Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IR3952

    Advies van het Comité van de Regio's — Handicap, sport en recreatie

    15.4.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 114/27


    Advies van het Comité van de Regio's — Handicap, sport en recreatie

    2014/C 114/06

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITE VAN DE REGIO'S,

    Contextbepaling

    1.

    wijst erop dat de EU circa 80 miljoen personen met een handicap telt, d.w.z. ongeveer 15 % van de bevolking. Naar schatting ruim 40 % van de bevolking is beperkt mobiel.

    2.

    Aangezien ouderen een groter risico lopen op een handicap en omdat chronische ziekten aan een opmars bezig zijn, zou het aantal personen met een handicap verder kunnen stijgen. Hierdoor zullen de Europese regio's voor nieuwe uitdagingen komen te staan.

    3.

    Overal in de EU worden verschillende definities van „handicap” gehanteerd. Over de juridische omschrijving van dit begrip, dat uiteenlopend geïnterpreteerd wordt, is al heel wat af gediscussieerd. Een handicap is een complex verschijnsel. Aan het gehandicapt zijn zitten tal van facetten, waarbij de lichamelijke en verstandelijke kenmerken van personen gezien moeten worden in relatie tot de samenleving waarin ze wonen. Er moeten dan ook termen worden gehanteerd die goed aansluiten bij de situatie waarin mensen met een handicap verkeren.

    4.

    Er bestaan nogal wat misvattingen en een gebrek aan kennis over de vraag wat het daadwerkelijk betekent om gehandicapt te zijn. Waar het om sporten gaat dient de nadruk te worden gelegd op dat wat personen met een handicap wèl kunnen.

    5.

    Het CvdR erkent dat lichaamsbeweging en sport voor personen met een handicap belangrijk en waardevol zijn en kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de strategische doelstellingen van de EU, met name de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Aangepaste sport en gehandicaptensport hebben de laatste jaren opvallend veel terrein gewonnen. Het meest recente voorbeeld zijn de Paralympische Spelen van Londen 2012, waarbij de media zich enorm hebben ingespannen om de paralympische sector voor het voetlicht te brengen.

    6.

    Sport is ontegenzeglijk van waarde voor het totale welzijn van de mens en heeft een positieve impact op het aanpassingsvermogen en de revalidatie van personen met een handicap. De mogelijkheid om aan sport te doen is voor deze personen bovenal een fundamenteel mensenrecht.

    7.

    Het begrip „sport voor personen met een handicap” omvat een waaier van activiteiten: van topsport tot recreatiesport, en van aangepaste lichamelijke opvoeding tot sportrevalidatie. Juist omdat er vaak meer bij komt kijken dan sport alleen, is het moeilijk om dit begrip te omschrijven. Dat verklaart mede waarom er in de verschillende Europese regio's uiteenlopende definities bestaan. Spreekt men in het kader van sport over lichaamsbeweging, dan zijn er heel wat nuances. Het kan hierbij zowel gaan om sportactiviteiten als om activiteiten die gericht zijn op bijv. recreatie of gezondheid. Het is in alle gevallen de beoefenaar zelf die kiest op welk aspect hij zich wil richten, maar in de regel is het zo dat de beoefening bij iedereen tot een betere lichamelijke dan wel geestelijke gezondheid leidt.

    8.

    De verschillende termen en concepten die in deze sector door de betrokkenen gebruikt worden, vormen onderwerp van menige discussie. Om voor een persoonsgerichte benadering en toch voor een brede invalshoek te kiezen, wordt in dit advies de term „sport voor personen met een handicap” gebruikt.

    9.

    Het subsidiariteitsbeginsel en de autonomie van sportbonden en onafhankelijke sportorganisaties dienen ten volle te worden gerespecteerd. De aanbevelingen in dit advies zijn erop gericht de impact van nationaal, regionaal en lokaal beleid te vergroten en het pad te effenen voor een verandering in perceptie waarbij de capaciteiten van gehandicapten in de gemeenschap in brede zin op de voorgrond komen te staan.

    Politieke achtergrond

    10.

    In EU-documenten is het belang van sport voor personen met een handicap meermaals erkend, wat door het CvdR toegejuicht en ondersteund wordt. Hierbij valt met name te denken aan de „Europese strategie inzake handicaps 2010-2020” (1), de Commissiemededeling „Ontwikkeling van de Europese dimensie van de sport” (2) en het Witboek van de Europese Commissie over sport (3).

    11.

    Het CvdR betreurt echter dat in het oorspronkelijke Commissievoorstel over Erasmus+, het nieuwe EU-programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport voor 2014-2020, nergens wordt gerept van personen met een handicap. Het dringt er dan ook op aan dat in het nieuwe programma, dat nog op de onderhandelingstafel ligt, uitdrukkelijk wordt verwezen naar de noodzaak om duurzame en inclusieve groei te bevorderen door ervoor te zorgen dat personen met een handicap vlotter kunnen deelnemen aan sportactiviteiten.

    12.

    Bij de ontwikkeling van sport voor personen met een handicap kunnen nationale, regionale en lokale overheden, afhankelijk van hun bevoegdheden en financiële mogelijkheden, een belangrijke rol spelen, vooral waar het erom gaat sportvoorzieningen en sportactiviteiten op lange termijn te promoten en erin te investeren. In regio's waar de infrastructuur van scholen en andere onderwijsinstellingen ondermaats is en gehandicapte kinderen niet of slechts in beperkte mate de kans krijgen een sport te beoefenen, moeten de nodige middelen worden vrijgemaakt voor projecten om hierin verbetering te brengen.

    13.

    Bij het gebruik van openbare voorzieningen moet de overheid terdege rekening houden met de belangen van de gehandicaptensport om werk te maken van het streven naar gelijkwaardige leefomstandigheden voor mensen met een handicap. Essentieel hierbij is dat voorzieningen toegankelijk zijn.

    14.

    Voor de actoren in de sector sport voor personen met een handicap is een bijzondere rol weggelegd; het komt erop aan dat zij gebruikmaken van het vermogen van sport om sociale inclusie, maatschappelijke integratie en gelijke kansen te bevorderen.

    15.

    Sport voor personen met een handicap lijkt vaak alleen specifiek te worden vermeld in de context van sociale inclusie. Het CvdR zou graag zien dat er in grote mate onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende uitingsvormen van sport voor personen met een handicap; het kan hierbij gaan om topsport, recreatiesport, lichamelijke opvoeding, educatie en vorming via sport, aangepaste lichaamsbeweging, sportrevalidatie en sportactiviteiten voor specifieke therapeutische doeleinden.

    16.

    Gekwalificeerde medewerkers in deze sector die betrokken zijn bij de ontwikkeling en beoordeling van alle breedtesportactiviteiten die door de EU-instellingen worden ondersteund, zouden meer erkenning moeten krijgen. Overwogen zou moeten worden specifieke middelen vrij te maken om deelname hieraan mogelijk te maken, alsook voor de opleiding van deskundigen op sportgebied.

    17.

    Er zou een gedetailleerd strategisch document moeten worden opgesteld waarin, uitgaande van het bestaande beleid, speciaal wordt ingegaan op sport voor personen met een handicap, om vast te stellen welke kwesties in deze sector prioriteit verdienen.

    Specifieke vraagstukken: sportbeoefening

    18.

    Ondanks de groeiende politieke aandacht voor deelname van personen met een handicap aan sportactiviteiten blijft het percentage personen met een handicap dat aan sport doet aan de lage kant. Dit heeft o.a. te maken met een beperkte toegang tot sportaccommodaties die zijn aangepast aan de behoeften van personen met een handicap.

    19.

    Naast lichamelijke en sociaaleconomische belemmeringen en communicatiebarrières bestaan er ook culturele obstakels voor het beoefenen van sport. Andere beperkingen hangen samen met psychologische factoren, met name de houding van organisatoren en beoefenaars van breedtesportactiviteiten ten opzichte van personen met een handicap. Deze houding vloeit voort uit onwetendheid en het gebrek aan middelen om onbekende situaties aan te pakken. Er zijn voorlichtingscampagnes en opleiding nodig om sportbeoefening door gehandicapten meer ingang te doen vinden. Worden er maatregelen overwogen om de toegang tot sportactiviteiten te verbeteren, dan moet hierover vooraf goed worden overlegd met de betrokkenen uit de sector, omdat de verschillende groepen personen met een handicap verschillende vormen van steun nodig kunnen hebben.

    20.

    Om meer mensen tot sporten aan te zetten, is het allereerst zaak om de sport toegankelijker te maken door de fysieke toegang tot sportvoorzieningen aan te passen en de communicatie te verbeteren.

    21.

    Over de bestaande sportbeoefeningsmogelijkheden zouden gecoördineerde bewustwordingscampagnes moeten worden gevoerd. Deze zouden op Europees niveau kunnen worden gelanceerd, maar moeten worden uitgevoerd op het lokale en regionale niveau waar het concrete sportaanbod wordt voorgesteld. Het komt erop aan de personen met een handicap zelf aan te spreken en te informeren. Idealiter zouden deze campagnes georganiseerd moeten worden met steun van de nationale en breedtesportbonden, de instanties voor sport voor personen met een handicap en de organisaties voor personen met een handicap. Daarnaast moeten ook voor het brede publiek voorlichtingscampagnes worden opgestart, zodat mensen met een handicap beter worden begrepen en aanvaard, en kunnen worden geholpen bij hun integratie. Het is zaak om de autonomie van mensen met een handicap zo veel mogelijk te bevorderen, en om hen aan te moedigen en te helpen dergelijke evenementen voor te stellen, te promoten en te organiseren.

    22.

    Het zou ook nodig kunnen blijken om de maatregelen afzonderlijk toe te spitsen op de verschillende doelgroepen, rekening houdend met hun capaciteiten, leeftijdscategorie en sociale situatie. Vooral van belang hierbij is dat jongeren aangesproken en ondersteund worden. Ook is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de manier waarop de verschillende lidstaten sportbeoefening organiseren, en met de specifieke lokale en regionale situaties. Er zou steun moeten komen voor het verschaffen van degelijke, toegankelijke en actuele informatie, zodat de diverse doelgroepen voortdurend op de hoogte blijven van het sportaanbod dat voor hen toegankelijk is. Als in de plaatselijke gemeenschap gewortelde organisaties in dit verband aangemoedigd en geholpen worden om zich te ontwikkelen, kan dat de verspreiding van dergelijke informatie en de toegankelijkheid ten goede komen.

    23.

    Er moet worden gezorgd voor een aangepast vervoersnet op lokaal en regionaal niveau, zodat personen met een handicap — zowel amateurs als wedstrijdsporters — de sportvoorzieningen kunnen bereiken.

    24.

    Ouders komt de belangrijke rol toe om jongeren te stimuleren deel te nemen aan sportactiviteiten. De ruggengraat van deze sector wordt gevormd door vrijwilligers. Daarom moet het belang van vrijwilligerswerk algemeen worden erkend en moet worden nagedacht over het oprichten van platforms om vrijwilligers aan te werven en op te leiden, alsook over maatregelen om hun inspanningen te erkennen en te belonen.

    25.

    Voorgesteld wordt om een informatieplatform op het gebied van sportvoorzieningen in de EU op te zetten, inclusief een voor iedereen toegankelijke website, waarop personen met een handicap informatie kunnen vinden over sportinfrastructuur, technische faciliteiten e.d. in de streek/regio waar ze wonen.

    26.

    Personen uit sommige bevolkingsgroepen kunnen in twee of drie verschillende opzichten gediscrimineerd worden, bv. als ze niet één maar meerdere handicaps hebben en ook nog eens allochtoon zijn, tot een minderheid behoren of sociaal worden uitgesloten vanwege geslacht of seksuele geaardheid. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat iedereen gesteund wordt en gelijke toegang heeft tot sportbeoefening.

    27.

    Sport voor personen met een handicap mag niet buiten het breedtesportsysteem blijven staan, maar moet algemeen ingang vinden. Deze integratie, die impliceert dat de grote sportbonden ook verantwoordelijk worden voor het organiseren van sport voor personen met een handicap, zou al een prioritaire beleidsdoelstelling kunnen vormen. Er moet dus voor worden gezorgd dat de gehandicaptensport steeds meer in de breedtesport geïntegreerd wordt en dat de verschillende organisatiemodellen, -formules en -structuren naast elkaar kunnen bestaan, al naar gelang de daadwerkelijke mogelijkheden van personen met een handicap en de nagestreefde integratie.

    28.

    Sportbeoefening door personen met een handicap moet bevorderd worden op het niveau van de sportbond die zich met de tak van sport in kwestie of specifieke vorm daarvan bezighoudt. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met sportbonden waarvan de werkzaamheden hoofdzakelijk op personen met een handicap zijn gericht. Zij verdienen steun voor de onmisbare rol die zij ten behoeve van personen met een handicap vervullen.

    29.

    Sportverenigingen die gericht zijn op gehandicapten moeten een stem krijgen in de sportbonden (zij het geen stemrecht), ook al zijn zij geen lid van de bond in kwestie.

    30.

    Op basis van de in kaart gebrachte voorbeelden constateert het CvdR dat de benadering waarbij toerisme gecombineerd wordt met recreatiesport voor iedereen, een goed middel vormt om personen met een handicap voor het eerst in contact te brengen met sport. Zo kan het percentage personen met een handicap dat aan sport doet worden opgevoerd en kan het grote publiek bewust worden gemaakt van hun capaciteiten.

    31.

    Degelijke en actuele informatie over sportactiviteiten voor personen met een handicap en over aangepast vervoer naar en de toegankelijkheid van sportvoorzieningen moet sporttoeristen aantrekken.

    Specifieke vraagstukken: onderwijs

    32.

    Voor een passende ontwikkeling van de sport voor personen met een handicap zijn er professionals met een goed onderwijs- en opleidingsniveau nodig.

    33.

    Zelfs al worden personen met een handicap niet gestigmatiseerd, dan nog dreigen ze aan de kant te moeten blijven omdat veel mensen niet weten hoe ze met hen om moeten gaan en hen kunnen betrekken bij sportactiviteiten en sportorganisatiestructuren. Het CvdR zou graag zien dat er in overleg onderwijs- en opleidingsinitiatieven worden ontplooid om mensen goed voor te lichten, niet alleen degenen die rechtstreeks bij de organisatie van sportactiviteiten zijn betrokken, maar ook het grote publiek. Hierbij zou bijv. gebruik kunnen worden gemaakt van eenvoudig toegankelijke online-instrumenten. Tegelijkertijd zouden de mensen ook bewuster moeten worden gemaakt van de rechten, behoeften en capaciteiten van personen met een handicap.

    34.

    Lichamelijke opvoeding en sport zouden voor alle schoolgaande kinderen toegankelijk moeten zijn. Een handicap zou niet mogen belemmeren dat kinderen deelnemen aan sportprogramma's op school. Juist tijdens de lessen lichamelijke opvoeding op school ontdekken kinderen vaak hoe leuk sport kan zijn. Dat is voor kinderen met een handicap niet anders. De sportomgeving op school maakt het tevens mogelijk om niet-gehandicapte kinderen te doordringen van de capaciteiten van hun gehandicapte klasgenoten. Wat dit betreft moet vooral worden aangemoedigd dat er sportprogramma's worden opgezet waaraan iedereen kan meedoen. „Omgekeerde integratie”, waarbij jonge valide sporters geïntegreerd worden in sport voor personen met een handicap, kan goed als voorbeeld dienen om mensen op een andere manier naar de capaciteiten van sporters met een handicap te laten kijken. Daarnaast moeten ook initiatieven waarbij personen mèt en zonder handicap samen sporten ondersteund en verder ontwikkeld worden. Hiertoe is het van essentieel belang dat leraren, en in het bijzonder leraren lichamelijke opvoeding, een gedegen opleiding krijgen en dat ouders van gehandicapte kinderen toegang krijgen tot informatie over de beschikbare sportactiviteiten.

    35.

    Het CvdR stelt vast dat de kennis en kunde van trainers vaak niet worden benut vanwege een gebrek aan uitwisseling en coördinatie tussen stakeholders in sport voor personen met een handicap en breedtesport. Voorgesteld wordt om samenwerkingsplannen op opleidingsgebied tussen deze organisaties op te zetten, met steun van opleidingsinstanties en overheden.

    36.

    Vertegenwoordigers uit de wereld van het hoger onderwijs zouden op ruimere schaal moeten worden betrokken bij de aanpassingsprocessen die bedoeld zijn om de uitsluiting van personen met een handicap te verminderen. Met een dergelijk initiatief zou beoogd kunnen worden om veranderingen door te voeren in de opleiding van toekomstige leraren lichamelijke opvoeding, zodat deze meer oog krijgen voor de verschillen in fysieke mogelijkheden van de hun toevertrouwde leerlingen.

    37.

    Het imago van sport voor personen met een handicap moet worden verbeterd. Zo moet gehandicaptensport op het hoogste niveau worden aangemoedigd en moeten gehandicapte topsporters hetzelfde aanzien krijgen als valide topsporters. Als mensen meer bewust worden gemaakt van de prestaties van gehandicapte topsporters, zal dat ongetwijfeld tot een verandering in perceptie leiden. De communicatiestrategie betreffende de Paralympische Spelen en sportevenementen op hoog niveau voor mensen met een handicap is in dit verband van groot belang.

    38.

    Sport voor personen met een handicap is sterk afhankelijk van vrijwilligerswerk. We moeten blijven inzetten op een behoorlijke opleiding voor vrijwilligers. In bepaalde opzichten moet deze opleiding worden aangepast aan de behoeften van de deelnemende partijen. Steeds belangrijker is ook dat vrijwilligers goed worden begeleid. Organisaties die zich met sport voor personen met een handicap bezighouden, moeten beter gaan functioneren dankzij de inzet van instrumenten voor personeelsbeheer en kwaliteitsontwikkeling. Om de kwaliteit te verbeteren, moeten er beroepskrachten worden opgeleid. Deze zijn absoluut noodzakelijk, temeer daar het gaat om personen met specifieke behoeften. Het is zaak om naar echt professionele structuren te streven.

    39.

    Helaas worden de mogelijkheden van personen met een handicap vaak onderschat. Sport kan mensen met een handicap helpen bij hun persoonlijke ontwikkeling en kan daarmee ook een belangrijke bijdrage leveren aan een geslaagde beroepsintegratie.

    40.

    Het CvdR schaart zich achter de EU-richtsnoeren over duale carrières voor sporters (4) (sporten combineren met studie of werk) en de daarin vervatte opmerking dat de sport in het algemeen en de sport voor personen met een handicap in het bijzonder er sterk gebaat bij zouden zijn als de maatregelen om duale carrières te ondersteunen, voor alle sporters in gelijke mate zouden gelden. Ook schaart het CvdR zich achter het standpunt dat heel wat sportdisciplines voor personen met een handicap beoefend worden in het kader van breedtesportorganisaties en dat deze groep dus speciale aandacht moet krijgen om gelijke behandeling te waarborgen en om specifieke scenario's uit te werken als de scenario's voor valide sporters onbruikbaar zijn.

    41.

    De sector zou zich er onverwijld voor moeten inzetten om zijn jongste sporters zelfstandig te helpen worden en om hen in hun persoonlijke ontwikkeling te begeleiden. In dit verband moet er steun komen voor specifieke onderwijsmaatregelen die tijdens sportevenementen worden voorgesteld voor jonge sporters.

    Specifieke vraagstukken: gezondheid

    42.

    Het CvdR erkent dat sport belangrijk is om de volksgezondheid te bevorderen en de gezondheidseducatie te verbeteren, en onderstreept dat er een specifiek verband bestaat tussen aangepaste lichaamsbeweging en revalidatie van personen met een handicap. Het gaat immers om hun lichamelijke en geestelijke gezondheid.

    43.

    De werkzaamheden van de EU-deskundigengroep „Sport, gezondheid en participatie” worden door het CvdR toegejuicht. Deze groep is door de Raad verzocht tegen half 2013 maatregelen voor te stellen ter ondersteuning van gezonde lichaamsbeweging en deelname aan breedtesport. Het CvdR dringt erop aan dat sport en lichaamsbeweging expliciet erkend en ondersteund worden als therapeutische instrumenten voor personen met een handicap.

    44.

    Het CvdR neemt kennis van de werkzaamheden van de EU-deskundigengroep „Dopingbestrijding” die door de Raad is verzocht het EU-standpunt over de herziening van de wereldantidopingcode van het Wereldantidopingagentschap (WADA) op papier te zetten, erkent het belang van „goed bestuur” in sport en zou graag zien dat de betrokkenen uit de paralympische sector hierbij nauwer worden betrokken.

    45.

    De problematiek van toegankelijkheid voor personen met een handicap moet in alle financieringsinstrumenten van het nieuwe meerjarig financieel kader aan de orde komen.

    Specifieke vraagstukken: financiële en structurele ondersteuning

    46.

    In het voorstel voor het programma Erasmus+, dat nog op de onderhandelingstafel ligt, is een begrotingslijn voor sport opgenomen. Het CvdR dringt er bij de Commissie op aan om in de handleiding voor begunstigden bij het Erasmus+-programma expliciet te verwijzen naar gehandicaptensport en sport voor deze groep aan te merken als een prioritaire actiemaatregel.

    47.

    Specifieke maatregelen inzake projecten ter bevordering van sport voor personen met een handicap op lokaal en regionaal niveau zouden door de Commissie moeten worden aangemoedigd.

    48.

    Kenmerkend voor de sector is een zekere versnippering tussen verschillende EU-instrumenten waarmee min of meer dezelfde doelen worden nagestreefd. Betere harmonisatie, gekoppeld aan financieringsafspraken op lange termijn, in ieder geval voor de belangrijkste vertegenwoordigers van de sector op Europees niveau, zouden zeer van pas komen.

    49.

    Er zou gebruik moeten worden gemaakt van de Structuurfondsen om op lokaal en regionaal niveau sportvoorzieningen te creëren die voor iedereen openstaan en toegankelijk zijn. Ook is het van cruciaal belang dat via Horizon 2020 middelen worden uitgetrokken voor onderzoek naar technologieën die verband houden met sport voor personen met een handicap. Investeringen in onderzoek en innovatie, met name via universiteiten en bedrijven uit de sector, zijn fundamenteel. Momenteel worden er trouwens heel wat proefschriften aan deze problematiek gewijd. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar sport voor therapeutische doeleinden, bijv. therapeutisch paardrijden.

    50.

    Het CvdR verzoekt de EU-instellingen om er op lange termijn voor te blijven ijveren dat sportevenementen voor iedereen openstaan, met name voor jonge mensen met een handicap.

    De rol van de lokale en regionale overheden

    51.

    Lokale en regionale overheden spelen binnen de grenzen van hun institutionele bevoegdheden een cruciale rol bij de ontwikkeling van de Europese dimensie van sport voor personen met een handicap.

    52.

    De inbreng van lokale en regionale overheden moet worden vergroot op basis van een gemeenschappelijk programma dat samen wordt opgesteld met de Europese Commissie, de Raad en de nationale autoriteiten die bevoegd zijn voor sport, personen met een handicap en sportactiviteiten die voor hen worden georganiseerd en die gericht zijn op hun integratie in breedtesport. Decentrale overheden kunnen de EU dichter bij het lokale niveau brengen, zodat er een koppeling kan ontstaan met initiatieven die door sportclubs, scholen of ouders worden ontplooid.

    53.

    Vooral op lokaal en regionaal niveau is ervaring voorhanden met de bevordering van de ontwikkeling van sport voor personen met een handicap, en bestaan er ook structurele partnerschapsverbanden ter zake. Het CvdR pleit voor de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden op dit gebied en wijst erop dat het deze zelf onder de aandacht kan brengen, met steun van de Europese instellingen en de belanghebbende partijen. Het vertalen van het bestaande materiaal is een hele uitdaging, maar zou aangemoedigd moeten worden. Nagedacht zou moeten worden over een manier om voorbeelden van bijzonder geslaagde methoden te belonen.

    54.

    Het CvdR steunt het systeem van regionale verantwoordelijken voor de ontwikkeling van sport voor personen met een handicap. Zij zouden het voortouw kunnen nemen om geslaagde methoden uit te wisselen en toe te passen, door bijvoorbeeld gebruik te maken van informaticatools, en om het Europese beleid te laten aansluiten op de daadwerkelijke situatie in de regio's. Door meer Europese projecten voor de uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden op te zetten kunnen gemeenschappelijke problemen met succes worden opgelost, en kunnen de behoeften van andere regio's en landen in kaart worden gebracht.

    Aanvullende conclusies

    55.

    Het CvdR neemt kennis van de eerste plannen voor het promoten van een „Europese sportweek” en dringt erop aan dat er in dit kader plaats wordt ingeruimd voor sport die speciaal voor personen met een handicap bestemd is, en die geïntegreerd wordt in de breedtesport. Voorts moet worden overwogen om een jaarlijkse „Europese dag van de sport voor personen met een handicap” in het leven te roepen.

    56.

    Het CvdR stelt vast dat er in deze sector een gebrek aan vergelijkbare regionale informatie bestaat en pleit voor systemen om betrouwbare gegevens te verzamelen. Hiertoe zou bijvoorbeeld opdracht kunnen worden gegeven voor een specifieke Eurobarometer-enquête over sport voor personen met een handicap, of zouden er op zijn minst gerichtere vragen over dit thema kunnen worden opgenomen in toekomstige Eurobarometer-enquêtes over sport en/of handicap.

    57.

    Het CvdR pleit er sterk voor om een Europese deskundigengroep inzake sport voor personen met een handicap op te richten die zou moeten erkennen dat deze sector een specifieke taak heeft te vervullen en die de bijdragen van allerlei betrokkenen uit de sector zou moeten analyseren. Deze Europese deskundigengroep zou er goed aan doen om de aanzet te geven tot het volgende:

    in inhoudelijk opzicht:

    een gemeenschappelijke definitie voorstellen van de termen „handisport” (voor personen met een lichamelijke handicap), „aangepast sporten” (voor personen met een verstandelijke handicap) en „gedeeld sporten” (voor personen met en zonder handicap samen), teneinde in dezen voor meer helderheid te zorgen;

    in technisch opzicht:

    de meest betekenisvolle regionale en lokale ervaringen die als voorbeeld kunnen dienen, inventariseren en verzamelen, teneinde ze onder de aandacht te brengen;

    de politiek verantwoordelijken de nodige technische elementen verschaffen zodat ze zich meer bewust worden van de situatie, en het CvdR in staat stellen werk te maken van zijn ambitie om op dit gebied, waar lokale en regionale overheden een hoofdrol spelen, faciliterend op te treden.

    Brussel, 29 november 2013.

    De voorzitter van het Comité van de Regio’s

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    (1)  COM(2010) 636 final.

    (2)  COM(2011) 12 final.

    (3)  COM(2007) 391 final.

    (4)  http://ec.europa.eu/sport/library/documents/c3/dual-career-guidelines-final.pdf


    Top