Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0202

    Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2013 over de rechten van de vrouw in de toetredingslanden op de Balkan (2012/2255(INI))

    PB C 55 van 12.2.2016, p. 23–32 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.2.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 55/23


    P7_TA(2013)0202

    Rechten van de vrouw in de toetredingslanden op de Balkan

    Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2013 over de rechten van de vrouw in de toetredingslanden op de Balkan (2012/2255(INI))

    (2016/C 055/04)

    Het Europees Parlement,

    gezien artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 8 en 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

    gezien het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW), aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN op 18 december 1979,

    gezien Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR 1325),

    gezien het Europees pact voor gendergelijkheid (2011-2020) dat in maart 2011 door de Raad werd aangenomen (1),

    gezien de verklaring van Peking en het bijbehorende actieprogramma die op 15 september 1995 tijdens de vierde wereldvrouwenconferentie werden aangenomen, en gezien de resoluties van het Parlement van 18 mei 2000 over de follow-up van het actieprogramma van Peking (2), van 10 maart 2005 over de follow-up van de vierde wereldvrouwenconferentie — het actieprogramma van Peking (Peking + 10) (3) en van 25 februari 2010 over Peking + 15 — het VN-actieprogramma voor gendergelijkheid (4),

    gezien de mededeling van de Commissie van 21 september 2010 met als titel „Strategie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2010-2015” (COM(2010)0491),

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 met de titel „Advies van de Commissie betreffende het verzoek van Albanië om toetreding tot de Europese Unie” (COM(2010)0680), waarin staat dat gendergelijkheid in de praktijk niet volledig wordt gegarandeerd, met name op het vlak van werkgelegenheid en toegang tot economische steun,

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 november 2010 met de titel „Advies van de Commissie betreffende het verzoek van Montenegro om toetreding tot de Europese Unie” (COM(2010)0670), waarin staat dat gendergelijkheid in de praktijk niet volledig wordt gegarandeerd,

    gezien de voortgangsverslagen van 2012 van de Commissie over kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in bijlage bij de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012, getiteld „Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2012-2013” (COM(2012)0600),

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 over een haalbaarheidsstudie voor een stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Kosovo (COM(2012)0602),

    gezien de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 betreffende de voornaamste bevindingen van het uitgebreide monitoringverslag over de stand van de voorbereidingen van Kroatië voor het lidmaatschap van de Europese Unie (COM(2012)0601),

    gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2008 met als titel „Westelijke Balkan: versterking van het Europees perspectief” (COM(2008)0127),

    gezien de mededeling van de Commissie van 27 januari 2006 met als titel „De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart” (COM(2006)0027),

    gezien de conclusies van de Raad van 2 en 3 juni 2005 waarin de lidstaten en de Commissie worden opgeroepen de institutionele mechanismen ter bevordering van gendergelijkheid te versterken en een kader te creëren voor de beoordeling van de tenuitvoerlegging van het actieprogramma van Peking, om zo een samenhangender en systematischer toezicht op de voortgang mogelijk te maken,

    gezien de conclusies van de Raad van 30 november en 1 december 2006 over de toetsing van de uitvoering door de lidstaten en de EU-instellingen van het actieprogramma van Peking — Indicatoren betreffende institutionele mechanismen,

    gezien de conclusies van de Raad van 30 september 2009 over de toetsing van de uitvoering door de lidstaten en de EU-instellingen van het actieprogramma van Peking,

    gezien zijn resolutie van 4 december 2008 over de situatie van vrouwen op de Balkan (5),

    gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over de EU-strategie voor de integratie van de Roma (6),

    gezien artikel 48 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0136/2013),

    A.

    overwegende dat zeven landen op de Westelijke Balkan — Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Kosovo, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM), Montenegro en Servië — zich in verschillende stadia van het proces van toetreding tot de Europese Unie bevinden; overwegende dat deze landen het acquis communautaire en andere EU-verplichtingen op het vlak van gendergelijkheid moeten aannemen en uitvoeren tijdens dit proces;

    B.

    overwegende dat voor de uitvoering van maatregelen op het vlak van vrouwenrechten en gendergelijkheid het bewustzijn bij de bevolking over deze rechten moet worden vergroot, er op gerechtelijke en niet-gerechtelijke wijze een beroep moet kunnen worden gedaan op deze rechten, en overheids- en onafhankelijke instellingen dit uitvoeringsproces moeten initiëren, volbrengen en controleren;

    C.

    overwegende dat vrouwen een belangrijke rol vervullen bij vredes-, stabiliserings- en verzoeningsprocessen, en overwegende dat de bijdrage van vrouwen erkend en aangemoedigd moet worden, conform Resolutie 1325 en daaropvolgende resoluties;

    Algemene opmerkingen

    1.

    merkt op dat de toetredingslanden op de Westelijke Balkan een groot gedeelte van de in het EU-toetredingsproces vereiste wetgeving hebben aangenomen, maar dat deze wetgeving in veel gevallen niet doeltreffend wordt uitgevoerd;

    2.

    benadrukt dat de vrouwen in de Westelijke Balkanlanden een belangrijke rol in de samenleving moeten vervullen via actieve participatie en vertegenwoordiging op alle niveaus van het politieke, economische en maatschappelijke leven; wijst erop hoe belangrijk het is gelijkwaardige participatie van vrouwen op alle besluitvormingsniveaus (van lokaal tot nationaal, van uitvoerend tot wetgevend) te realiseren;

    3.

    constateert met bezorgdheid dat de bevolking in de meeste landen zich niet terdege bewust is van de bestaande wetgeving en het beleid ter bevordering van gendergelijkheid en vrouwenrechten en dat dit bewustzijn zelden de kwetsbare of gemarginaliseerde leden van de samenleving, met name Roma-vrouwen, bereikt; verzoekt de Commissie en de regeringen van de toetredingslanden het bewustzijn aan te wakkeren via media- en publieke campagnes en voorlichtingsprogramma's, teneinde genderstereotypen uit te bannen, vrouwelijke rolmodellen in beeld te brengen en actieve deelname te bevorderen van vrouwen in alle facetten van het leven, waaronder besluitvorming; dringt vooral aan op persoonlijke toewijding van regeringsleden en ambtenaren;

    4.

    onderstreept het belang van bewustmakingscampagnes in de strijd tegen stereotype opvattingen, discriminatie (op grond van geslacht, cultuur of religie), en huiselijk geweld en voor gendergelijkheid in het algemeen; merkt op dat deze campagnes ondersteund moeten worden door positieve beeldvorming over vrouwelijke rolmodellen in media en reclame, voorlichtingsmateriaal en op internet; benadrukt hoe belangrijk het is dat de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden wordt verbeterd, vooral ten aanzien van discriminerende gebruiken en clichés;

    5.

    stelt met bezorgdheid vast dat vrouwen op de arbeidsmarkt en in de economische en politieke besluitvorming nog altijd ondervertegenwoordigd zijn; is een voorstander van de invoering van quota en verzoekt de landen die daartoe nog niet zijn overgegaan vrouwelijke vertegenwoordiging te bevorderen en, waar nodig, daadwerkelijk quota toe te passen in politieke partijen en nationale parlementen, en stimuleert de landen die wel quota hebben ingevoerd dit proces voort te zetten om te garanderen dat vrouwen kunnen deelnemen aan het politieke leven en hun ondervertegenwoordiging kunnen opheffen; merkt op dat waar genderquota ingevoerd zijn in de politieke besluitvorming, deze ook correct moeten worden toegepast, en tevens worden aangevuld met doeltreffende wettelijke sancties; is in dit opzicht ingenomen met de internationale conferentie „Partnerschap voor verandering”, die in oktober 2012 werd georganiseerd te Pristina, onder auspiciën van het enige vrouwelijke staatshoofd in de regio, Atifete Jahjaga;

    6.

    stelt met bezorgdheid vast dat de arbeidsparticipatie van vrouwen in de Westelijke Balkanlanden zeer laag blijft; benadrukt dat ondersteuning van gelijkekansenbeleid belangrijk is voor de economische en sociale ontwikkeling van de toetredingslanden op de Balkan; dringt er bij de regeringen op aan maatregelen te treffen om loonverschillen tussen mannen en vrouwen en dus ook de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, en de hoge werkloosheid terug te dringen, waarbij de aandacht vooral moet uitgaan naar vrouwen, met name in plattelandsgebieden; verzoekt de regeringen van de landen op de Balkan in wetgeving vast te leggen dat mannen en vrouwen recht hebben op gelijke lonen voor gelijk werk, zodat vrouwen werk en privéleven gemakkelijker kunnen combineren, om te zorgen voor betere werkomstandigheden, levenslang leren en flexibele werkschema’s, en om daarnaast een inspirerende sfeer te creëren voor vrouwelijk ondernemerschap;

    7.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat in sommige landen in deze regio vrouwelijke ondernemers vaak worden gediscrimineerd als zij een bedrijfslening willen afsluiten en nog veelvuldig op hindernissen stuiten die gebaseerd zijn op genderstereotypen; verzoekt de landen in deze regio na te denken over het opzetten van begeleidings- en ondersteuningsprogramma's waarbij gebruik wordt gemaakt van het advies en de ervaring van professionals uit de ondernemerswereld; verzoekt de Westelijke Balkanlanden actieve arbeidsmarktregelingen in te voeren om de werkloosheid onder vrouwen terug te dringen; dringt erop aan dat deze landen kredietregelingen ontwikkelen en financiële middelen voor startende ondernemingen beschikbaar stellen;

    8.

    benadrukt dat alle vormen van discriminatie op de werkplek moeten worden bestreden, met inbegrip van discriminatie op grond van geslacht, bij aanwerving, bevordering en speciale uitkeringen;

    9.

    benadrukt dat het bij de opbouw van goed functionerende democratische instellingen voor het democratische gehalte van het bestuur van cruciaal belang is te zorgen voor actieve deelname van vrouwen, die meer dan de helft van de bevolking van de Balkanlanden vormen; stelt met bezorgdheid vast dat er in de meeste landen een gebrek is aan financiële middelen en personeel voor het functioneren van overheids- en onafhankelijke instellingen die belast zijn met de initiëring en de uitvoering van maatregelen op het vlak van gendergelijkheid, en in het bijzonder beleidsmaatregelen inzake gendermainstreaming; verzoekt de autoriteiten maatregelen en actieplannen vergezeld te laten gaan van toereikende hulpmiddelen voor de uitvoering daarvan, waaronder vrouwelijk personeel; benadrukt dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) steeds meer gebruikt mag en moet worden voor projecten ter bevordering van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid, maar dat de autoriteiten in de landen zelf volledig verantwoordelijk zijn voor doeltreffende uitvoeringsmechanismen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid; verzoekt de Commissie naar behoren toe te zien op de doelmatigheid van de uitgaven;

    10.

    stelt met bezorgdheid vast dat er een gebrek is aan statistische informatie over gendergelijkheid, geweld tegen vrouwen en over de toegang tot en de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen en de behoefte aan contraceptie waaraan niet wordt voldaan — informatie die nodig is om toe te zien op de uitvoering en die het mogelijk maakt om van tijd tot tijd de toetredingslanden onderling en de EU-lidstaten en de toetredingslanden met elkaar te vergelijken; verzoekt de regeringen van de toetredingslanden op de Balkan een gezamenlijke methodiek in het leven te roepen om samen met Eurostat, EIGE en andere relevante instellingen statistische informatie te vergaren; wijst erop dat specifieke strategieën moeten worden ontwikkeld en bestaande strategieën moeten worden uitgevoerd ter verbetering van de positie van vrouwen die met meervoudige discriminatie te maken hebben, zoals Roma-vrouwen, lesbische, biseksuele of transseksuele vrouwen, gehandicapte vrouwen, vrouwen die tot een etnische minderheid behoren of oudere vrouwen;

    11.

    is van mening dat vrouwen een essentiële rol vervullen bij het streven naar stabilisering en conflictoplossing, wat van cruciaal belang is voor verzoening in de hele regio; benadrukt hoe belangrijk het is dat vrouwelijke slachtoffers van oorlogsmisdrijven, in het bijzonder van verkrachtingen, toegang tot de rechter hebben; wijst wederom op de verantwoordelijkheid van alle landen om een einde te maken aan straffeloosheid en om de verantwoordelijken van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden, waaronder seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes, gerechtelijk te vervolgen en deze misdaden als misdaden tegen de menselijkheid en als oorlogsmisdaden te erkennen en te veroordelen; benadrukt dat deze misdaden moeten worden uitgesloten van amnestieregelingen; is ingenomen met de inspanningen van netwerken als de Regionale Vrouwenlobby ter ondersteuning van vrouwen bij vredesopbouw en bij het verkrijgen van toegang tot de rechter in landen die zich in de fase na een conflict bevinden; benadrukt dat het noodzakelijk blijft het verleden te verwerken en systematisch te zorgen voor gerechtigheid en eerherstel voor de slachtoffers van conflictgerelateerd seksueel geweld; dringt erop aan dat de betrokken landen adequate programma's voor de bescherming van getuigen en voor de vervolging van deze misdaden goedkeuren en uitvoeren;

    12.

    veroordeelt alle vormen van geweld tegen vrouwen en stelt met bezorgdheid vast dat gendergerelateerd geweld en verbaal geweld in de landen op de Balkan nog altijd voorkomen; verzoekt de regeringen van de Balkanlanden om de rechtshandhavingsorganen beter toe te rusten om onder meer gendergerelateerd geweld, huiselijk geweld, gedwongen prostitutie en vrouwenhandel met succes aan te pakken, om opvangcentra voor slachtoffers te creëren die te maken hebben (gehad) met huiselijk geweld, en er zorg voor te dragen dat de rechtshandhavingsinstellingen, overheden en ambtenaren alerter zijn op dit verschijnsel; spoort de nationale instanties in de regio aan bewustmakingsprogramma's op te zetten over huiselijk geweld;

    13.

    constateert met grote bezorgdheid dat 30 % van de slachtoffers van grensoverschrijdende mensenhandel in de EU afkomstig is uit de Balkan en dat gebleken is dat verreweg de meeste slachtoffers vrouwen en meisjes zijn; benadrukt dat gendergelijkheid, bewustmakingscampagnes en maatregelen tegen corruptie en georganiseerde misdaad essentieel zijn om mensenhandel te voorkomen en potentiële slachtoffers te beschermen; spoort de nationale instanties in de regio aan samen te werken aan de vorming van een verenigd front;

    14.

    dringt er bij de instanties van de toetredingslanden op de Balkan op aan voldoende middelen uit te trekken voor de bestrijding van mensenhandel, beter in staat te zijn om personen die mogelijk gevaar lopen omdat zij behoren tot een kwetsbare bevolkingsgroep voortijdig te herkennen en te beschermen, bij wet vast te leggen dat slachtoffers van mensenhandel niet gestraft worden voor misdrijven die een direct gevolg zijn van het feit dat ze slachtoffer van mensenhandel zijn geworden, zich te blijven inspannen voor de bescherming van slachtoffers, rechtshandhavingsambtenaren te trainen en de capaciteit van opvangcentra en noodopvang te vergroten; dringt er bij de betrokken regeringen tevens op aan de bestaande wetgeving beter ten uitvoer te leggen, teneinde een omgeving te creëren die mensenhandelaren ontmoedigt, en waarin gevallen van mensenhandel tot op de bodem worden uitgezocht en daders worden vervolgd en bestraft; verzoekt de Commissie er bij de toetredingslanden op de Balkan op aan te dringen hun prestaties op het gebied van vervolging en bestraffing te verbeteren en plaatselijke initiatieven te ondersteunen waarmee de oorzaken van mensenhandel, zoals huiselijk geweld en beperkte economische mogelijkheden voor vrouwen, worden aangepakt;

    15.

    is van oordeel dat gelijkheid en uitbanning van discriminatie wegens seksuele gerichtheid of genderidentiteit voorwaarden zijn voor echte gendergelijkheid; spoort de regeringen van de toetredingslanden aan de aanhoudende homofobie en transfobie in wetgeving, beleid en in de praktijk aan te pakken, onder meer via wetgeving inzake haatmisdrijven, politietraining en antidiscriminatiewetgeving, en verzoekt de nationale instanties in deze regio haat en geweld op basis van seksuele gerichtheid, genderidentiteit en genderexpressie te veroordelen;

    16.

    is ingenomen met de toename in grensoverschrijdende regionale initiatieven op het vlak van vrouwenrechten en gendergelijkheid; verzoekt regeringen en de Commissie om deze initiatieven te steunen en de uitwisseling en verspreiding van goede werkmethoden die daaruit voortkomen te bevorderen, onder andere door de pretroetredingsfondsen aan te wenden en voldoende subsidies beschikbaar te stellen voor deze initiatieven, mede uit het oogpunt van genderbudgettering;

    17.

    verzoekt de regeringen van Montenegro, Servië, FYROM en Albanië bij aanvang van de toetredingsonderhandelingen een kaderovereenkomst te sluiten met hun parlement, politieke partijen en het maatschappelijk middenveld over de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, onder andere op het vlak van vrouwenrechten en gendergelijkheid, bij de toetredingsonderhandelingen, bij het opstellen van de actieplannen voor hervormingen, die uit deze onderhandelingen voortvloeien, en bij het verlenen van toegang tot relevante documenten in verband met het toetredingsproces;

    18.

    roept de toetredingslanden van de Balkan op tot erkenning en ondersteuning van de rol van het maatschappelijk middenveld en vrouwenorganisaties op gebieden zoals de bevordering van de rechten van de LGBT-gemeenschap, de bestrijding van geweld tegen vrouwen, de bevordering van participatie en vertegenwoordiging van vrouwen in de politiek en de bevordering van vredesopbouw; ondersteunt alle maatregelen ter versterking van de rol van vrouwen en van hun positie in de samenleving;

    19.

    stelt met bezorgdheid vast dat het proces van maatschappelijke integratie van Roma in de meeste toetredingslanden van de Balkan is vertraagd en in sommige gevallen zelfs tot stilstand is gekomen; dringt er bij de betrokken regeringen op aan zich meer in te spannen voor de integratie van Roma en ervoor te zorgen dat er een einde komt aan alle vormen van discriminatie van en vooroordelen jegens Roma, en met name vrouwen en kinderen, die gebukt gaan onder meervoudige discriminatie op verschillende gebieden; verzoekt de Commissie zich meer in te spannen om de toetredingslanden hierbij te betrekken, ongeacht de fase van het toetredingsproces waarin zij zich bevinden, alsmede om in dit verband gebruik te maken van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) en het mechanisme van het stabilisatie- en associatieproces (SAO);

    20.

    stelt met bezorgdheid vast dat activisten die opkomen voor de rechten van de LGBT-gemeenschap en mensenrechtenactivisten die de nadruk leggen op het belang het verleden onder ogen te zien, veelvuldig het slachtoffer zijn van haatpropaganda, bedreigingen en fysiek geweld, en dringt er bij de toetredingslanden van de Balkan op aan specifieke maatregelen te nemen om geweld tegen vrouwelijke mensenrechtenactivisten te voorkomen en te bestrijden;

    21.

    verzoekt de Commissie de uitvoering van vrouwenrechten, de integratie van gendergelijkheid en de permanente strijd tegen huiselijk geweld centraal te stellen in het toetredingsproces van de landen op de Westelijke Balkan, door deze kwesties te blijven aankaarten in voortgangsverslagen en tevens gewag te maken van en controle uit te oefenen op de uitvoering daarvan, het belang van deze vraagstukken in contacten met de autoriteiten te benadrukken, en zelf het goede voorbeeld te geven door te zorgen dat haar eigen delegaties, onderhandelingsteams en vertegenwoordiging bij vergaderingen en in de media een goed evenwicht tussen mannen en vrouwen laten zien;

    22.

    dringt er bij de EU-delegaties in de Balkanlanden op aan om de vorderingen op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid met het oog op een toekomstige toetreding tot de EU op de voet te volgen, en verzoekt de delegaties elk een functionaris te belasten met het genderbeleid ter vergemakkelijking van de uitwisseling van optimale werkmethoden in de Balkanregio;

    23.

    spoort de nationale autoriteiten in de regio aan gendergelijkheid te ondersteunen via onderwijs op scholen en universiteiten; merkt op dat het veel meisjes al op jonge leeftijd wordt afgeraden om op school of op de universiteit vakken te kiezen die als typisch „mannelijk” worden gezien, zoals natuurwetenschappen, wiskunde en technologie; pleit voor de invoering van basiscursussen op school en een breder scala aan vakken en carrières waaruit meisjes kunnen kiezen, zodat zij de kennis kunnen opdoen en alle vaardigheden kunnen verwerven die nodig zijn voor succes in welke loopbaan dan ook;

    24.

    wijst er met nadruk op dat vrouwen zeggenschap moeten hebben over hun seksuele en reproductieve rechten en onder meer toegang moeten hebben tot goede anticonceptiemiddelen; uit zijn bezorgdheid over de beperkingen op de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten in de toetredingslanden van de Balkan;

    25.

    verzoekt de regeringen van de toetredingslanden op de Balkan wetgeving en beleid vast te stellen om de universele toegang tot reproductieve gezondheidszorg te garanderen en reproductieve rechten te bevorderen, en systematisch gegevens te verzamelen die nodig zijn om de situatie op het vlak van seksuele en reproductieve gezondheid te verbeteren;

    Albanië

    26.

    verzoekt de Albanese regering te streven naar de deelname van meer vrouwen in de politieke besluitvorming, vooral met het oog op de parlementsverkiezingen van 2013;

    27.

    verzoekt de Albanese regering haar nationale strategie voor integratie en ontwikkeling en de Wet inzake bescherming tegen discriminatie uit te voeren door het Bureau van de commissaris voor de bescherming tegen discriminatie te versterken en een beroepsinstelling in het leven te roepen in de vorm van een commissaris die specifiek bevoegd is inzake gevallen van genderdiscriminatie, en zo een sfeer te creëren waarin vrouwen die bevallen van een meisje niet het slachtoffer worden van discriminatie;

    28.

    verzoekt de Albanese regering de coördinatie tussen de nationale en plaatselijke autoriteiten, met name voor de bestrijding van huiselijk geweld te verbeteren, en merkt op dat in Albanië vrouwen nauwer betrokken moeten worden bij het besluitvormingsproces op nationaal en plaatselijk niveau;

    29.

    verzoekt de Albanese regering gendergevoelige wetswijzigingen voor te stellen op het gebied van eigendomsrechten, strafrecht, kiesrecht en arbeidsrecht;

    30.

    prijst Albanië voor de opleiding die aan rechters wordt geboden over de tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en de maatregelen ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en voor de mogelijkheid die slachtoffers van discriminatie of geweld hebben om een beroep te doen op kosteloze rechtsbijstand;

    31.

    prijst Albanië voor het besluit om de genderdimensie te integreren in het begrotingsprogamma voor alle vakministeries op de middellange termijn, en ziet uit naar de resultaten van de tenuitvoerlegging daarvan;

    32.

    verzoekt de Albanese regering prestatie-indicatoren te hanteren en zo nodig aan te passen om toe te zien op de uitvoering van maatregelen op het vlak van vrouwenrechten en gendergelijkheid;

    33.

    verzoekt het Albanese parlement een parlementaire commissie in te stellen die zich bezighoudt met vrouwenrechten en gendergelijkheid;

    34.

    dringt bij de Albanese regering aan op een intensievere uitvoering van beleidsinstrumenten ter bevordering van de rechten van vrouwen, met name op lokaal niveau, zoals de nationale strategie inzake gendergelijkheid, huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen (2011-2015);

    35.

    prijst de Albanese autoriteiten voor de vaststelling van prestatie-indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van maatregelen op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid en voor de publicatie van het nationale verslag over de status van vrouwen en gendergelijkheid in Albanië 2012;

    Bosnië en Herzegovina

    36.

    roept de regering van Bosnië en Herzegovina op de wetgeving inzake gendergelijkheid en de rechtspraktijk op verschillende niveaus op één lijn te brengen om te komen tot een uniforme rechtssituatie in het land, en het departement dat centraal verantwoordelijk is voor gendergelijkheid te versterken, om het blijvende gebrek aan vrouwen in hogere posities binnen het bestuur aan te pakken, en te onderzoeken welke problemen er tot dusver zijn ontstaan wegens niet-uitvoering van de wetgeving; verzoekt de Commissie alle beschikbare middelen in te zetten om de controleerbaarheid en krachtiger inspanningen van de autoriteiten van Bosnië Herzegovina in deze richting in de hand te werken; verzoekt de regering van Bosnië en Herzegovina meer nadruk te leggen op de uitvoering en de harmonisatie van de Wet inzake gendergelijkheid van Bosnië Herzegovina en de Wet op het discriminatieverbod en andere wetgeving op nationaal niveau;

    37.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat zwangere vrouwen en vrouwen die net een kind hebben gekregen op de arbeidsmarkt worden gediscrimineerd, en over de verschillen in socialezekerheidsrechten in verband met moederschap tussen de verschillende entiteiten en kantons; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan de socialezekerheidsrechten van personen die moederschaps-, vaderschaps- of ouderschapsverlof opnemen te harmoniseren en in het hele land op een gelijk, hoog niveau te brengen;

    38.

    stelt met bezorgdheid vast dat weinig mensen op de hoogte zijn van de wetgeving inzake gendergelijkheid en geweld tegen vrouwen, niet alleen onder de bevolking, maar ook onder de ambtenaren van wetshandhavingsinstanties; verzoekt de autoriteiten een actieplan uit te voeren om meer bewustzijn te kweken en wetshandhavers te trainen;

    39.

    neemt er met ernstige bezorgdheid nota van dat de wetgeving van beide entiteiten inzake de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld nog altijd niet geharmoniseerd is, teneinde huiselijk geweld in het strafrecht van beide entiteiten in Bosnië en Herzegovina als delict te erkennen, waardoor er voor de slachtoffers van huiselijk geweld dus nog steeds geen rechtszekerheid bestaat; dringt er bij de regering van Bosnië en Herzegovina op aan dit probleem zo snel mogelijk op te lossen om de bescherming van slachtoffers te verbeteren;

    40.

    prijst de vrouwen in het parlement van Bosnië en Herzegovina voor hun partijoverstijgende debat met de betrokken ministers over gendergerelateerd geweld; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina aan dit debat een vervolg te geven en concrete maatregelen te nemen ter bevordering van de bestrijding van gendergerelateerd geweld;

    41.

    verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina officiële statistieken te verstrekken over het aantal gerapporteerde gevallen van geweld, op basis van gegevens uit politierapporten, zorginstellingen en gerechtelijke instellingen, en deze statistieken openbaar toegankelijk te maken; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina tevens om gegevens te verzamelen en te publiceren over maatregelen die gericht zijn op de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld;

    42.

    dringt er bij de regering van Bosnië en Herzegovina op aan om de Wet inzake gendergelijkheid van Bosnië en Herzegovina te harmoniseren met de kieswet voor wat betreft de samenstelling van uitvoerende bestuursorganen op alle niveaus van de besluitvorming (op gemeente-, kanton-, entiteit- en landniveau);

    43.

    prijst Bosnië en Herzegovina voor de wetgeving waarin een minimale vertegenwoordiging van 40 % voor beide geslachten in bestuursfuncties bij de nationale en lokale overheid verplicht wordt gesteld, maar merkt op dat dit er in de praktijk niet toe heeft geleid dat 40 % van de bestuursfuncties wordt bekleed door vrouwen; dringt er bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan een actieplan voor de uitvoering van deze wetgeving op te stellen, met duidelijke tijdschema's en een heldere verdeling van bevoegdheden;

    44.

    stelt met bezorgdheid vast dat er een gebrek is aan financiële middelen en personeel voor de uitvoering van het actieplan bij Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, voor institutionele mechanismen om gendergelijkheid te garanderen, voor passende toegang tot de rechter en voor opvanghuizen voor slachtoffers van huiselijk geweld; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op alle niveaus toereikende financiering voor deze doeleinden in hun begroting op te nemen;

    45.

    betreurt het dat de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina tot nu toe slechts een gering aantal oorlogsmisdaden van seksuele aard hebben onderzocht en veroordeeld; stelt met grote bezorgdheid vast dat een groot aantal daders van dergelijke misdrijven ongestraft is gebleven; constateert verder dat de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina geen passende getuigenbeschermingsprogramma's voor slachtoffers hebben opgezet; dringt er om die reden bij de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina op aan te waarborgen dat alle slachtoffers van oorlogsmisdrijven van seksuele aard veilige en adequate toegang tot de rechter wordt geboden en dat alle zaken die verband houden met oorlogsmisdrijven snel en doeltreffend worden afgehandeld;

    46.

    verzoekt de regering van Bosnië en Herzegovina het toezicht op de bestaande wetgeving op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid te verbeteren door duidelijke doelstellingen op te nemen in beleid en actieplannen en duidelijk aan te geven welke overheidsinstanties verantwoordelijk zijn voor de uitvoering; verzoekt de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina daarnaast op alle niveaus samen te werken bij het verzamelen van alomvattende statistische gegevens over gendergelijkheid ten aanzien van het land als geheel;

    Kroatië

    47.

    spoort de Kroatische regering aan ook na toetreding door te gaan met de aanpassing van de Kroatische wetgeving aan het acquis communautaire van de EU op het gebied van gendergelijkheid;

    48.

    dringt er bij de Kroatische autoriteiten op aan volledig uitvoering te geven aan de wetgeving die een vertegenwoordiging van 40 % vrouwen op kieslijsten voor plaatselijke en regionale organen voor zelfbestuur, het parlement en het Europees Parlement verplicht stelt, rekening houdend met het feit dat tijdens de parlementaire verkiezingen van 2011 tweederde van de politieke partijen dit streefcijfer niet haalde;

    49.

    prijst Kroatië voor de oprichting van een kantoor van een ombudsman voor gendergelijkheid en voor de bewustwording over maatregelen op het vlak van vrouwenrechten en gendergelijkheid, dankzij de zichtbaarheid van dit kantoor; beveelt alle landen in de regio aan na te gaan of ze dit goede voorbeeld als werkmethode kunnen volgen; spoort de Kroatische regering aan financiële middelen voor het kantoor van de ombudsman beschikbaar te blijven stellen en de aanbevelingen van de ombudsman op te volgen;

    50.

    is ingenomen met de plaatselijke actieplannen voor gendermainstreaming, met name die van de regio Istrië, en verzoekt de Kroatische regering de vaststelling en uitvoering van dergelijke actieplannen in het hele land te bevorderen;

    51.

    verzoekt de Kroatische regering een structurele dialoog aan te gaan met organisaties uit het maatschappelijk middenveld, vooral met het oog op de situatie na de toetreding;

    52.

    is ingenomen met de resultaten die Kroatië heeft geboekt met de gerichte opleiding van politieagenten in het omgaan met gevallen van geweld tegen vrouwen en genderdiscriminatie, en spoort de overheid aan deze aanpak voort te zetten; wijst erop dat deze gevallen door de rechterlijke macht echter nog niet altijd op de juiste wijze worden behandeld, en verzoekt de overheid daarom tevens acties op poten te zetten om de rechterlijke macht bewust te maken en te trainen; verzoekt de Kroatische regering voorts om te voorzien in gratis rechtsbijstand voor slachtoffers van gendergerelateerd geweld en discriminatie;

    53.

    verzoekt de Kroatische autoriteiten ten aanzien van de nationale strategie inzake de bescherming tegen geweld binnen het gezin (2011-2016) te verduidelijken welke autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de verschillende maatregelen, en autoriteiten en organisaties uit het maatschappelijk middenveld voldoende middelen toe te kennen om de strategie ten uitvoer te leggen;

    Kosovo

    54.

    is ingenomen met de rol die is toebedeeld aan het parlement van Kosovo bij het goedkeuren, evalueren en controleren van het programma voor gendergelijkheid; pleit voor de tenuitvoerlegging van de aanbevelingen die voortvloeien uit de monitoringverslagen;

    55.

    dringt er bij de Kosovaarse regering op aan een nationaal noodnummer voor slachtoffers van huiselijk en gendergerelateerd geweld in het leven te roepen, en de mogelijkheden voor het doen van aangifte en behandeling van dergelijke gevallen bekendheid te geven bij het publiek;

    56.

    prijst de Kosovaarse regering voor het feit dat zij ervoor gezorgd heeft dat het agentschap voor gendergelijkheid onder het kabinet van de premier ressorteert, en dringt er bij de regering op aan te waarborgen dat het agentschap bij de uitvoering van en het toezicht op de Wet inzake gendergelijkheid zijn taak goed kan vervullen, zonder politieke inmenging;

    57.

    verzoekt de Kosovaarse regering zo snel mogelijk het voorgestelde Centrum voor gelijke behandeling op te richten;

    58.

    prijst Kosovo vanwege de training van politieagenten bij de omgang met zaken van gendergerelateerd geweld, en vanwege de inrichting van speciale kamers op politiebureaus om slachtoffers en hun kinderen op te vangen; verzoekt de Kosovaarse regering de rechterlijke macht ook op te leiden voor de behandeling van deze zaken en het aantal opvanghuizen voor slachtoffers en de mogelijke verblijfsduur in deze opvanghuizen te vergroten;

    59.

    dringt er bij de Kosovaarse regering op aan de beginselen van Pristina, zoals vastgesteld tijdens de vrouwentop in Kosovo in oktober 2012, te erkennen en te streven naar toepassing van deze beginselen;

    60.

    benadrukt dat het gebruik van voorbehoedmiddelen moet worden bevorderd en de beschikbaarheid en toegang tot deze middelen moet worden verbeterd, want ondanks het feit dat een groter percentage vrouwen nu zulke vormen van anticonceptie gebruikt, maken zeker nog niet alle vrouwen in Kosovo gebruik van voorbehoedmiddelen;

    61.

    verzoekt de Kosovaarse regering de slachtoffers van seksueel geweld tijdens het conflict van 1998-1999 als speciale categorie in de wet te erkennen via een wijziging op Wet nr. 04/L-054 inzake de status en de rechten van martelaren, invaliden, veteranen, strijders van het Kosovaarse bevrijdingsleger en burgerslachtoffers van de oorlog en hun familieleden;

    62.

    verzoekt de Kosovaarse regering in administratieve instructies duidelijke indicatoren vast te stellen voor de naleving en niet-naleving van wetgeving over gendergelijkheid en discriminatie, teneinde de uitvoering van en het toezicht op deze wetgeving te verbeteren; verzoekt de regering voorts gegevens te verzamelen over en een nationaal register op te zetten voor zaken van gendergerelateerde discriminatie en geweld;

    voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (FYROM)

    63.

    is ingenomen met het recente wetsvoorstel van de Macedonische regering inzake seksuele intimidatie en pesten op het werk, dat het onder meer mogelijk maakt daders een geldboete op te leggen, en dringt aan op harmonisatie van dit wetsvoorstel met het wetboek van strafrecht; is ingenomen met de plannen van de Macedonische regering om de wetgeving zodanig te hervormen dat voortaan beide ouders ouderschapsverlof of familieverlof mogen opnemen om voor zieke familieleden te zorgen, en is tevens ingenomen met de onlangs aangenomen wijzigingen in het arbeidsrecht, waardoor zwangere vrouwen of net bevallen vrouwen een betere juridische bescherming wordt geboden op de arbeidsmarkt;

    64.

    stelt met bezorgdheid vast dat Roma-vrouwen dubbel gediscrimineerd worden als gevolg van hun geslacht en hun etnische origine; verzoekt daarom de Macedonische regering een alomvattend kader voor de bestrijding van discriminatie goed te keuren waarmee de rechten van Roma-vrouwen kunnen worden geëerbiedigd;

    65.

    is ingenomen met het feit dat de Macedonische autoriteiten afschrikkende sancties hebben ingesteld voor niet-naleving van de wetgeving die voorschrijft dat ten minste 30 % van beide geslachten vertegenwoordigd moet zijn in de organen van politieke besluitvorming; dringt er bij de Macedonische regering op aan nauwlettend in de gaten te houden of hierdoor het aantal vrouwen in besluitvormende organen, vooral op lokaal niveau, ten minste 30 % bedraagt;

    66.

    prijst het Macedonische parlement voor zijn actieve „vrouwenclub”, een samenwerkingsverband van parlementsleden van verschillende partijen met als doelstelling het bevorderen van vrouwenrechten en gendergelijkheid door het organiseren van openbare debatten, conferenties, internationale en andere evenementen, en door samenwerking met het maatschappelijk middenveld, om gevoelige of gemarginaliseerde onderwerpen bespreekbaar te maken, zoals seksuele voorlichting op lagere scholen, huiselijk geweld, AIDS, baarmoederhalskanker, haatpropaganda en de positie van vrouwen op het platteland;

    67.

    merkt op dat de mechanismen die de juridisch vertegenwoordiger van het departement voor gelijke kansen van het ministerie van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, verantwoordelijk voor het verstrekken van juridisch advies in gevallen van ongelijke behandeling van mannen en vrouwen, ter beschikking staan, niet naar behoren functioneren; verzoekt de Macedonische regering dan ook maatregelen te treffen om het functioneren van deze mechanismen te verbeteren;

    68.

    constateert met bezorgdheid dat de uitvoering van de actieplannen en strategieën voor gendergelijkheid versnipperd is en dat de algehele coördinatie van de inspanningen gebrekkig is; verzoekt de Macedonische regering de financiële en menselijke hulpbronnen voor het Departement voor gendergelijkheid te verhogen en op nationaal en plaatselijk niveau coördinatoren voor gelijke kansen aan te stellen en ervoor te zorgen dat zij doeltreffend functioneren;

    69.

    is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt bij de bestrijding van gendergerelateerd geweld, die niet in de laatste plaats blijkt uit de stijging van het aantal gevallen waarin aangifte wordt gedaan dankzij bewustmakingscampagnes, de opleiding van gespecialiseerde politieagenten en het bereiken van overeenstemming tussen verschillende instellingen over protocollen voor de behandeling van aangiften; stelt echter met bezorgdheid vast dat het aantal opvangcentra voor slachtoffers van huiselijk geweld en andere vormen van gendergerelateerd geweld ontoereikend is;

    70.

    dringt er bij de Macedonische regering op aan de bestaande culturele en financiële belemmeringen voor de toegang van vrouwen tot anticonceptie weg te nemen;

    Montenegro

    71.

    stelt met bezorgdheid vast dat het percentage vrouwen in de politieke besluitvorming de afgelopen decennia nauwelijks is gestegen; verzoekt de Montenegrijnse regering hervormingen door te voeren in de wetgeving op dit vlak en in te staan voor de naleving daarvan;

    72.

    verzoekt de Montenegrijnse regering de financiële en menselijke hulpbronnen voor het Departement voor gendergelijkheid te verhogen en het wettelijke en institutionele kader te scheppen voor de verwezenlijking van gendergelijkheid en de uitvoering van het actieplan voor gendergelijkheid;

    73.

    prijst de Montenegrijnse regering voor het in samenwerking met het maatschappelijk middenveld opgestelde nieuwe nationale actieplan ter verwezenlijking van gendergelijkheid en de in dit plan opgenomen strategische en operationele doelstellingen; dringt er bij de regering op aan voldoende personele en financiële middelen uit te trekken voor de uitvoering van het actieplan en een kader vast te stellen voor de voortzetting van de samenwerking met het maatschappelijk middenveld in de uitvoeringsfase;

    74.

    is ingenomen met de opname van maatregelen op het vlak van gendergelijkheid in het Montenegrijnse hervormingsprogramma voor toetreding; verzoekt de Montenegrijnse regering acties om bepalingen inzake gendergelijkheid uit te voeren prioriteit te geven bij de toetredingsonderhandelingen over hoofdstuk 23 „De rechterlijke macht en fundamentele rechten” en andere relevante hoofdstukken, waaronder hoofdstuk 19: Sociaal beleid en werkgelegenheid, hoofdstuk 24: Recht, vrijheid en veiligheid en hoofdstuk 18: Statistiek;

    75.

    prijst de Montenegrijnse regering voor de vooruitgang die is geboekt bij de aanpak van huiselijk geweld door middel van de goedkeuring van een gedragscode voor procedures voor gecoördineerd institutioneel optreden; stelt echter met bezorgdheid vast dat huiselijk geweld in Montenegro nog altijd een bron van grote zorg is en dringt er bij de regering op aan voldoende middelen beschikbaar te stellen en zich krachtdadig in te zetten voor de tenuitvoerlegging van de desbetreffende wetgeving en gedragscode, een nationaal noodnummer in het leven te roepen en gegevens te verzamelen;

    76.

    neemt met bezorgdheid kennis van het geringe aantal klachten over gendergerelateerde discriminatie en geweld; dringt er bij de Montenegrijnse regering op aan de nodige investeringen te doen om de kennis te vergroten over vrouwenrechten, over de bestaande wetgeving voor de bestrijding van geweld en over de mogelijkheden om schendingen te melden en aan te pakken;

    77.

    is ingenomen met de inspanningen die het Montenegrijnse parlement heeft geleverd om de tenuitvoerlegging van wetgeving inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen op systematische wijze te onderzoeken;

    Servië

    78.

    verzoekt de Servische regering het nationale programma voor integratie in de EU verder uit te voeren door de mechanismen voor toezicht op de toepassing van de wet tegen discriminatie te versterken, en de bestuurlijke capaciteit van de organen die zich bezighouden met gendergelijkheid, zoals de commissaris voor gendergelijkheid en de plaatsvervangend ombudsman voor gendergelijkheid, te verbeteren;

    79.

    prijst de Servische regering vanwege de kieswet waarin is bepaald dat de kieslijsten voor de parlementaire verkiezingen voor een derde moeten bestaan uit kandidaten van het ondervertegenwoordigde geslacht, en vanwege de volledige tenuitvoerlegging van die wet, met als resultaat dat 34 % van de zetels in het parlement wordt bezet door vrouwen;

    80.

    verzoekt de Servische regering om rechtshandhavers bij de politie en justitie nog beter te trainen op het vlak van bewustwording en de adequate afhandeling van gevallen van discriminatie en geweld op grond van geslacht, om gratis rechtsbijstand beschikbaar te stellen aan slachtoffers, en het algemene probleem van de achterstand die rechtbanken in zaken hebben aan te pakken;

    81.

    is ingenomen met de vooruitgang die is geboekt bij de bestrijding van huiselijk geweld door de goedkeuring van een algemeen protocol voor samenwerkingsprocedures in gevallen van huiselijk en relationeel geweld, de invoering van een telefonische hulpdienst en de opening van een nieuw opvanghuis; constateert echter dat huiselijk geweld in Servië nog altijd aanleiding geeft tot bezorgdheid; verzoekt de regering voldoende middelen beschikbaar te stellen en zich krachtdadig in te zetten voor de tenuitvoerlegging van de wetgeving en het protocol, mensen te stimuleren aangifte te doen en informatie en gegevens te verzamelen en te zorgen voor de uitwisseling daarvan tussen instellingen, agentschappen en maatschappelijke organisaties van en voor vrouwen;

    82.

    prijst de Servische regering en het Servische parlement voor hun nauwe samenwerking met organisaties uit het maatschappelijk middenveld bij het opstellen van en het toezicht houden op het alomvattende actieplan voor de uitvoering van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad; verzoekt de regering toereikende menselijke en financiële hulpbronnen beschikbaar te stellen voor de uitvoering van dat actieplan;

    83.

    dringt bij de Servische autoriteiten aan op verbetering van de samenwerking met maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met gendergelijkheid, en dan met name de samenwerking op lokaal niveau tussen lokale overheden en lokale maatschappelijke organisaties, bij het opstellen en uitvoeren van wetgeving en beleid inzake gendergelijkheid en gendergerelateerd geweld en het toezicht daarop, en verzoekt de Servische autoriteiten structurele steun te verlenen ten behoeve van de activiteiten van organisaties die strijden tegen gendergerelateerd geweld;

    o

    o o

    84.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen van de toetredingslanden op de Balkan.


    (1)  Bijlage bij de conclusies van de Raad van 7 maart 2011.

    (2)  PB C 59 van 23.2.2001, blz. 258.

    (3)  PB C 320 E van 15.12.2005, blz. 247.

    (4)  PB C 348 E van 21.12.2010, blz. 11.

    (5)  PB C 21 E van 28.1.2010, blz. 8.

    (6)  PB C 199 E van 7.7.2012, blz. 112


    Top