale Aichi-doelstellingen

    PB C 271 van 19.8.2014, p. 45–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.8.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 271/45


    Advies van het Comité van de Regio’s — Multilevel governance ter bevordering van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en de uitvoering van de internationale Aichi-doelstellingen

    2014/C 271/09

    Rapporteur

    Kadri Tillemann (EE/EVP)

    voorzitter van de gemeenteraad van Keila

    Referentiedocument

    Brief van de vicevoorzitter van de Europese Commissie van 13 december 2013

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

    A.    Multilevel governance ter bevordering van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en het CBD-besluit X/22

    1.

    stelt vast dat in maart 2011 de EU-leiders het hoofddoel van EU-2020 onderschreven om „het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de EU uiterlijk in 2020 tot staan te brengen en, voor zover dit haalbaar is, ongedaan te maken, en tevens de bijdrage van de EU tot het verhoeden van wereldwijd biodiversiteitsverlies op te voeren.” De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020, zoals vastgesteld door de Commissie in mei 2011 (1), en goedgekeurd door de Raad (2), omvat 6 hoofddoelen en 20 acties om de EU te helpen om haar doelstelling voor biodiversiteit voor 2020 te verwezenlijken.

    2.

    De EU-strategie heeft een mondiale reikwijdte. Ζe vertaalt mondiale doelstellingen en toezeggingen die de EU heeft gedaan tijdens de 10e conferentie van partijen (COP 10) van de VN-overeenkomst voor biologische diversiteit (CBD) van 2010, te weten het Strategische plan voor biodiversiteit 2011-2020 (Besluit X/22), inclusief de 20 Aichi-doelstellingen voor biodiversiteit voor 2020 (3).

    3.

    Het verlies aan biodiversiteit is een wereldwijd probleem, dat ernstige gevolgen heeft op sociaaleconomisch, milieu- en gezondheidsvlak en de kwaliteit van het bestaan aantast. De menselijke activiteit is een van de vele oorzaken die hieraan ten grondslag liggen.

    4.

    Lokale en regionale overheden (LRO) (4) spelen een kritieke rol in de praktische uitvoering van EU- doelstellingen en internationale biodiversiteitsdoelstellingen. Zo staan zij de nationale overheden bij in het voorkomen van verder verlies van biodiversiteit. Ten gevolge van verdere decentralisering in veel lidstaten zijn de LRO steeds meer verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid in verband met biodiversiteit.

    5.

    Van belang is de toepassing van de beginselen van het CvdR-Witboek over multilevel governance en het Handvest voor multilevel governance in Europa dat in april 2014 door het CvdR werd goedgekeurd (5) voor de uitvoering van de EU-biodiversiteitsstrategie en de Aichi-doelstellingen. Onder multilevel governance verstaat het CvdR gecoördineerd optreden van de Unie, de lidstaten en de LRO, gebaseerd op partnerschap in alle fasen van de beleidsvorming, van de uitstippeling tot de tenuitvoerlegging van EU-beleid. De aanpak van biodiversiteit en ecosysteemdiensten vergt coherente beleidsinstrumenten en mandaten op elk bestuursniveau.

    6.

    De Commissie zou moeten nagaan op welk bestuursniveau de biodiversiteit in de lidstaten wordt aangepakt en in hoeverre de lokale en regionale overheden daarbij een actieve rol spelen. Daarnaast zou zij in dit soort analyses ook in kaart moeten brengen in welke gebieden de biodiversiteit wordt aangetast omdat er geen sprake is van een governancemodel tussen de lidstaten, de lokale en regionale overheden en de relevante economische en sociale partijen. Ook zou de Commissie voorstellen moeten doen voor de aanpak van deze bedreigingen.

    7.

    In dit verband is het positief dat de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 vermeldt dat „de gemeenschappelijke EU- en CBD-streefdoelen moeten worden nagestreefd via een mix van maatregelen op subnationaal, nationaal en EU-niveau” en dat de Europese Commissie doeltreffende langdurige partnerschappen nastreeft met „bij ruimtelijke ordening en het beheer van het bodemgebruik betrokken belanghebbenden” voor de uitvoering van biodiversiteitsstrategieën op alle niveaus.

    8.

    Gewezen zij op het belang van CBD-besluit X/22 (6), met onder andere het „Actieplan voor subnationale overheden, steden en andere lokale overheden voor biodiversiteit (2011-2020)” en van het CBD-besluit XI/8(A) (7). Volgens het CvdR is Besluit X/22 uniek in de zin dat het het meest geavanceerde multilevelgovernancebesluit bevat van een multilaterale milieuovereenkomst (MEA).

    9.

    Herinnerd zij aan het CvdR-advies dat de COP 10 CBD (8) voorbereidde en aan de CvdR-delegatie voor de COP 10, die sterk voorstander was van goedkeuring van CBD-Besluit X/22. Voorts zegde het CvdR toe, in het Memorandum of Understanding dat in 2012 met de UNEP is ondertekend, om de tenuitvoerlegging van het CBD-Besluit te bevorderen.

    10.

    De lidstaten moeten hun in Besluit X/22 gedane toezeggingen nakomen ter verbetering van de bestuursmechanismen en wettelijke en vrijwillige instrumenten om de LRO tegemoet te komen en te steunen bij lokale en regionale acties voor biodiversiteit. Ook dienen zij rekening te houden met de taak- en doelstellingen en de indicatieve lijst van acties van CBD-besluit X/22 en met de doelstellingen en acties van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020.

    11.

    Het CvdR is ingenomen met de verwijzing van de Raad, in zijn conclusies van 12 juni 2014 over de COP-12 van de CBD in oktober 2014 (9), naar de rol die lokale en regionale overheden vervullen in de bevordering van de tenuitvoerlegging van het Strategische plan tot 2020 van de CBD en in het bereiken van de Aichi-biodiversiteitsdoelstellingen. Het verzoekt de Raad in toekomstige conclusies over COP’s van de CBD aandacht te schenken aan de multilevelgovernance-benadering door lokale en regionale overheden meer te erkennen als bestuurlijke stakeholders, om ze te onderscheiden van andere niet-gouvernementele stakeholders binnen het CBD-proces.

    12.

    Het CvdR wil zijn ervaring met multilevel governance omtrent biodiversiteit en de uitvoering van CBD-besluit X/22 delen met de LRO elders ter wereld door in oktober 2014 de EU-delegatie als waarnemer te vergezellen naar de CBD COP-12, voortbouwend op de CvdR-deelname aan COP-10 en het met de UNEP gesloten Memorandum of Understanding (MoU). Zo wordt gewaarborgd dat de stem van de LRO uit de EU adequaat vertegenwoordigd wordt.

    B.    De rol van Europese LRO en de nodige steun van de lidstaten voor de uitvoering van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 en de Aichi-doelstellingen

    13.

    Het CvdR heeft onderzoek laten doen naar de „Multilevel governance van ons natuurlijk kapitaal” (10) om dit advies te onderbouwen, de samenwerking te beoordelen tussen de lidstaten en de LRO, innovatieve LRO-acties en de huidige goede praktijken, alsook om uitvoeriger praktische suggesties te verkrijgen ter verbetering van multilevel governance.

    14.

    LRO moeten het goede voorbeeld geven; het CvdR is dan ook ingenomen met de strategieën, acties en innovatieve benaderingen van diverse LRO om de biodiversiteit en ecosystemen duurzaam te beschermen en te beheren. Welkom zijn verder de goede initiatieven die bepaalde lidstaten al hebben genomen om hun LRO te ondersteunen. Al deze acties liggen ten grondslag aan de volgende beleidsaanbevelingen.

    Inbreng in nationale strategieën en governance

    15.

    Lidstaten dienen de betrokkenheid van LRO bij de opzet, evaluatie en uitvoering van nationale biodiversiteitsstrategieën en actieplannen (NBSAP’s) te garanderen of te verbeteren. Dat kan bijvoorbeeld door nationale verenigingen van LRO op te nemen in nationale commissies of stuurgroepen voor biodiversiteit.

    16.

    De lidstaten worden verzocht om met de nationale verenigingen van LRO’s samen te werken aan begeleidende documenten, initiatieven voor capaciteitsopbouw en praktische adviesverlening voor regionale en lokale strategieën, actieplannen en maatregelen voor biodiversiteit.

    17.

    Regionale overheden zouden flink werk moeten maken van regionale strategieën en actieplannen voor biodiversiteit (RBSAP’s). Steden en gemeenten kunnen lokale strategieën en actieplannen voor biodiversiteit (LBSAP’s) opstellen. Het CvdR waardeert reeds genomen initiatieven op dit gebied. Deze kunnen zowel een algehele visie als een praktisch kader bieden voor duurzaam beheer van biodiversiteit op subnationaal niveau en recht doen aan de op nationaal, Europees en CBD-niveau vastgelegde biodiversiteitsdoelstellingen.

    18.

    De lidstaten worden aangemoedigd om bijv. samen met nationale verenigingen van LRO sterkere banden te smeden tussen de LRO onderling om het biodiversiteitsbeheer uit te breiden, en om nationale onderscheidingen of erkenningsregelingen in te stellen of financieel te ondersteunen die biodiversiteitsacties van LRO bevorderen.

    19.

    LRO zouden biodiversiteit in al hun administratieve onderdelen moeten opnemen, de capaciteitsopbouw in de eigen diensten moeten uitbreiden, en daarbij gebruikmaken van projecten voor capaciteitsopbouw bij overheden, trainingspakketten of richtsnoeren voor LRO op nationaal, Europees of internationaal niveau. Ook zouden LRO meer samen moeten werken voor biodiversiteit binnen verenigingen, netwerken of platforms van LRO op nationaal, EU- en internationaal niveau, als belangrijk middel om middelen en ervaringen te bundelen om gemeenschappelijke problemen aan te pakken en samen beleidsadvies te verstrekken aan een lidstaat, de EU en de CBD.

    20.

    De lidstaten kunnen de coördinatie met hun LRO verbeteren bij de voorbereiding van nationale standpunten en de follow up die behoren bij het Gemeenschappelijk uitvoeringskader van de EU-biodiversiteitsstrategie of in de context van de nationale (rapportage)activiteiten in verband met de CBD.

    21.

    De lidstaten worden verzocht om samen met de lokale en regionale overheden compatibele indicatoren uit te werken om op de actiegebieden van de biodiversiteitsstrategieën de situaties en ontwikkelingen op verschillende niveaus vergelijkbaar te maken.

    Betere uitvoering van de EU-natuurwetgeving

    22.

    Het CvdR herhaalt dat de lidstaten en de LRO samen snel en efficiënt werk moeten maken van de verdere uitvoering van de Natura 2000-beheersplannen en vergelijkbare programma’s waarin de instandhoudings- en herstelmaatregelen zijn opgenomen die nodig zijn voor de verwezenlijking van doelstelling 1 van de EU-Biodiversiteitsstrategie.

    Ecosystemen en ecosysteemdiensten handhaven en herstellen

    23.

    Alle partijen moeten zich inzetten voor de tweede doelstelling van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020, die inhoudt dat ten minste 15 % van de aangetaste ecosystemen tegen 2015 moet worden hersteld, en dat het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten tot staan moeten moeten worden gebracht en ongedaan moeten worden gemaakt op het hele Europese grondgebied, en niet alleen in de Natura 2000-gebieden.

    24.

    De LRO worden opnieuw verzocht (11) het beginsel „geen nettoverlies van biodiversiteit en ecosysteemdiensten” toe te passen op stads- en regionale planning, vergunningen voor infrastructuur voor woningbouw, industrie, landbouw, visserij, bosbouw, recreatie, toerisme, energie of vervoer, en financiële steun door compenserende maatregelen te garanderen voor eventuele onvermijdelijke negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en ecosysteemdiensten.

    25.

    Wat moet worden vooropgesteld, is dat beschadiging van ecosystemen moet worden voorkomen en dat de werking van beschadigde ecosystemen moet worden hersteld, omdat maatregelen ter ondervanging van de gevolgen van verstoring van het ecologisch evenwicht door menselijke activiteiten steeds meer geld gaat kosten, steeds langer gaat duren en vooral resultaten oplevert die steeds onzekerder worden.

    26.

    Nationale, regionale en lokale TEEB-onderzoeken (The Economics of Ecosystems and Biodiversity) naar de waarde van ecosysteemdiensten zijn van belang, evenals de behoefte om deze benadering toe te passen op lokale projecten om de sociaaleconomische voordelen aan te tonen van bijvoorbeeld op nationaal, regionaal of lokaal niveau beschermde gebieden. De waarde van natuurlijk kapitaal moet ook opgenomen worden in nationale, regionale en lokale praktijken voor planning, verantwoording/rapportage en budgettering, ter ondersteuning van Actie 5 van de EU-biodiversiteitsstrategie.

    27.

    Een economische analyse van ecosysteemdiensten kan nuttig zijn om de kosten en baten daarvan tegen elkaar af te wegen (zodat een keuze kan worden gemaakt tussen tegenstrijdige doelstellingen), maar ligt qua methode en ethiek moeilijk. Daarom is het CvdR voorstander van andere en flexibele methoden om verlies aan biodiversiteit in cijfers uit te drukken, inclusief de methoden die vermeld zijn in zijn advies CdR 4577/2013 fin.

    28.

    Steun verdienen de inspanningen van LRO voor meer kennis omtrent biodiversiteit, ecosystemen en de diensten daarvan, en GIS-mapping, gebruikmakend van een schaal die past bij lokale/regionale planning en de monitoring van de status van ecosystemen. Hiermee moet ook rekening worden gehouden bij het in kaart brengen en evalueren van ecosystemen en ecosysteemdiensten (MAES). Ook moeten de LRO gesteund worden bij het beheer van ruimtelijkemilieugegevens, op een manier die aan INSPIRE voldoet. Zo kunnen de data gemakkelijker worden uitgewisseld en kan er een grensoverschrijdende groene infrastructuur ontstaan.

    29.

    Er moeten portalen komen voor actuele online informatie over biodiversiteit, die regelmatig wordt herzien en aangepast, zodat de lokale en regionale overheden en het geïnteresseerde publiek beschikken over een centraal referentiepunt. Voorts is het Comité ingenomen met het MAES-initiatief voor de hele EU.

    30.

    Verstedelijking is zowel een probleem als een kans om ecosysteemdiensten te behouden en te beheren. Er moet goed gekeken worden naar het verband van katalysatoren en gevolgen, alsook naar de in- en uitstroom tussen steden en ecosystemen, zowel binnen als buiten hun grondgebied. Stedelijke regio’s moeten worden aangezet om meer werk te maken van de promotie en ontwikkeling van methoden om het natuurlijk milieu, de behoeften van de mens en welzijn te integreren. Ook wil het CvdR de klemtoon leggen op het belang van het landschap als uitdrukking van de relatie tussen de mens en zijn omgeving, en het feit dat de mens verantwoordelijkheid draagt voor de bescherming van het landschap, wat de biodiversiteit sterk zal beïnvloeden. Voorts wijst het CvdR erop dat niet mag worden vergeten dat het Europees Landschapsverdrag van 2000 een grote rol kan spelen en dat moet worden gestreefd naar synergie-effecten met de biodiversiteitsstrategie.

    31.

    Relevant is ook het economische perspectief van de ontwikkeling van ecosysteemdiensten. Het leven in een gezond ecosysteem en versterking van de waarde ervan zal als vanzelf de belangrijkste aspecten van een groene economie steunen: duurzame economische groei, minder verontreiniging en hulpbronnenefficiëntie. Om de vruchten te plukken van een op ecosysteembeheer gebaseerde groene economie moeten de processen daarvan worden geïntegreerd in de besluitvorming van alle bestuursniveaus (dus lokaal, regionaal, nationaal en mondiaal) om het gebruik van hulpbronnen te stroomlijnen.

    32.

    Het CvdR wijst op de mogelijkheden van groene infrastructuur als geïntegreerd en multifunctioneel territoriaal instrument voor de toepassing van de beginselen van multilevel governance op het beheer en de bescherming van biodiversiteit en voor de verbetering van de lokale en regionale ecosysteemdiensten, waarmee de samenhang en de territoriale identiteit kunnen worden versterkt en aldus een bijdrage kan worden geleverd aan de territoriale agenda van de Europa 2020-strategie.

    Tenuitvoerlegging van een groene infrastructuur

    33.

    Opnieuw worden LRO verzocht (12) groene infrastructuur (GI) voor stad en platteland aan te leggen, te onderhouden en erop toe te zien, met name via hun taken voor territoriale en ruimtelijke ordening en stadsplanning, regelgeving voor bodemgebruik, vergunningsprocedures voor planning, normen en wet- en regelgeving voor de bouw.

    34.

    Lidstaten dienen lokale en regionale beheers- en planningsinitiatieven voor GI te steunen door verstrekking van de nodige middelen en duidelijke begeleiding, onder meer door het aanwijzen van nationale GI- en ecologische netwerken, en via bepalingen in de nationale wetgeving of beleid voor ruimtelijke ordening voor LRO om GI te voorzien in hun ruimtelijke ordening en territoriale en stadsplanning.

    35.

    Om echt werk te maken van groene infrastructuur is het van cruciaal belang dat de lidstaten en de lokale en regionale overheden de bestaande vormen van grensoverschrijvende samenwerking op macroregionaal en pan-Europees niveau in stand houden en ontwikkelen en ook nieuwe regelingen invoeren; in het kader van de decentrale ontwikkelingssamenwerking moeten daarnaast de gezamenlijke en geïntegreerde inspanningen op het vlak van bescherming en beheer van de biodiversiteit worden opgevoerd.

    Inbreng van het brede publiek, stakeholders en partners

    36.

    Opgemerkt zij dat lokale gemeenschappen vaak beschikken over kennis, gebaseerd op traditionele of persoonlijke ervaring met het vermogen van natuurlijke hulpbronnen om in het levensonderhoud van de gemeenschappen te voorzien. Dit vermogen kan leiden tot het onderhoud en herstel van ecosysteemdiensten, mits het adequate steun krijgt en doeltreffend geïntegreerd wordt in het ontwerp en de planning van biodiversiteitsbeleid. lidstaten zouden nationale initiatieven moeten uitwerken voor steun aan zelfstandige partnerschappen in lokale gemeenschappen die bijdragen aan de verwezenlijking van nationale biodiversiteitsdoelstellingen.

    37.

    Lokale en regionale overheden vervullen een belangrijke rol in de voorlichting, vorming en bewustmaking van de publieke opinie (VVB-activiteiten). Het brede publiek is betrekkelijk onbekend met de doelstellingen van het biodiversiteitsbeleid. Het is echter essentieel dat burgers en brede stakeholdergroepen beseffen wat er op het spel staat. Het CvdR beschouwt de bevordering van burgerkennis als een belangrijke methode om mensen te betrekken en voor te lichten en om lokale kennis doeltreffend te gebruiken. lidstaten wordt aanbevolen om LRO bij te staan in hun VVB-activiteiten, bijv. door de oprichting van een adequaat nationaal clearinghousemechanisme (CHM).

    38.

    De lokale en regionale overheden moeten zich nog meer inspannen om de biodiversiteitsdoelstellingen bekend te maken bij alle betrokkenen en het publiek. Zij moeten daartoe meer en betere gerichte bewustwordingsprogramma’s uitvoeren.

    39.

    LRO dienen nieuwe partnerschappen van diverse stakeholders met particuliere bedrijven, het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van ngo’s voor het milieu, en de onderzoeksector te steunen en te formaliseren. Dit kan leiden tot lokale/regionale samenwerking met deze partners. Gestreefd wordt naar een doeltreffende inzet van nationale of EU-subsidies (bijv. Horizon 2020). Vrijwillige toezeggingen van belangrijke sectoren als landbouw, toerisme, sportverenigingen en bedrijven zouden moeten worden gestimuleerd.

    40.

    Elk bestuursniveau dient stakeholders succesvol en geheel te betrekken bij de beleidsplanning en -uitvoering voor biodiversiteit aangezien dit positieve sociale resultaten oplevert, zoals beter algemeen begrip van de waarden van stakeholders, meer vertrouwen en leermomenten. Hiertoe behoort ook het vaststellen van succesvolle procedures, bijvoorbeeld bij de aanwijzing van beschermde gebieden.

    Invasieve uitheemse soorten bestrijden

    41.

    De aanstaande verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventie en beheer van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (13) zal lokale en regionale overheden waarschijnlijk helpen om dit ernstige gevaar voor de lokale biodiversiteit, ecosysteemdiensten, de volksgezondheid en de economie aan te pakken. Binnen een wettelijk EU-kader voor invasieve uitheemse soorten komen regionale en lokale overheden het meest in aanmerking om doeltreffende stappen te nemen voor de monitoring, preventie en uitroeiing van deze soorten en geleid door nationale wetgeving en programma’s, om lokale kennis in te zetten voor het vereiste evenwicht tussen sociaaleconomische en milieubelangen en om het algemene besef van het probleem te verbeteren.

    Integratie en financiering van biodiversiteit

    42.

    Biodiversiteit is een intersectorale aangelegenheid. Doeltreffende beleidsuitvoering vergt opname van biodiversiteitsbehoud in de agenda van verscheidene sectoren van nationaal, regionaal en lokaal bestuur (ruimtelijke ordening, stadsplanning, landschapsbeheer, land- en bosbouw, visserij, energie, klimaatverandering, gezondheidszorg, vervoer, huisvesting, bodemgebruik, enz.) conform de suggesties van de EU-biodiversiteitsstrategie 2020 en de Aichi-doelstellingen van de CBD.

    43.

    Op alle bestuursniveaus moet met name gekeken worden naar het vraagstuk van biodiversiteit in de landbouw in verband met het grote biodiversiteitspotentieel van soorten, rassen, variëteiten en genetische bronnen die van belang zijn voor de landbouw en voor het agro-ecosysteem in het algemeen.

    44.

    Conform de EU-biodiversiteitsstrategie moeten de LRO en de lidstaten financiering uit het Elfpo voor behoud van de biodiversiteit beter besteden. Hiertoe behoort de integratie van meetbare biodiversiteitsdoelstellingen in regionale programma’s voor plattelandsontwikkeling en de coherente lokalisatie van en begrotingstoewijzing voor milieumaatregelen in de landbouw. Hiertoe zou het heel zinvol zijn om door de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkelingsinitiatieven voor biodiversiteit te stimuleren (bijv. continue landschapselementen in land- en bosbouw, bescherming van genetische hulpbronnen).

    45.

    Lidstaten en LRO zouden de financieringsopties die het EFRO biedt optimaal moeten gebruiken, nu voor het eerst biodiversiteit en ecosystemen in de doelstellingen zijn opgenomen. Daarmee zijn er nieuwe financieringsbronnen voor groene infrastructuur bijgekomen.

    46.

    Het Life-programma is van belang voor de LRO-projecten voor biodiversiteit en groene infrastructuur. De nationale contactpunten van Life zouden nauw samen moeten werken met de LRO en met de regionale contactpunten van Life om Life-toepassingen voor te bereiden. Binnen de nieuwe financieringscategorie van geïntegreerde Life-projecten zou meer steun moeten worden toegekend aan regionale projecten en zou steun van andere EU-, nationale en particuliere fondsen (14) gemobiliseerd moeten worden.

    47.

    LRO zouden met steun van de lidstaten innovatieve financieringswijzen moeten verkennen. Te denken valt aan particuliere en bedrijfsstichtingen of publiekrechtelijke stichtingen, regionale/nationale loterijen, publiek-private partnerschappen, koolstofputprojecten voor het herstel van bossen en veenland, belastingprikkels, betalen voor ecosysteemdiensten (PES), vrijwillige keurmerken en certificering of lokale partnerschappen van ondernemingen. De inkomsten uit de verstrekking van ruimtelijkeordenings- en bouwvergunningen zouden rechtstreeks moeten worden bestemd voor lokale en regionale initiatieven in verband met biodiversiteit.

    48.

    De lokale overheden moeten — op doeltreffende wijze en in alle stadia van de financiering — subsidies en fiscale regelingen die funest zijn voor de biodiversiteit ook in de toekomst afschaffen.

    49.

    Nationale cofinanciering van EU-projecten is belangrijk omdat zij LRO in staat stelt deel te nemen aan mede door de EU gefinancierde projecten voor biodiversiteit. Zo kunnen LRO meer profijt trekken van opties voor de financiering van lokaal aangepaste oplossingen voor biodiversiteit en GI, in het kader van operationele programma’s van de EU-fondsen, en kunnen zij investeren in de nodige sectoroverschrijdende capaciteitsopbouw, cofinanciering en netwerken. Voorts zijn nationale financieringsprogramma’s van belang voor (proef)projecten van LRO die bijdragen aan doelstellingen omtrent nationale biodiversiteit.

    C.

    Aspecten ter overweging door de Europese Commissie in haar tussentijdse evaluatie van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020

    50.

    De Commissie moet in haar tussentijdse evaluatie rekening houden met eventuele wijzigingen die zich na de start van de strategie in 2011 tot de evaluatie in 2015 hebben voorgedaan, met name het nieuwe financiële kader en de EU-fondsen voor 2014-2020 en tal van acties van de strategie, die vóór de evaluatie uitgevoerd moesten worden. In dit verband onderschrijft het CvdR het standpunt van de Raad dat de Commissie nadere acties (15) moet aanbevelen die bijdragen aan een doeltreffender tweede uitvoeringsfase van de strategie om te waarborgen dat de hoofddoelstelling daarvan in 2020 wordt verwezenlijkt.

    51.

    Terecht stelt het Europees Parlement dat de uiteindelijke besteding van de nieuwe EU-fondsen voor 2014-2020 voor deze doelstelling een lakmoesproef is voor de inzet van de EU om de doelstellingen voor biodiversiteit gestalte te geven. De ontoereikende integratie van de bescherming van biodiversiteit in andere EU-beleidsterreinen heeft in 2010 geleid tot de mislukking van de eerste strategie (16). Geboden is een methode voor het opsporen van biodiversiteitsuitgaven in de hele EU-begroting, vergelijkbaar met de methode die ontwikkeld wordt voor uitgaven in verband met het klimaat.

    52.

    Het CvdR benadrukt het belang van vergroening als centraal onderdeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) voor het bereiken van de biodiversiteitsdoelstellingen. Het is zonder meer geboden dat de tussentijdse herziening van het GLB duidelijker in deze richting gaat opdat vergroening daadwerkelijk bijdraagt tot ecologische verbetering, waartoe ook de biodiversiteit op het Europese platteland behoort.

    53.

    GI biedt veel opties als doeltreffend instrument om het verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en om versnippering van habitats te vermijden. Het CvdR meent dat de herziene strategie daarom relevante elementen oplevert die de Commissie in haar voortgangsverslag over GI, dat eind 2017 moet verschijnen, aan de orde kan stellen, met name een voorstel voor EU-wetgeving in 2018 voor TEN-G, trans-Europese groene infrastructuur (als onderdeel van de EU-begroting na 2020), strokend met eerdere aanbevelingen van het CvdR in dit verband.

    54.

    Het CvdR herhaalt zijn verzoek (17) aan de Commissie om de doelstelling van het voorkomen van nettoverlies van ecosystemen en ecosysteemdiensten, om te zetten in Europese wetgeving, met inachtneming van de werkzaamheden van de Commissie in het kader van actie 7b van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020.

    55.

    De Commissie zou een EU-regeling moeten uitwerken in verband met toezeggingen en onderscheidingen voor biodiversiteitsresultaten van steden en -regio’s, alsook een uitwisselingsplatform om de geslaagde en relevante bijdrage van Europese lokale en regionale overheden aan de EU-biodiversiteitsstrategie in het zonnetje te zetten. Het CvdR is in dit opzicht ingenomen met de nieuwe Natura 2000-prijs, die echter voor een brede reeks stakeholders bedoeld is.

    56.

    Het BISE (Biodiversity Information System for Europe) zou het vermogen uit moeten breiden voor de opname van meer lokale hogeresolutiedata van ecosysteemdiensten en van andere monitordata, alsook data die regionale biodiversiteitsobservatoria hebben verzameld, en op steden gebaseerde geaggregeerde data (zoals evaluaties van EU-steden, bijv. op basis van de City Biodiversity Index/Singapore Index), om het delen van data en informatie tussen steden en regio’s te stimuleren, alsook meer regionaal verschillende aansturing in EU-beleid en om rapportage over verbeteringen op regionaal/lokaal niveau in heel Europa mogelijk te maken.

    57.

    De EU-dialoog en -samenwerking met belangrijke partners en (potentiële) kandidaat-lidstaten moet resultaatgericht voortgezet worden om hen bij te staan bij ontwikkeling of aanpassing van het beleid om aan de biodiversiteitsdoelstellingen voor 2020 te voldoen. LRO in de EU kunnen LRO buiten de EU de nodige steun verlenen om te kunnen bijdragen aan de EU- en mondiale doelstellingen voor biodiversiteit door het delen van kennis en goede praktijken, en via de relevante Gezamenlijke Raadgevende Comités en Werkgroepen van het CvdR, alsook via ARLEM en CORLEAP. In dit verband wil het CvdR de Commissie verzoeken om in het kader van het nieuwe EU-instrument voor biodiversiteit (B4Life) de decentrale ontwikkelingssamenwerking tussen LRO in de EU en LRO in ontwikkelingslanden te bevorderen.

    58.

    De EU-strategie zou de inzet moeten erkennen en ondersteunen van de lokale overheden als centrale partners in BEST, dat het behoud en duurzaam gebruik bevordert van de unieke biodiversiteit in de Europese perifere regio’s en landen en gebieden overzee.

    D.

    Aspecten ter overweging voor de Commissie voor haar toekomstig verslag aan de CBD over Besluit X/22 CBD

    59.

    De Commissie zou moeten benadrukken dat ze groot belang hecht aan Besluit X/22 CBD en de tenuitvoerlegging daarvan in Europa.

    60.

    De Commissie zou de in de EU ontstane consensus moeten vermelden volgens welke er een sterke behoefte bestaat dat EU-instellingen, lidstaten en LRO een multilevel, coöperatieve en geïntegreerde benadering hanteren om te voldoen aan de Aichi-doelstellingen voor biodiversiteit, en de bijhorende doelstellingen van de EU-biodiversiteitsstrategie. Hoewel er al aanzienlijke vooruitgang is geboekt en diverse lidstaten goede praktijken hanteren, bestaat de indruk dat het proces van samenwerking en bestuur op diverse niveaus nog niet in de gehele EU adequaat is ingevoerd en verdere verbetering behoeft.

    61.

    De Commissie moet in haar verslaggeving rekening houden met de actieve bijdrage van diverse LRO in de EU aan mondiale biodiversiteitsactiviteiten en netwerken, inclusief de adviescomités die conform Besluit X/22 CBD zijn opgericht, zoals het adviescomité van subnationale overheden en het adviescomité van steden van het mondiaal partnerschap voor lokale en subnationale biodiversiteitsacties.

    62.

    Het CvdR waardeert de bijdrage van de Commissie aan Besluit X/22 CBD via dit verzoek om een verkennend advies en de samenwerking voor de betreffende CvdR-studie, en de inbreng van het CvdR in het Gemeenschappelijk Uitvoeringskader van de EU-strategie, alsook door steun, via de programma’s Life en INTERREG, voor capaciteitsopbouw en het delen van goede praktijken, en nieuwe mogelijkheden in het nieuwe Biogeografische proces en het platform van Natura 2000.

    63.

    De Commissie wordt verzocht de speciale rol van LRO op te nemen in de externe actie van de EU in de rapportage aan de CBD over Besluit X/22 als een van de centrale acties die de EU in de toekomst meer wil benadrukken, met het oog op verkenning — samen met het CvdR — van aanvullende manieren om decentrale samenwerking te steunen tussen Europese LRO en LRO in ontwikkelings- en EU-buurlanden voor het duurzaam beheer van biodiversiteit en ecosystemen, in verband met actie (g) van Besluit X/22 CBD.

    Gedaan te Brussel, 26 juni 2014.

    De voorzitter van het Comité van het Regio’s

    Michel LEBRUN


    (1)  COM(2011) 244 final.

    (2)  Conclusies van de Milieuraad van 21 juni en van 19 december 2011.

    (3)  http://www.cbd.int/decision/cop/default.shtml?id=12268.

    (4)  In dit advies wordt de in EU-context gangbare term „lokale en regionale overheden” gebruikt. In de context van de VN en de CBD, waar regio’s supranationale en mondiale regio’s zijn, betekent dit „lokale overheden en subnationale regeringen”.

    (5)  CDR273-2011_FIN_AC, COR 2014-01728-00-00-RES-TRA.

    (6)  http://www.cbd.int/decision/cop/default.shtml?id=12288.

    (7)  http://www.cbd.int/decision/cop/default.shtml?id=13169.

    (8)  CdR 112/2010 fin

    (9)  Conclusies van de Milieuraad, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/en/envir/143185.pdf

    (10)  Onderzoek uitgevoerd door Ecologic/ICLEI juni 2014, http://cor.europa.eu/en/documentation/studies/Pages/studies-2014.aspx

    (11)  CDR4577-2013_00_00_TRA_AC

    (12)  CDR4577-2013_00_00_TRA_AC

    (13)  Voorstel van de Commissie COM(2013) 620 final.

    (14)  CdR 86/2012 fin

    (15)  Conclusies van de Milieuraad van 19 december 2011.

    (16)  Resolutie 2011/2307(INI) van het EP.

    (17)  CDR4577-2013_00_00_TRA_AC


    Top